Organisatie | Waddenfonds |
---|---|
Organisatietype | Regionaal samenwerkingsorgaan |
Officiële naam regeling | Beleidsregel subsidiabele kosten Waddenfonds 2022 |
Citeertitel | Beleidsregel subsidiabele kosten Waddenfonds 2022 |
Vastgesteld door | dagelijks bestuur |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt de Beleidsregel subsidiabele kosten Waddenfonds 2020.
Deze regeling bevat de vroegst mogelijke datum van inwerkingtreding.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
11-02-2022 | nieuwe regeling | 23-11-2021 |
Artikel 1 Subsidiepercentage voor infrastructurele voorzieningen en voor landschappelijke of cultuurhistorische elementen
Voor activiteiten gericht op versterking van infrastructurele voorzieningen en op instandhouding of versterking van landschappelijke en cultuurhistorische elementen en structuren (cultureel erfgoed, zowel bouwwerken en landschapselementen), bedraagt de subsidie maximaal 40% van de subsidiabele kosten. Dit maximum geldt niet voor activiteiten die louter natuurgericht zijn (ecologisch doel).
In aanmerking komende kosten die zijn gemaakt en, voor zover van toepassing betaald, door een projectpartner in een samenwerkingsverband zoals bedoeld in de Algemene subsidieverordening, zijn op dezelfde wijze subsidiabel als kosten van de penvoerder. Deze kosten worden door de penvoerder van het betreffende samenwerkingsverband opgevoerd bij de verantwoording van de subsidie.
Artikel 4 Kosten eigen arbeid en vrijwilligers
Kosten voor eigen arbeid worden op de volgende wijze subsidiabel gesteld:
Onvoorziene kosten betreffen maximaal 7% van de subsidiabele projectkosten, exclusief kosten voor grond, Btw en stelposten. Het inzetten van een reservering in de begroting ter zake van deze kosten tijdens de uitvoering van een project, gebeurt in overleg met het Waddenfonds.
Artikel 6 Verbruikte materialen en hulpmiddelen
Onder verbruikte materialen worden stoffen verstaan die bestemd zijn voor eenmalig gebruik ten behoeve van het project en die na bewerking of verwerking geen zelfstandige zaak meer zijn. Hulpmiddelen zijn zelfstandige zaken die speciaal voor het project worden aangeschaft, niet langer dan gedurende het project worden gebruikt en na afloop van het project niet meer bruikbaar zijn.
De kosten van nieuw aangeschafte materialen en hulpmiddelen zijn subsidiabel.
Artikel 7 Duurzame kapitaalgoederen
Duurzame kapitaalgoederen zijn machines en apparatuur. Grond wordt hiertoe niet gerekend. Van door middel van koop, of een voor deze regeling daarmee gelijk te stellen rechtsfiguur zoals ‘financial lease’, aangeschafte duurzame kapitaalgoederen dient de aanvrager economisch eigenaar te zijn en deze goederen te activeren. De afschrijvingskosten van geactiveerde duurzame kapitaalgoederen zijn subsidiabel, tenzij het gaat om een investering in het projectresultaat In dat laatste geval zijn alle kosten subsidiabel, mits ze voldoen aan overige vereisten. Voor het bepalen van de afschrijvingskosten wordt zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij de door de fiscus geaccepteerde afschrijvingstermijnen, met uitzondering van mogelijkheden tot vervroegde afschrijving en vermogenskosten.
Artikel 8 Tweedehands materialen en tweedehands duurzame kapitaalgoederen
Kosten van tweedehands materialen en tweedehands duurzame kapitaalgoederen die voor het project worden aangeschaft zijn subsidiabel, mits deze niet in de voorbije zeven jaar met behulp van nationale of communautaire subsidies zijn aangekocht. De prijs mag niet hoger zijn dan de marktwaarde en is in ieder geval lager dan de aanschafprijs voor soortgelijk nieuw materiaal of een soortgelijk kapitaalgoed. De technische eisen dienen in overeenstemming te zijn met de eisen die er in het kader van het project aan mogen worden gesteld, evenals met de geldende normen en standaarden.
Tot subsidiabele grondkosten ten behoeve van het vergroten of versterken van natuur- en landschapswaarden van het Waddengebied worden gerekend:
de waarde van de grond dient gebaseerd te zijn op een taxatierapport van een erkend taxateur. Bij een waarde boven de € 500.000 dient een tweede taxatie door een andere erkende taxateur plaats te vinden en wordt de hoogte van de subsidiabele kosten van de aan te schaffen grond bepaald door het gemiddelde van de twee taxatierapporten;
Definitie (volgens 2006/C 323/01 Communautaire Kaderregeling inzake staatsteun voor onderzoek, ontwikkeling en innovatie):
Een organisatie die zich in hoofdzaak bezighoudt met het verrichten van fundamenteel onderzoek, industrieel onderzoek of experimentele ontwikkeling en het verspreiden van de resultaten daarvan door middel van onderwijs, publicaties of technologieoverdracht; alle winst wordt opnieuw geïnvesteerd in die activiteiten, in de verspreiding van de resultaten daarvan, of in onderwijs.
De verzamelnaam voor alle universiteiten, (niet commerciële) hogescholen, onderzoeksinstellingen en academische ziekenhuizen.
C. Non-profit organisaties (veelal stichtingen en verenigingen)
Definitie (volgens Eerste Nederlandse Systematisch Ingerichte Encyclopaedie):
Organisaties zonder winstoogmerk. De doelstelling van een non-profitorganisatie is de ondersteuning van private of publieke aangelegenheden voor niet-commerciële, vaak maatschappelijke doeleinden. Dit kan gaan over een grote variatie aan zaken, zoals kunst, educatie, politiek, onderzoek of ontwikkelingshulp.
Onder de categorie non-profit organisaties kunnen veel organisaties worden geschaard. Indien het voor een organisatie niet wenselijk is gebruik te maken van IKS, kan altijd van de huidige loonkostenberekeningssystematiek gebruik worden gemaakt.
De integrale kostensystematiek moet goedgekeurd zijn door de accountant van de organisatie.
In het ‘rapport van feitelijke bevindingen’ rapporteert de accountant over de hieronder genoemde aspecten en aandachtspunten van de integrale kostensystematiek:
Worden de jaarlijkse tarieven op basis van de integrale kostensystematiek voorcalculatorisch vastgesteld? Als de subsidieontvanger jaarlijks vooraf de tarieven vaststelt, is aan het begin van het jaar duidelijk wat de tarieven van dat jaar zijn. Deze tarieven worden gehanteerd bij begroting en ook bij de vaststelling van projecten. Als de subsidieontvanger niet met voorcalculatorische tarieven werkt dan toelichten.
B. Basisvoorwaarden integrale kostensystematiekkostensystematiek
Specifieke indirecte kosten van bepaalde activiteiten worden niet toegerekend aan andere activiteiten. Bijvoorbeeld: specifieke indirecte kosten van onderwijsactiviteiten worden niet toegerekend aan onderzoeksactiviteiten en specifieke indirecte kosten van de marketingafdeling worden niet toegerekend aan R&D activiteiten.
C. Uitgesloten kostencomponenten
Toelichting beleidsregel subsidiabele kosten
In de ASV Waddenfonds wordt in artikel 1.7 aangegeven wanneer geen sprake is van subsidiabele kosten.
Deze beleidsregel beoogt een kader te geven voor de meest voorkomende kosten die wel subsidiabel zijn.
Naast de bepalingen in de Algemene subsidieverordening, het Uitvoeringskader en het Uitvoeringsprogramma, kan ook in een specifieke openstelling iets zijn bepaald over subsidiabele kosten. Daarbij kunnen ook staatssteunbepalingen invloed hebben op welke kosten in een subsidieproject subsidiabel zijn en tot welke hoogte.
Artikel 2 (subsidiabele kosten), lid 2 en 3
In de Algemene subsidieverordening is bepaald dat wanneer sprake is van een samenwerkingsverband, de penvoerder van het samenwerkingsverband de aanvraag indient en de subsidieontvanger is. Bij de aanvraag wordt een door de samenwerkende partijen ondertekende samenwerkingsovereenkomst overgelegd.
Wanneer in een subsidieproject sprake is van een samenwerkingsverband waarvan de penvoerder de subsidie aanvraagt en ontvangt, worden de eigen kosten van de projectpartners op dezelfde wijze beoordeeld als de kosten van de penvoerder (die subsidieontvanger is) zelf. Dit betekent dat alleen op basis van werkelijke kosten kan worden gedeclareerd. Dus zonder winstopslag. Dit betekent ook dat als projectpartners werkzaamheden voor elkaar uitvoeren in het project dit alleen kan op basis van werkelijke kosten. Dit geldt logischerwijs ook voor aan de projectpartners of penvoerder verbonden ondernemingen.
De projectpartners in een samenwerkingsverband conform de Algemene subsidieverordening hebben in dit kader dus een andere positie dan een derde die bij het subsidieproject betrokken is. Bij een derde is sprake van een opdrachtgever/opdrachtnemer relatie.
Onder brutoloon wordt verstaan: bruto salaris, inclusief eindejaarsuitkering of een beloning in de vorm van een dertiende maand, zijnde een vast bedrag of vastgesteld percentage van het salaris, dat werknemers als extra loon ontvangen, voor zover dit is geregeld in de geldende CAO of arbeidsovereenkomst, exclusief vakantiegeld, exclusief (overige) vergoedingen, bijzondere beloningen, winst- of prestatieafhankelijke uitkeringen en aanvullende werkgeverslasten.
In de standaardopslag op het brutoloon voor werkgeverslasten van 32% zit ook het vakantiegeld.
De standaard norm die het Waddenfonds hanteert voor productieve uren is 1650 uur per jaar op basis van een fulltime dienstverband. Indien de omvang van het dienstverband kleiner is, dan worden de productieve uren naar rato van het dienstverband berekend.Ook is het mogelijk dat een organisatie standaard een andere productieve uren norm hanteert waarover overeenstemming is met de huisaccountant.
Artikel 4 Kosten eigen arbeid en vrijwilligers
Uit de vergoeding voor vrijwilligersuren dienen alle kosten voor vrijwilligers te worden vergoed, waaronder ook reis- en verblijfkosten.
Onvoorziene kosten kunnen worden meegenomen in de subsidiering tot maximaal 7% van de subsidiabele projectkosten. Van deze post kan gebruik worden gemaakt indien sprake is van onvoorziene omstandigheden, die noodzakelijk zijn om de output te realiseren.
Artikel 7 Duurzame kapitaalgoederen
Wanneer een investering wordt gedaan in het projectresultaat zijn alle kosten subsidiabel, mits ze voldoen aan alle overige vereisten.
Voor overige investeringen geldt dat alleen de afschrijvingskosten subsidiabel zijn.
Waar fiscaal geaccepteerde afschrijvingstermijnen niet voorhanden zijn, geeft de subsidieaanvrager een onderbouwde berekening van de afschrijvingskosten. Bij de subsidievaststelling van deze kosten kan het dagelijks bestuur aansluiting zoeken bij wat de fiscus in dergelijke gevallen acceptabel vindt, en hanteert in de regel als maximum de kosten van lineaire afschrijving gebaseerd op historische kosten en economische levensduur. De kosten van niet-aangeschafte duurzame kapitaalgoederen kunnen bestaan uit de huurkosten of ‘operational lease’- termijnen over de betreffende machines.
Kosten van duurzame kapitaalgoederen worden toegerekend aan een project naar evenredigheid van de tijd gedurende welke de machines worden gebruikt voor het project en gerelateerd aan de normale bezetting, op basis van een controleerbare registratie. Met ‘normale bezetting’ wordt bedoeld het aantal prestatie-eenheden (draaiuren/producten) dat de desbetreffende machines en apparatuur volgens een realistische inschatting van het management van de onderneming over de totale levensduur van het object gemiddeld jaarlijks levert. Wordt een machine uitsluitend gebruikt ten behoeve van het project, dan bestaat er geen noodzaak tot een evenredige tijdstoerekening. Wordt een machine ook gebruikt buiten het project om, dan is wel een tijdregistratie nodig om te kunnen bepalen welk deel van de kosten aan het gebruik voor het project mogen worden toegerekend.
Een uitgave voor aanschaf van grond (te onderscheiden van huur en pacht) is geen kostenpost maar een uitgave voor een aanschaf met risico van waardeverandering. De waardeverandering kan zich manifesteren als waardevermeerdering waarbij de uitgave weer vrijkomt bij verkoop. Dit bijzondere karakter van grond komt ook naar voren in het feit dat over grond niet wordt afgeschreven en grond derhalve niet kan vallen onder de in artikel 2 onderdeel d en in artikel 8 genoemde afschrijvingsbenadering voor de toerekening van de kosten van aangeschafte duurzame kapitaalgoederen.
Gezien het bijzondere karakter van grond als productiemiddel worden uitgaven in verband met de aanschaf van grond niet als noodzakelijke kosten gezien omdat de uitgaven in wezen geen kostenpost zijn. In algemene zin zijn alle uitgaven voor aanschaf van grond niet subsidiabel.
Gronduitgaven voor activiteiten gericht op het vergroten en versterken van natuur- en landschapswaarden in het Waddengebied zijn uitgezonderd van deze algemene bepaling, om de volgende reden. Grond is in dit geval niet op te vatten als productiemiddel. Verwerving van grond die langjarig voor natuur en landschap wordt ingezet leidt tot een uitgave die niet meer vrijkomt of slechts in de niet-afzienbare toekomst weer vrijkomt. De uitgave heeft het karakter van een kostenpost.