Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Medemblik

Verordening Maatschappelijke Ondersteuning gemeente Medemblik 2022

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieMedemblik
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening Maatschappelijke Ondersteuning gemeente Medemblik 2022
CiteertitelVerordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Medemblik 2022
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpalgemeen
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 2.1.3 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
  2. artikel 2.1.4 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
  3. artikel 2.1.5 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
  4. artikel 2.1.6 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
  5. artikel 2.1.7 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
  6. artikel 2.3.6 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
  7. artikel 2.6.6 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
  8. artikel 3.8 van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015
  9. artikel 5.4 van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-2024artikel 1, 6, 8, 12, 15, 16

21-12-2023

gmb-2023-561975

Z-23-475270
11-02-202201-01-2024nieuwe regeling

27-01-2022

gmb-2022-57417

Z-21-179301

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening Maatschappelijke Ondersteuning gemeente Medemblik 2022

De raad van de gemeente Medemblik,

 

gelezen het bijbehorend voorstel van het College van burgemeester en wethouders van Medemblik d.d. 21 december 2021;

 

gelet op de artikelen 2.1.3, tot en met 2.1.7, 2.3.6 en 2.6.6 van de Wet Maatschappelijke ondersteuning 2015 en artikelen 3.8 en 5.4 van het uitvoeringsbesluit Wmo 2015;

 

overwegende dat,

 

  • ingezetenen een eigen verantwoordelijkheid dragen voor de wijze waarop zij hun leven inrichten en deelnemen aan het maatschappelijk leven;

  • van een ingezetene verwacht mag worden dat zij elkaar daarin naar vermogen bijstaan;

  • ingezetenen die zelf, dan wel samen met personen uit hun omgeving onvoldoende zelfredzaam zijn of onvoldoende in staat zijn tot participatie, een beroep moeten kunnen doen op ondersteuning door de gemeente, zodat zij zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kunnen blijven wonen;

  • het noodzakelijk is om regels vast te stellen ter uitvoering van het beleidsplan met betrekking tot de ondersteuning bij de versterking van de zelfredzaamheid en participatie van personen met een beperking of met chronische psychische op psychosociale problemen, beschermd wonen en opvang, en dat het noodzakelijk is om de toegankelijkheid van voorzieningen, diensten en ruimten voor mensen met een beperking te bevorderen en daarmee bij te dragen aan het realiseren van een inclusieve samenleving;

 

b e s l u i t

 

Vast te stellen de Verordening Maatschappelijke Ondersteuning gemeente Medemblik 2022

 

En

 

In te trekken de Verordening Maatschappelijke Ondersteuning Medemblik 2020

 

Verordening maatschappelijke ondersteuning 2022

 

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsbepalingen

  • 1.

    In de verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

    • a.

      algemeen gebruikelijke voorziening: een voorziening die niet specifiek bedoeld is voor personen met een beperking, die daadwerkelijk beschikbaar is, een passende bijdrage levert aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat is tot zelfredzaamheid of participatie en financieel gedragen kan worden met een inkomen op minimumniveau;

    • b.

      algemene voorziening: aanbod van diensten of activiteiten dat, zonder voorafgaand onderzoek naar de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van de gebruikers, toegankelijk is en gericht is op maatschappelijke ondersteuning;

    • c.

      arrangement: een combinatie van een ondersteuningsprofiel en intensiteit. Het arrangement is daarmee gekoppeld aan een bepaalde zwaarte van ondersteuning. Een arrangement is een maatwerkvoorziening;

    • d.

      bijdrage: bijdrage als bedoeld in artikel 2.1.4, eerste lid, van de wet;

    • e.

      college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Medemblik

    • f.

      doel: een concrete actie hoe het resultaat behaald kan worden. Doelen worden opgesteld om toe te werken naar dat gewenste resultaat;

    • g.

      gebruikelijke ondersteuning of zorg: ondersteuning of zorg die naar algemeen aanvaarde opvattingen in redelijkheid mag worden verwacht van de partner, ouders, inwonende kinderen of anderen die tot het huishouden van de inwoner behoren;

    • h.

      ingezetene: een persoon die het hoofdverblijf in de gemeente Medemblik heeft;

    • i.

      intensiteit: de mate van ondersteuningsbehoefte en benodigde inzet die nodig is om het gewenste resultaat te bereiken. De intensiteit is gekoppeld aan het ondersteuningsprofiel;

    • j.

      keukentafelgesprek: gesprek dat plaatsvindt in het kader van het onderzoek naar de ondersteuningsbehoefte van de inwoner;

    • k.

      lokale toegang: voorziening die een gemeente heeft ingericht om informatie/ ondersteuning te bieden aan een inwoner;

    • l.

      maatschappelijke ondersteuning:

      • i.

        bevorderen van de sociale samenhang, de mantelzorg en vrijwilligerswerk, de toegankelijkheid van voorzieningen, diensten en ruimten voor mensen met een beperking, de veiligheid en leefbaarheid in de gemeente, alsmede voorkomen en bestrijden van huiselijk geweld,

      • ii.

        ondersteunen van de zelfredzaamheid en het bevorderen van de participatie van personen met een beperking of met chronische psychische of psychosociale problemen zoveel mogelijk in de eigen leefomgeving,

      • iii.

        bieden van beschermd wonen en opvang;

    • m.

      maatwerkvoorziening: na zorgvuldig onderzoek aan inwoner toegekend geheel van diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die op de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van een persoon zijn afgestemd.

    • n.

      mantelzorg: intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke ondersteuning overstijgt.

    • o.

      niet-professionele ondersteuning: ondersteuning die niet voldoet aan de criteria van professionele ondersteuning en/of niet valt onder gebruikelijke zorg;

    • p.

      ondersteuning uit sociaal netwerk: ondersteuning die wordt geleverd door een persoon uit het sociale netwerk die niet valt onder gebruikelijke zorg of ondersteuning van een aanbieder;

    • q.

      ondersteuningsprofiel: de aard van de ondersteuningsbehoefte van de inwoner;

    • r.

      pgb: persoonsgebonden budget

    • s.

      perspectiefplan: een plan waarin de ondersteuningsbehoeften van de inwoner zijn vastgelegd samen met de resultaten en hoe deze te bereiken en waarin op verschillende leefgebieden de situatie in kaart is gebracht om een effectieve ondersteuning van de inwoner mogelijk te maken;

    • t.

      professionele ondersteuning: ondersteuning die wordt geleverd door een daartoe opgeleid persoon in dienst bij een zorgaanbieder of een daartoe opgeleid persoon in dienst als ZZP-er;

    • u.

      resultaat: de uitkomst van de ingezette ondersteuning welke staat omschreven in een perspectiefplan;

    • v.

      spoedeisende situatie: een onvoorziene situatie die geen uitstel verdraagt;

    • w.

      toezicht: het verzamelen van informatie over de vraag of een handeling of zaak voldoet aan de daaraan gestelde eisen, het zich daarna vormen van een oordeel daarover en het eventueel naar aanleiding daarvan interveniëren;

    • x.

      toezichthouder: ambtenaar bevoegd tot toezicht op de naleving van de wet zoals gesteld in artikel 6.1 van de wet;

    • y.

      voorliggende voorziening: algemene voorziening of andere voorziening waarmee een vergelijkbaar adequaat resultaat wordt bereikt als met een voorziening op grond van de Wmo;

    • z.

      voorziening: algemene voorziening of maatwerkvoorziening;

    • aa.

      wet: Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.

  • 2.

    Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de wet, het Uitvoeringsbesluit maatschappelijke ondersteuning 2015, de Uitvoeringsregeling maatschappelijke ondersteuning en de Algemene wet bestuursrecht.

Hoofdstuk 2. Procedure aanvraag, advies en besluitvorming

Artikel 2. Procedureregels toegang maatschappelijke ondersteuning

  • 1.

    Het college bepaalt met inachtneming van de artikelen 2.3.1 tot en met 2.3.5 van de wet of een inwoner in aanmerking komt voor een maatwerkvoorziening.

  • 2.

    Het college kan nadere regels stellen omtrent de procedure tot toegang van een maatschappelijke voorziening.

Artikel 3. Aanvraag

  • 1.

    Een inwoner, zijn gemachtigde, bewindvoerder of vertegenwoordiger kan een aanvraag om een maatwerkvoorziening schriftelijk of digitaal indienen bij het college met inachtneming van het bepaalde in artikel 2.3.2 lid 9 van de wet.

  • 2.

    Het volledig ingevulde en ondertekende perspectiefplan of gespreksverslag dat bij de gemeente wordt ingediend, kan als aanvraag voor een maatwerkvoorziening worden gezien.

Artikel 4. Clientondersteuning

  • 1.

    Het college zorgt ervoor dat inwoners kosteloos een beroep kunnen doen op onafhankelijke cliëntondersteuning waarbij het belang van de inwoner uitgangspunt is.

  • 2.

    Het college wijst de inwoner voor het gesprek op de mogelijkheid hiervan gebruik te maken.

Artikel 5. Advisering

  • 1.

    Het college kan om een extern deskundigenadvies vragen indien zij dat gewenst vindt.

  • 2.

    Een advies is niet bindend. Het college blijft zelf eindverantwoordelijk voor het te nemen besluit en de motivering daarvan.

Artikel 6. Inhoud beschikking

  • 1.

    In de beschikking op een aanvraag wordt in ieder geval aangegeven of deze als voorziening in natura of als pgb wordt verstrekt en wordt tevens aangegeven hoe bezwaar tegen de beschikking kan worden gemaakt.

  • 2.

    De beschikking bevat een vermelding of een eigen bijdrage van toepassing is.

  • 3.

    Wijzigingen in de persoonlijke situatie waarvan inwoner of zijn vertegenwoordiger zich redelijkerwijs bewust moet zijn dat deze van invloed kunnen zijn op de beoordeling van de ondersteuningsbehoefte dienen zo spoedig mogelijk te worden doorgegeven aan de lokale toegang

  • 4.

    Bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd:

    • a.

      wat het te verstrekken arrangement (profiel en intensiteit) of de te verstrekken maatwerkvoorziening is en wat het beoogde resultaat daar van is;

    • b.

      de motivering voor de maatwerkvoorziening;

    • c.

      wat de startdatum en, indien van toepassing, de einddatum van de maatwerkvoorziening is;

    • d.

      indien van toepassing hoe de maatwerkvoorziening wordt verstrekt;

    • e.

      indien van toepassing welke andere maatwerkvoorzieningen relevant zijn of kunnen zijn;

    • f.

      dat de maatwerkvoorziening door de inwoner binnen 3 maanden na afgifte beschikking dient te worden ingezet of aangevangen;

    • g.

      dat een herindicatie zes weken voor de einddatum van de maatwerkvoorziening dient te worden aangevraagd bij de lokale toegang;

  • 5.

    Bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening in de vorm van een pgb wordt in de beschikking in ieder geval ook vastgelegd:

    • a.

      dat er kwaliteitseisen van toepassing zijn;

    • b.

      indien van toepassing de omvang van de ondersteuning;

    • c.

      wat de hoogte van het pgb is en hoe hiertoe is gekomen;

    • d.

      dat de besteding van de pgb verantwoord moet worden;

    • e.

      Aan welk doel of voorziening het PGB wordt besteed;

    • f.

      of een eigen bijdrage in de kosten verschuldigd.

  • 6.

    Het perspectiefplan maakt, indien aanwezig, onderdeel uit van de beschikking door middel van een verwijzing daartoe.

  • 7.

    Het college van de gemeente Hoorn is door de Westfriese gemeenten gemandateerd om maatwerkvoorzieningen Beschermd Wonen en Maatschappelijke opvang te beschikken en te leveren voor en eventueel binnen een andere Westfriese gemeente.

Hoofdstuk 3. Criteria en weigeringsgronden

Artikel 7. Criteria voor een maatwerkvoorziening

  • 1.

    Het college neemt, indien aanwezig, in ieder geval de volgende documenten mee in de beoordeling van de ondersteuningsbehoefte:

    • a.

      het persoonlijk plan;

    • b.

      het perspectiefplan;

    • c.

      het gespreksverslag van het keukentafelgesprek waarin de voor beoordeling van de ondersteuningsbehoefte relevante gegevens zijn opgenomen;

    • d.

      andere documenten die relevant zijn voor de beoordeling van de ondersteuningsbehoefte die door of namens de inwoner zijn ingebracht;

  • 2.

    Het college stelt na zorgvuldig onderzoek ten minste vast:

    • a.

      wat de ondersteuningsvraag is;

    • b.

      welke problemen ondervonden worden bij de zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie, dan wel het zich zelfstandig kunnen handhaven in de samenleving;

    • c.

      welke ondersteuning naar aard en omvang nodig is om een passende bijdrage te leveren aan de zelfredzaamheid of participatie of het zich kunnen handhaven in de samenleving;

    • d.

      in hoeverre de eigen mogelijkheden, gebruikelijke ondersteuning, mantelzorg, ondersteuning door andere personen uit het sociale netwerk, algemene voorzieningen of voorliggende voorzieningen de nodige ondersteuning kunnen bieden;

    • e.

      of de inwoner de ondersteuningsbehoefte redelijkerwijs kon voorzien en verwacht mocht worden dat de inwoner zijn handelen en nalaten hierop had aangepast waardoor geen maatwerkvoorziening nodig zou zijn geweest;

    • f.

      of een andere voorziening nodig is dan de voorziening waar de inwoner om vraagt.

  • 3.

    Indien een maatwerkvoorziening nodig is ter vervanging van een eerder door het college verstrekte voorziening, wordt deze slechts verstrekt als de eerder verstrekte voorziening technisch is afgeschreven tenzij:

    • a.

      de eerder verstrekte voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan de inwoner zijn toe te rekenen;

    • b.

      de inwoner geheel of gedeeltelijk tegemoet komt in de veroorzaakte kosten;

    • c.

      de eerder verstrekte voorziening niet langer een oplossing biedt voor de behoefte van de inwoner aan maatschappelijke ondersteuning.

  • 4.

    Als een maatwerkvoorziening noodzakelijk is, verstrekt het college de goedkoopst adequate voorziening.

  • 5.

    Een ingezetene kan in aanmerking komen voor (maatschappelijke) opvang indien deze:

    • a.

      feitelijk of residentieel dakloos is, al dan niet voorafgaand aan opname in een (psychiatrische) kliniek, of aan detentie, en

    • b.

      beperkt redzaam is op meerdere door het college aan te wijzen leefgebieden, en

    • c.

      niet beschikt over alternatieven die de noodzaak voor beschermd wonen kunnen opheffen.

  • 6.

    Het college kan nadere regels stellen omtrent criteria voor een maatwerkvoorziening

Artikel 8. Weigeringsgronden

  • 1.

    Geen maatwerkvoorziening wordt verstrekt:

    • a.

      voor zover met betrekking tot de problematiek die in het gegeven geval aanleiding geeft voor de noodzaak tot ondersteuning, een voorziening op grond van een andere wettelijke bepaling bestaat;

    • b.

      als de inwoner de gevraagde voorziening voor de melding heeft gerealiseerd of geaccepteerd, tenzij er sprake is van een acute noodsituatie waardoor het voor de inwoner dringend noodzakelijk was de voorziening te treffen;

    • c.

      als de inwoner de gevraagde voorziening na de melding en vóór datum van besluit heeft gerealiseerd of geaccepteerd, tenzij het college daarvoor schriftelijk toestemming heeft gegeven of de noodzaak en passendheid van de voorziening en de gemaakte kosten achteraf nog kan beoordelen;

    • d.

      voor zover de aanvraag betrekking heeft op een voorziening die aan inwoner al eerder is verstrekt in het kader van enige wettelijke bepaling of regeling en de normale afschrijvingstermijn van de voorziening nog niet verstreken is, tenzij de eerder vergoede of verstrekte voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan de inwoner zijn toe te rekenen, of tenzij inwoner geheel of gedeeltelijk tegemoetkomt in de veroorzaakte kosten;

    • e.

      voor zover de aanvraag betrekking heeft op een al aangeschafte of ingezette maatwerkvoorziening en waarvan niet meer na te gaan is of deze voorziening noodzakelijk was.

    • f.

      voor zover deze niet hoofdzakelijk op het individu is gericht;

    • g.

      als deze voorziening niet noodzakelijk was geweest wanneer de inwoner rekening had gehouden met de reeds bestaande en bekende beperkingen en de te verwachten ontwikkelingen daarvan;

    • h.

      als deze niet langdurig noodzakelijk is, tenzij het gaat om hulp bij het huishouden of begeleiding;

    • i.

      indien de ingezetene geen inwoner is van de gemeente Medemblik, uitzondering hierop is opvang en beschermd wonen.

  • 2.

    Bij de te verstrekken vervoersvoorziening wordt ten aanzien van de vervoersbehoefte ten behoeve van maatschappelijke participatie uitsluitend rekening gehouden met de verplaatsingen in de directe woon- en leefomgeving in het kader van het leven van alledag met een maximum van 2.000 km per jaar.

  • 3.

    Geen woonvoorziening wordt verstrekt:

    • a.

      voor zover de beperkingen voortkomen uit de aard van de in de woning gebruikte materialen, de slechte staat van het onderhoud of de omstandigheid dat de woning niet voldoet aan de geldende wettelijke eisen;

    • b.

      indien inwoner zijn hoofdverblijf niet heeft of niet zal hebben in de woning waaraan de voorziening wordt getroffen;

    • c.

      ten behoeve van (niet gelimiteerd tot) hotels/pensions, trekkerswoonwagens, tweede woningen, vakantie- en recreatiewoningen, ADL-clusterwoningen en gehuurde kamers, met uitzondering van een voorziening voor verhuizing en inrichting;

    • d.

      voor het aanpassen of onderhouden van een gemeenschappelijke ruimte in een wooncomplex dat specifiek is bestemd voor de huisvesting van senioren of personen met een beperking;

    • e.

      indien de noodzaak het gevolg is van een verhuizing waarvoor geen aanleiding bestaat op grond van beperkingen bij de zelfredzaamheid of participatie;

    • f.

      indien de inwoner niet is verhuisd naar de voor zijn of haar beperkingen op dat moment meest geschikte beschikbare woning, tenzij daarvoor vooraf schriftelijk toestemming is verleend door het college;

    • g.

      indien een verhuiskostenvergoeding goedkoper en eveneens adequaat is.

Hoofdstuk 4. Maatwerkvoorzieningen in de vorm van pgb en financiële tegemoetkomingen

Artikel 9. Financiële tegemoetkoming

  • 1.

    Een financiële tegemoetkoming is een verstrekkingsvorm voor een maatwerkvoorziening.

  • 2.

    Het college kan een financiële tegemoetkoming ter beschikking stellen. Een financiële tegemoetkoming is een geldbedrag dat een cliënt wordt toegewezen als tegemoetkoming in de kosten die gemaakt worden om een geïndiceerde voorziening aan te schaffen.

  • 3.

    De financiële tegemoetkoming levert een passende bijdrage aan de zelfredzaamheid en participatie van de inwoner, zonder dat deze kostendekkend hoeft te zijn.

  • 4.

    De financiële tegemoetkoming bestaat uit een forfaitair bedrag waar geen eigen bijdrage voor verschuldigd is.

  • 5.

    Een financiële tegemoetkoming kan verstrekt worden voor:

    • a.

      een vergoeding voor het gebruik van een individuele taxi wanneer de Regiotaxi geen adequate oplossing is;

    • b.

      een vergoeding voor het gebruik van een individuele rolstoeltaxi wanneer de Regiotaxi geen adequate oplossing is;

    • c.

      de aanschaf en onderhoud van een sportrolstoel of andere sportvoorziening voor recreatieve doeleinden, wanneer deze de zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie zoals bedoeld in de wet bevordert, voor een periode van minimaal 3 jaar;

    • d.

      een verhuisvergoeding. Het college kan , indien het primaat van verhuizen van toepassing is, eenmalig voor verhuiskosten een financiële tegemoetkoming verstrekken op grond van bijzondere omstandigheden indien sprake is van een onverwacht veranderde medische situatie.

Artikel 10. Tegemoetkoming meerkosten personen met een beperking of chronische problemen

Het college verstrekt in overeenstemming met de Beleidsregel tegemoetkoming chronisch zieken, gehandicapten en ouderen, bedoeld in artikel 2.1.7 van de wet, en de nader vastgestelde regeling aan personen met een beperking of chronische psychische of psycho-sociale problemen die daarmee verband houdende aannemelijke meerkosten hebben, een tegemoetkoming ter ondersteuning van de zelfredzaamheid en de participatie.

Artikel 11. Regels voor een pgb

  • 1.

    Het college verstrekt een pgb in overeenstemming met artikel 2.3.6 van de wet.

  • 2.

    Het college kent een pgb toe als naar het oordeel van het college is vastgesteld dat de inwoner (en diens eventuele vertegenwoordiger) voldoende vaardig is zoals verwoord in artikel 2.3.6 lid 2 onder a. van de wet.

  • 3.

    Het college kan nadere regels stellen omtrent regels voor een pgb.

Artikel 12. Weigeringsgronden voor een pgb

  • 1.

    Het college verstrekt geen pgb voor zover de aanvraag betrekking heeft op kosten die de belanghebbende 3 maanden voorafgaand aan de indiening van de melding heeft gemaakt, en/of waarvan niet meer is na te gaan of de ingekochte voorziening noodzakelijk was.

  • 2.

    Het college kent geen pgb toe als:

    • a.

      in de drie jaren, voorafgaand aan de datum van het onderzoek, toepassing is gegeven aan artikel 2.3.10, eerste lid, onderdeel a, d, en e van de wet;

    • b.

      er sprake is van ondersteuning in een spoedeisende situatie, als bedoeld in artikel 2.3.3 van de wet;

    • c.

      het pgb bestemd is voor besteding in het buitenland, tenzij met uitdrukkelijke schriftelijke toestemming van het college en indien voldaan is aan door het college te stellen nadere voorwaarden;

    • d.

      het pgb bedoeld is voor de betaling van tussenpersonen, bemiddelingskosten of belangenbehartigers;

    • e.

      het pgb bedoeld is voor ondersteunings- of administratiekosten;

    • f.

      de kwaliteit van de ondersteuning onvoldoende is geborgd.

  • 3.

    Het college weigert een pgb indien zij verwacht dat de budgethouder of zijn vertegenwoordiger niet kan voldoen aan de taken verbonden aan het pgb.

    sub 1. Het pgb wordt in ieder geval geweigerd als de aanvrager aantoonbaar:

    • a.

      handelingsonbekwaam is;

    • b.

      geen inzicht in zijn functionele beperkingen heeft;

    • c.

      als gevolg van een verstandelijke handicap of ernstig psychische problemen onvoldoende inzicht heeft;

    • d.

      als gevolg van vastgestelde, blijvende cognitieve stoornis onvoldoende inzicht heeft;

    • e.

      als gevolg van het onvoldoende machtig zijn van de Nederlandse taal in woord en geschrift onvoldoende inzicht heeft;

    sub 2. Het pgb wordt in ieder geval geweigerd als:

    • a.

      er sprake is van verslavingsproblematiek;

    • b.

      er eerder misbruik is gemaakt van het pgb;

    • c.

      er sprake is van aangetoonde fraude;

    • d.

      er een schuld is bij de zorgverlener waar de voorziening wordt/zal worden ingekocht;

    • e.

      het pgb- of ondersteuningsplan als onvoldoende wordt beoordeeld door het college of het ondersteuningsplan of pgb-plan niet of onvolledig wordt ingeleverd;

    • f.

      de in te kopen ondersteuning onder een andere wet dan de Wmo valt;

    • g.

      een wettelijke vertegenwoordiger niet expliciet instaat voor het uitvoeren van de taken die komen kijken bij een pgb;

    • h.

      de zorgaanbieder waar de voorziening wordt/zal worden ingekocht geregistreerd staat bij het informatie Knooppunt Zorgfraude;

    • i.

      bij de zorgaanbieder waar de voorziening wordt/zal worden ingekocht in de afgelopen drie jaar het contract is ontbonden en/of niet is verlengd op basis van het onderzoek door de toezichthouder en/of een onderzoek loopt van een toezichthouder;

    • j.

      de vertegenwoordiger banden heeft met de in te zetten zorgaanbieder.

Artikel 13. Onderscheid professionele en niet-professionele ondersteuning

  • 1.

    Bij het vaststellen van de hoogte van het pgb, wordt onderscheid gemaakt tussen professionele en niet-professionele ondersteuning.

  • 2.

    Van professionele ondersteuning is sprake als de ondersteuning geleverd wordt door onderstaande personen, met uitzondering van bloed- of aanverwanten in de 1e of 2e graad van de inwoner:

    • a.

      personen die werkzaam zijn bij een instelling die ten aanzien van de voor het pgb uit te voeren taken/werkzaamheden ingeschreven staat in het Handelsregister (conform artikel 5 Handelsregisterwet 2007) en die beschikken over de relevante diploma’s die nodig zijn voor uitoefening van de desbetreffende taken, of;

    • b.

      personen die aangemerkt zijn als Zelfstandige zonder personeel. Daarnaast moeten ze ten aanzien van de voor het pgb uit te voeren taken/werkzaamheden ingeschreven staan in het Handelsregister (conform artikel 5 Handelsregisterwet 2007) en beschikken over de relevante diploma’s die nodig zijn voor uitoefening van de desbetreffende taken.

  • 3.

    Niet-professionele ondersteuning is:

    • a.

      ondersteuning die geboden wordt door personen, al dan niet uit het sociaal netwerk, die niet voldoen aan de criteria als genoemd in lid 2 of die valt onder gebruikelijke zorg of ondersteuning;

    • b.

      ondersteuning die wordt geboden door personen die voldoen aan de criteria als genoemd in lid 2, maar bloed- of aanverwanten in de 1e of 2e graad zijn van de inwoner.

Hoofdstuk 5. Berekening van prijzen/ tarieven en eigen bijdragen

Artikel 14. Verhouding prijs en kwaliteit levering dienst door derden

  • 1.

    Ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering van een dienst door een derde als bedoeld in artikel 2.6.4 van de wet en de eisen die gesteld worden aan de kwaliteit van de dienst stelt het college vast:

    • a.

      een vaste prijs, die geldt voor een inschrijving als bedoeld in de Aanbestedingswet 2012 en het aangaan overeenkomst met derde; of

    • b.

      een reële prijs die geldt als ondergrens voor:

      • i.

        een inschrijving en het aangaan overeenkomst met de derde; en

      • ii.

        de vaste prijs, bedoeld in onderdeel a.

  • 2.

    Het college stelt de prijzen, bedoeld in het eerste lid, vast:

    • a.

      overeenkomstig de eisen aan de kwaliteit van die dienst, waaronder de eisen aan de deskundigheid van de beroepskracht, bedoeld in artikel 2.1.3, tweede lid, onderdeel c, van de wet; en

    • b.

      rekening houdend met de continuïteit in de hulpverlening, bedoeld in artikel 2.6.5, tweede lid, van de wet, tussen degenen aan wie de dienst wordt verstrekt en de betrokken hulpverleners.

  • 3.

    Het college baseert de vaste prijs of de reële prijs op de volgende kostprijselementen:

    • a.

      de kosten van de beroepskracht;

    • b.

      redelijke overheadkosten;

    • c.

      kosten voor niet productieve uren van de beroepskrachten als gevolg van verlof, ziekte, scholing, werkoverleg;

    • d.

      reis en opleidingskosten;

    • e.

      indexatie van de reële prijs voor het leveren van een dienst;

    • f.

      overige kosten als gevolg van door de gemeente gestelde verplichtingen voor aanbieders waaronder rapportageverplichtingen en administratieve verplichtingen.

  • 4.

    Het college kan het eerste lid, onderdeel b, buiten beschouwing laten indien bij de inschrijving aan de derde de eis wordt gesteld een prijs voor de dienst te hanteren die gebaseerd is op hetgeen gesteld is in het tweede en derde lid. Daarover legt het college verantwoording af aan de gemeenteraad.

  • 5.

    Het college bepaalt met welke derde als bedoeld in het eerste lid hij een overeenkomst aangaat.

  • 6.

    Het college kan bij het verlenen van de opdracht voor te leveren diensten rekening houden met:

    • a.

      de aard en omvang van de te verrichten taken;

    • b.

      de voor de sector toepasselijke CAO-schalen in relatie tot de zwaarte van de functie;

    • c.

      een redelijke toeslag voor overheadkosten;

    • d.

      een voor de sector reële mate van non-productiviteit van het personeel als gevolg van verlof, ziekte, scholing en werkoverleg;

    • e.

      kosten voor bijscholing van het personeel;

  • 7.

    Het college houdt bij het verlenen van de opdracht voor te leveren overige maatwerkvoorzieningen, rekening met:

    • a.

      de marktprijs van de voorziening;

    • b.

      de eventuele extra taken die in verband met de voorziening van de leverancier worden gevraagd, zoals:

      • i.

        aanmeten, levering en plaatsing van de voorziening;

      • ii.

        instructie over het gebruik van de voorziening;

      • iii.

        onderhoud van de voorziening

      • iv.

        verzekering van de voorziening.

  • 8.

    Het college kan nadere regels stellen ter zake en met inachtneming van het voorgaande.

Artikel 15. Wijze van berekenen van een pgb

  • 1.

    De hoogte van een pgb:

    • a.

      wordt vastgesteld aan de hand van een door de inwoner opgesteld plan waarin is opgenomen hoe de inwoner het pgb gaat besteden;

    • b.

      wordt berekend op basis van een prijs of tarief waarmee is verzekerd dat het pgb toereikend is om veilige, doeltreffende en kwalitatief goede diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot de maatwerkvoorziening behoren, van derden te betrekken, en wordt indien nodig aangevuld met een vergoeding voor onderhoud en verzekering; en

    • c.

      bedraagt niet meer dan de kostprijs van de in de desbetreffende situatie goedkoopst adequate beschikbare maatwerkvoorziening in natura.

  • 2.

    De hoogte van een pgb inclusief vakantietoeslag (v.t) voor een geïndiceerde voorziening bedraagt:

    • a.

      maximaal 100 % van het toepasselijk tarief per profiel indien uitgevoerd door een daartoe opgeleid persoon in dienst bij een zorgaanbieder, rekening houdend met de intensiteit van de ondersteuning en de aard van de beperkingen zoals ook het geval is bij de gecontracteerde aanbieders;

    • b.

      maximaal 85 % van het toepasselijk tarief per profiel indien uitgevoerd door een daartoe opgeleid persoon in dienst als ZZPer, rekening houdend met de intensiteit van de ondersteuning en de aard van de beperkingen zoals ook het geval is bij de gecontracteerde aanbieders;

    • c.

      indien een pgb voor begeleiding uitgevoerd wordt door niet-professionele ondersteuning, geldt een maximum tarief van € 23,23.

  • 3.

    Het uurtarief voor huishoudelijke ondersteuning is bepaald op € 19,80 per uur incl. vakantietoeslag en tegenwaarde van de verlofuren.

  • 4.

    Het tarief voor taxi- en rolstoelvervoer stelt het college vast in nadere regels en/of het financieel besluit.

  • 5.

    Het college stelt de pgb-tarieven voor maatwerkvoorzieningen vast via het financieel besluit Wmo.

Artikel 16. Bijdrage in de kosten van maatwerkvoorzieningen en algemene voorzieningen

  • 1.

    Een inwoner kan een bijdrage verschuldigd zijn voor het gebruik van een algemene voorziening, niet zijnde onafhankelijke cliëntondersteuning.

  • 2.

    Een inwoner is een bijdrage in de kosten verschuldigd voor een maatwerkvoorziening dan wel pgb, zolang de inwoner van de maatwerkvoorziening gebruik maakt of gedurende de periode waarvoor het pgb wordt verstrekt. Bij een koopvoorziening is het totaal van de bijdragen nooit hoger dan de kostprijs van de voorziening.

  • 3.

    Het college bepaalt bij nadere regeling:

    • a.

      voor welke algemene voorzieningen, niet zijnde onafhankelijke cliëntondersteuning, de inwoner een bijdrage is verschuldigd;

    • b.

      welke voorzieningen en doelgroepen zijn uitgezonderd van het bepaalde in het tweede lid;

    • c.

      wat per soort algemene voorziening de hoogte van deze bijdrage is;

    • d.

      dat de bijdrage voor een maatwerkvoorziening ten behoeve van een woningaanpassing voor een minderjarige is verschuldigd door de onderhoudsplichtige ouders/verzorgers.

  • 4.

    Voor de algemene voorzieningen en maatwerkvoorzieningen bedraagt de hoogte van de bijdrage voor een of meerdere voorzieningen samen het bedrag genoemd in artikel 2.14 lid 3 en artikel 2.1.4a lid 4 Wmo 2015 per maand voor de ongehuwde cliënt of de gehuwde cliënt samen.

  • 5.

    Een inwoner is een niet van het inkomen afhankelijke ritbijdrage verschuldigd voor de kosten voor het gebruik van collectief vervoer. De ritbijdrage wordt berekend aan de hand van vaste tarieven per zone of kilometer op basis van de tarieven van het openbaar vervoer. De ritbijdrage kan worden gewijzigd aan de hand van ontwikkelingen van de tarieven van het openbaar vervoer. Het college stelt de ritbijdrage vast bij nadere regeling in een financieel besluit.

  • 6.

    Bovenstaande bijdragen uit de Wet abonnementstarief worden namens het college berekend en geïnd door het CAK.

  • 7.

    Het college bepaalt bij nadere regeling:

    • a.

      Op welke wijze de kostprijs van een maatwerkvoorziening wordt bepaald, en;

    • b.

      Door welke andere instantie dan het CAK in de gevallen bedoeld in artikel 2.1.4, zevende lid van de wet de bijdragen voor een maatwerkvoorziening worden vastgesteld en geïnd.

  • 8.

    Startmoment eigen bijdrage:

    • a.

      datum van beschikking vormt start eigen bijdrage bij een pgb;

    • b.

      datum van levering ondersteuning door zorgaanbieder vormt start eigen bijdrage bij gecontracteerde zorgaanbieders;

    • c.

      datum van levering van het hulpmiddel, woningaanpassing of andere maatwerkvoorziening;

    • d.

      de eigen bijdrage wordt geheven vanaf de maand waarin het startmoment valt.

  • 9.

    Stopmoment eigen bijdrage:

    • a.

      datum van aflopen indicatie vormt het stopmoment van eigen bijdrage;

    • b.

      datum dat kostprijs is afbetaald is stopmoment eigen bijdrage;

    • c.

      in geval van een doorlopend servicecontract of verzekering via de gemeente kan het stopmoment van de eigen bijdrage worden verlengd;

    • d.

      de eigen bijdrage is verschuldigd tot en met de maand waarin het stopmoment valt.

Artikel 17. Indexering

  • 1.

    Het college kan ieder jaar besluiten om bedragen te indexeren op basis van het prijsindexcijfer zoals bekend gemaakt door het Centraal Bureau voor de Statistiek. Dit wordt via het ‘financieel besluit Wmo’ kenbaar gemaakt.

  • 2.

    Toegekende maatwerkvoorzieningen in de vorm van een pgb worden gedurende de looptijd van de individuele voorziening niet geïndexeerd.

Hoofdstuk 6. Kwaliteitsmanagement en fraudebestrijding

Artikel 18. Kwaliteitseisen maatschappelijke ondersteuning

  • 1.

    Het college neemt in de contracten en subsidieafspraken met aanbieders op aan welke kwaliteitseisen de maatschappelijke ondersteuning moet voldoen. Hierbij sluit het college zoveel als mogelijk aan bij artikel 3.1 van de wet en de kwaliteits- en deskundigheidseisen die in de desbetreffende branche gelden.

  • 2.

    Als en voor zover geen kwaliteits- en deskundigheidseisen gedefinieerd en vastgesteld zijn stelt het college in aanvulling of afwijking daarvan nadere regels vast met betrekking tot de kwaliteit van de maatschappelijke ondersteuning. Hierbij neemt het college minimaal de volgende eisen mee:

    • a.

      de voorzieningen worden afgestemd op de persoonlijke situatie van de inwoner;

    • b.

      de voorzieningen worden afgestemd met andere vormen van zorg en welzijn;

    • c.

      beroepskrachten handelen in overeenstemming met de professionele standaard.

  • 3.

    Onverminderd de bestuursrechtelijke en civielrechtelijke toezicht handhavingsbevoegdheden handhaaft het college deze nadere regels van lid 2 door periodieke overleggen met de aanbieder(s) en de cliëntenra(a)den, en een jaarlijks cliëntervaringsonderzoek.

  • 4.

    Indien een zorgaanbieder diensten aanbiedt via een pgb, gelden ten minste dezelfde kwaliteitseisen als voor ingekochte zorg.

  • 5.

    Indien het een maatwerkvoorziening via een pgb betreft toetst het college het pgb-plan van de inwoner en beoordeelt of de kwaliteit door de gewenste zorgaanbieder geboden kan worden.

  • 6.

    Het college kan nadere regels stellen omtrent kwaliteitseisen.

Artikel 19. Voorkoming en bestrijding van ten onrechte ontvangen maatwerkvoorzieningen en pgb’s en misbruik of oneigenlijk gebruik van de Wmo 2015

  • 1.

    Het college informeert inwoners of hun vertegenwoordiger over de rechten en plichten die aan het ontvangen van een maatwerkvoorziening of pgb zijn verbonden en over de mogelijke gevolgen van misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet.

  • 2.

    Onverminderd artikel 2.3.8 van de wet doet een inwoner aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden, waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing als bedoeld in artikel 2.3.5 of 2.3.6 van de wet.

  • 3.

    Onverminderd artikel 2.3.10 van de wet kan het college een beslissing als bedoeld in artikel 2.3.5 of 2.3.6 van de wet herzien dan wel intrekken als het college vaststelt dat:

    • a.

      de inwoner of zijn (wettelijke) vertegenwoordiger onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid;

    • b.

      de inwoner niet langer op de maatwerkvoorziening of het pgb is aangewezen;

    • c.

      de maatwerkvoorziening of het pgb niet meer toereikend is te achten;

    • d.

      de inwoner verblijft in een instelling als bedoeld in de Wet langdurige zorg of de Zorgverzekeringswet;

    • e.

      de inwoner niet voldoet aan de aan de maatwerkvoorziening of het pgb verbonden voorwaarden;

    • f.

      de inwoner de maatwerkvoorziening of het pgb niet of voor een ander doel gebruikt;

    • g.

      de zorgverlener onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid.

  • 4.

    Een beslissing tot verlening van een maatwerkvoorziening kan worden ingetrokken als blijkt dat de maatwerkvoorziening binnen drie maanden na toekenning niet is aangewend voor de bekostiging van de voorziening waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.

  • 5.

    Als het college een beslissing op grond van het derde lid, onder a, heeft ingetrokken en de verstrekking van de onjuiste of onvolledige gegevens door de inwoner opzettelijk heeft plaatsgevonden, kan het college van de inwoner en degene die daaraan opzettelijk zijn medewerking heeft verleend, geheel of gedeeltelijk de geldswaarde vorderen van de ten onrechte genoten maatwerkvoorziening of het ten onrechte genoten pgb.

  • 6.

    Als het recht op een in eigendom of in bruikleen verstrekte voorziening is ingetrokken, kan deze voorziening worden teruggevorderd.

  • 7.

    Bij herhaald en ernstig wangedrag bij het ontvangen van diensten dan wel herhaalde onzorgvuldige omgang met verstrekte voorzieningen, kan het college al dan niet tijdelijke maatregelen ten aanzien van de inwoner treffen ter bescherming van de medewerker van een aanbieder dan wel voorkomen van (verdere) schade.

  • 8.

    Het college kan nadere regels stellen omtrent oneigenlijk gebruik van de Wmo 2015.

Artikel 20. Opschorting betaling uit het pgb

  • 1.

    Het college kan de Sociale verzekeringsbank gemotiveerd verzoeken te beslissen tot een gehele of gedeeltelijke opschorting van betalingen uit het pgb voor ten hoogste een door het college vastgestelde periode, als er ten aanzien van een inwoner of zorgverlener een ernstig vermoeden is gerezen dat sprake is van een omstandigheid als bedoeld in artikel 2.3.10, eerste lid, onder a, d of e, van de wet.

  • 2.

    Het college kan de Sociale verzekeringsbank gemotiveerd verzoeken te beslissen tot een gehele of gedeeltelijke opschorting van betalingen uit het pgb voor de duur van de opname als sprake is van een omstandigheid als bedoeld in artikel 19, derde lid, onder d van deze verordening.

  • 3.

    Het college stelt inwoner en zijn budgethouder schriftelijk op de hoogte van het verzoek op grond van het eerste en tweede lid.

Artikel 21. Toezichthouder

  • 1.

    Het college wijst met inachtneming van artikel 6.1 van de wet personen aan die belast zijn met het houden van toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens de wet.

  • 2.

    Aanbieders verlenen alle medewerking aan de toezichthouder, die hij redelijkerwijs kan vragen bij de uitoefening van zijn bevoegdheden.

  • 3.

    Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen de door het college gecontracteerde aanbieders en aanbieders die via een pgb worden betaald.

  • 4.

    De toezichthouder adviseert aan de colleges van de regio West-Friesland, die gezamenlijk besluiten over vervolgacties.

  • 5.

    De toezichthouder informeert het college via een jaarverslag.

Hoofdstuk 7. Klachten en meldingen

Artikel 22. Meldingsregeling calamiteiten en geweld

  • 1.

    Het college treft een regeling voor het melden van calamiteiten en geweld bij de uitvoering van maatschappelijke ondersteuning door een professionele hulpverlener.

  • 2.

    Zowel gecontracteerde aanbieders als aanbieders die vanuit een pgb zorg leveren doen onverwijld melding van calamiteiten en geweld bij de toezichthouder. De verantwoordelijkheid van de aanbieder blijft om passende maatregelen te treffen ter zake van de melding en van het voorkomen van meldingen in de toekomst.

  • 3.

    Het college kan nadere regels stellen ter zake en met inachtneming van het voorgaande.

Artikel 23. Klachtregeling en medezeggenschap bij aanbieders van maatschappelijke ondersteuning

  • 1.

    Het college stelt een regeling vast voor afhandeling van klachten van inwoners die betrekking hebben op de wijze van afhandeling van meldingen en aanvragen als bedoeld in deze verordening.

  • 2.

    Aanbieders stellen een regeling vast voor de afhandeling van klachten van inwoners ten aanzien van alle voorzieningen.

  • 3.

    Aanbieders stellen een regeling vast voor de participatie en medezeggenschap van inwoners over voorgenomen besluiten van de aanbieder welke voor de gebruikers van belang zijn ten aanzien van alle voorzieningen.

  • 4.

    Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van de medezeggenschapsregelingen van aanbieders door periodieke overleggen met de aanbieders en een jaarlijks cliëntervaringsonderzoek.

Hoofdstuk 8. Overige bepalingen

Artikel 24. Mantelzorg

  • 1.

    Het college bepaalt bij nadere regels waaruit blijk van waardering voor mantelzorgers van inwoner en in de gemeente bestaat.

  • 2.

    Het college bepaalt bij nadere regels welke criteria van toepassing zijn op een jaarlijkse waardering voor mantelzorg.

  • 3.

    Het college bepaalt bij nadere regels welke criteria van toepassing zijn op andere vormen van mantelzorgondersteuning (indien aanwezig).

Artikel 25. Betrekken van ingezetenen bij het beleid

  • 1.

    Het college betrekt ingezetenen van de gemeente, waaronder in ieder geval inwoners of hun vertegenwoordigers, bij de voorbereiding van het beleid betreffende maatschappelijke ondersteuning, overeenkomstig de krachtens artikel 150 van de Gemeentewet gestelde regels met betrekking tot de wijze waarop inspraak wordt verleend.

  • 2.

    Het college stelt ingezetenen vroegtijdig in de gelegenheid voorstellen voor het beleid betreffende maatschappelijke ondersteuning te doen, advies uit te brengen bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen betreffende maatschappelijke ondersteuning, en voorziet hen van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen.

  • 3.

    Het college zorgt ervoor dat ingezetenen kunnen deelnemen aan periodiek overleg, waarbij zij onderwerpen voor de agenda kunnen aanmelden, en dat zij worden voorzien van de voor een adequate deelname aan het overleg benodigde informatie en ondersteuning.

  • 4.

    Het college stelt nadere regels vast ter uitvoering van het tweede en derde lid.

Artikel 26. Bijzondere en onvoorziene nadelige gevolgen voor de inwoner

Het college kan, indien er zeer dringende redenen zijn, ten gunste van de inwoner afwijken van de bepalingen in deze verordening, als toepassing van deze verordening tot bijzondere en onvoorziene nadelige gevolgen leidt.

Artikel 27. Evaluatie

Het door het gemeentebestuur gevoerde beleid wordt na afloop van het beleidsplan geëvalueerd.

Artikel 28. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op de dag van bekendmaking.

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als: verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Medemblik 2022.

  • 3.

    De verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Medemblik 2020 wordt per gelijke datum ingetrokken.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Medemblik, gehouden op 27 januari 2022.

De griffier,

De voorzitter,