Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gelderland

Financiële Verordening 2021 provincie Gelderland

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieGelderland
OrganisatietypeProvincie
Officiële naam regelingFinanciële Verordening 2021 provincie Gelderland
CiteertitelFinanciële verordening Gelderland 2021
Vastgesteld doorprovinciale staten
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Financiële verordening Gelderland 2020.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 216 van de Provinciewet

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

09-02-202201-01-2021nieuwe regeling

15-12-2021

prb-2022-1505

2021-761

Tekst van de regeling

Intitulé

Financiële Verordening 2021 provincie Gelderland

Bekendmaking van het besluit van 15 december 2021- zaaknummer 2020-014231, PS-nummer: 2021-761 – tot vaststelling van een regeling

 

Provinciale Staten van Gelderland

Gelezen de Statenbrief van Gedeputeerde Staten d.d. 9 november 2021 over de Financiële verordening Gelderland 2021;

 

Gelet op artikel 216 van de Provinciewet;

 

 

Besluiten

De Financiële verordening Gelderland 2021 als volgt vast te stellen:

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    Mens en middelen: de baten en de lasten van de middelen nodig voor het doen functioneren van het ambtelijk apparaat, zoals personeel, huisvesting en ICT;

  • b.

    Het Besluit: Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten;

  • c.

    Investering: Uitgaven waarvoor financiële middelen worden of zijn ingezet en waarvan het nut zich over meerdere jaren uitstrekt.

Artikel 2. Autoriseren uitgaven

  • 1.

    Provinciale Staten autoriseren de begrotingsbudgetten op BBV-programmaniveau.

  • 2.

    Investeringskredieten worden beschikbaar gesteld door het vaststellen van de jaarlijkse begroting of van de begrotingswijziging, waarin het voorstel tot het doen van de investering en de financiële gevolgen daarvan is opgenomen.

  • 3.

    In aanvulling op het bepaalde in lid 1 geldt het volgende inzake budgetoverheveling indien activiteiten in een jaar nog niet (geheel) zijn uitgevoerd:

    • a.

      Bij activiteiten die gedekt worden door incidentele middelen loopt de dekking via de reserves. Indien er in enig jaar minder wordt uitgevoerd op deze activiteiten dan opgenomen in de Begroting van dat jaar, dan blijven deze gelden in de reserve aanwezig en worden opnieuw begroot op basis van de bijgestelde activiteitenplanning via een begrotingswijziging in de Najaarsnota.

    • b.

      Bij activiteiten die gedekt worden door structurele middelen valt het niet bestede bedrag vrij in het rekeningresultaat bij de jaarrekening. Indien hierbij in uitzonderingssituaties blijkt dat deze gelden alsnog benodigd zijn voor hetzelfde doel in het volgende begrotingsjaar, dan wordt dit via een voorstel vanuit Gedeputeerde Staten bij de resultaatbestemming van de jaarrekening aan Provinciale Staten voorgelegd om mee te nemen als begrotingswijziging voor het nieuwe begrotingsjaar.

Artikel 3. Perspectiefnota

  • 1.

    Gedeputeerde Staten bieden uiterlijk voor het zomerreces aan Provinciale Staten een Perspectiefnota ter vaststelling aan.

  • 2.

    De Perspectiefnota bevat:

    • a.

      Beleidsmatige richting en de kaders voor de Begroting van het volgende jaar en de drie opvolgende jaren;

    • b.

      Een actualisatie van de financiële ruimte van de Provincie met hierbij de integrale afweging.

Artikel 4. Najaarsnota

  • 1.

    Gedeputeerde Staten bieden uiterlijk in september van het begrotingsjaar aan Provinciale Staten een Najaarsnota ter vaststelling aan.

  • 2.

    De Najaarsnota bevat een actualisatie van de financiële ruimte en een bijstelling van de begroting van het lopende jaar.

Artikel 5. Waardering en afschrijving vaste activa

  • 1.

    Activa worden lineair afgeschreven.

  • 2.

    De basis voor afschrijving van activa is de verkrijgingsprijs of vervaardigingsprijs.

  • 3.

    Op gronden en terreinen wordt niet afgeschreven, met uitzondering van de grond onder infrastructurele werken en parkeerterreinen, als de kosten van de aanleg van het betreffende werk worden geactiveerd.

  • 4.

    Het saldo van agio en disagio wordt afgeschreven in een looptijd die gelijk is aan de resterende looptijd van de betreffende obligaties.

  • 5.

    Kosten voor het afsluiten van geldleningen worden direct ten laste van de exploitatie gebracht.

  • 6.

    In de regels bedoeld in artikel 12 wordt de lengte van de afschrijvingstermijnen van de vaste activa bedoeld in artikel 34 en 35 van het Besluit bepaald op basis van de verwachte gebruiksduur.

  • 7.

    Indien bijdragen aan activa in eigendom van derden worden geactiveerd, worden deze afgeschreven overeenkomstig de in het vorige lid genoemde termijnen, onverminderd het bepaalde in het achtste tot en met het tiende artikellid, maar hierbij wordt geen langere afschrijvingsduur gehanteerd dan de afschrijvingsduur die gehanteerd wordt bij de betreffende derde.

  • 8.

    De materiële vaste activa die voortvloeien uit investeringen met economisch nut, zoals bedoeld in artikel 35 van het Besluit, worden niet geactiveerd als de verkrijgingsprijs of vervaardigingsprijs minder dan € 50.000 bedraagt.

  • 9.

    De materiële vaste activa met een maatschappelijk nut, zoals bedoeld in artikel 35 van het Besluit, worden niet geactiveerd als de verkrijgingsprijs of vervaardigingsprijs minder dan € 500.000 bedraagt, exclusief de direct toe te rekenen personeelslasten. Dit houdt in dat, als de verkrijgingsprijs of vervaardigingsprijs zonder de te activeren uren lager dan € 500.000 ligt, er niet geactiveerd wordt.

  • 10.

    In afwijking van het bepaalde in het achtste en negende lid worden gronden en terreinen altijd geactiveerd.

  • 11.

    Alle vaste activa zijn gewaardeerd tegen de verkrijgings- of vervaardigingsprijs. De verkrijgingsprijs omvat de inkoopprijs en de bijkomende kosten. Volgens het Besluit dienen de directe personeelslasten ook toegerekend te worden aan de vaste activa. Dit gebeurt aan de hand van een gemiddeld percentage waarbij de directe personeelskosten in een standaard percentage van de directe projectlasten zijn uitgedrukt. Bij de begroting wordt deze verdeelsleutel berekend over de begrote te activeren kosten. Bij de realisatie wordt deze verdeelsleutel berekend over de werkelijk te activeren kosten. De overhead (indirecte personeelslasten) wordt niet geactiveerd.

Artikel 6. Rentesystematiek

  • 1.

    De renteopbrengst uit verstrekte leningen wordt toegevoegd aan de reserve “Algemene dekkingsmiddelen”. Het toerekenen van de rente gebeurt volgens het Besluit.

  • 2.

    Het percentage van de omslagrente voor de toerekening van rente voor de financiering van de in gebruik zijnde activa, bedoeld in artikel 5, wordt jaarlijks, indien van toepassing, met de begroting vastgesteld, volgens het Besluit. Het percentage van deze omslagrente wordt bepaald uit het gewogen gemiddelde van het bij de begroting geraamde rentepercentage van de rentekosten op de opgenomen langlopende geldleningen, kortlopende leningen en kredieten. De uitkomst van dit percentage van de omslagrente wordt op een half procent afgerond.

Artikel 7. Reserves en voorzieningen

  • 1.

    De BBV-programma’s en 'Mens en middelen' en 'Algemene dekkingsmiddelen' hebben elk één reserve, met dien verstande dat de Algemene Reserve en de Reserve Stamkapitaal afzonderlijk worden verantwoord.

  • 2.

    De reserves kunnen één of meer van de volgende functies hebben:

    • a.

      Het dekken van de uitgaven voor een na het begrotingsjaar te realiseren vastgesteld doel (spaarfunctie);

    • b.

      Het dekken van kapitaallasten van een investering (dekkingsfunctie);

    • c.

      Doelen waarvoor het aanhouden van een reserve wordt voorgeschreven (wettelijke functie).

  • 3.

    De begroting bevat de meerjarige planning van dotaties en onttrekkingen aan de reserves op basis van het meerjarig bestedingsplan, waarbij van het eindsaldo van het begrotingsjaar van elke reserve een specificatie wordt opgenomen.

  • 4.

    De jaarrekening bevat, onverminderd het daarover bepaalde in het Besluit, tenminste een toelichting op de verschillen tussen de geraamde en de gerealiseerde dotaties en onttrekkingen aan de reserves.

  • 5.

    Middelen in een reserve die niet meer in het dekkingsplan passen worden toegevoegd aan de reserve “Algemene dekkingsmiddelen”.

  • 6.

    Aan reserves wordt geen rente toegerekend tenzij dit wettelijk is verplicht.

  • 7.

    Aan een voorziening wordt uitsluitend rente toegevoegd als deze wordt ingesteld op basis van de netto-contante waarde of als de toevoeging volgt uit een wet.

  • 8.

    Aan de reserve 'Algemene dekkingsmiddelen’ wordt in ieder geval toegevoegd:

    De netto-opbrengst uit het vermogensbeheer van het stamkapitaal, bestaande uit:

    • a.

      De revenuen van vermogensbeheer;

    • b.

      De dividenden

    • c.

      De rente en de aflossing van Vitens NV voor een verstrekte achtergestelde lening van oorspronkelijk groot € 26 miljoen.

Artikel 8. Grondbeleid

  • 1.

    Gedeputeerde Staten bieden tenminste één keer per statenperiode aan Provinciale Staten een nota grondbeleid ter vaststelling aan.

  • 2.

    De in het eerste lid genoemde nota bevat:

    • a.

      De kaders en de uitgangspunten voor het grondbeleid

    • b.

      De informatievoorziening aan Provinciale Staten

    • c.

      De borging en risicobeheersing

Artikel 9. Weerstandsvermogen en risicomanagement

  • 1.

    Gedeputeerde Staten bieden één keer per statenperiode aan Provinciale Staten een nota weerstandsvermogen en risicomanagement ter vaststelling aan.

  • 2.

    De in het eerste lid genoemde nota bevat:

    • a.

      Het beleid voor het bepalen van de risico’s;

    • b.

      Het beleid voor het bepalen van de weerstandscapaciteit;

    • c.

      Het beleid voor de verhouding tussen risico’s en de weerstandscapaciteit; en

    • d.

      De frequentie en wijze van rapporteren

  • 3.

    Bij elk voorstel aan Provinciale Staten waarbij zich risico’s kunnen voordoen, wordt als integraal onderdeel van de beleidsafwegingen een risicoanalyse opgenomen. De risicoanalyse bevat, indien van toepassing, een beschrijving van de genomen beheersmaatregelen.

Artikel 10. Financiering

  • 1.

    Gedeputeerde Staten zorgen bij de uitoefening van de financieringsfunctie voor:

    • a.

      Het aantrekken van voldoende financiële middelen en het uitzetten van overtollige gelden om de doelen binnen de door Provinciale Staten vastgestelde kaders van de beleidsbegroting uit te kunnen voeren;

    • b.

      Het beheersen van de risico’s, zoals renterisico’s, koersrisico’s en kredietrisico’s;

    • c.

      Het zo veel mogelijk beperken van de kosten van de leningen en het bereiken van een voldoende rendement op de uitzettingen; en het beperken van de interne verwerkingskosten en externe kosten bij het beheren van de geldstromen en financiële posities.

  • 2.

    Onverminderd het bepaalde in de Wet financiering decentrale overheden en de Regeling uitzettingen en derivaten decentrale overheden, nemen Gedeputeerde Staten bij de uitvoering van de financieringsfunctie het volgende in acht:

  • 3.

    Voor bij het opnemen van gelden met een looptijd van langer dan zes maanden wordt bij tenminste twee verschillende financiële instellingen een prijsopgave op gevraagd;

  • 4.

    Gedeputeerde Staten informeren Provinciale Staten als de kasgeldlimiet of de renterisiconorm dreigen te worden overschreden. Gedeputeerde Staten bedingen bij het uitzetten van middelen, het verstrekken van garanties en het aangaan van financiële participaties zekerheden, voor zover dit mogelijk is.

  • 5.

    Bij besluitvorming over het verstrekken van een geldlening, waartoe ook gerekend wordt voorfinanciering, wordt expliciet meegenomen de dekking van eventuele rentekosten of rentederving op provinciaal vermogen en de dekking van de debiteurenrisico’s verbonden aan de lening.

  • 6.

    Gedeputeerde Staten geven Provinciale Staten vooraf inlichtingen over de uitoefening van de bevoegdheid tot het aantrekken van financieringen voor langer dan één jaar en een hoofdsom groter dan € 20 miljoen.

Artikel 11. Leges

  • 1.

    In de legestarieven wordt een opslag voor indirecte kosten opgenomen.

  • 2.

    De opslag voor indirecte kosten als bedoeld in het vorige lid wordt bepaald op de totale indirecte lasten, gedeeld door de directe lasten, vermenigvuldigd met 100 procent.

  • 3.

    Voor de berekening bedoeld in het vorige lid worden de meest actuele ramingen gebruikt en worden de kosten van besluitvorming door een bestuursorgaan niet in de opslag meegenomen.

  • 4.

    Tarieven van leges worden per thema zodanig vastgesteld dat de geraamde baten van de leges kostendekkend zijn.

Artikel 12. Financiële administratie en organisatie

  • 1.

    Gedeputeerde Staten zorgen voor een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden en verantwoordelijkheden en leggen deze vast, zodat aan de eisen van interne controle wordt voldaan en de betrouwbaarheid van de verstrekte informatie aan beleids- en beheersorganen is gewaarborgd;

  • 2.

    Gedeputeerde Staten stellen regels vast die waarborgen dat de uitvoering van de Begroting rechtmatig, doelmatig en doeltreffend verloopt.

  • 3.

    Gedeputeerde Staten zorgen ten behoeve van het getrouwe beeld en de rechtmatigheid van de jaarrekening voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de beheerhandelingen.

  • 4.

    Gedeputeerde Staten stellen regels vast voor de inkoop en aanbesteding van werken, diensten en leveringen.

  • 5.

    Gedeputeerde Staten specificeren jaarlijks in de begroting en de jaarrekening de afzonderlijke incidentele baten en lasten met een omvang groter dan € 1 miljoen.

  • 6.

    Lastneming van verstrekte subsidies vindt plaats volgens het Besluit. Wat betreft projectsubsidies vindt hierbij, bij beschikkingen afgegeven na 1-1-2021, meerjarige lastneming plaats als het project boekjaar overschrijdend is en het individuele subsidiebedrag hoger is dan € 2,5 miljoen.

Artikel 13. Nadere regels

Gedeputeerde Staten stellen voor de uitvoering van deze verordening nadere regels vast.

Artikel 14. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    De Financiële verordening Gelderland 2020 wordt ingetrokken.

  • 2.

    Deze verordening treedt, met terugwerkende kracht, in werking op 1 januari 2021 en maakt deel uit van het Normenkader accountantscontrole 2021.

  • 3.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Financiële verordening Gelderland 2021.

Provinciale Staten van Gelderland

voorzitter griffier

Gepubliceerd te Arnhem

namens Gedeputeerde Staten van Gelderland,

Frank Weijens

Afdelingsmanager Financiën