Organisatie | Rotterdam |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Subsidieregeling Rotterdamse corona noodsteun privaat gefinancierde culturele ondernemingen 2021/2022 deel III |
Citeertitel | Subsidieregeling Rotterdamse corona noodsteun privaat gefinancierde culturele ondernemingen 2021/2022 deel III |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervalt met ingang van 1 april 2023.
Subsidieverordening Rotterdam 2014
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
04-02-2022 | nieuwe regeling | 01-02-2022 | Gemeenteblad 2022, nummer 12 |
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam,
gelezen het voorstel van de wethouder Onderwijs, Cultuur en Toerisme van 1 februari 2022, registratienummer D2201-92227;
gelet op de artikelen 2, 3, derde lid, 3a, 4, artikel 13, vierde lid, artikel 14, vijfde lid, van de Subsidieverordening Rotterdam 2014;
het gewenst is aan deze privaat gefinancierde culturele ondernemingen noodsteun te verstrekken in de vorm van subsidie in verband met tijdelijke tekorten in de exploitatie en daaruit voortkomende liquiditeitstekorten en uitputting van hun reserves die het directe gevolg zijn van de uitbraak van het coronavirus en de daarmee verband houdende beperkende overheidsmaatregelen;
de sluitingsdatum voor het indienen van een subsidieaanvraag voor de Subsidieregeling Rotterdamse corona noodsteun privaat gefinancierde culturele ondernemingen 2021 deel II, voor de periode 1 mei 2021 tot en met 31 december 2021, op 31 oktober 2021 lag. Aanvragers hierdoor in hun aanvraag geen rekening hebben kunnen houden met de overheidsmaatregelen ter bestrijding van het coronavirus die gelden vanaf 6 november 2021;
voor privaat gefinancierde culturele ondernemingen die reeds subsidie op grond van de Subsidieregeling Rotterdamse corona noodsteun privaat gefinancierde culturele ondernemingen 2021 deel II tot en met 31 december 2021 hebben ontvangen, geldt dat de financiële ondersteuning aanvullend is op de reeds ontvangen subsidie en uitsluitend ziet op de financiële consequenties als gevolg van de overheidsmaatregelen ter bestrijding van het coronavirus die gelden vanaf 6 november 2021;
Deze subsidieregeling is van toepassing op het verstrekken van noodsteun in de vorm van subsidie voor de in artikel 3 bedoelde activiteiten.
Artikel 3 Subsidiabele activiteiten
Subsidie kan uitsluitend worden verstrekt voor het opvangen van tekorten die ontstaan door het wegvallen van activiteiten, als direct gevolg van de beperkende overheidsmaatregelen die bedoeld zijn om verdere verspreiding van het coronavirus tegen te gaan, waardoor de continuïteit van de organisatie in het geding is.
Artikel 4 Vereisten om voor subsidie in aanmerking te komen
De organisatie van de aanvrager is voor 1 januari 2020 ingeschreven in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel van Rotterdam en uit de SBI-code, de omschrijving van de onderneming in het register, of de statuten van aanvrager blijkt dat de activiteiten van de organisatie sinds de oprichting onafgebroken betrekking hebben gehad op kunst of cultuur.
Geen subsidie wordt verstrekt aan een aanvrager die op 31 december 2019 in financiële moeilijkheden verkeerde in de zin van de Algemene Groepsvrijstellingsverordening of aan een aanvrager ten aanzien waarvan een bevel tot terugvordering uitstaat ingevolge een eerder besluit van de Commissie van de Europese Unie waarbij overheidssteun onrechtmatig en onverenigbaar met de interne markt is verklaard.
Artikel 7 Hoogte van de subsidie
De hoogte van de te verlenen subsidie wordt gebaseerd op een beoordeling van de gegevens, genoemd in artikel 10, en met inachtneming van het bepaalde in artikel 6.
Artikel 10 Bij de aanvraag om subsidie in te dienen gegevens
Onverminderd het eerste lid, onderdeel a, overleggen organisaties die subsidie op grond van de Subsidieregeling Rotterdamse corona noodsteun privaat gefinancierde culturele ondernemingen 2021 deel II hebben ontvangen bij de aanvraag tevens de extra uitgaven, inkomsten en inkomstenderving vanaf 1 november 2021 tot en met 31 december 2021, die direct het gevolg zijn van de overheidsmaatregelen vanaf 6 november 2021 ter bestrijding van het coronavirus.
Artikel 12 Beslistermijn subsidieverlening
Het college beslist op een volledige en juiste aanvraag binnen zes weken na het verstrijken van de aanvraagtermijn.
Artikel 13 Verplichtingen van de subsidieontvanger
Aan de subsidieverlening worden in ieder geval de volgende verplichtingen verbonden:
de subsidieontvanger doet onverwijld schriftelijke opgave van wijzigingen ten aanzien van de ingediende stukken die betrekking hebben op zijn financiële situatie, waaronder het verkrijgen van andere vormen van publieke of private steun of financiering, voor zover die meer dan 10% bedragen van het verleende subsidiebedrag;
Artikel 14 Verantwoording en vaststelling subsidies
Voor organisaties die op grond van Subsidieregeling Rotterdamse corona noodsteun privaat gefinancierde culturele ondernemingen 2021 deel II over de periode 1 november 2021 tot en met 31 december 2021 subsidie hebben ontvangen en voor dezelfde periode op grond van de huidige regeling een aanvullende subsidie aanvragen, worden de gegevens die zijn ingediend bij de aanvraag vaststelling van de subsidie voor de Subsidieregeling Rotterdamse corona noodsteun privaat gefinancierde culturele ondernemingen 2021 deel II bij de vaststelling van deze subsidie betrokken.
Aldus vastgesteld in de vergadering van 1 februari 2022.
De secretaris,
V.J.M. Roozen
De burgemeester,
A. Aboutaleb
Dit gemeenteblad ligt ook ter inzage bij het Concern Informatiecentrum Rotterdam (CIR): 010-267 2514 of bir@rotterdam.nl
Toelichting bij de Subsidieregeling Rotterdamse corona noodsteun privaat gefinancierde culturele ondernemingen 2021/2022 deel III
De onderhavige subsidieregeling hangt nauw samen met de ‘Subsidieregeling Rotterdamse corona noodsteun 2021/2022 deel V’.
Beide regelingen beogen het verstrekken van noodsteun in de vorm van subsidie aan (Rotterdamse) instellingen en ondernemers op het gebied van kunst en cultuur, omdat hun continuïteit – lees: voortbestaan op de lange termijn – in het geding is.
Beide regelingen richten zich op instellingen of ondernemers, waarvan gezegd kan worden dat zij een essentieel onderdeel uitmaken van de sociale, maatschappelijke en culturele infrastructuur in de gemeente Rotterdam.
De onderhavige regeling richt zich daarbij specifiek op privaat gefinancierde culturele ondernemingen. Deze ondernemingen kenmerken zich door het feit dat zij voor hun bedrijfsvoering niet afhankelijk zijn van financiële bijdragen van de overheid. Tegenslagen in verband met de coronacrisis waren in 2020 voor de gemeente tot op heden nog geen aanleiding om deze ondernemers noodsteun te verlenen, in aanvulling op de regelingen die het Rijk al had ingesteld voor noodlijdende ondernemers. De voortdurende coronacrisis heeft er echter toe geleid dat het college van B&W op 16 maart 2021 en op 14 september 2021 besloot om ook culturele ondernemers met een noodsteunregeling te ondersteunen. Omdat de maatregelen die bestemd zijn om de verdere verspreiding van het coronavirus tegen te gaan ook nu nog van kracht zijn, heeft het college van B&W op 1 februari 2022 besloten de bestaande regeling voor culturele ondernemers van 1 november 2021 tot en met 31 maart 2022 te verlengen.
Deze regeling overlapt qua looptijd gedeeltelijk met de vorige regeling ‘Subsidieregeling Rotterdamse corona noodsteun privaat gefinancierde culturele ondernemingen 2021 deel II’, die liep van 1 mei 2021 tot en met 31 december 2021. Omdat de indieningstermijn voor die regeling verstreek op 31 oktober 2021, hebben organisaties bij hun aanvraag geen rekening kunnen houden met de nieuwe overheidsmaatregelen ter bestrijding van het coronavirus vanaf 6 november 2021. Deze subsidieregeling maakt het mogelijk om voor de periode 1 november 2021 tot en met 31 december 2021 een (aanvullende) subsidie aan te vragen, als de vanaf 6 november 2021 geldende maatregelen leiden tot een continuïteitsprobleem.
In deze regeling wordt voor het begrip ‘culturele infrastructuur’ uitgegaan van de volgende omschrijving uit een publicatie van de Erasmus Universiteit (2003): ‘het geheel van makers en bemiddelaars die culturele uitingen voortbrengen, presenteren, openbaar maken, verspreiden, faciliteren en dergelijke, inclusief de accommodaties en media die het publiek in staat stellen kennis te nemen van die uitingen’.
Deze infrastructuur kan gezien worden als een cyclus bestaande uit een aantal ‘schakels’: leren, produceren, presenteren en interesseren.
Deze cyclus in de cultuurdeelname vergt bepaalde culturele voorzieningen.
Die voorzieningen vormen samen de culturele infrastructuur van een gemeente. Essentieel voor deze cyclus is het inzicht dat de schakels van de lokale keten in elkaar grijpen en elkaar versterken en dat het omgekeerd zo is dat een zwakke schakel de kracht van de hele keten aantast.
Als er sprake is van aantasting van de keten op kritische punten, dan acht het college een interventie gepast om zo schade aan de rest van de keten te voorkomen of tot een minimum te beperken.
In de schakel ‘presenteren’ verkeert een deel van de culturele ondernemingen door het aanhouden van de coronacrisis en de hiermee gepaard gaande (verlenging van de) beperkende overheidsmaatregelen op dit moment nog steeds in ernstige financiële problemen. Het presenteren van kunstuitingen voltrekt zich op podia en festivals, in galeries, bibliotheken, artotheken, musea en zelfs de openbare ruimte.
Op basis van deze subsidieregeling kunnen privaat gefinancierde culturele ondernemingen, die onderdeel zijn van de ‘schakel’ presenteren, en waar de continuïteit van de bedrijfsvoering in de periode van 1 november 2021 tot en met 31 maart 2022 als gevolg van de beperkende coronamaatregelen in het geding is, in aanmerking komen voor subsidie.
Daarbij is het ook een factor dat sprake is van nauwe verwevenheid en samenhang tussen het gesubsidieerde deel van de Rotterdamse culturele infrastructuur en het privaat gefinancierde deel. Via deze regeling kan met het oog hierop een ongewenst domino-effect worden voorkomen.
Ten aanzien van artikel 4 (Doelgroep)
De regeling richt zich uitsluitend op organisaties (culturele ondernemingen) die een essentieel onderdeel uitmaken van de sociale, maatschappelijke en culturele infrastructuur in de gemeente Rotterdam. Volgens lid 2 moet hiervoor in ieder geval vaststaan dat:
Dit kan onder meer blijken uit het volgende:
Ten aanzien van artikel 5 (Vereisten om voor subsidie in aanmerking te komen)
In lid 1 is bepaald dat de aanvrager aantoonbaar werkzaamheden verricht om de gevolgen van de crisis in verband met het coronavirus zelf op te vangen, te verminderen of de financiële positie te verbeteren.
Door te voldoen aan de vereisten in lid 2, wordt met name onderbouwd dat de kernactiviteiten van aanvrager gedurende een onafgebroken periode gericht zijn op kunst en cultuur. De nadruk mag niet liggen op horeca.
Lid 3 is opgenomen om te voorkomen dat zich de mogelijkheid voordoet dat geld wordt doorgesluisd naar een ander onderdeel binnen een groter verband/holding, welk onderdeel niet deel uitmaakt van de culturele infrastructuur van Rotterdam.
Ten aanzien van artikel 6 (Kosten die voor subsidie in aanmerking komen)
Dit artikel gaat uit van vergoeding van onvermijdbare schade als gevolg van de crisis in de periode van 1 november 2021 tot en met 31 maart 2022.
Feitelijk komt deze schade neer op:
Derving inkomsten + Extra kosten – Besparingen – Reserves – Generieke steun – Specifieke steun.
Met extra kosten wordt gedoeld op de kosten van maatregelen om de schade te beperken, bijvoorbeeld met het oog op het genereren van alternatieve inkomsten.
De subsidie kan nadrukkelijk niet worden ingezet voor het beschermen van de belangen van afzonderlijke (private) aandeelhouders door middel van dividenduitkeringen. Verder voorziet de regeling niet in opstartgelden, voorfinanciering van activiteiten of bekostiging van aanpassingen aan pand of activiteiten om aan de 1,5-metermaatregel te voldoen en is inkomenssteun nadrukkelijk uitgesloten.
Met besparingen wordt vooral gedoeld op lagere variabele kosten vanwege vraaguitval.
Om de derving van opbrengsten te berekenen wordt er gekeken naar de gemiddelde omzet over de jaren 2018 en 2019 van de onderneming, blijkend uit de jaarrekeningen die betrekking hebben op die jaren. De vrij besteedbare reserves per 1 november 2021 (in de zin van weerstandsvermogen) dienen aangewend te worden voor genoemde schade, waarbij een percentage van 15% van de gemiddelde omzet over 2018 en 2019 niet in aanmerking wordt genomen. Steun is gedefinieerd als directe en indirecte bijdragen van derden.
Dat kunnen zowel bijdragen van het Rijk zijn als bijdragen van private geldschieters.
In dit artikel is de mogelijkheid opgenomen voor subsidieaanvragen van € 50.000,- of hoger, om ook de kosten van een in het kader van de Subsidieverordening Rotterdam 2014 (SvR 2014) verplichte accountantscontrole te subsidiëren. Het betreft hier de accountantscontrole die verplicht moet worden opgesteld voor de vaststelling van de verleende subsidie. Dit is gedaan om te voorkomen dat het betalen van deze extra kosten, er alsnog toe zou leiden dat de continuïteit in het geding komt.
Op grond van artikel 14 lid 5 van de SvR 2014 is het ook nog mogelijk om ontheffing te verlenen voor deze verplichting.
Ten aanzien van artikel 7 (Hoogte van de subsidie)
De regeling is bedoeld om noodsteun te verlenen, dat wil zeggen dat de subsidie voldoende moet zijn voor de aanvrager om op langere termijn te kunnen voortbestaan. Hoewel artikel 6, waarin aangegeven wordt welke kosten voor subsidie in aanmerking komen, is opgesteld vanuit die gedachte, is het niet ondenkbaar dat op basis van andere gegevens een ander beeld ontstaat over de continuïteit.
Ten aanzien van artikel 8 (Subsidieplafond)
De ‘Subsidieregeling Rotterdamse corona noodsteun 2021/2022 deel V’ en de onderhavige subsidieregeling zijn aanvullend aan elkaar en kennen voor de periode tot en met 31 maart 2022 gezamenlijk een subsidieplafond van € 4 miljoen totaal, onderverdeeld in een deelplafond van € 3 miljoen voor de ‘Subsidieregeling Rotterdamse corona noodsteun 2021/2022 deel V’ en € 1 miljoen voor de onderhavige subsidieregeling.
Bij onderschrijding van het subsidieplafond van een van de twee genoemde regelingen kunnen de niet bestede middelen worden toegevoegd aan het subsidieplafond van de andere regeling en vice versa.
Ten aanzien van artikel 9 (Verdeling)
Dit artikel voorziet in een rangschikking op basis van een puntenscore, voor het geval het budgetplafond niet toereikend is gelet op de hoogte van het bedrag van het totaal aan aanvragen dat voor verlening in aanmerking komt (inclusief een eventueel doorgeschoven overschot in verband met onderschrijding bij de andere regeling, zoals omschreven in artikel 8).
In lid 2 is omschreven wat bijdraagt aan genoemde puntenscore. Op basis van de volgende drie criteria kunnen maximaal 20 punten worden gescoord.
Mate waarin een onderneming onderdeel is van de culturele infrastructuur. Daarbij wordt gekeken naar de frequentie, intensiteit en hoeveelheid samenwerking van de aanvrager met Cultuurplaninstellingen. Hoe meer er sprake is van het in elkaar grijpen van de activiteiten met Cultuurplaninstellingen hoe hoger het aantal punten.
Mate waarin het aanbieden van culturele activiteiten de kernactiviteit vormt van de onderneming. Daarbij wordt onder meer gekeken naar de frequentie van culturele activiteiten ten opzichte van het aantal dagen openstelling. Hoe meer er sprake is van het aanbieden van culturele activiteiten als kernactiviteit, hoe hoger het aantal punten.
Mate van vervangbaarheid van de culturele voorziening die de onderneming biedt. Dat gebeurt op basis van een inventarisatie van vergelijkbare voorzieningen qua aanbod en publieksbereik binnen dezelfde kunst- en cultuurdiscipline. Hoe minder alternatieven er beschikbaar zijn in de stad voor de activiteiten die de onderneming aanbiedt, hoe hoger het aantal punten.
Het is niet de bedoeling dat een aanvrager slechts een deel van de gevraagde subsidie ontvangt, vanuit de redenering dat dit in strijd is met het doel van regeling (waarborging van de continuïteit van de onderneming waarvoor wordt aangevraagd).
Om die reden is in lid 3 bepaald dat de laatste aanvrager in de rangschikking die zorgt voor overschrijding van het subsidieplafond, niet meer voor verlening van subsidie in aanmerking komt.
Ten aanzien van artikel 14 (Verantwoording en vaststelling subsidies)
De subsidie wordt vastgesteld op basis van een aanvraag tot vaststelling. Dit geldt ook voor subsidies onder de € 25.000,-. Dit wijkt af van de algemene praktijk en artikel 13, eerste lid, sub a van de SVR 2014, op grond waarvan subsidies onder de € 25.000,- direct bij subsidieverlening worden vastgesteld.
Voor organisaties die op grond van ‘Subsidieregeling Rotterdamse corona noodsteun privaat gefinancierde culturele ondernemingen 2021 deel II’ over de periode 1 november 2021 t/m 31 december 2021 subsidie hebben ontvangen en voor dezelfde periode op grond van de huidige regeling een aanvullende subsidie aanvragen, worden de gegevens die zijn ingediend bij de aanvraag vaststelling van de subsidie voor de ‘Subsidieregeling Rotterdamse corona noodsteun privaat gefinancierde culturele ondernemingen 2021 deel II’ bij de vaststelling van deze subsidie betrokken.