Organisatie | Geertruidenberg |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Financiële Verordening 2022 Gemeente Geertruidenberg |
Citeertitel | Financiële verordening gemeente Geertruidenberg 2022 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp | Financiën, Bestuur, Organisatie en beleid |
Geen
artikel 212 van de Gemeentewet
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
10-02-2022 | 01-01-2022 | vervangende regeling | 27-01-2022 |
Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
Voor de gehanteerde begrippen in de verordening gelden de definities uit de Gemeentewet, de Wet financiering decentrale overheden (Wet fido), het Besluit begroting en verantwoording Provincies en Gemeenten (BBV) en het Besluit accountantscontrole Provincie en Gemeenten. Overige begrippen uit de verordening zijn in dit artikel gedefinieerd.
Hoofdstuk 2. Begroting en verantwoording
De raad stelt op voorstel van het college per programma relevante indicatoren vast voor het meten van en het afleggen van verantwoording over de gemeentelijke doelstellingen en de maatschappelijke effecten van het gemeentelijke beleid. Het voorstel bevat minimaal de verplichte indicatoren, bedoeld in artikel 25, tweede lid, onder a, van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten.
De indeling van de programma’s wordt bij aanvang van iedere raadsperiode door de raad vastgesteld. Het BBV bepaalt in aanvulling hierop dat de taakvelden aan de programma’s worden toegewezen. Daarnaast kan de raad aanvullende onderwerpen aandragen waarover zij kaders wil stellen en geïnformeerd wil worden. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan een paragraaf subsidies of een paragraaf duurzaamheid. Dat geldt ook voor aanvullende indicatoren. De raad heeft de mogelijkheid om hieraan onderwerpen toe te voegen gedurende de raadsperiode
Artikel 3. Inrichting begroting en jaarstukken
Het verloop van de investeringskredieten, wordt in de jaarrekening toegelicht. De uitputting van de geautoriseerde investeringskredieten en de actuele raming van de totale uitgaven worden weergegeven. Wanneer sprake is van overschrijding groter of gelijk aan €10.000,- op het investeringskrediet, dan wordt deze binnen de bestaande criteria toegelicht. Voor de geautoriseerde investeringskredieten wordt in de jaarrekening een voorstel tot afsluiten gemaakt.
Aanvullend op het BBV zijn bepalingen opgenomen voor de inrichting van de begroting. Naast de W-vragen ‘Wat willen we bereiken?’ en ‘Wat gaan we er voor doen?’ is hier de derde W-vraag ‘Wat mag het kosten?’ bedoeld voor de uitwerking van de begroting en de jaarstukken. Ook is invulling gegeven aan artikel 20 van het BBV om in de jaarrekening aandacht te besteden aan de investeringen als onderdeel van de financiële positie.
In de kadernota staan uitgangspunten die het college bij het opstellen van de begroting en meerjarenraming in acht moet nemen.
Artikel 5. Autorisatie begroting en investeringskredieten
Het college informeert de raad, volgens het voorgestelde rapportage moment in artikel 6 lid 1, als ze verwacht dat de lasten en/of baten afwijken van de door de raad vastgestelde baten en lasten per programma. Het college doet daarbij voorstellen voor bijstelling van het budget en/of voor bijstelling van het beleid ten opzichte van de vorige begroting.
De uitvoering van de vastgestelde begroting kan afwijken, hierdoor zijn budgetten niet geheel benut. Deze budgetten kunnen worden overgeheveld naar het volgend jaar, dit vindt alleen plaats van de budgetten waarvan een verplichting is opgenomen. Instemming van de Raad vindt bij het vaststellen van de jaarrekening plaats.
Het budgetrecht ligt bij de raad. De raad neemt uiteindelijk de beslissing welke bedragen zij voor taken en activiteiten op de begroting beschikbaar stelt voor de eerste jaarschijf. Gedurende het begrotingsjaar kan de raad besluiten nemen voor het wijzigen van de begroting. De raad kan kiezen op welk niveau zij budgetten beschikbaar stelt. Autorisatie van de baten en de lasten vindt plaats op het niveau van programma’s. Naast lopende uitgaven doet een gemeente investeringen. Voor de autorisatie van investeringskredieten is gekozen deze bij de begrotingsbehandeling mee te nemen (derde lid). Het college is nog niet bevoegd verplichtingen voor een investering aan te gaan, welke niet in de begrotingsbehandeling is meegenomen.
Artikel 6. Tussentijdse rapportage
In de tussenrapportages wordt op programmaniveau gerapporteerd over financiële afwijkingen van de begroting. Financiële afwijkingen op lasten en/of baten en van de investeringskredieten van € 25.000 of hoger of lager dan € 25.000 maar van politiek bestuurlijke importantie, dienen in elk geval te worden toegelicht.
Een belangrijk onderdeel van de planning- en controlcyclus voor de raad is de tussentijdse rapportage. Door middel van tussentijds rapporteren wordt de raad geïnformeerd over de uitputting van budgetten en investeringskredieten. Hier wordt ook bepaald welke afwijkingen ten opzichte van de begroting het college in de tussentijdse rapportage moet toelichten. Afwijkingen lager dan € 25.000 maar wel politiek relevant worden ook toegelicht.
Het artikel schept duidelijkheid tussen het college en de raad over wanneer de raad in elk geval vóóraf wenst te worden geïnformeerd en in de gelegenheid wil worden gesteld zijn wensen en bedenkingen aan het college kenbaar te maken. Van belang hierbij is de afspraken zodanig te formuleren dat college én raad beide hun rol kunnen vervullen.
Wanneer het Rijk de gemeente bericht dat alle gemeenten samen het collectieve aandeel van gemeenten in het Economische Monetaire Unie (EMU)-tekort, bedoeld in artikel 3, zesde lid, van de Wet houdbare overheidsfinanciën, hebben overschreden, informeert het college de raad of een aanpassing van de begroting nodig is. Als het college een aanpassing nodig acht, doet het college een voorstel voor het wijzigen van de begroting.
Voor gemeenten is in de Wet houdbare overheidsfinanciën vastgelegd dat ze een aandeel hebben in het plafond voor het totale EMU-tekort van Nederland. Wordt dit gemeentelijk aandeel in het EMU-tekort door de gezamenlijke gemeenten overschreden dan kan dat tot een correctieve maatregel van het Rijk leiden of tot een boete uit Europa die naar gemeenten wordt door vertaald. Gemeenten krijgen in het voorjaar van het Rijk bericht of het gemeentelijk aandeel in het nationale toegestane EMU-tekort met de lopende begroting dreigt te worden overschreden. Ook wordt dan duidelijk of daarop actie van gemeenten is gewenst.
Hoofdstuk 3. Financieel beleid
Artikel 9. Waardering en afschrijving vaste activa
In het tweede lid, onder a, van artikel 212 Gemeentewet is opgenomen dat de financiële verordening in elk geval de regels voor waardering en afschrijving van activa bevat. Hieraan is in bijlage 1 invulling gegeven. In de bijlage zijn de afschrijvingstermijnen voor de verschillende categorieën van materiële vaste activa met economisch en maatschappelijk nut opgenomen. Bij vaststelling van de verordening worden de afschrijvingstermijnen vanaf vaststellen op nieuwe activa toegepast.
Artikel 10. Voorziening voor oninbare vorderingen
Voor de vorderingen op verbonden partijen en derden wordt volgens een vastgesteld beleid de hoogte van de post oninbare vorderingen berekend.
Artikel 11. Reserves en voorzieningen
In bijlage 2 Beleidskader reserves en voorzieningen is het kader voor reserves en voorzieningen opgenomen. Dit kader geeft inzicht in wettelijke voorschriften, begrippen en bevoegdheidsverdeling. Daarnaast worden kaders over de periodieke actualisatie weergegeven en wordt ingegaan op resultaatbestemmingen.
De richtlijnen ten aanzien van reserves en voorzieningen zijn vastgelegd in het Beleidskader Reserves en voorzieningen en als bijlage 2 bij deze verordening opgenomen.
Voor het bepalen van het tarief van goederen, werken en diensten van de gemeente, die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, wordt een extracomptabel systeem van kostentoerekening gehanteerd. Bij de kostentoerekening worden naast de directe kosten de overheadkosten en de rente van de inzet van vreemd vermogen voor de financiering van de in gebruik zijnde activa betrokken.
Bij de directe kosten worden betrokken de bijdragen aan- en onttrekkingen van voorzieningen voor de noodzakelijke vervanging van de betrokken activa en de afschrijvingskosten van de in gebruik zijnde activa. Voor de rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, worden daarbij binnen de wettelijke mogelijkheden ook de compensabele belasting over de toegevoegde waarde (BTW) en de gederfde inkomsten van het kwijtscheldingsbeleid betrokken.
Voor de berekening van de tarieven voor de leges, afvalstoffenheffing, rioolheffing en lijkbezorgingsrechten wordt er rekening gehouden met de toerekening van overheadkosten. De overhead wordt toegerekend op basis van de personele omvang, welke zich bezig houden met het verstrekken van het desbetreffende producten.
Het percentage van de omslagrente voor de toerekening van rente voor de financiering van de in gebruik zijnde activa, bedoeld in het eerste lid, wordt jaarlijks met de begroting vastgesteld. Het percentage van deze omslagrente wordt bepaald uit het gewogen gemiddelde van het bij de begroting geraamde rentepercentage van de rentekosten op de opgenomen langlopende en kortlopende geldleningen.
Artikel 212 Gemeentewet bepaalt in het tweede lid, onder b, dat de verordening in ieder geval de grondslagen bevat voor de berekening van de door het gemeentebestuur in rekening te brengen prijzen en van tarieven voor rechten als bedoeld in artikel 229b en heffingen als bedoeld in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer. De grondslagen voor de prijzen die de gemeente bij overheidsbedrijven en derden in rekening brengt en voor de tarieven van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, worden gevormd door de opbouw van de kostprijs. De kostprijzen moeten door de wijziging in de BBV 2017 overheadkosten, extracomptabel worden berekend en vastgelegd.
Artikel 13. Prijzen economische activiteiten
Voor de levering van goederen, diensten of werken door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden waarbij de gemeente in concurrentie met marktpartijen treedt, wordt ten minste de geraamde integrale kostprijs (uurloon incl. overhead) in rekening gebracht. Bij afwijking vanwege een publiek belang doet het college vooraf voor elk van deze (soort) activiteiten afzonderlijk een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de levering van de desbetreffende goederen, diensten of werken wordt gemotiveerd.
Bij het verstrekken van leningen of garanties door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden worden ten minste de geraamde integrale kosten in rekening gebracht. Bij afwijking vanwege een publiek belang doet het college vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de lening of de garantie wordt gemotiveerd.
Bij het verstrekken van kapitaal door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden gaat het college uit van een vergoeding van ten minste de geraamde integrale kosten van de verstrekte middelen. Bij afwijking vanwege een publiek belang doet het college vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de kapitaalverstrekking wordt gemotiveerd.
Als een gemeente goederen, diensten of werken levert aan overheidsbedrijven of derden mag zij deze activiteiten niet bevoordelen als het economische activiteiten betreffen. Economische activiteiten zijn hier activiteiten waarmee de gemeenten in concurrentie met andere ondernemingen treedt. Het bevoordelingsverbod houdt feitelijk in, dat ten minste een integrale kostprijs voor de levering van goederen, diensten werken en het verstrekken van leningen garanties en kapitaal in rekening moet worden gebracht.
Van deze verplichting uit de Wet Markt en Overheid kan worden afgeweken als de activiteiten worden ontplooid in het kader van het publiek belang. Daarvoor is wel nodig dat in een raadbesluit het publiek belang van de activiteit wordt gemotiveerd. Het raadbesluit moet worden aangemerkt als een concretiserend besluit van algemene strekking. Het besluit moet worden bekendgemaakt in een van overheidswege uitgegeven blad of een dag-, nieuws- of huis-aan-huisblad en moet open staan voor bezwaar en beroep.
Voor het verplicht in rekening brengen van minimaal een integrale kostprijs voor de levering van goederen, werken en diensten of voor het verstrekken van leningen, garanties en kapitaal gelden een aantal uitzonderingen. Deze uitzonderingen zijn in het vierde lid opgesomd.
Artikel 14. Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen en prijzen
Het vaststellen van de tarieven voor belastingen, rechten en leges is een bevoegdheid van de raad. Deze bevoegdheid kan niet worden gedelegeerd (artikel 156 Gemeentewet). De raad stelt de tarieven voor de belastingen, rioolheffingen, afvalstoffenheffing, rechten en leges jaarlijks vast.
Hoofdstuk 5. Financiële organisatie en financieel beheer
Onder artikel 17 zijn algemene bepalingen opgenomen voor de inrichting van de gemeentelijke administratie. Op hoofdlijnen wordt opgedragen welke gegevens systematisch moeten worden vastgelegd en aan welke eisen deze gegevens en de vastlegging er van moeten voldoen.
Artikel 18. Financiële organisatie
Het college zorgt ten behoeve van het getrouwe beeld van de jaarrekening, bedoeld in artikel 213, derde lid, onder a van de Gemeentewet, en de rechtmatigheid van de baten en lasten en de balansmutaties, bedoeld in artikel 213, derde lid, onder b van de Gemeentewet, voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen neemt het college maatregelen tot herstel.
Het college zorgt voor de systematische controle van de registratie en de ontwikkeling van de bezittingen en het vermogen van de gemeente met dien verstande dat de waardepapieren, de voorraden, de uitstaande leningen, de debiteurenvorderingen, de liquiditeiten, de opgenomen leningen, de kortlopende schulden en de vorderingen van crediteuren jaarlijks en registergoederen en bedrijfsmiddelen tenminste eenmaal in de vier jaar worden gecontroleerd. Bij afwijkingen in de registratie neemt het college maatregelen voor herstel van de tekortkomingen.
De accountant toetst jaarlijks of de gemeenterekening een getrouw beeld geeft van de gemeentelijke financiën en of de (financiële) beheershandelingen die daaraan ten grondslag liggen rechtmatig zijn verlopen. Het college treft maatregelen zodat gedurende het jaar of vooraf aan de accountantscontrole de gemeente zelf nagaat of de cijfers in de administraties een getrouw beeld geven en of de financiële beheershandelingen die aan de baten, de lasten en de balansmutaties ten grondslag liggen rechtmatig (zijn) verlopen en of de bezittingen van de gemeente correct zijn geregistreerd.
Artikel 20. Intrekken oude verordening en overgangsrecht
De Financiële verordening gemeente Geertruidenberg 2017 wordt ingetrokken, met dien verstande dat zij van toepassing blijven op de jaarrekening en het jaarverslag en bijbehorende stukken van het begrotingsjaar voorafgaand aan het jaar waarin deze verordening in werking treedt.
Aldus vastgesteld in de vergadering van de raad van 27 januari 2022
de griffier, de burgemeester,
K.M.C. Millenaar, M. Witte
Bijlage 1 Afschrijvingsbeleid (bij artikel 9)
Afschrijvingsbeleid materiële vaste activa
In de onderstaande tabel staan de afschrijvingstermijnen genoemd.
Bijlage 2 Beleidskader Reserves en voorzieningen (bij artikel 11)
In de financiële verordening is vastgelegd dat een Beleidskader Reserves en voorzieningen wordt vastgesteld. Aan die bepaling wordt hierbij invulling gegeven.
Reserves zijn vermogensbestanddelen die als eigen vermogen zijn aan te merken en die vrij te besteden zijn. Reserves vallen uiteen in algemene reserves en bestemmingsreserves.
De reserves hebben verschillende functies. Waaronder een bufferfunctie voor het opvangen van onverwachte tegenvallers en risico’s (weerstandscapaciteit). Een bestedingsfunctie voor het reserveren van middelen voor specifiek doel of activiteit. Een egalisatiefunctie voor het egaliseren van tarieven over meerdere jaren. Deze functie is om ongewenste schommelingen in tarieven en het resultaat te voorkomen. Ook kunnen jaarlijks terugkerende en (sterk) fluctuerende lasten met een reserve daarbij worden verrekend. Daarnaast kennen de reserves een financierings- en dekkingsfunctie.
Bij voorzieningen gaat het om (on)zekere verplichtingen die tot schulden en/of lasten kunnen leiden en ter egalisatie van kosten. Voorzieningen worden gerekend tot het vreemd vermogen en er kan alleen over beschikt worden voor het doel waarvoor de voorziening is ingesteld.
In het BBV is in artikel 44 bepaald wanneer voorzieningen gevormd worden:
Kosten die in een volgend begrotingsjaar zullen worden gemaakt, mits het maken van die kosten zijn oorsprong mede vindt in het begrotingsjaar of in een voorafgaand begrotingsjaar en de voorziening strekt tot gelijkmatige verdeling van lasten over een aantal begrotingsjaren (bv. kosten voor groot onderhoud);
In onderstaande tabel staan de bevoegdheden voor de reserves en voorzieningen uitgewerkt voor het college en de gemeenteraad.
3.3 Nadere uitgangspunten voorzieningen
Voor het bepalen van de hoogte van de onderhoudsvoorziening wordt een periode van minimaal 10 jaar van het onderliggende plan gehanteerd, waarbij de eerste 4 jaren volledig moeten worden afgedekt binnen de begroting. Vanaf het 5e jaar wordt gekeken naar de bestendige gedragslijn en het financiële beleid.
3.4 Nadere uitgangspunten resultaatbestemming
Het rekeningresultaat van een jaar wordt in de balans afzonderlijk opgenomen als onderdeel van het eigen vermogen. Dit resultaat kan tot stand zijn gekomen doordat werkzaamheden niet zijn uitgevoerd maar in het volgende jaar alsnog uitgevoerd gaan worden. Om financiële middelen daarvoor beschikbaar te hebben dient het rekeningresultaat “bestemd” te worden.
Voor deze bestemming gelden de volgende uitgangspunten: