Organisatie | Bergen (L) |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Rectificatie: Verordening op de heffing en invordering van verblijfsbelasting 2022 |
Citeertitel | Verordening verblijfsbelasting 2022 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2022.
artikel 224 van de Gemeentewet
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
02-02-2022 | nieuwe regeling | 14-12-2021 |
[Deze publicatie betreft een rectificatie omdat de artikelen 4, 10 en 11 niet juist weergegeven waren. De oorspronkelijke publicatie is op 24 december 2021 bekendgemaakt, beschikbaar via Gemeenteblad 2021, 469552.]
De raad van de gemeente Bergen,
gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 9 november 2021; gelet op artikel 224 van de Gemeentewet;
Vast te stellen de Verordening op de heffing en invordering van verblijfsbelasting 2022.
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
vaste jaarplaats: een gehuurd terrein of terreingedeelte, gelegen op een kampeerterrein, dat bestemd is voor het gedurende een jaar hebben van een zelfde mobiel kampeeronderkomen, stacaravan of vakantieonderkomen, welke geen van allen volgtijdig worden gebruikt, en die doorgaans na afloop van het jaar niet worden verwijderd;
Onder de naam 'verblijfsbelasting' wordt een directe belasting geheven voor
het houden van verblijf met overnachting binnen de gemeente door personen die niet als ingezetene met een adres in de gemeente in de basisregistratie personen zijn ingeschreven, indien deze personen gedurende hun verblijf beroeps- of bedrijfsmatige werkzaamheden verrichten voor of in opdracht van anderen en het verblijf plaatsvindt op door de werkgever of opdrachtgever ter beschikking gestelde terreinen of in door de werkgever of opdrachtgever ter beschikking gestelde gebouwen.
De belasting wordt niet geheven voor het verblijf:
van een vreemdeling als bedoeld in artikel 29, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000, die rechtmatig in Nederland verblijft in de zin van artikel 8, letters c, d, f, g, h, van voornoemde wet, en voor zover deze persoon verblijf houdt als bedoeld in artikel 2 van de Verordening, onder verantwoordelijkheid van het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers;
in een groepsaccommodatie als bedoeld in artikel 1, letter g, en scoutingkampeerterreinen als bedoeld in artikel 1, letter h, indien in een georganiseerd verband gezamenlijk en in eenzelfde periode verblijf wordt gehouden door tien (10) of meer personen in de leeftijd onder de 18 jaar, welk verblijf plaatsvindt onder leiding c.q. begeleiding van een of meer personen boven de 18 jaar, waarbij het verblijf een educatief, religieus, sportief en/of scouting karakter heeft.
Artikel 5. Maatstaf van heffing
In afwijking van het eerste lid kan, op een bij de aangifte gedaan verzoek van de belastingplichtige, de belasting voor het houden van verblijf op vaste jaarplaatsen en seizoenplaatsen op een kampeerterrein door dezelfde persoon of personen naar vaste bedragen per standplaats worden geheven zoals weergegeven in artikel 6, lid 2.
De voorlopige aanslag, bedoeld in het eerste lid, wordt bepaald op 90% van het aantal overnachtingen gerealiseerd in het voorgaande belastingjaar maal het tarief. Indien vóór het opleggen van de voorlopige aanslag aannemelijk is dat het aantal overnachtingen vermoedelijk lager zal zijn dan 90% van het aantal overnachtingen gerealiseerd in het voorgaande belastingjaar, wordt de voorlopige aanslag bepaald op het vermoedelijke aantal overnachtingen maal het tarief.
Artikel 11. Termijnen van betaling
In afwijking van het eerste lid geldt, in geval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat en het bedrag daarvan niet hoger is dan € 20.000,- en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische incasso kunnen worden afgeschreven, dat de voorlopige aanslagen moeten worden betaald in zoveel gelijke termijnen als er na de maand van dagtekening van het aanslagbiljet nog niet geëindigde maanden in het kalenderjaar overblijven, met dien verstande dat het aantal termijnen ten minste vier en ten hoogste tien bedraagt.
De belastingplichtige bedoeld in artikel 3, eerste lid, is gehouden, voordat hij voor de eerste maal na het in werking treden van deze verordening gelegenheid tot overnachten verschaft, zulks schriftelijk te melden aan de door het dagelijks bestuur van de BsGW aangewezen ambtenaar belast met de heffing en invordering van de gemeentelijke belastingen als bedoeld in artikel 232, vierde lid sub a en b van de Gemeentewet.
De verplichting als bedoeld in de voorgaande leden geldt niet voor zover de belastingplichtige gebruik maakt van de vaste tarieven van de heffingsmaatstaf als bedoeld in artikel 6, lid 2 van deze verordening. In deze gevallen is de in het eerste lid genoemde verplichting beperkt tot de in het tweede lid onder sub a genoemde gegevens tezamen met de aanduiding (naam of nummer) van de standplaats waar wordt overnacht.
Het uitnodigen tot het doen van aangifte kan naast de op de in artikel 237, eerste lid, van de Gemeentewet aangegeven wijze geschieden door het uitreiken, toezenden of elektronisch verzenden van een aangiftebrief waaruit blijkt de wijze van het doen van elektronische aangifte, een omschrijving van de gevraagde gegevens of bescheiden en de termijn waarbinnen aangifte moet worden gedaan. In dat geval geschiedt, in afwijking van de in artikel 237, tweede lid, van de Gemeentewet aangegeven wijze, de aangifte langs elektronische weg door het inleveren of toezenden van de gevraagde gegevens of bescheiden via de digitale voorziening ‘Digitale aangifte toeristenbelasting’ van de Belastingsamenwerking Gemeenten en Waterschappen.
De heffingsambtenaar heeft, behoudens de regels volgende uit artikel 11 lid 3 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, het recht alsnog een uitnodiging tot het doen van aangifte te verzenden, dan wel, bij gebrek aan een tijdige of onvolledige aangifte door belastingplichtige, de grondslag voor de berekening van de verblijfsbelasting ambtshalve te schatten en de belasting middels een ambtshalve aanslag op te leggen.