Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
's-Gravenhage

Regeling jeugdhulp Den Haag 2022

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
Organisatie's-Gravenhage
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingRegeling jeugdhulp Den Haag 2022
CiteertitelRegeling jeugdhulp Den Haag 2022
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerpRegeling jeugdhulp Den Haag 2022

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Jeugdwet
  2. artikel 149 van de Gemeentewet
  3. titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht
  4. Verordening jeugdhulp Den Haag 2022
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-02-2022nieuwe regeling

25-01-2022

gmb-2022-37654

RIS311291 OCW/10244866

Tekst van de regeling

Intitulé

Regeling jeugdhulp Den Haag 2022

Toelichting

De Regeling jeugdhulp Den Haag 2022 geeft invulling aan de bevoegdheid van het college om nadere regels te stellen binnen de kaders van de Verordening jeugdhulp Den Haag 2022. Door de vaststelling van de nieuwe Verordening jeugdhulp Den Haag 2022 en zeven jaar ervaring in de praktijk met de vorige nadere regels en de vorige verordening jeugdhulp, wordt een nieuwe regeling vastgesteld die aansluit bij de nieuwe verordening en die een aantal onderwerpen beter regelt en waar nodig aanvult. Ook is de regeling vanwege nieuwe jurisprudentie opnieuw tegen het licht gehouden. Dit vergt een nieuwe regeling in plaats van het aanpassen van de oude regeling.

 

Met de nieuwe regeling wordt aan de inwoners van Den Haag meer duidelijkheid gegeven hoe de beoordeling van een jeugdhulpaanvraag plaatsvindt en op basis van welke criteria dit plaatsvindt. De juridische onderbouwing van besluiten wordt hiermee verbeterd en sluit aan op de laatste ontwikkelingen naar aanleiding van de jurisprudentie.

 

Besluitvorming

 

Het college van burgemeester en wethouders van Den Haag,

 

gelet op:

 

  • -

    de Jeugdwet;

  • -

    artikel 149 van de Gemeentewet;

  • -

    titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht, en

  • -

    de Verordening jeugdhulp Den Haag 2022;

 

besluit vast te stellen de Regeling jeugdhulp Den Haag 2022:

 

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

 

Artikel 1:1 Begripsomschrijvingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

- aanvaardbaarheidspercentage:

het percentage dat door het Zorginstituut Nederland wordt gebruikt om aan te geven met welk percentage het pgb budget mag worden verlaagd;

- budgethouder:

degene aan wie op grond van de wet een pgb is toegekend;

- budgetplan:

plan opgesteld door de jeugdige of ouders, waarin de jeugdige of ouders uitleggen hoe ze het pgb willen besteden door onder andere te concretiseren welke voorziening zij willen inkopen en op welke manier deze ondersteuning bijdraagt aan de oplossing van de hulpvraag;

- Per Saldo:

belangenvereniging voor personen met een pgb;

- pgb:

persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 8.1.1 van de wet;

- Protocol Dyslexie Diagnostiek en Behandeling:

protocol van Nederlands Kwaliteitsinstituut Dyslexie om ernstige dyslexie te diagnosticeren, indiceren en behandelen. Het is daarbij geldend voor kinderen in de leeftijd van de basisschool (groep 3 tot en met 8);

- regeling pgb tarieven:

de meest recent vastgestelde Regeling pgb tarieven Den Haag;

- Richtinggevend Kader:

een door de H10 gemeenten vastgesteld kader voor het bepalen van de omvang en de duur van de zorg bij een aantal individuele voorzieningen;

- SVB:

Sociale Verzekeringsbank als bedoeld in artikel 3 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;

- verordening:

Verordening jeugdhulp Den Haag 2022;

- wet:

Jeugdwet.

 

Hoofdstuk 2. Nadere regels als bedoeld in artikel 1:3 en artikel 1:6 van de verordening

 

Paragraaf 2:1 Nadere regels artikel 1:3 van de verordening

 

Artikel 2:1:1 Diagnostisch onderzoek of behandeling van ernstige enkelvoudige dyslexie

Een jeugdige komt in aanmerking voor diagnostisch onderzoek naar of behandeling van ernstige enkelvoudige dyslexie, indien:

  • a. het vermoeden van ernstige enkelvoudige dyslexie blijkt uit een compleet leerlingdossier;

    b. het een jeugdige betreft van 7 jaar of ouder;

    c. de behandeling aanvangt voordat de jeugdige 13 jaar is;

    d. de jeugdige bij de start van de behandeling basisonderwijs volgt; en

    e. de school en de jeugdhulpaanbieder volgens het meest actuele Protocol Dyslexie Diagnostiek en Behandeling hebben gehandeld.

 

Paragraaf 2:2 Nadere regels artikel 1:6 van de verordening

 

Artikel 2:2:1 Registratie en gespreksvoorbereiding

Het college regelt in overleg met de jeugdteams die met de toeleiding naar en uitvoering van de jeugdhulp zijn belast:

  • a. de registratie van hulpvragen of verwijzingen als bedoeld in artikel 1:4, eerste lid, van de verordening;

    b. de gevallen waarin de jeugdteams overgaan tot gegevensverzameling in het kader van het onderzoek als bedoeld in artikel 1:4 en de gevallen waarin de jeugdteams hiervan afzien;

    c. de aard van de gegevens die in het kader van het onderzoek als bedoeld in artikel 1:4 worden verzameld;

    d. de termijn waarbinnen de jeugdteams een gesprek met de jeugdige of zijn ouders moeten hebben.

 

Artikel 2:2:2 Onderzoek

  • 1.

    In het kader van de hulpvraag onderzoekt het jeugdteam zo spoedig mogelijk:

    a. wat de hulpvraag van de jeugdige of de ouders is;

    b. wat de gezinssituatie is;

    c. de persoonskenmerken van de jeugdige en de ouders;

    d. de veiligheidssituatie in het gezin;

    e. de opgroei- en opvoedingsproblemen of psychische problematiek en brengt dit in kaart;

    f. welke problemen en stoornissen er zijn en stelt deze vast, waarna wordt bepaald welke hulp nodig is;

    g. het vermogen van de jeugdige of zijn ouders om zelf, met gebruikelijke hulp of met ondersteuning van de naaste omgeving een oplossing voor de hulpvraag te vinden;

    h. de mogelijkheden om gebruik te maken van een overige voorziening of andere voorzieningen die vrij toegankelijk zijn;

    i. de mogelijkheden om gebruik te maken van andere voorliggende wetten;

    j. de mogelijkheden om jeugdhulp te verlenen met gebruikmaking van een overige voorziening;

    k. de mogelijkheden om een individuele voorziening te verstrekken;

    l. wat het gewenste resultaat van de in te zetten individuele voorziening zal zijn;

    m. de wijze waarop de eventuele individuele voorziening wordt afgestemd met andere voorzieningen op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning, of werk en inkomen;

    n. hoe rekening zal worden gehouden met de godsdienstige gezindheid, de levensovertuiging en de culturele achtergrond van de jeugdige en zijn ouders; en

    o. de mogelijkheden om te kiezen voor de verstrekking van een pgb waarbij de jeugdige of zijn ouders conform artikel 8.1.6 van de wet, in voor hen begrijpelijke bewoordingen worden ingelicht over de gevolgen van die keuze.

  • 2.

    Het college informeert, in overleg met de jeugdteams, de jeugdige of zijn ouders bij de start van het onderzoek over de procedure voor de aanvraag van een individuele voorziening, de doorlooptijden, de mogelijkheid om binnen een redelijke termijn een familiegroepsplan op te stellen, de mogelijkheid om gebruik te maken van de cliëntenondersteuning, de klachtenprocedure en de verwerking van persoonsgegevens.

  • 3.

    Het college beoordeelt of sprake is van gebruikelijke hulp.

 

Artikel 2:2:3 Eigen kracht, sociaal netwerk en gebruikelijke hulp

  • 1.

    De ouders verzorgen en houden toezicht op hun tot het gezin behorende minderjarige kinderen en voeden hen op, ook in het geval er sprake is van jeugdigen met een ziekte, aandoening of beperking.

  • 2.

    De ouders hebben in ieder geval de volgende zorgtaken, als onderdeel van verantwoordelijk ouderschap, ook als het gaat om een jeugdige met een beperking:

    a. ouders zijn te allen tijde bereikbaar voor hun minderjarige kinderen;

    b. ouders geven bij de start en afsluiting van de dag aandacht aan hun minderjarige kinderen en nemen de dag met hen door;

    c. ouders inspecteren de locaties waar de jeugdige mogelijk op bezoek of vakantie gaat om te beoordelen of de locatie passend is voor de jeugdige en om de jeugdige te kunnen voorbereiden op het bezoek;

    d. ouders verrichten zorghandelingen die vervangend zijn aan de gebruikelijke zorg die passen binnen het normale patroon van het gezin en de dagelijkse zorg voor een jeugdige;

    e. ouders leren de jeugdige omgaan met het sociale netwerk van familie en vrienden;

    f. ouders begeleiden en vervoeren een jeugdige naar de huisarts, therapeut, zorgaanbieder, medisch specialist of jeugdarts;

    g. ouders begeleiden en vervoeren een jeugdige naar sport, vrijetijdsclubs of lessen;

    h. ouders begeleiden en vervoeren een jeugdige naar school of kinderopvang en onderhouden het contact met school of kinderopvang;

    i. ouders begeleiden en vervoeren een jeugdige in het normale maatschappelijk verkeer, zoals familiebezoek of gezamenlijke uitstapjes.

  • 3.

    Het college maakt gebruik van de leidraad ‘Gebruikelijke hulp van ouders voor kinderen met een normale ontwikkeling per leeftijd’ bij het bepalen van de gebruikelijke zorgtaken van de ouders ten aanzien van de jeugdige. Deze bijlage wordt bij deze regeling vastgesteld.

  • 4.

    In aanvulling op het derde lid kunnen zorgtaken die niet in deze opsomming staan, ook onder de zorgtaken van de ouders vallen.

 

Artikel 2:2:4 Verslag of ondersteuningsplan

  • 1.

    Het college maakt van het onderzoek zoals bedoeld in artikel 2:2:2 een verslag, waarin het oordeel over de verstrekking van een individuele of overige voorziening wordt vastgelegd, onder vermelding van de aan de jeugdige of zijn ouders kenbaar gemaakte gevolgen.

  • 2.

    Indien de jeugdige of zijn ouders niet instemmen met het oordeel van het college, legt het college dit eveneens in het verslag vast.

  • 3.

    Indien het onderzoek naar het oordeel van het college leidt tot toekenning van een individuele voorziening, zo nodig in combinatie met een overige voorziening, wordt in plaats van een verslag een ondersteuningsplan opgesteld, tenzij dit gelet op de aard van de te leveren hulp niet noodzakelijk is.

  • 4.

    Zo spoedig mogelijk na afronding van het onderzoek verstrekt het college aan de jeugdige of zijn ouders het verslag of, in voorkomend geval, het ondersteuningsplan.

  • 5.

    Opmerkingen of latere aanvullingen van de jeugdige of zijn ouders worden aan het verslag of ondersteuningsplan toegevoegd.

 

Artikel 2:2:5 De aanvraag voor een individuele voorziening

  • 1.

    Het college regelt de wijze waarop jeugdigen of hun ouders een schriftelijke of mondelinge aanvraag voor een individuele voorziening als bedoeld in artikel 1:4, eerste lid, van de verordening, bij de gemeente kunnen indienen.

  • 2.

    Ter completering van een aanvraag voor een individuele voorziening als bedoeld in het eerste lid, wordt een door de jeugdige of zijn ouders voor akkoord ondertekend verslag of ondersteuningsplan bijgevoegd.

  • 3.

    Indien de jeugdige of de ouders te kennen geven dat ze een besluit wensen met het oog op het indienen van bezwaar, kan een niet voor akkoord ondertekend verslag of ondersteuningsplan ook dienen ter completering van de aanvraag. 

 

Artikel 2:2:6 Niveau en intensiteit jeugdhulp

  • 1.

    Voor het bepalen van het niveau en de tijdsinzet maakt het college een afweging tussen de benodigde intensiteit en omvang van de jeugdhulp, de duur en de zwaarte van de problematiek van de jeugdige.

  • 2.

    Het college besluit voor de meest adequate en vervolgens goedkoopste voorziening.

  • 3.

    Voor het bepalen van het niveau, de omvang en de duur van de jeugdhulp hanteert het college het richtinggevend kader en besluit dienovereenkomstig,

  • 4.

    Wanneer op basis van het vooronderzoek of het gesprek met de jeugdige en ouders of de jeugdhulpaanbieder voldoende inhoudelijke redenen zijn om een andere omvang of duur te kiezen dan in het richtinggevend kader staat aangegeven, kan het college gemotiveerd van dit kader afwijken.

 

Hoofdstuk 3. Nadere regels met betrekking tot het pgb

 

Artikel 3:1 Toegang tot jeugdhulp in de vorm van een pgb

  • 1.

    Indien aannemelijk is dat aanspraak kan worden gemaakt op een individuele voorziening, en de jeugdige of ouders de voorkeur geeft aan hulp in de vorm van een pgb, registreert het college de aanvraag als een aanvraag pgb en nodigt de aanvrager uit voor een gesprek.

  • 2.

    Bij de aanvraag dient de aanvrager een ondersteuningsplan of een familiegroepsplan en een budgetplan in.

 

Artikel 3:2 De gespreksprocedure

  • 1.

    Het college bepaalt in het gesprek met de jeugdige of zijn ouders de wenselijkheid van toekenning van een individuele voorziening in de vorm van een pgb, mede op basis van het door jeugdige of ouders in te dienen budgetplan.

  • 2.

    In aanvulling op het eerste lid gebruikt de aanvrager voor het budgetplan een door het college vastgesteld formulier.

  • 3.

    Jeugdigen jonger dan drie jaar komen niet in aanmerking voor een pgb voor informele zorg.

  • 4.

    Aanvragen voor een pgb komen alleen in aanmerking voor behandeling, indien de aanvraag naar het oordeel van het college voldoende inzicht geeft in de leefsituatie en het sociale netwerk van het gezin.

 

Artikel 3:3 Toekenning pgb

  • 1.

    Een pgb wordt niet verstrekt:

    a. voor crisishulp, crisisopvang en spoedeisende hulp;

    b. voor bemiddelingskosten, coördinatiekosten, administratiekosten, een vrij besteedbaar bedrag, vrijwilligersvergoeding, een feestdagenuitkering en reiskosten van een hulpverlener.

    c. voor vaktherapie als:

    1° de aanvraag alleen voor vaktherapie is gedaan en verder geen individuele voorziening is toegekend als onderdeel van die hulp;

    2° de aanvraag is gedaan voor vaktherapie en er een voorliggende voorziening is waar geen beroep op is gedaan door jeugdige of de ouders;

    3° de vaktherapeut geen registratie heeft bij de Stichting Register Vaktherapeutische Beroepen (SRVB);

    d. voor vervoer, zoals omschreven in artikel 2.3, tweede lid, van de wet, als het ontbreken van financiële draagkracht de enige grond is.

  • 2.

    Het college toetst de in artikel 8.1.1, tweede lid, onder a, van de wet bedoelde geschiktheid om de taken, die aan een pgb verbonden zijn, op verantwoorde wijze uit te voeren aan de hand van de aanvraag en het onderzoek.

  • 3.

    Bij de toets als bedoeld in het vorige lid kan mede gebruik worden gemaakt van de uitslag van een volledig doorlopen, door Per Saldo opgestelde en bij het college verkrijgbare pgb-zelftest.

  • 4.

    De aanvrager toont aan dat hij zich georiënteerd heeft op minimaal twee jeugdhulpaanbieders die het hulpaanbod in zorg in natura leveren, en meldt bij de motivering waarom naar zijn oordeel een pgb geschikter is dan zorg in natura bij voorgenoemde jeugdhulpaanbieders;

  • 5.

    De kwaliteit van de jeugdhulp via een pgb is naar het oordeel van het college gewaarborgd indien er, zoals bedoeld in artikel 8.1.1, tweede lid, onder c, van de wet, een ingediend budgetplan is met vermelding van hulpverlening, die naar alle waarschijnlijkheid zal leiden tot het behalen van de in het ondersteuningsplan of het familiegroepsplan vermelde doelen en resultaten.

  • 6.

    Voorwaarde voor betaling van het pgb is dat een zorgovereenkomst wordt overgelegd die voldoet aan de eisen van de SVB waaruit duidelijk blijkt welke prestatie en tegen welke vergoeding de hulpverlenende instantie of persoon gaat leveren gedurende de looptijd van het pgb.

  • 7.

    Het pgb is uitsluitend bedoeld als budget voor de inkoop van noodzakelijke hulp.

  • 8.

    De aanvrager kan voor één ondersteuningsonderdeel alleen één financieringsvorm kiezen, pgb of zorg in natura.

 

Artikel 3:4 Weigeringsgronden Pgb

  • 1.

    Het college weigert een pgb, indien er overwegende bezwaren zijn.

  • 2.

    Overwegende bezwaren zijn onder andere:

    a. als het naar het oordeel van het college aannemelijk is dat de budgetaanvrager problemen heeft met het beheren van een pgb;

    b. indien het risico groot is dat de aanvrager het pgb niet besteedt aan het daarvoor bestemde doel, zijnde in de volgende situatie:

    1° de budgetaanvrager is handelingsonbekwaam;

    2° de budgetaanvrager heeft als gevolg van dementie, een verstandelijke handicap of ernstige psychische problemen onvoldoende inzicht in de eigen situatie;

    3° er sprake is van verslavingsproblematiek;

    4° er sprake is van schuldenproblematiek;

    5° er eerder misbruik is gemaakt van het pgb.

  • 3.

    Het college weigert een pgb eveneens indien de budgetontvanger een zodanig progressief ziektebeeld heeft, waardoor te verwachten is dat de voorziening niet langdurig adequaat is. De voorziening wordt dan in natura verstrekt. 

  • 4.

    Een pgb wordt geweigerd indien het alleen dient als inkomensvoorziening voor de hulpverlener.

 

Artikel 3:5 Wijze waarop de hoogte van een pgb wordt vastgesteld

  • 1.

    De hoogte van het pgb wordt berekend aan de hand van de benodigde omvang van de individuele voorziening in uren, dagdelen, etmalen of andere eenheid, vermenigvuldigd met het tarief benoemd in de regeling pgb tarieven.

  • 2.

    Het college stelt de benodigde omvang van de individuele voorziening in uren, dagdelen, etmalen of andere eenheid vast aan de hand van de door de jeugdige of zijn ouders ingediende aanvraag als bedoeld in artikel 3:1, tweede lid.

 

Artikel 3:6 Eenmalige uitkering

Indien de budgethouder komt te overlijden kan het college een hulpverlener een eenmalige uitkering betalen vanuit het pgb ter hoogte van een gemiddeld maandloon van de hulpverlener over de laatste drie volle kalendermaanden, die de hulpverlener gewerkt heeft, onder de volgende voorwaarden:

  • a. er is een schriftelijk verzoek ingediend bij de SVB door de nabestaande(n);

    b. er is een geldige zorgovereenkomst afgesloten; en

    c. er is nog voldoende budget beschikbaar.

 

Artikel 3:7 Pgb in het buitenland

  • 1.

    De budgethouder kan het pgb voor ten hoogste dertien weken per kalenderjaar inzetten voor betaling van hulp te verlenen tijdens verblijf buiten Nederland.

  • 2.

    De budgethouder meldt een verblijf langer dan zes weken in het buitenland aan het college.

  • 3.

    Het college verlaagt het pgb op grond van het voor dat land geldende aanvaardbaarheidspercentage:

    a. bij een verblijf langer dan zes weken in het buitenland, voor de hele periode dat de budgethouder in het buitenland verblijft;

    b. bij inhuur van jeugdhulpverleners die niet onder de Nederlandse belastingwetgeving vallen.

 

Artikel 3:8 Nieuwe feiten en omstandigheden, herziening, intrekking of terugvordering

  • 1.

    Een beschikking voor een pgb wordt maximaal voor twee jaar afgegeven.

  • 2.

    Het college toetst aan de hand van een evaluatie met de budgethouder of de hulpverlening is uitgevoerd conform de doelen en prestaties zoals beschreven in het ondersteuningsplan en de afspraken in de beschikking.

  • 3.

    In aanvulling op het tweede lid kan de toets door het college worden vervroegd indien er signalen worden ontvangen waaruit blijkt dat het pgb niet conform het ondersteuningsplan en budgetplan wordt besteed, of dat er sprake is van oneigenlijk gebruik of fraude.

 

Artikel 3:9 Experimenteerruimte

Het college kan in het kader van onderzoek naar nieuwe vormen van jeugdhulp, voorzieningen toekennen via een pgb, die afwijken van de voorwaarden van deze regeling, indien:

  • a. de voorziening voor een afwijkende periode wordt toegekend;

    b. de hulp in inhoud of vorm afwijkt van gangbare hulp;

    c. een monitoring- en evaluatieprocedure wordt bepaald; of

    d. een voorziening tussentijds wordt gewijzigd.

 

 

Hoofdstuk 4. Overgangs- en slotbepalingen

 

Artikel 4:1 Hardheidsclausule

Het college kan een artikel of artikelen van deze regeling buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover toepassing gelet op het belang van de jeugdige of ouders leidt tot onbillijkheid van overwegende aard.

 

Artikel 4:2 Intrekking

De Regeling Jeugdhulp Den Haag 2018 wordt ingetrokken.

 

Artikel 4:3 Overgangsrecht

  • 1.

    De Regeling Jeugdhulp Den Haag 2018 blijft van toepassing op een lopende voorziening, verstrekt op grond van de Regeling Jeugdhulp Den Haag 2018, totdat het college een nieuw besluit neemt.

  • 2.

    De Regeling Jeugdhulp Den Haag 2018 blijft van toepassing op bezwaar- en beroepsprocedures betreffende bezwaar- en beroepschriften, die vóór de dag van inwerkingtreding van deze regeling zijn ingediend.

  • 3.

    De Regeling jeugdhulp Den Haag 2022 is van toepassing op aanvragen van een jeugdige of ouder(s), die vóór inwerkingtreding van deze regeling zijn ingediend, en waarop nog niet is beslist.

 

Artikel 4:4 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking op 1 februari 2022.

 

Artikel 4:5 Citeerartikel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling jeugdhulp Den Haag 2022

 

Den Haag, 25 januari 2022

Het college van burgemeester en wethouders,

 

de secretaris,

Ilma Merx

 

de burgemeester,

Jan van Zanen

 

Artikelsgewijze toelichting

 

Artikel 1:1

In de regel geldt dat de ouders hun kind vertegenwoordigen als hij of zij jonger is dan 12, de jeugdige en de ouders samen handelen als de jeugdige tussen de 12 en 16 jaar oud is en dat de jeugdige zichzelf vertegenwoordigt als hij 16 jaar of ouder is.

 

Artikel 2:2:3

Het uitgangspunt van de wet is dat bij de toetsing van de ondersteuning die een jeugdige en zijn gezin nodig heeft, uitgegaan wordt van eigen kracht en het sociale netwerk van de aanvrager. Jeugdhulp wordt pas ingezet als het voor de jeugdige of het gezin onmogelijk is om zelf de eigen verantwoordelijkheid te nemen of de eigen mogelijkheden niet voldoende toereikend zijn. In de uitspraak van de Rechtbank Den Haag van 9 juli 2020 (ECLI:NL:RBDHA:2020:6249), heeft de rechter aangegeven wat de verantwoordelijkheid is van ouders en wat er verwacht kan worden van hen om hun eigen verantwoordelijkheid te nemen.

Ouders hebben een zorgplicht voor hun kinderen. Dit houdt in: het zorgen voor hun mentale en lichamelijke welzijn en het bevorderen van de ontwikkeling van hun persoonlijkheid. Ouders moeten hun minderjarige kinderen verzorgen, opvoeden en toezicht op hen houden, ook als sprake is van een kind met een ziekte, aandoening of beperking. Dat de ene ouder meer zorg moet verlenen dan een ouder van een kind zonder beperkingen, betekent niet dat de college verplicht is een voorziening te verstrekken of toeleiding naar jeugdhulp te verzorgen. De ouders van de jeugdige(n) hebben een actieve rol om in eerste instantie te proberen de problemen die zij ervaren zelf of met hulp van hun eigen netwerk op te lossen. Dit geldt ook voor ouders die mogelijk hierdoor hulp moeten bieden aan hun kind dat niet als gebruikelijke hulp wordt gezien, zoals gedefinieerd in de WMO 2015. Het bieden van niet-gebruikelijke hulp kan nog steeds vallen onder de zorgplicht van ouders.

 

Er wordt van ouders verwacht dat zij in hun omgeving (bijvoorbeeld: familie en kennissen) vragen of er bijvoorbeeld zorgtaken hulp kan worden geboden. Denk hierbij aan een oma of opa die af en toe bijspringt om de ouders te ontlasten. Is er sprake van een éénoudergezin door een (echt)scheiding of het verbreken van de relatie, dan verdwijnt de zorgplicht voor de kinderen door de andere ouder niet. Bij uitval van de verzorgende ouder wordt onderzoek gedaan naar de mogelijkheid van opvang van en zorg voor de kinderen door de niet-verzorgende ouder. Hierbij geldt dat de niet-verzorgende ouder een inspanningsverplichting heeft om de zorg zoveel mogelijk op zich te nemen, ook naast de door de rechtbank vastgelegde afspraken. Er is immers sprake van een veranderde situatie.

 

Artikel 3:2, tweede lid

Jeugdigen jonger dan drie jaar komen niet in aanmerking voor een pgb voor informele zorg, omdat voor hen altijd toezicht en nabijheid vereist is.

 

Artikel 3:3, eerste lid

Het college hanteert het standpunt dat het pgb aan de inkoop van zorg en ondersteuning moet worden besteed. Dit betekent dat kosten als gevolg van administratie, bemiddeling, eenmalige uitkering, coördinatie, feestdagenuitkering, reiskosten en verantwoordingsvrij bedrag niet ten laste mogen worden gebracht van het pgb-budget.

 

De Zorgverzekeringswet (vanuit de aanvullende verzekering) vergoed in sommige situaties de inzet van vaktherapie. Hier moet de aanvrager een beroep op te doen. De eigen kosten die vanuit de aanvullende verzekering niet worden vergoed, zijn voor eigen rekening van de aanvrager.

 

Als vaktherapie zonder enige betrokkenheid van de gemeente is gestart, kunnen de kosten niet met terugwerkende kracht ten laste van het pgb worden gelegd.

 

Artikel 3:4, vierde lid

Het pgb dient niet als inkomensvoorziening voor de ontvanger bij het verlenen van zorg tegen informeel tarief en dit zal dus geen overweging zijn bij het bepalen voor het toekennen of continueren van een pgb.

 

 

 

Bijlage 1: Gebruikelijke hulp van ouders voor kinderen met een normale ontwikkeling per leeftijd

 

Leeftijd 0-3 jaar

  • - Hebben bij alle activiteiten verzorging van de ouder nodig.

    - Ouderlijk toezicht is zeer nabij nodig.

    - Zijn in toenemende mate zelfstandig bij bewegen en verplaatsen.

    - Hebben begeleiding en stimulans nodig bij psychomotorische ontwikkeling.

    - Hebben begeleiding en stimulans nodig bij ontwikkelen naar zelfstandigheid en zelfredzaamheid.

    - Hebben een beschermende woonomgeving nodig waarin fysieke en sociale veiligheid is gewaarborgd en een passend pedagogisch klimaat wordt geboden.

    - Motoriek: leert kruipen/ zitten/ lopen/ rennen/ pincetgreep/blokken bouwen, begint met tekenen.

    - Sociaal-emotioneel: Toezicht en begeleiding nodig in het samenspel met andere kinderen. Speelt naast andere kinderen. Kinderen hebben grote behoefte om dingen zelf te doen.

    - Spraak-/taal: begrijpt eenvoudige aanwijzingen en spreekt zelf woordjes en kleine zinnetjes (gemiddeld drie woordzinnen).

 

Leeftijd 3-5 jaar

  • - Kunnen niet zonder toezicht van volwassenen. Binnenshuis kan het toezicht korte tijd op gehoorsafstand.

    - Hebben begeleiding en stimulans nodig bij psychomotorische ontwikkeling.

    - Hebben begeleiding en stimulans nodig bij ontwikkelen naar zelfstandigheid en zelfredzaamheid.

    - Hebben hulp, toezicht en stimulans nodig bij zindelijkheidstraining en controle nodig bij de toiletgang.

    - Hebben hulp, toezicht en stimulans nodig bij aan- en uitkleden, eten, wassen, in- en uit bed komen, dag- en nachtritme en dagindeling bepalen.

    - Hebben begeleiding nodig bij spel en vrijetijdsbesteding.

    - Zijn niet in staat om zonder begeleiding zichzelf in het verkeer te begeven.

    - Hebben een beschermende woonomgeving nodig waarin fysieke en sociale veiligheid is gewaarborgd en een passend pedagogisch klimaat wordt geboden.

    - Motoriek: Kunnen zelf zitten, op gelijkvloerse plaatsen zelf staan en lopen kan zelf uit een beker drinken, zelf met lepel eten. Leert knippen/ juiste pen greep/ traplopen/ fietsen met zijwieltjes.

    - Sociaal-emotioneel: Leert samenspelen, heeft hulp nodig bij het oplossen van conflicten, krijgt vriendjes, kan opgaan in fantasiespel.

    - Spraak-/taal: Vergroot woordenschat, maakt kleine zinnetjes, kan zichzelf met 'ik' benoemen.

 

Leeftijd 5-12 jaar

  • - Kinderen vanaf 5 jaar hebben een reguliere dagbesteding (22-25u p/w).

    - Kunnen niet zonder toezicht van volwassenen. Toezicht kan op enige afstand.

    - Hebben toezicht, stimulans en controle nodig en vanaf 6 tot 12 jaar geleidelijk aan steeds minder hulp nodig bij hun persoonlijke verzorging zoals het zich wassen en tandenpoetsen.

    - Hebben hulp nodig bij het gebruik van medicatie.

    - Zijn overdag zindelijk en 's nachts merendeels ook. Ontvangen zonodig zindelijkheidstraining.

    - Hebben begeleiding en stimulans nodig bij psychomotorische ontwikkeling.

    - Hebben begeleiding en stimulans nodig bij ontwikkelen naar zelfstandigheid en zelfredzaamheid.

    - Hebben begeleiding nodig van een volwassene in het verkeer.

    - Hebben een beschermende woonomgeving nodig waarin fysieke en sociale veiligheid is gewaarborgd en een passend pedagogisch klimaat wordt geboden.

    - Motoriek: Leert fietsen (zonder zijwieltjes), kan hinkelen en op één been staan, kan zich aan-/uitkleden en leert veters strikken, leert schrijven. Haalt zwemdiploma.

 

Leeftijd 12-18 jaar

  • - Hebben geen voortdurend toezicht nodig van volwassenen.

    - Kunnen vanaf 12 jaar enkele uren alleen gelaten worden.

    - Kunnen vanaf 16 jaar dag en nacht alleen gelaten worden.

    - Hebben bij hun persoonlijke verzorging geen hulp en maar weinig toezicht nodig.

    - Hebben tot 18 jaar een reguliere dagbesteding op school/opleiding.

    - Hebben begeleiding en stimulans nodig bij ontplooiing en ontwikkeling (b.v. huiswerk of het zelfstandig wonen).

    - Hebben, in ieder geval tot 17 jaar, een beschermende woonomgeving nodig waarin de fysieke en sociale veiligheid is gewaarborgd en waarbinnen een passend pedagogisch klimaat wordt geboden.

    - Kunnen vanaf 18 jaar zelfstandig wonen.

    - Hebben een dagbesteding in de vorm van opleiding/arbeid.

    - Motoriek: door snelle groei kan coördinatie verstoord raken (slungelige motoriek).

    - Sociaal-emotioneel: het zelfbeeld verandert en leert zichzelf identificeren aan anderen. Is geneigd zichzelf te overschatten. Vrienden zijn erg belangrijk, maakt zich los van ouders. Heeft nog onvoldoende inzicht in lange termijn consequenties van gedrag. Kan delen. Seksuele interesse groeit.

    - Spraak-taal: Abstract denken ontwikkelt. Heeft begrip van tijd. Kunnen diverse oplossingsstrategieën bedenken.