Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Eindhoven

Beleidsregels voor verlening van de omgevingsvergunning beperkte milieutoets voor gesloten bodemenergiesystemen 2022

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieEindhoven
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregels voor verlening van de omgevingsvergunning beperkte milieutoets voor gesloten bodemenergiesystemen 2022
Citeertitel
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpopenbare orde en veiligheid
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 4.81 van de Wijzigingswet Algemene wet bestuursrecht en enkele andere wetten (nieuwe omgevingsrecht en nadeelcompensatierecht)
  2. artikel 5.13 van het Besluit omgevingsrecht
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

29-01-2022nieuwe regeling

25-01-2022

gmb-2022-37188

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels voor verlening van de omgevingsvergunning beperkte milieutoets voor gesloten bodemenergiesystemen 2022

Het college van burgemeester en wethouders maakt bekend dat het in haar vergadering van 25 januari 2022 heeft besloten de volgende beleidsregels vast te stellen;

 

Gelet op artikel 4.81 Awb en artikel 5.13b, negende lid, Bor;

 

Overwegende dat deze beleidsregels onderdeel zijn van het Masterplan Bodemenergie Centrumgebied Eindhoven (hierna: Masterplan) en in samenhang met het Masterplan gelezen dienen te worden.

 

Overwegende dat binnen het plangebied vijf typen deelgebieden te onderscheiden zijn, met ieder hun eigen ordeningsregels voor bronlocaties. In sommige gevallen zijn dat generieke plaatsingsregels en in andere deelgebieden zijn er zoekgebieden aangewezen voor de positionering van warme dan wel koude bronnen. De ordenings- en plaatsingsregels gelden met name voor open bodenenergiesystemen (hierna: OBES). De artikelen 1 t/m 5 worden voor zover zij zien op gesloten bodemenergiesystemen (hierna: GBES), door het college van B&W vastgesteld als beleidsregels als bedoeld in artikel 4:81 Awb. In bijlage 1 zijn de 5 deelgebieden op de plankaart weergegeven. Bij de situering van de clusters en zonering is rekening gehouden met de beoogde locaties van de bekende ontwikkelingen die vanaf eind 2021 / begin 2022 gaan lopen. Hiermee is een optimale ruimtelijke invulling gegeven op basis van deze toekomstige ontwikkelingen. NB: Het in het Masterplan beschreven deelgebied Fellenoord kent andere gebiedsgrenzen dan het Projectgebied van de gebiedsontwikkeling Fellenoord. Dit is om geohydrologische redenen. Het deelgebied Fellenoord in het Masterplan is het voedingsgebied waarin warmte- en koudebronnen kunnen komen voor de toekomstige gebouwen in de gebiedsontwikkeling en het beoogde Zeer Lage Temperatuur Warmte- en Koudenet.”

 

Overwegende dat op grond van artikel 2.2a, zesde lid, Bor een omgevingsvergunning beperkte milieutoets

als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder i, Wabo vereist is voor gesloten bodemenergiesystemen met een bodemzijdig vermogen van 70 kW of meer. Als er op grond

van artikel 2.2b Bor een interferentiegebied is aangewezen, is de omgevingsvergunning beperkte milieutoets ook vereist voor gesloten bodemenergiesystemen met een bodemzijdig vermogen van minder 70 kW in dat interferentiegebied. De gemeenteraad van Eindhoven zal een interferentiegebied aanwijzen op grond van artikel 2.2b, eerste lid, Bor. Vanaf dat moment is er binnen dit gebied voor elk gesloten bodemenergiesysteem een omgevingsvergunning beperkte milieutoets vereist.

 

Overwegende dat het college van B&W het bevoegd gezag is voor het verlenen van de omgevingsvergunning beperkte milieutoets. Een aanvraag daarvoor wordt beoordeeld aan de hand van artikel 2.17 Wabo in juncto artikel 5.13b, negende lid, Bor. Uit het samenstel van deze bepalingen volgt dat de omgevingsvergunning beperkte milieutoets slechts in twee gevallen geweigerd moet worden. Als deze weigeringsgronden zich niet voordoen, dan kan de omgevingsvergunning beperkte milieutoets niet worden geweigerd (limitatief-imperatief stelsel). Er kunnen op grond van artikel 5.13a Bor geen voorschriften worden verbonden aan de vergunning. De weigeringsgronden zijn als volgt:

Het bodemenergiesysteem kan zodanige interferentie veroorzaken met een ander open of gesloten bodemenergiesysteem dat het doelmatig functioneren van een van de desbetreffende systemen kan worden geschaad; of,

Er is anderszins sprake van ondoelmatig gebruik van bodemenergie.

Het college van B&W heeft beoordelingsruimte om in beleidsregels nader in te vullen wanneer

er sprake is van het doelmatig functioneren van bodemenergiesystemen en wanneer er sprake

is van ondoelmatig gebruik van bodemenergie. Het is niet mogelijk om aanvullende

weigeringsgronden op te nemen in beleidsregels.

 

Overwegende dat het Masterplan is opgesteld om de ondergrondse potentie van bodemenergie zo optimaal mogelijk te benutten om te kunnen voldoen aan de vraag. Dit kan worden gedaan door met name OBES toe te passen. In hoofdstuk 3 van het Masterplan Bodemenergie Centrumgebied Eindhoven is daarom aan de hand van een aantal stappen beoordeeld hoe dit gedaan kan worden in het centrumgebied. Bij stap 3 (§ 3.2 in het Masterplan) is overwogen dat de ondergrondse potentie van bodemenergie onder normale/generieke plaatsingsregels veelal niet volledig wordt benut. Om de beschikbare ruimte in de ondergrond van het centrumgebied maximaal te benutten voor de duurzame energievoorziening is het daarom van belang de locaties van bronnen te verdichten en op elkaar af te stemmen. Verdichten van bronnen kan echter leiden tot negatieve interacties tussen bronnen van verschillende temperatuur (interferentie). In het kader van stap 4 en 5 (§ 3.3) is in beeld gebracht onder welke plaatsingsregels het aantal bodemenergiebronnen op verantwoorde wijze kan worden verdicht, dus zonder dat dit tot significante afname van de energieprestaties van individuele systemen leidt. In stap 6 (§3.4 in het Masterplan) is toegelicht dat er door het toepassen van optimalisaties tot een definitief aantal toe te passen OBES kan worden gekomen, dit aantal is hiervoor opgenomen in tabel 5 van het Masterplan. Op basis van de voornoemde optimalisaties zijn per deelgebied in het centrumgebied plaatsings- en ordeningsregels opgesteld voor bodemenergiesystemen. Met deze plaatsings- en ordeningsregels wordt het ontstaan van interferentie, die het doelmatig functioneren van – met name OBES – kan schaden, voorkomen. Om ervoor te zorgen dat de bodemenergie in het centrumgebied zo doelmatig mogelijk kan worden ingezet door het gebruik van OBES, is er in een aantal deelgebieden geen ruimte voor gesloten bodemenergiesystemen (GBES). Deze zouden het doelmatig functioneren van de aanwezige OBES schaden en zorgen voor ondoelmatig gebruik van bodemenergie in het centrumgebied.

 

Overwegende dat de plaatsings- en ordeningsregels die navolgend in artikelen 1 tot en met 5 zijn opgenomen gelden voor het desbetreffende gebied als beleidsregels als bedoeld in artikel 4:81 Awb over de toepassing van artikel 5.13b, negende lid, Bor bij de verlening van een omgevingsvergunning beperkte

milieutoets voor gesloten bodemenergiesystemen. De regels die relevant zijn voor gesloten bodemenergiesystemen worden in deze beleidsregels aangeduid door toevoeging van de volgende

afkorting: (GBES).

 

 

 

 

Artikel 1 Ordeningsregels Fellenoord

In het gebied Fellenoord (zie figuur 3 in het Masterplan) is op de lange termijn de geprognotiseerde vraag naar verwarming en koeling voor de gebouwen groter dan het aanbod uit de bodem. Om toch zoveel mogelijk gebouwen van bodemenergie (maximaal 31 doubletten) te kunnen voorzien, zijn de navolgende ordeningsregels van toepassing.

Algemeen:

  • 1.

    Alleen open bodemenergiesystemen in de vorm van clusters van doubletten zijn toegestaan, dus geen monobronnen, recirculatiesystemen of gesloten bodemenergiesystemen- (GBES);

  • 2.

    Als regel geldt: aanleg op basis van collectiviteit. Collectiviteit betekent dat een vergunningaanvraag gebaseerd moet zijn op een laag temperatuur bron-net geschikt voor individuele of collectieve bodemenergiesystemen, waarbij één doublet - of zoveel doubletten als er nodig zijn - op meerdere gebouwontwikkelingen (vastgoedprojecten) worden aangesloten via een collectief laag temperatuur bron-net. Hiervan kan worden afgeweken indien wordt aangetoond dat de individuele aanvraag geen andere (toekomstige) (collectieve) OBES in de weg staat of indien deze later onderdeel kan worden van een collectief systeem. Initiatiefnemers dienen in een vroeg stadium contact op te nemen met de gemeente Eindhoven om de inpassing van het beoogde OBES af te stemmen;

  • Positionering:

  • 3.

    Alleen bronnen met de maximaal mogelijke effectieve filterlengte, een minimale brondiameter van 800 mm en tot een diepte van maximaal 80 m-mv zijn toegestaan;

  • 4.

    Bronnen worden geplaatst binnen de grenzen van de voor Fellenoord vastgestelde/beschikbare zoekgebieden, corresponderend met het type bron (warm/koud). N.B. enkele clusters liggen fysiek niet in het deelgebied Fellenoord, maar behoren wel tot de zoekgebieden van Fellenoord;

  • 5.

    Bronnen worden in principe niet in de openbare ruimte geboord, tenzij aan de coördinator bodemenergie van de gemeente Eindhoven wordt aangetoond dat het niet anders kan. In dat geval dient in een vroeg stadium bij de gemeente Eindhoven als grondeigenaar toestemming te worden verkregen om bronlocaties en leidingtracés aan te mogen leggen;

  • 6.

    De locaties van de clusters zijn op de plankaart aangegeven;

  • 7.

    Een warme en een koude bron op de grens van een cluster, moeten een bepaalde minimale afstand tot elkaar respecteren. Deze afstand is minimaal 2 x de thermische straal (≈ 90m) maar kan groter zijn, afhankelijk van het beoogde aantal bronnen in betreffendeclusters, zie tabel 6 in het Masterplan. De middelpunten van de clusters moeten minimaal de aangegeven afstanden in tabel 6 tot elkaar respecteren;

  • 8.

    Binnen een cluster dienen warme, en dus ook koude, bronnen onderling 20 à 30 m uit elkaar te liggen. Niet minder in verband met ongewenste hydrologische effecten. Bronnen worden zodanig geplaatst dat deze óf goed op elkaar aansluiten (dus 20 à 30 m uit elkaar) óf dat er voldoende ruimte is om later nog een bron tussen te kunnen plaatsen;

  • Dimensionering systeem:

  • 9.

    Elk doublet is geschikt om een capaciteit van minimaal 150 m³/uur te injecteren en onttrekken. Eventuele overcapaciteit wordt gemeld aan de coördinator bodemenergie en beschikbaar gesteld aan andere initiatiefnemers;

  • 10.

    Een doublet moet voorbereid zijn om naderhand aan te kunnen sluiten op een bron-net(clustering);

  • 11.

    In het ontwerp van nieuwe doubletten dient om droogvallen van de onderwaterpompen te voorkomen, rekening gehouden te worden met een extra stijghoogteverlaging van 2 meter in de bron ten gevolge van de hydrologische invloed van andere doubletten;

  • 12.

    Het uitleggen van alle doubletten binnen een buurt op dezelfde ontwerptemperaturen is een belangrijke randvoorwaarde om de bronnen in de toekomst relatief eenvoudig op een collectief bron-net aan te sluiten. De gemiddelde infiltratietemperatuur (of ontwerptemperatuur) dient derhalve bij koudelevering 16 °C te bedragen, en bijwarmtelevering 7 °C;

  • 13.

    Om te voorkomen dat de cumulatieve effecten op de grondwaterstanden te groot worden, wordt een maximum debiet van 150 m3/uur voorgeschreven. Dit geldt met name voor het gebied ten zuiden van de spoorzone rondom het Station Eindhoven Centraal. Mocht uit de effectberekeningen die bij een vergunningaanvraag worden ingediend blijken dat er toch wateroverlast ontstaat dan dienen er extra beheersmaatregelen genomen te worden in de vorm van bijvoorbeeld “spanningsbemalingen”;

  • GGB:

  • 14.

    VOCl-verontreinigingen in het grondwater vallen onder het GGB-beleid en mogen de (doel)gebiedsgrens in horizontale en verticale richting niet overschrijden. Daarom dienen alle aanvragen voor OBES vooraf getoetst te worden door de coördinator bodemenergie;

  • 15.

    Overige verontreinigingen (o.a. minerale olie, aromaten en zware metalen) mogen zich niet verder verspreiden en vallen buiten het GGB-beleid;

  • Energie:

  • 16.

    Elk OBES dient thermisch in balans te zijn. De provincie Noord-Brabant verwoordt deze balanssituatie in de beschikking van de vergunning Waterwet;

  • Grondwaterstanden:

  • 17.

    Nieuwe aanvragen van vergunningen in het kader van de Waterwet in dit deelgebied worden door de gemeente Eindhoven getoetst op het significant wijzigen van grondwaterstanden. In geval daardoor extra wateroverlast ontstaat, zal de gemeente Eindhoven daarvoor aanvullende beheersmaatregelen formuleren.

 

Artikel 2 Ordeningsregels De Binnenstad

In het gebied van de Binnenstad (zie figuur 4 in het Masterplan) is de geprognotiseerde vraag naar verwarming en koeling voor de gebouwen op de lange termijn groter dan het aanbod uit de bodem. Om toch zoveel mogelijk gebouwen van bodemenergie (maximaal 29 doubletten) te kunnen voorzien, zijn de navolgende ordeningsregels van toepassing.

Algemeen:

  • 1.

    Alleen open bodemenergiesystemen in de vorm doubletten zijn toegestaan, dus geen monobronnen, recirculatiesystemen of gesloten bodemenergiesystemen – (GBES);

  • 2.

    Alleen bronnen met maximale effectieve filterlengte, een minimale brondiameter van 800 mm en een maximale capaciteit van 150 m3/uur en tot een diepte van maximaal 80 m-mv zijn toegestaan;

  • 3.

    Bronnen worden geplaatst binnen de grenzen van de voor de Binnenstad vastgestelde/beschikbare zoekgebieden, corresponderend met het type bron (warm/koud). N.B. enkele clusters liggen fysiek niet in het deelgebied Binnenstad, maar behoren wel tot de zoekgebieden van de Binnenstad. Daarnaast valt een stukje aan de westzijde (nabij Emmasingel) in verband met de bodemsanering nabij het Emmasingelkwadrant (Witte Dame) onder de gebieden “Vooralsnog geen bodemenergie” (zie § 4.4 in het Masterplan);

  • 4.

    Zoeken naar bronlocaties is maatwerk in verband met beperkte (openbare) ruimte. Bronnen worden in principe niet in de openbare ruimte geboord, tenzij aan de coördinator bodemenergie van de gemeente Eindhoven wordt aangetoond dat het niet anders kan. In dat geval dient in een vroeg stadium bij de gemeente Eindhoven als grondeigenaar toestemming te worden verkregen om bronlocaties en leidingtracés aan te mogen leggen;

  • 5.

    De locaties van de clusters zijn op de plankaart aangegeven. De ligging is globaal geduid. In voorkomende gevallen kan hiervan in overleg met de coördinator bodemenergie worden afgeweken. Voorwaarden hierbij zijn dat er dezelfde hoeveelheid warmte en koude uit de bodem gehaald kan worden binnen het plangebied en dat de verontreinigingen de GGB grens niet overschrijden;

  • 6.

    Een warme en een koude bron op de grens van een cluster, moeten een bepaalde minimale afstand tot elkaar respecteren. Deze afstand is minimaal 2 x de thermische straal (≈ 90m) maar kan groter zijn, afhankelijk van het beoogde aantal bronnen in betreffende clusters, zie tabel 6 in het Masterplan. De middelpunten van de clusters moeten minimaal de aangegeven afstanden in tabel 6 tot elkaar respecteren. N.B. De warme en koude bron van de Heuvelgalerie werken op een ander temperatuurniveau dan alle andere bodemenergiesystemen. De bronnen die worden geplaatst in de clusters nabij de bronnen van Heuvelgalerie moeten tenminste 150 meter afstand tot de bronnen van de Heuvelgalerie respecteren. Een kleinere afstand is toegestaan indien met een effectenstudie is aangetoond dat de Heuvelgalerie daar geen nadelige effecten van ondervindt;

  • 7.

    Binnen een cluster dienen warme, en dus ook koude, bronnen onderling 20 à 30 m uit elkaar te liggen. Niet minder in verband met ongewenste hydrologische effecten. Bronnen worden zodanig geplaatst dat deze óf goed op elkaar aansluiten (dus 20 à 30 m uit elkaar) óf dat er voldoende ruimte is om er later nog een bron tussen te kunnen plaatsen;

  • Dimensionering systeem:

  • 8.

    Elk doublet is geschikt om de maximale capaciteit van 150 m³/uur te verwerken. Eventuele overcapaciteit wordt gemeld aan de coördinator bodemenergie en beschikbaar gesteld aan andere initiatiefnemers;

  • 9.

    Een doublet moet voorbereid zijn om naderhand aan te kunnen sluiten op een bron-net;

  • 10.

    In het ontwerp van nieuwe doubletten dient om droogvallen van de onderwaterpompen te voorkomen, rekening gehouden te worden met een extra stijghoogteverlaging van 2 meter in de bron ten gevolge van de hydrologische invloed van andere doubletten;

  • 11.

    Het uitleggen van alle doubletten binnen een buurt op dezelfde ontwerptemperaturen is een belangrijke randvoorwaarde om de bronnen in de toekomst relatief eenvoudig op een collectief bron-net aan te sluiten. De gemiddelde infiltratietemperatuur (of ontwerptemperatuur) dient derhalve bij koudelevering 16 °C te bedragen, en bij warmtelevering 7 °C;

  • 12.

    Om te voorkomen dat de cumulatieve effecten op de grondwaterstanden te groot worden, wordt een maximum debiet van 150 m3/uur voorgeschreven. Dit geldt met name voor het gebied ten zuiden van de spoorzone rondom het Station Eindhoven Centraal. Mocht uit de effectberekeningen die bij een vergunningaanvraag worden ingediend blijken dat er toch wateroverlast ontstaat dan dienen er extra beheersmaatregelen genomen te worden in de vorm van bijvoorbeeld “spanningsbemalingen”;

  • GGB:

  • 13.

    VOCl-verontreinigingen in het grondwater vallen onder het GGB-beleid en mogen de (doel)gebiedsgrens in horizontale en verticale richting niet overschrijden. Daarom dienen alle aanvragen voor OBES vooraf getoetst te worden door de coördinator bodemenergie;

  • 14.

    Overige verontreinigingen (o.a. minerale olie, aromaten en zware metalen) mogen zich niet verder verspreiden en vallen buiten het GGB-beleid;

  • Energie:

  • 15.

    Elk OBES dient thermisch in balans te zijn. De provincie Noord-Brabant verwoordt deze balanssituatie in de beschikking van de vergunning Waterwet;

  • Grondwaterstanden:

  • 16.

    Nieuwe aanvragen van vergunningen in het kader van de Waterwet in dit deelgebied worden door de gemeente Eindhoven getoetst op het significant wijzigen van grondwaterstanden. In geval daardoor extra wateroverlast ontstaat zal de gemeente Eindhoven daarvoor aanvullende beheersmaatregelen formuleren.

 

Artikel 3 Ordeningsregels Westzijde Plangebied

In het gebied Westzijde (zie figuur 5 in het Masterplan) is op de lange termijn de geprognotiseerde vraag naar verwarming en koeling voor de gebouwen lager dan het aanbod uit de bodem. Binnen dit gebied dient vooral te worden voorkomen dat een OBES de grondwaterverontreiniging tot over de (westelijke) projectgrens verspreidt. De navolgende ordeningsregels zijn van toepassing.

Algemeen:

  • 1.

    Alleen open bodemenergiesystemen in de vorm van doubletten in de stroken zijn toegestaan, dus geen clusters van doubletten en geen monobronnen, recirculatiesystemen of gesloten bodemenergiesystemen – (GBES);

  • Positionering:

  • 2.

    Bronnen worden geplaatst binnen de grenzen van de vastgestelde beschikbare zoekgebieden/stroken, corresponderend met het type (warm/koud);

  • 3.

    Bronnen worden in principe niet in de openbare ruimte geboord, tenzij aan de coördinator bodemenergie van de gemeente Eindhoven wordt aangetoond dat het niet anders kan. In dat geval dient in een vroeg stadium bij de gemeente Eindhoven als grondeigenaar toestemming te worden verkregen om bronlocaties en leidingtracés aan te mogen leggen;

  • 4.

    Een warme en een koude bron dienen minimaal 100 meter uit elkaar te liggen;

  • 5.

    Binnen één strook dienen bronnen circa 50 m uit elkaar te liggen;

  • GGB

  • 6.

    VOCl-verontreinigingen in het grondwater vallen onder het GGB-beleid en mogen de (doel)gebiedsgrens in horizontale en verticale richting niet overschrijden. Daarom dienen alle aanvragen voor OBES vooraf getoetst te worden door de coördinator bodemenergie;

  • 7.

    Overige verontreinigingen (o.a. minerale olie, aromaten en zware metalen) mogen zich niet verder verspreiden en vallen buiten het GGB-beleid;

  • 8.

    Warme bronnen in de warme stroken (zie figuur 5 in het Masterplan) mogen alleen gekoppeld worden aan de direct oostelijk gelegen koude bronnen in de koude stroken;

  • Energie:

  • 9.

    Elk OBES dient thermisch in balans te zijn. De provincie Noord-Brabant verwoordt deze balanssituatie in de beschikking van de vergunning Waterwet.

 

Artikel 4 Ordeningsregels in gebieden waar bodemsanering plaatsvindt

Binnen of nabij drie specifieke gebiedsdelen worden tussen 2021 en 2031 nog bodemsaneringen uitgevoerd en afgerond (zie figuur 6 in het Masterplan). Het betreft hier de bodemsaneringen Strijpsestraat en Tapuitstraat respectievelijk net buiten en binnen de projectgrens van het Masterplan en de gebiedsgrens van het GGB én de Witte Dame aan de Emmasingel. Omdat nieuwe OBES in de nabijheid de saneringen kunnen verstoren en mogelijk leiden tot ontoelaatbare verspreiding, is plaatsing van nieuwe bronnen in deze gebieden vooralsnog niet toegestaan. Ook monobronnen, recirculatiesystemen of gesloten bodemenergiesystemen zijn niet toegestaan – (GBES).

 

Artikel 5 Ordeningsregels overige gebieden

Binnen de overige deelgebieden zal de vraag naar bodemenergie kleiner zijn dan het aanbod uit de bodem. Er zijn binnen deze deelgebieden geen voorgeschreven zoekgebieden van toepassing. Wel gelden de navolgende ordeningsregels – (GBES).

Open bodemenergiesystemen (OBES):

  • 1.

    Open bodemenergiesystemen in de vorm van doubletten, monobronnen en recirculatiesystemen zijn toegestaan;

  • 2.

    Bronnen worden geplaatst binnen de grenzen van het deelgebied;

  • 3.

    Bronnen worden in principe niet in de openbare ruimte geboord, tenzij aan de coördinator bodemenergie van de gemeente Eindhoven wordt aangetoond dat het niet anders kan. In dat geval dient in een vroeg stadium bij de gemeente Eindhoven als grondeigenaar toestemming te worden verkregen om bronlocaties en leidingtracés aan te mogen leggen;

  • 4.

    In geval van een doublet dienen een warme en een koude bron minimaal 3 x de thermische straal uit elkaar te liggen;

  • 5.

    Bronnen mogen niet dieper worden geboord dan 80 m-mv.

Gesloten bodemenergiesystemen (GBES):

De toepassing van gesloten bodemenergiesystemen is vergunningplichtig. Als aan de voorwaarden (6 t/m 10) wordt voldaan, is er sprake van doelmatig gebruik van bodemenergie als voldaan in artikel 5.13b, negende lid, Bor en kan het GBES worden toegestaan – (GBES);

  • 6.

    Er mogen alleen verticale GBES worden toegepast (geen horizontale, korven of andere vormen) en wel op eigen kavel;

  • 7.

    Systemen mogen niet dieper dan 80 m-mv worden geplaatst en zijn uitsluitend gevuld met schoon leidingwater;

  • 8.

    Per meter GBES wordt minimaal 50 kWh aan warmte onttrokken;

  • 9.

    Het GBES moet jaarlijks in thermische balans zijn;

  • 10.

    Voor aanvang van de realisatie moet een effectenstudie worden opgesteld. Middels modelberekeningen moet bij de coördinator bodemenergie aangetoond worden dat de toepassing van toekomstige bodemenergiesystemen niet negatief wordt beïnvloed;

GGB:

  • 11.

    VOCl-verontreinigingen in het grondwater vallen onder het GGB-beleid en mogen de (doel)gebiedsgrens in horizontale en verticale richting niet overschrijden. Daarom dienen alle aanvragen voor OBES of GBES vooraf getoetst te worden door de coördinator bodemenergie;

  • 12.

    Overige verontreinigingen (o.a. minerale olie, aromaten en zware metalen) mogen zich niet verder verspreiden en vallen buiten het GGB-beleid.

 

Artikel 6 Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking op de dag na publicatie in het Gemeenteblad binnen het interferentiegebied dat door de gemeenteraad wordt vastgesteld.

 

 

Eindhoven, 25 januari 2022

Het college van burgemeester en wethouders van Eindhoven,

 

 

 

 

,burgemeester

 

 

 

, secretaris

 

 

 

 

 

Bijlage 1 Plankaart Interferentiegebied

 

 

 

Bijlage 2 Masterplan Bodemenergie Centrumgebied Eindhoven