Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Lopik

Visie op de linten

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieLopik
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVisie op de linten
CiteertitelVisie op de linten
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpruimtelijke ordening, verkeer en vervoer
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

07-06-2017nieuwe regeling

30-05-2017

Het Kontakt, 06-06-2017

Tekst van de regeling

Intitulé

Visie op de linten

Thematische verkenning van de ontwikkeling van het landelijk gebied

 

Visie opgesteld ter voorbereiding van het bestemmingsplan met “verbrede reikwijdte”

 

Vastgesteld door de gemeenteraad op 30 mei 2017

 

1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Op 1 februari 2012 heeft de gemeenteraad van de gemeente Lopik de Toekomstvisie Lopik 2030 vastgesteld. Deze toekomstvisie presenteert een opsomming van de sterke en zwakke punten van de gemeente en de ontwikkelingen die de gemeente staan te wachten. Daarnaast bevat de Toekomstvisie strategische hoofdlijnen, een missie en een aantal ambities die de gemeente Lopik richting 2030 wil realiseren. Belangrijke aandachtspunten zijn de “leefbaarheid en duurzaamheid van linten en kernen” en het “versterken van het landelijk gebied”.

 

“Kijkend naar Lopik, de trends en de ontwikkelingen die op de gemeente afkomen en de wens tot behoud en verdere versterking van de Lopikse kwaliteiten, is de volgende missie voor de gemeente Lopik 2030 geformuleerd: "De gemeente Lopik streeft naar behoud en versterking van de kwaliteiten

van de dorpse gemeenschap met een ondernemende en agrarische mentaliteit, profiterend van de ligging in het Groene Hart en aan de Lek, nabij stedelijk gebied."

 

De gemeente Lopik is van oudsher een agrarische gemeente. Een gemeente waar de ruimtelijke karakteristiek bepaald wordt door de aanwezige lintstructuren en het open veenweidelandschap. Goed ontsloten, centraal gelegen en dichtbij grootstedelijke voorzieningen is de gemeente een aantrekkelijke vestigingslocatie. Het landelijk gebied van Lopik is het gebied van gras en fruit, van openheid en verdichte bebouwingslinten, van lange, smalle kavels en zeer veel sloten, van veen en klei, van verstilde historie en grote dynamiek, van werken, wonen en recreëren. Het is een gebied met een kenmerkende cultuurhistorische identiteit en met grote landschapswaarde. De landbouw is, ondanks dat zij al lang niet meer de enige economische functie in het gebied is, nog steeds nadrukkelijk aanwezig, vooral de melkveehouderij en fruitteelt. Daarnaast hebben andere vormen van bedrijvigheid en wonen een plaats gevonden in de lintbebouwing. Het landelijk gebied blijft een dynamisch gebied en telkens weer ziet de gemeente zich geconfronteerd met nieuwe vragen en ideeën. Zo hebben demografische ontwikkelingen invloed op voorzieningen, verenigingen en het sociale klimaat in de kernen. De samenleving verandert, ontgroent, vergrijst en krimpt. Deze ontwikkelingen doen zich zeker voor in onze gemeente. Op sommige vlakken heeft dit negatieve gevolgen voor het wonen, werken en leven in het landelijk gebied van Lopik en de aanwezige kernen. Lopik heeft potentie, is een aantrekkelijk gebied maar moet ook beducht zijn voor de gevolgen van verschillende (ruimtelijke) ontwikkelingen. De grootste uitdaging ligt binnen de agrarische sector. Het gaat daarbij over het omgaan met twee trends: ten eerste ontwikkelruimte geven aan toekomstbestendige agrarische bedrijven. Daarnaast gaat het om het geven van een nieuwe invulling aan vrijkomende agrarische bedrijfsbebouwing.

 

 

Ontwikkelingen in de landbouw, toenemende burgerparticipatie, veranderende wetgeving maar ook innovatieve ontwikkelingen dwingen ons om inzicht te krijgen in de toekomstige ontwikkeling van het landelijk gebied. De vraag is hoe wij er als gemeente, in samenwerking met inwoners en ondernemers, voor kunnen zorgen dat de kwaliteiten van ons landelijk gebied gewaarborgd blijven. Om in te kunnen spelen op nieuwe ontwikkelingen zal de gemeente Lopik een beeld moeten hebben van de vragen en trends die er de komende periode op ons af zullen komen. Hoe kan het landelijk gebied van Lopik er in de toekomst uit zien en welke waarden horen daar bij? In deze visie schetsten wij daarom aan de hand van een thematische verkenning een beeld van de belangrijkste ontwikkelingen in ons landelijk gebied. Een toekomstbeeld gericht op de duurzame ontwikkeling van onze gemeente, met en door alle betrokken partijen. Een toekomst met een centrale positie voor ruimtelijke kwaliteit.

1.2 Bestemmingsplan met verbrede reikwijdte

De thematische verkenning is hoofdzakelijk bedoeld ter voorbereiding op het nieuw vast te stellen bestemmingsplan “Landelijk gebied Lopik”. Dit nieuwe plan is bedoeld als een actualisatie van het huidige planologische-juridische kader. Het bestemmingsplan zal geen nieuwe grootschalige (gebieds)ontwikkelingen bevatten. De nadruk zal vooral liggen op het bijschaven van huidig ruimtelijk beleid en het inspelen op de inwerkingtreding van de Omgevingswet (gepland 2019). Wat ons betreft past een thematische verkenning, waarin ingegaan wordt op trends en beleidsstandpunten, goed bij de voorbereiding van ons nieuwe bestemmingsplan. Dit is echter niet zomaar een bestemmingsplan. Het betreft een bestemmingsplan met “verbrede reikwijdte”, een innovatief experiment onder de Crisis en herstelwet. Via een plan met “verbrede reikwijdte” kan de gemeente Lopik, vooruitlopend op de inwerkingtreding van de Omgevingswet werken met de systematiek van het Omgevingsplan. De verbrede reikwijdte kan gebruikt worden om meer zaken in het bestemmingsplan te betrekken dan onder de huidige wetgeving mogelijk is. Dit valt onder de noemer fysieke leefomgeving.

 

Nieuwe ontwikkelingen zullen ook in de toekomst getoetst worden aan de geldende wet- en regelgeving. Wij willen evenwel de flexibiliteit van ons beleid vergroten om initiatiefnemers en hun directe omgeving kansen te bieden voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Het accent komt daardoor veel meer te liggen op ontwikkeling en uitnodiging. Dit vergt een andere opstelling en werkwijze van de gemeente. Een uitsluitend regulerende rol van de gemeente past niet langer binnen de huidige sociaal-maatschappelijke en economische context. Er heeft een geleidelijke omschakeling plaats gevonden van toetsingsplanologie naar uitnodigingsplanologie waarbij de gemeente open staat voor plannen van inwoners die substantieel bijdragen aan de sociaaleconomische vitaliteit en de ruimtelijke kwaliteit. De gemeente treedt op als facilitator en partner door in een vroeg stadium betrokken te zijn bij plannen. Het experiment van het bestemmingsplan met “verbrede reikwijdte” biedt ons de ruimte om onze manier van werken te koppelen aan een innovatieve planvorm. Daarbij ligt de nadruk voornamelijk op het verbeteren van de landschappelijke en ruimtelijke kwaliteit. Bovendien ziet de gemeente kansen om binnen het bestemmingsplan met “verbrede reikwijdte” de duurzaamheid te bevorderen, cultuurhistorische waarden beter te beschermen en de positie van ruimtelijke kwaliteit in ons afwegingskader te versterken.

 

Door nu al te werken met de functionaliteiten van het Omgevingsplan kunnen wij inspelen op de inwerkingtreding van de Omgevingswet. Zo kan met het bestemmingsplan met “verbrede reikwijdte” ingespeeld worden op mogelijkheden als de twintigjaarstermijn, het invoegen van beleidsregels en de delegatiebevoegdheid. Door de flexibiliteit van ons beleid te vergroten, kunnen wij de administratieve lasten verminderen en de proceduretijd verkorten. De gemeente Lopik is inmiddels aangewezen als experiment voor de 12e tranche van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet. Onze aanwijzing als experiment, ex artikel 7g van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet, heeft betrekking op de hele gemeente. Het uitwerken van deze aanwijzing zal zich in eerste instantie richten op het landelijk gebied.

1.3 Burgerparticipatie en overheidsparticipatie

De samenleving verandert en daarmee ook de verhouding tussen burger en overheid. Burgers ondernemen steeds vaker actie in hun woon- en leefomgeving. Ze denken mee met nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen en dragen met initiatieven bij aan oplossingen voor tal van ruimtelijke knelpunten. Dit noemen we burgerparticipatie. In de ruimtelijke ordening speelt burgerparticipatie al langer een belangrijke rol. De burger wil graag invloed uitoefenen op besluiten met betrekking tot de kwaliteit van zijn eigen woon- en leefomgeving. De wetgever biedt deze ruimte. Denk hierbij aan de procedure van een nieuw bestemmingsplan en de mogelijkheden tot indienen van bezwaar. In eerste instantie bleef burgerparticipatie voornamelijk beperkt tot het geven van reacties op genomen besluiten. Inmiddels is burgerparticipatie zodanig ontwikkeld dat de burger een rol speelt bij de totstandkoming van (ruimtelijke) besluiten. Het verschil is dat burgers nu echt worden betrokken bij de ontwikkeling van ruimtelijke plannen, waar zij voorheen slechts recht hadden op inspraak wanneer het

 

ruimtelijk plan al was opgesteld. Aan de overheid de lastige taak om tot een collectief besluit te komen door al deze partijen en hun strategieën te coördineren (Van Rooijen, 2015). Inmiddels zien we nu opnieuw een verschuiving van burgerparticipatie naar overheidsparticipatie. Als gevolg van de economische crisis in 2008 en daarmee het vastlopen van veel projecten op het gebied van ruimtelijke ontwikkeling groeide ook vanuit de overheid de noodzaak om het initiatief bij ruimtelijke plannen nog verder over te laten aan burgers. Daarbij komt dat de gemeenten steeds meer taken krijgen die ze met minder middelen moeten uitvoeren. Het is nu de overheid die participeert in een dynamische netwerksamenleving. Kenmerkend voor deze ontwikkeling is dat overheden een stapje terug doen om bewoners de ruimte te geven om hun woonomgeving te verbeteren. Lokale overheden hebben voornamelijk een ondersteunende ofwel faciliterende rol (Van Rooijen, 2015). Deze benadering vereist ook een andere organisatie van de gemeente. Feit is dat de gemeente ruimte moet bieden aan initiatieven uit de samenleving omdat partijen elkaar nodig hebben om ruimtelijke ambities te verwezenlijken. Lokale overheden zullen zich nog meer moeten voegen naar hun rol als facilitator. Bij deze nieuwe rol hoort een innovatief toetsingskader. Wat ons betreft vormt een bestemmingsplan met “verbrede reikwijdte”, als voorloper van het Omgevingsplan, dit gewenste toetsingskader.

1.4 Proces en werkwijze

Het uitgangspunt bij het opstellen van deze visie is dat dit niet alleen een document is van het gemeentebestuur en de ambtelijke organisatie, maar ook van onze inwoners, ondernemers, verenigingen, vooroverlegpartners en anderszins betrokken partijen in de gemeente Lopik. Hun inbreng is bepalend geweest bij de uitwerking van de verschillende thema’s. Ter voorbereiding op deze visie heeft de gemeente Lopik twee informatieavonden georganiseerd voor inwoners en ondernemers in onze gemeente. Tijdens deze bijeenkomst is uitleg gegeven over de te volgen procedure en is iedereen opgeroepen deel te nemen aan de 10-minutengesprekken.

De 10-minutengesprekken hebben plaatsgevonden in februari 2016. In totaal hebben 185 insprekers gebruik gemaakt van het 10-minutengesprek. De inbreng van deze insprekers is gebruikt om trends, zorgen, ambities en beleidsopgaven te inventariseren. Gezamenlijk vormen zij de onderlegger voor deze visie en het toekomstige bestemmingsplan met “verbrede reikwijdte”. Hetzelfde geldt voor de uitkomsten van het stakeholdersoverleg dat gehouden is in maart 2016.

 

Via enquêtes zijn de agrarisch ondernemers verzocht inzicht te geven in hun bedrijfsactiviteiten. Uiteraard hebben ook zij de gelegenheid gehad hun ambities kenbaar te maken. Veel agrarische ondernemers hebben hier gebruik van gemaakt. De resultaten van de gesprekken en de uitkomsten van de enquêtes worden gebruikt om beleid op te stellen gericht op een duurzame en toekomstbestendige ontwikkeling van de agrarische sector.

 

Daarnaast zijn alle eigenaren van een perceel met een niet- agrarische bedrijfsbestemming via een enquête geïnventariseerd. De activiteiten op dergelijke percelen volgen elkaar in hoog tempo op en daarom worden de resultaten van de enquête ook voornamelijk gebruikt om een actueel beeld te krijgen van alle bedrijfsactiviteiten in het landelijk gebied. Uiteraard worden ook alle relevante ontwikkelambities op het gebied van niet-agrarische bedrijfsactiviteiten in de voorliggende visie afgewogen.

 

Om een volledig en actueel beeld te krijgen zijn alle percelen geïnventariseerd aan de hand van perceelscontroles. Zodoende zijn ter voorbereiding van het nieuwe bestemmingsplan alle percelen in ons landelijk gebied minimaal één keer bezocht. Alle relevante informatie die daaruit voortkomt, wordt betrokken bij het opstellen van het bestemmingsplan.

 

De genoemde informatie is benut om in deze visie te komen tot het opstellen van nieuwe beleidsopgaven en het verder uitwerken van bestaande ruimtelijke ambities in onze gemeente. In deze visie speelt onze werkwijze waarbij het accent ligt op de verbetering van ruimtelijke kwaliteit een belangrijke rol. Deze werkwijze en in het verlengde daarvan de vaststelling van onze beleidsnotitie “LopikMEerwaard” heeft er immers voor gezorgd dat wij in aanmerking zijn gekomen voor een aanwijzing in het kader van artikel 7g van het Besluit uitvoering Crisis en herstelwet.

1.5 Leeswijzer

Na dit inleidende hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 het beleidskader beschreven. In hoofdstuk 3 volgt een gebiedsanalyse waarin alle kernkwaliteit van ons landelijk gebied worden beschreven. In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op de belangrijkste ruimtelijke trends. Vanaf hoofdstuk 5 komen we bij de kern van onze visie. Hier worden de beleidsopgaven voor de komende jaren genoemd welke vanaf hoofdstuk 6 t/m 12 verder worden uitgewerkt.

2 Beleidskader

2.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt het relevante beleidskader voor het landelijk gebied van Lopik samengevat. Het gaat hierbij om het rijksbeleid, het provinciaal beleid en regionale beleidskaders. Dit is van belang omdat de gemeente Lopik binnen deze kaders richting kan geven aan de ruimtelijke ontwikkeling van het landelijk gebied. Hoewel onze ruimtelijke ambities mogelijk verschillen van deze geldende kaders zal ons beleid ook in de toekomst getoetst moeten worden aan geldend beleid van andere overheden.

2.2 Rijksbeleid

In het algemeen is het landelijk ruimtelijk beleidskader vastgelegd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte en het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (ook wel Barro).

 

In de Structuurvisie Ruimte zijn de drie hoofddoelen van het Rijk aangegeven:

  • 1.

    Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijke economische structuur van Nederland;

  • 2.

    Het verbeteren, in stand houden en ruimtelijk zeker stellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;

  • 3.

    Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden blijven.

Uit deze drie hoofddoelen komen onderwerpen voort die van nationaal belang zijn. De nationale belangen zijn vastgelegd in het Barro. Bij het opstellen van ruimtelijk beleid moeten gemeenten voldoen aan het Barro. Voor het landelijk gebied van Lopik zijn lang niet alle onderwerpen uit het Barro van toepassing. Het gaat vooral om bepalingen met betrekking tot de Rijksvaarwegen, grote rivieren, primaire waterkeringen en de ecologische hoofdstructuur.

 

Per 1 oktober 2012 is ook de ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening. De duurzaamheidsladder gaat uit van een drietal stappen om te komen tot een zorgvuldige afweging van iedere stedelijke ontwikkeling. Stedelijke ontwikkeling heeft niet alleen betrekking op ontwikkelingen in kernen maar kan ook betrekking hebben op het realiseren van nieuwe stedelijke functies (bedrijventerrein, woningbouw, recreatieterreinen) in het landelijk gebied. Aan de hand van de duurzaamheidsladder moet gemotiveerd worden dat er een duidelijke behoefte is aan de gewenste ontwikkeling en dat de beschikbare ruimte in de gemeente zo optimaal mogelijk gebruikt wordt.

 

2.2.1 Omgevingswet

Met de Omgevingswet worden de regels voor ruimtelijke projecten gebundeld. Het doel is om het starten van ruimtelijke projecten gemakkelijker te maken. Naar verwachting gaat de Omgevingswet in 2019 in. De komst van de Omgevingswet betekent dat er veel verandert. De wet bundelt bestaande wetten voor onder meer bouwen, milieu, water, ruimtelijke ordening en natuur. Daarmee wil de

wetgever plannen voor ruimtelijke ordening, milieu en natuur beter op elkaar afstemmen en meer ruimte bieden voor particuliere initiatieven. Dit wil men bereiken door het opstellen van meer algemene regels in plaats van uiterst gedetailleerde regelgeving. Het doel staat voorop en niet het middel om er te komen. Dit betekent echter niet dat ruimtelijke plannen in de toekomst niet meer hoeven te voldoen aan de geldende regels. Ook na inwerkingtreding van de Omgevingswet en na vaststelling van ons nieuwe bestemmingsplan met “verbrede reikwijdte” bestaan er regels waar aan getoetst moet worden. Het Omgevingsplan is geen wondermiddel of vrijbrief voor allerhande ruimtelijke ontwikkelingen. Het is wel een innovatief wettelijk kader dat gemeenten in staat moet stellen om de houding “ja, mits” in de praktijk handvatten te geven.

 

In artikel 7g Besluit Uitvoering Crisis en herstelwet maakt het mogelijk om de voor het grondgebied van de gemeenten vastgestelde bestemmingsplannen te laten gelden als één bestemmingsplan. Op basis van dit artikel is de gemeente Lopik als experiment aangewezen. Hierdoor kan worden geëxperimenteerd met de in de toekomstige Omgevingswet beoogde verbreding van het bestemmingsplan tot een omgevingsplan. Zolang de beoogde Omgevingswet niet is vastgesteld en in werking is getreden, geldt dit experimenteel plan als een buitenwettelijk en vormvrij plan. Met artikel 7c Besluit Uitvoering Crisis en herstelwet wordt een wettelijke grondslag gegeven aan deze experimentele bestemmingsplannen. Hierdoor mag ook worden afgeweken van onderdelen van de Wet ruimtelijke ordening, het Besluit ruimtelijke ordening, de Wet geluidhinder, het Besluit geluidhinder, de Wet milieubeheer en het Activiteitenbesluit milieubeheer.

2.3 Provinciaal beleid

Het provinciaal ruimtelijke beleid is wellicht het meest gedetailleerde beleid voor het landelijk gebied. Ontwikkelingen in het landelijk gebied worden beschouwd als een provinciaal belang. Daarmee valt het grootste deel van het grondgebied van Lopik automatisch onder de werking van het provinciaal ruimtelijk beleid. Het ruimtelijk beleid van de provincie Utrecht is uitgewerkt in de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013-2028 en de Provinciale Ruimtelijke Verordening 2013. In 2016 is dit beleid herijkt en opnieuw vastgesteld. De structuurvisie bevat het ruimtelijk beleid van de provincie voor het komende decennium. Ook in het ruimtelijk beleid van de provincie Utrecht heeft ruimtelijke kwaliteit een centrale plek. Volgens de provincie Utrecht heeft ruimtelijke kwaliteit betrekking op zowel het behoud van de bestaande kwaliteit als het creëren van nieuwe kwaliteit. De afweging of een ruimtelijke ontwikkeling een bijdrage levert aan de verbetering van ruimtelijke kwaliteit legt de provincie Utrecht bij de gemeenten.

 

De provincie Utrecht heeft in zijn beleid wel aangegeven welke aspecten vanuit provinciaal perspectief van belang worden geacht:

  • 1.

    behouden van bestaande kwaliteiten en het versterken ervan;

  • 2.

    samenhang en continuïteit herstellen, ontbrekende schakels toevoegen, versnipperde onderdelen samenvoegen;

  • 3.

    diversiteit vergroten;

  • 4.

    robuustheid vergroten;

  • 5.

    beleefbaar en toegankelijk maken.

Het Groene Hart ontleent zijn waarden en bestaansrecht mede aan het contrast met en het belang voor de grote stedelijke agglomeraties er omheen. Economische dynamiek, infrastructuur, de interactie met het stedelijk gebied en de voor de bewoners van de grote steden zo belangrijke

recreatiegebieden zorgen er voor dat niet alleen rust maar ook reuring, van nature, bij delen van het Groene Hart horen. Het Utrechtse deel van het Groene Hart kent vaak eeuwenoude overgangen tussen landschappen. Bij ontwikkelingen in het landschap van het Groene Hart staat het versterken van de diversiteit op het schaalniveau van de verschillende typen landschap centraal. In de kwaliteitsgids “Utrechtse Landschappen – Groene Hart” worden de kwaliteiten van het Utrechtse landschap concreet gemaakt. Voor ons is van belang dat in de Kwaliteitsgids wordt benadrukt dat:

 

“een landschap een levend geheel is, dat door de jaren heen geleidelijk verandert. Zonder die veranderingen wordt het landschap een museumstuk. Het is absoluut niet de bedoeling dat de Nationale en andere landschappen “op slot” gaan. Sterker nog om het landschap vitaal te houden zijn nieuwe ontwikkelingen juist vaak nodig en ze geven kansen om de kernkwaliteiten te verstevigen.”

 

Op basis van de Provinciale Ruimtelijke Verordening kunnen Provinciale Staten regels stellen omtrent de inhoud, toelichting of onderbouwing van bestemmingsplannen, omgevingsvergunningen en beheersverordeningen. Doel van de Provinciale Ruimtelijke Verordening is om provinciale ruimtelijke belangen te laten doorwerken in gemeentelijk ruimtelijk beleid.

2.4 Regionaal beleid

Naast het algemene beleid kent de provincie Utrecht ook een groot aantal thematische uitwerkingen van haar algemene beleid. Om uitvoering te geven aan haar beleid zijn gemeenten en provincie een samenwerking aangegaan in de vorm van een “Ruimtelijke agenda gemeenten”. De ambities, belangen en doelen zijn ontleend aan bestaande beleidskaders en programma’s op gemeentelijk en provinciaal niveau. Dit heeft een agenda opgeleverd bestaande uit; grote ontwikkelopgaven, kleinere acties en aandachtspunten. Provincie en gemeenten verwachten door gemeenschappelijke inzet van menskracht (en wellicht middelen), uitwisseling van kennis en ervaring en het combineren van meerdere opgaven en ambities tot een betere samenwerking te komen en sneller resultaten te behalen. De Ruimtelijke agenda bevat een aantal ruimtelijke ontwikkelopgaven waarvan een deel in regionaal verband, samen met de gemeenten IJsselstein, Montfoort en Oudewater, worden uitgevoerd. Bij de voorbereiding van de Ruimtelijke agenda zijn tal van bestaande en gewenste projecten en ontwikkelingen geïnventariseerd (bijvoorbeeld Salmsteke, Cultuurhistorische Waardenkaart).

 

 

2.5 Gemeentelijk beleid

Het gemeentelijk ruimtelijk beleid is verankerd in het geldende bestemmingsplan Landelijk gebied en de Toekomstvisie 2030 van de gemeente Lopik. Daarnaast maakt de gemeente gebruik van enkele beleidsnotities om sturing te geven aan de verbetering van ruimtelijke kwaliteit. Bepalend hierbij is de beleidsnotitie LopikMEerwaard. In het beleid LopikMEerwaard zijn spelregels opgesteld voor het behoud en versterken van kernkwaliteiten en de potenties van het landelijk gebied. Deze zijn vertaald in toetsingscriteria. Het kenmerkende uitgangspunt van LopikMEerwaard is: “voor wat hoort wat”. Uitgangspunt en belangrijke randvoorwaarde bij het toestaan van de verruimde mogelijkheden in het kader van LopikMEerwaard is dus, dat deze ontwikkelingen gepaard dienen te gaan met een ruimtelijke kwaliteitsverbetering.

 

2.5.1. "Nota ruimtelijke kwaliteit gemeente Lopik"

In de Nota ruimtelijke kwaliteit van de gemeente Lopik worden karakteristieke inrichtingsprincipes beschreven en verbeeld. Bij het opstellen van deze inrichtingsprincipes is aansluiting gezocht bij de inrichtingsprincipes uit "Linten in de leegte" (zie verderop). Hoewel de Nota ruimtelijke kwaliteit een formeel toetsingskader is, heeft het vooral een uitnodigend en enthousiasmerend karakter. Aan de hand van goede voorbeelden en duidelijke gebiedsbeschrijvingen worden initiatiefnemers geïnformeerd over de karakteristiek en de waarden van hun leefomgeving en gestimuleerd om hun (bouw)plannen hierop aan te passen. Bedoeling is om de ruimtelijke kwaliteit per perceel te versterken om zo in de totale gemeente de ruimtelijke kwaliteit te kunnen verbeteren.

 

2.5.2. "Landschapsontwikkelingsplan (LOP)"

Ter bevordering van de landschappelijke kwaliteit in de Lopikerwaard heeft de gemeente Lopik in samenwerking met de gemeenten Montfoort en Oudewater een landschapsontwikkelingsplan opgesteld (2005). In dit plan geven de gemeenten een visie op de ontwikkeling van het landschap. De landschapsontwikkelingsvisie gaat uit van behoud en versterking van de openheid in de polders en versterking van het half open karakter van de stroomruggen. Voor de gemeente staat behoud en ontwikkeling van de streekeigen identiteit, verscheidenheid en beleving van het landschap voorop, onder de voorwaarde dat een groot deel van het gebied levensvatbaar blijft voor de landbouw en met name de veeteelt. Er is echter behoefte aan het inpassen van tal van niet-agrarische ontwikkelingen. Bij het vaststellen van nieuwe ontwikkelingsrichtingen moeten de bestaande kwaliteiten van het landschap als basis en richtinggevend kader dienen voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen.

 

2.5.3.Overige beleidskaders en notities

Het handboek bebouwingslinten in de Utrechtse Waarden "Linten in de Leegte" vormt een inspiratiebron voor iedereen die woont in het buitengebied van de Utrechtse Waarden. Het laat de oorsprong en streekeigenheid zien. Daarnaast worden alle groene en rode streekeigen elementen beschreven. Daarbij wordt op het niveau van de bouwkavel een aantal inrichtingsprincipes uitgewerkt. Net als bij de Nota ruimtelijke kwaliteit is de gedachte dat als de opzet van de bouwkavel goed is, de belangrijkste kwaliteiten van de linten zijn gewaarborgd. We bouwen de ruimtelijke kwaliteit van onderaf op! Elke nieuw bouwplan zou feitelijk altijd getoetst moeten worden aan de uitgangspunten van “Linten in de leegte”.

3 Gebiedsanalyse

 

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de belangrijkste kernkwaliteiten van het landelijk gebied van de gemeente Lopik. Het landelijk gebied van de gemeente Lopik is een gebied met vele kwaliteiten. In het geval van kernkwaliteiten gaat het om kwaliteiten die over het algemeen door iedereen herkend en gewaardeerd worden. Kernkwaliteiten worden gevormd door waarden en/of potenties en vormen vaak de basis voor nieuwe initiatieven. Dit kunnen ook nieuwe ruimtelijke initiatieven zijn. Kernkwaliteiten spelen daarmee nadrukkelijk een rol in ons ruimtelijk beleid, bijvoorbeeld in onze Toekomstvisie 2030.

 

Ons landelijk gebied kent de volgende kernkwaliteiten;

  • 1.

    Landschappelijke karakteristiek met cultuurhistorische waarden;

  • 2.

    Levendige linten;

  • 3.

    Recreatief potentieel;

  • 4.

    Agrarische ontwikkelingsperspectief.

3.1 Landschappelijke kwaliteit en cultuurhistorische waarden

In de ruimtelijke structuur van het gebied is de historie en ontstaansgeschiedenis nog altijd goed te zien. Ze vormen de basis voor de identiteit. Het landelijk gebied van Lopik is overwegend in gebruik als grasland. Op grond van enkele hoofdkenmerken is het landelijk gebied van Lopik te verdelen in een drietal landschapstypen. De oeverwallen, de komgronden en de uiterwaarden bepalen de landschappelijk diversiteit.

 

In de ontstaansgeschiedenis spelen de agrarische sector, vooral de grondgebonden melkveehouderij, en de aanwezigheid van rivier de Lek een belangrijke rol. Een kenmerkend onderdeel van het landschap zijn de langgerekte bebouwingslinten. Ruimtelijke kwaliteit is echter meer dan alleen bebouwing. Landschap, cultuurhistorie, natuurwaarden en openheid zijn mede bepalend voor de kwaliteit van een gebied. Eén van de absolute kernkwaliteiten van de gemeente Lopik is het waardevolle en open veenweidelandschap. Gelegen in het Groene Hart maken de combinatie van de Lek, de uiterwaarden, de besloten oeverwallen, het open polderlandschap en de karakteristieke lintbebouwing Lopik tot een unieke omgeving. De landschapsstructuur van ons landelijk gebied is gevormd door het zeer karakteristieke ontginningspatroon van copeontginning en de streekeigen beplanting. De ontginningsvorm heeft geleid tot veel lange lijnstructuren in het landschap welke zich in een vast ritme herhalen. Vooral in de richting van Polsbroek is deze oorspronkelijke structuur nog heel duidelijk herkenbaar.

 

Het landelijk gebied van de gemeente Lopik kent een hoge cultuurhistorische waarde die sterk samenhangt met het oorspronkelijke agrarische gebruik van het gebied. Het landschap wordt nog altijd ingericht op basis van historisch waardevolle structuren en de bebouwingslinten herbergen een

 

groot aantal karakteristieke en monumentale boerderijen. In het landelijk gebied bevinden zich een aantal terreinen met hoge archeologische waarden. Deze cultuurhistorie vormt een groot deel van de herkomstwaarde van de huidige ruimtelijke kwaliteit in ons landelijk gebied.

 

 

3.2 Levendige linten

De gemeente Lopik is door de typerende lintbebouwing een aantrekkelijk gebied om te wonen en te werken. De combinatie van de verschillende functies in de “levendige linten” maken het een dynamische en bedrijvige leefomgeving. Naast de oorspronkelijke agrarische functies floreert het midden- en kleinbedrijf. De gemeente Lopik kent een groot aantal ondernemers en kleine bedrijven die goed uit de voeten kunnen op de ruime percelen in ons landelijk gebied. Niet-agrarische bedrijfsfuncties nemen hun intrek in de voormalige agrarische bebouwing. Dit draagt bij aan een aantrekkelijk vestigingsklimaat voor bedrijven. Ook worden de agrarische bedrijfspercelen veelvuldig aangekocht en omgezet naar een woonfunctie. De omschakeling van activiteiten zegt iets over de dynamiek van ons landelijk gebied en haar gebruikers.

 

De aantrekkingskracht van ons landelijk gebied wordt mede gevormd door de relatieve rust en stilte die er heerst in vergelijking tot de omliggende stedelijke gebieden. Enkel de nadruk leggen op de rust en stilte van het gebied zou geen recht doen aan het karakter van het gebied. In de bebouwingslinten is door de vele functies en activiteiten altijd reuring. Bij ontwikkelingen in het landelijk gebied zijn dan ook veel belanghebbenden betrokken. Elke belanghebbende stelt vanuit zijn eigen visie eisen aan het landschap en de invulling van de linten. Dit zorgt voor nieuwe ontwikkelingen en hierdoor blijft het buitengebied voortdurend in beweging. In onderstaande afbeelding worden enkele van deze belangen inzichtelijk gemaakt.

 

Afbeelding afkomst uit “Landelijk gebied 21ste eeuw, Ingeborg Thoral, 2014

 

Opmerkelijk is dat in de huidige maatschappij die steeds individualistischer wordt, in de gemeente Lopik nog steeds sprake is van sterke sociale banden, saamhorigheid en een rijk verenigingsleven. De inwoners van onze gemeente vormen een gemeenschap waar men nog oog voor elkaar heeft. De sociale samenhang is groot en dat maakt het eenvoudig voor onze inwoners om zich te verenigen. In de gemeente Lopik heerst een grote betrokkenheid bij ontwikkelingen in de leefomgeving. De sociale samenhang en betrokkenheid van inwoners is van belang bij de ontwikkeling van ons landelijk gebied.

3.3 Recreatief potentieel

De belangrijkste kwaliteiten voor recreatie in ons landelijk gebied worden gevormd door het landschap en de relatieve rust en stilte van het gebied. Het landelijk gebied heeft daarmee duidelijk potentie voor extensief recreatief medegebruik zoals fietsen, wandelen, kanovaren en kleinschalige dag- en verblijfsrecreatie. Hoewel de gemeente Lopik onderdeel uit maakt van het Groene Hart en een aantrekkelijk alternatief vormt voor de drukte in de omliggende stedelijke gebieden, is het recreatie-aanbod nog niet sterk ontwikkeld. Dit is het gevolg van het ontbreken van rustpunten, horecagelegenheden en overige pleisterplaatsen. In dat perspectief biedt het recreatief-toeristisch potentieel dan ook vele (economische) mogelijkheden om beter benut te worden. In het ruimtelijk beleid zet de gemeente Lopik dan ook in op het beter benutten en versterken van deze potenties, rekening houdend met de kwaliteit van het landschap, de schaal van onze gemeente en de aanwezige agrarische bedrijfsactiviteiten. Het recreatief potentieel van de gemeente Lopik is een nog nader in te vullen kernkwaliteit en een kans voor nieuwe ontwikkelingen. Juist bij de invulling van dit recreatief potentieel blijkt het niet eenvoudig een goede balans te vinden in de belangenafweging tussen ondernemers en omwonenden. Ten aanzien van de ontwikkeling van recreatie lopen de meningen sterk uiteen. Daarbij betekent een grotere activiteit voor de ondernemer al snel een aantasting van het woongenot voor omwonenden. In de praktijk levert dit vaak belangenconflicten op bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen.

 

 

3.4 Agrarisch ontwikkelingsperspectief

In het landelijk gebied van Lopik is de hoofdfunctie nog altijd de grondgebonden landbouw. In dit deel van de provincie Utrecht en vooral in onze gemeente heeft de landbouw een goede uitgangspositie voor een verdere, duurzame ontwikkeling. Goede productieomstandigheden, een relatief lage verstedelijking en de vele bruikbare bouwpercelen maken verdere bedrijfsontwikkeling mogelijk. Ondanks de gunstige omstandigheden mag wel verwacht worden dat het aantal agrarische bedrijven in de toekomst steeds verder af zal nemen. In ons landelijk gebied hebben agrariërs in principe nog voldoende mogelijkheden tot uitbreiding van bedrijfsactiviteiten en bedrijfsbebouwing. Een duurzame ontwikkeling van de grondgebonden veehouderij is van belang voor de toekomst van ons landelijk gebied. Daarbij dienen de wettelijke kaders van de milieuwetgeving wel in acht genomen te worden. Deze kaders zijn nogal aan verandering onderhevig en vormen hierdoor voor veel agrariërs een onzekerheid naar de toekomst. Verbreding kan zorgen voor de benodigde extra mogelijkheden tot inkomensvorming en daarmee het voortbestaan van het agrarisch bedrijf. Dit is op haar beurt weer goed voor de instandhouding van de landschappelijke karakteristiek door het behoud van de kwaliteit en de herkenbaarheid van de oorspronkelijke structuur van onze linten.

4 Trends

4.1 Belang van trends

Om een thematische verkenning te kunnen vormen op de toekomstige ontwikkeling van ons landelijk gebied is het noodzakelijk inzicht te krijgen in de verschillende trends. Het kan hierbij gaan om landelijke trends maar ook om specifieke voor de gemeente Lopik waarneembare ontwikkelingen. Hoe het landelijk gebied van Lopik er over 20 jaar exact uit ziet is lastig te voorspellen. Toch zijn er in het algemeen, en zeker in onze gemeente, enkele trends te onderscheiden die enig inzicht geven in de mogelijke ontwikkeling van ons landelijk gebied. Alterra Wageningen heeft in 2015 een rapport (Nieuwenhuizen et al. 2015, Alterra-rapport 2628) uitgebracht met daarin een trendverkenning voor gemeenten met veel landelijk gebied. Veel van deze trends zijn ook van toepassing op onze gemeente. In het vervolg van dit hoofdstuk zal daarom mede op basis van dit rapport een beschrijving gegeven worden van de algemene trends welke vervolgens vertaald worden naar de situatie in Lopik.

 

Landelijk zijn de volgende trends te onderscheiden:

  • 1.

    Het landelijk gebied als multifunctionele leef- en werkomgeving;

  • 2.

    Schaalvergroting versus kleinschaligheid en lokale initiatieven;

  • 3.

    De kwaliteit van de leefomgeving staat onder druk.

4.2 Het landelijk gebied als multifunctionele leef- en werkomgeving

Eerder is al terloops gerefereerd aan het feit dat de agrarische sector niet langer de belangrijkste sociaaleconomische drager van het landelijk gebied is. Het aantal agrarische bedrijven en de werkgelegenheid in de agrarische sector is verder afgenomen. Vrijkomende agrarische percelen worden gebruikt voor niet-agrarische functies. Het oorspronkelijke agrarische karakter heeft plaats gemaakt voor een grote verscheidenheid aan functies en belevenissen. Een trend die zich in de toekomst alleen maar verder zal versterken.

 

Multifunctioneel Lopik

Het multifunctionele karakter blijkt wel uit het feit dat er in ons landelijk gebied bijna 1.200 bedrijven staan ingeschreven variërend van transportbedrijven tot beroepen aan huis. Daar tegenover staat een duidelijke afname van het aantal (volwaardige) agrarische bedrijven.

 

4.2.1 Specifiek voor Lopik

Ondanks dat het landschap al honderden jaren dezelfde kenmerken heeft, zijn de linten voortdurend in beweging. Het landelijk gebied van Lopik is momenteel aan grote verandering onderhevig. Een verandering die vooral verband houdt met veranderingen in de agrarische sector. Agrarische bedrijven die stoppen, vragen om een passende herbestemming van het perceel en de aanwezige bebouwing. Agrariërs die verder kunnen ontwikkelen zoeken oplossingen voor schaalvergroting en voor nieuwe functiecombinaties op het perceel. Dit heeft ook in Lopik consequenties voor het landschap, voor het behoud van waardevolle bebouwing maar heeft ook gevolgen voor de onderlinge verstandhouding tussen onze inwoners. Ook wij hebben ervaren dat nieuwe ontwikkelingen kunnen leiden tot onvrede en botsende belangen.

 

 

Belangenconflicten

De niet-agrarische bewoners en gebruikers van het landelijk gebied hebben regelmatig tegenstrijdige wensen ten aanzien van gebruik en inrichting van de ruimte, waardoor de complexiteit sterk is toegenomen (Nieuwenhuizen et al, 2015).

 

4.2.2 Uitdagingen voor de toekomst

De toename en herbestemming van vrijkomende agrarische bedrijfsbebouwing is de grootste ruimtelijke opgave in ons landelijk gebied. Veranderingen op agrarische percelen hebben een grote impact op de belevingswaarde van de directe omgeving en het landschap. Als gemeente willen wij de waardevolle cultuurhistorische elementen zo goed mogelijk behouden maar ook voldoende kansen voor nieuwe ontwikkelingen bieden om zo erftransformaties ook daadwerkelijk (financieel) mogelijk te maken. In sommige delen van onze linten is het aantal agrarische functies opvallend snel afgenomen. De verwachting is dat in de nabije toekomst nog zeker tientallen agrarische bedrijven zullen worden beëindigd.

 

Activeer de stoppende agrariër?

Uiteraard is het geen eenvoudige beslissing om met een bedrijf te stoppen. Een bedrijf dat vaak generaties lang in de familie is geweest. Naast de ruimtelijke gevolgen kleven hier ook enkele financiële en fiscale consequenties aan. Als ondernemer wacht je daarom misschien zo lang mogelijk met een dergelijk besluit. Toch moet een gemeente inzetten op het vroegtijdig activeren van stoppende agrariërs. Dit heeft een preventieve werking opdat mogelijke overlast als gevolg van oneigenlijk gebruik van vrijkomende bebouwing wordt voorkomen. Daarnaast blijft de toekomstwaarde van een perceel gewaarborgd als tijdig omgeschakeld wordt naar een passende vervolgfunctie. Dit heeft niet alleen te maken met het op te stellen ruimtelijk beleid. Dit vraagt van een gemeente een andere benadering en werkwijze. Op dit punt komt de behoefte aan uitnodigingsplanologie sterk tot uiting.

 

Behoud een goed vestigings- en ondernemersklimaat

De toename van het oppervlakte vrijkomend agrarisch vastgoed heeft gevolgen voor de concurrentiepositie van bestaande niet-agrarische bedrijfsactiviteiten. Voor de hand liggende vervolgfuncties zijn de opslag van goederen en kleinschalige bedrijfsactiviteiten. Het toevoegen van een groot aantal soortgelijke functies kan negatieve gevolgen hebben voor het vestigings- en ondernemersklimaat in onze gemeente. Het is van belang dat we in Lopik beschikken over een divers aanbod van bedrijfsmatige activiteiten die elkaar aanvullen en ondersteunen.

 

Veranker een goede fysiek leefomgeving

Met de komst van de Omgevingswet komt de nadruk nog sterker te liggen op het realiseren van een goede fysieke leefomgeving. Onderwerpen als veiligheid, gezondheid en leefklimaat treden meer op de voorgrond. Omgevingsaspecten welke ook steeds vaker een onderdeel vormen bij de eerder genoemde belangconflicten in een multifunctioneel landelijk gebied. Het goed verankeren van deze omgevingsaspecten in ons ruimtelijk beleid vraagt om een innovatieve planvorm met de daarbij horende regelgeving.

4.3 Schaalvergroting versus kleinschaligheid en lokale initiatieven

Op verschillende gebieden in onze samenleving zie je dat voornamelijk wordt ingezet op schaalvergroting. Dit veelal vanuit een oogpunt van efficiëntie en kostenbesparing. Vooral bij de grootste ruimtevragers in het landelijk gebied, de agrarische en nieuw-agrarische bedrijven, lijkt schaalvergroting het devies. De omvang van deze activiteiten vormt echter steeds vaker een knelpunt in relatie met de omgeving. Dit komt omdat het maatschappelijk krachtenveld is gericht op behoud van de kwaliteiten van het landelijk gebied. Kwaliteiten die vaak een relatie hebben met kleinschaligheid en authenticiteit. Je kunnen identificeren met de omgeving wordt belangrijk geacht maar vraagt om behoud van landschap en cultuurhistorie. Het besef groeit dat natuur en landschap op zichzelf staande waarden zijn en behoud en versterking van deze waarden tevens bijdraagt aan een goede woon- en leefomgeving.

 

4.3.1 Specifiek voor Lopik

De gemeente Lopik hecht veel belang aan het behoud en waar mogelijk versterken van de landschappelijke karakteristiek en natuurlijke waarden in het landelijk gebied. Nieuwe ontwikkelingen moeten passen bij de schaal van ons landschap en bestaande functies gelegen in onze linten. Feit blijft wel dat ongeveer 90% van ons grondgebied gelegen is in het landelijk gebied en de meeste inwoners en bedrijven gevestigd zijn in de bebouwingslinten. Hierdoor kunnen wij als gemeente niet alleen naar het landelijk gebied kijken vanuit een traditionele blik waarbij het gebied gezien wordt als een kleinschalig productielandschap met daaraan gerelateerde waarden. Binnen onze linten zijn van oudsher bedrijven, voorzieningen, recreatieterreinen en horecagelegenheden aanwezig die wat ons betreft een belangrijke rol spelen bij de leefbaarheid van het gebied. Dit zijn functies die gelet op de aard van hun activiteiten ook zicht moeten hebben op bepaalde ontwikkelingskansen. Een bepaalde mate van groei moet geboden worden om uiteindelijk echt een dynamisch landelijk gebied te kunnen faciliteren.

 

4.3.2. Uitdaging voor de toekomst

Het ruimtelijk beleid van de gemeente moet gericht zijn op het realiseren van een dynamisch landelijk gebied. In feite moet er een duidelijke balans ontstaan tussen groei en behoud. Daarbij moet niet voorbij gegaan worden aan de identiteit en de karakteristiek van onze typische plattelandsgemeente en dient voldoende rekening te worden gehouden met de multifunctionaliteit van het landelijk gebied en het belang van uitbreiding van traditionele maar ook nieuwe functies. Voor Lopik moet voor wat betreft ontwikkeling speciale aandacht uitgaan naar de volgende vragen.

 

Gelijke kansen?

Om een goede balans tussen groei en behoud te vinden kan de gemeente op voorhand gebieden aanwijzen waar schaalvergroting uitgesloten is. Rekening houdend met de karakteristiek van het landschap, de mate van ontsluiting en de aanwezigheid van bestaande functies zou er voor wat betreft ontwikkelingsmogelijkheden onderscheid gemaakt kunnen worden tussen verschillende deelgebieden.

 

Nevenfuncties altijd kleinschalig en onderscheidend

Nevenfuncties kunnen als kleinschalige initiatieven een wezenlijke bijdrage leveren aan de vitaliteit van het landelijk gebied. Ze zorgen, naast lokale binding en een gevoel van authenticiteit, voor de (economische) ondersteuning van de hoofdfunctie. De vraag is echter: hoe zorgen we er voor dat deze nevenfuncties ook daadwerkelijk kleinschalig blijven? In de praktijk hebben we kunnen ervaren dat nevenfuncties, zowel ruimtelijk als bedrijfseconomisch, de hoofdfunctie kunnen overschaduwen. Een nevenfunctie mondt zo al snel uit in een zelfstandige onderneming. Gezien vanuit perpectief van de ondernemer een positieve ontwikkeling omdat dit zorgt voor de nodige inkomsten. Voor de omgeving in sommige situaties erg onwenselijk omdat zij hinder ervaren. Het begeleiden van dergelijke belangenconflicten vormt een uitdaging voor een gemeente.

4.4 De kwaliteit van de leefomgeving staat onder druk

Inwoners en ondernemers hebben ruimte nodig om samen met de gemeente nieuwe ontwikkelkansen te verkennen. Het is echter wel aan de gemeente om duidelijke keuzes te maken ten aanzien van omgevingskwaliteit. Vervolgens moeten de overige partijen op de hoogte gebracht worden van deze keuzes en de ruimte krijgen om daarbinnen invulling te geven aan hun ambities. In Lopik betekent dit in elk geval dat elke ruimtelijke ontwikkeling een bijdrage levert aan de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit. De kwaliteit van het landelijk gebied is achteruit gegaan, bijvoorbeeld als gevolg van de economische crisis. Er waren minder middelen beschikbaar om naast de noodzakelijke investeringen extra aandacht te besteden aan de verbetering van kwaliteit. Nu er sprake is van economisch herstel zien wij het aantal initiatieven gericht op kwaliteitsverbetering weer toenemen.

 

4.4.1 Specifiek voor Lopik

Een aantrekkelijke, goed verzorgde omgeving verhoogt de kwaliteit van de dagelijkse leefomgeving en de waarde van het onroerend goed. Ook wordt het vestigingsklimaat positief beïnvloed. Maar (ruimtelijke) kwaliteit is niet alleen een belang van de gemeente. In Lopik heerst de overtuiging dat de gemeente samen met inwoners en ondernemers de belangen van een aantrekkelijke omgeving dient te behartigen. Wij willen kwaliteit niet afdwingen via uitvoerige regelgeving. Het is onze bedoeling om initiatiefnemers te enthousiasmeren met een open benadering en aansprekende voorbeelden. Geen uitvoerige regels om ontwikkelingen te verbieden maar vooral voorbeelden om te laten zien hoe het ook kan. Ontwikkelingen in ons landelijk gebied kunnen eigenlijk niet meer los gezien worden van de beleidsnotitie LopikMEerwaard. LopikMEerwaard staat voor een actieve gebiedsontwikkeling waarbij het uitgangspunt is dat goede initiatieven, welke een positieve bijdrage leveren aan de kwaliteit van het landelijk gebied, bespreekbaar zijn.

 

4.4.2. Uitdaging voor de toekomst

De grootste uitdaging ligt in het vastleggen van een toetsingskader voor kwaliteit zonder dat dit ten kosten gaat van de flexibiliteit van het beleid. Kwaliteit is in veel gevallen maatwerk en moeilijk vast te leggen in exacte regels. Kwaliteit is vaak ook een gezamenlijk gevoel en een resultaat van uitvoerig

overleg. Dit vergt vaak een langer voortraject maar resulteert veelal in plannen met een breed draagvlak. Ook in de toekomst zal blijvend geïnvesteerd moeten worden in dit vooroverleg.

 

 

5 Beleidsopgaven

 

De gemeente Lopik wil de kansen voor wonen, werk en recreatie beter benutten zonder dat hierbij afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke en cultuurhistorische waarden en het huidige woon- en leefklimaat in ons landelijk gebied. “Ontwikkeling door behoud”. Bestaande kwaliteiten vormen de basis voor nieuwe ontwikkelingen. Naast de economische situatie is ook de ruimtelijke dynamiek gewijzigd. Ontwikkelingen volgen elkaar in hoog tempo op en inwoners en ondernemers gaan op zoek naar creatieve oplossingen om hun woon-, leef- en ondernemersklimaat te behouden en te versterken. Het is niet langer aannemelijk dat een gemeente met de vaststelling van een bestemmingsplan een toereikend planologisch beleidskader heeft om in alle ontwikkelingen in de komende 10 jaar te voorzien. Ook bij gemeenten heeft ruimtelijke ordening plaats gemaakt voor ruimtelijke ontwikkeling.

 

Om inwoners en ondernemers een kans te bieden hun ambities en wensen te realiseren in een snel veranderend sociaaleconomisch klimaat is er behoefte aan een nieuwe planvorm. Een beleidskader met meer flexibiliteit waarbinnen via een integrale benadering ruimte gegeven kan worden aan creatieve en duurzame oplossingen. Een planvorm die ons in staat stelt om op een efficiënte wijze invulling te geven aan een nieuwe werkwijze, waarbij maatwerk geleverd kan worden zonder dat hiervoor tijdrovende procedures vereist zijn. Zo kan het buitengebied in beweging blijven en ontstaan er levendige linten.

 

De grootste uitdaging in onze gemeente zal liggen op het gebied van de vrijkomende agrarische percelen en de ontwikkelruimte voor agrarische bedrijven die nog wel met de vereiste schaalvergroting mee kunnen. Zoals gezegd staat de ruimtelijke ontwikkeling van het platteland onder druk nu de invloed van de belangrijkste sociaaleconomische drager, de veehouderij, is gewijzigd. Door veranderende wet- en regelgeving en sociaalmaatschappelijke omstandigheden zien veel agrarische bedrijven zich genoodzaakt te stoppen. De achterblijvende, dichtbebouwde, agrarische bouwpercelen dienen een nieuwe toekomstbestendige functie te krijgen. Een functie die bijdraagt aan de leefbaarheid van het buitengebied maar ook gezien kan worden als nieuwe economische drager op het platteland. Een functiewijziging vereist nu nog vaak lange procedures en dus veel tijd, middelen en energie. Dit terwijl een snelle doorstroming na functieverandering kan zorgen voor nieuwe werkgelegenheid, toekomstbestendig gebruik van bestaande percelen en opstallen, verbetering van de leefbaarheid van het buitengebied (draagvlak voor het verenigingsleven) en een verbetering van de fysieke leefomgeving (het voorkomen van verpaupering van voormalige agrarische bebouwing).

 

Met behulp van een bestemmingsplan met “verbrede reikwijdte” denken wij in staat te zijn om op een efficiënte en adequate wijze en via een integrale benadering in te kunnen spelen op veranderende sociaaleconomische omstandigheden door medewerking te verlenen aan plannen van inwoners en ondernemers die substantieel bijdragen aan de sociaaleconomische vitaliteit en de ruimtelijke kwaliteit van het landelijk gebied. Vanuit deze gedachte en rekening houdend met de algemene trends zijn we gestart met de verkenning van ruimtelijke ontwikkelingen in ons landelijk gebied. Hieruit hebben wij een vijftal beleidsopgaven kunnen onderscheiden. Deze beleidsopgaven worden verder uitgewerkt in de voorliggende visie. Om uitvoering te geven aan de genoemde beleidsopgaven wil de gemeente Lopik nog nadrukkelijker werken op een uitnodigende in plaats van een regulerende manier. Inwoners en ondernemers krijgen hierbij de ruimte om innovatieve ideeën te ontplooien, die bijdragen aan de sociaaleconomische vitaliteit en waarbij de verbetering van de kwaliteit van de leefomgeving het uitgangspunt is. Het vervolg van deze visie zal draaien om de volgende beleidsopgaven.

 

Ruimtelijke kwaliteitsverbetering als voorwaarde bij nieuwe ontwikkelingen

Het landelijk gebied is geen statisch geheel. Het is een dynamisch gebied dat door ontwikkeling voortdurend in beweging is. Niet alle veranderingen leveren een positieve bijdrage aan de kwaliteit van het landelijk gebied. Wij willen de ruimtelijke kwaliteit van het gebied behouden en versterken. Daarom willen wij de verbetering van ruimtelijke kwaliteit nog belangrijker maken bij ontwikkelingen in ons landelijk gebied.

 

Waarborgen van cultuurhistorie en waardevolle structuren

De gemeente Lopik heeft een aantrekkelijk landelijk gebied. Ons landelijk gebied kent een hoge cultuurhistorische waarde die sterk samenhangt met het oorspronkelijke agrarische gebruik van het gebied. Deze cultuurhistorie vormt grotendeels de huidige ruimtelijke kwaliteit in ons landelijk gebied en vormt de basis voor nieuwe ontwikkelingen.

 

 

Van primair agrarisch gebied naar een multifunctioneel gebied met kwaliteit

Het leven in de linten en de inrichting van de polders is voornamelijk gericht op het agrarisch gebruik. Ook in de toekomst zal dit het geval zijn, al is de positie van de landbouw aan verandering onderhevig. Ons landelijk gebied wordt steeds multifunctioneler. De gemeente moet een ruimtelijk kader vaststellen waarbinnen deze verandering zich verder kan ontwikkelen met als doel een goede fysieke leefomgeving te waarborgen.

 

Ontwikkelen van het recreatief en toeristisch potentieel

Eén van die nieuwe functies in de linten zijn recreatieve en toeristische activiteiten. De activiteiten kunnen ontwikkeld worden als nevenfunctie maar ook als vervolgfuncties van agrarische bedrijven. De kwaliteiten van ons landelijk gebied vormen een goede basis voor de verdere recreatieve en toeristische ontwikkeling. Dit vergt wel een goede afstemming op de kwaliteiten en waarden van het gebied.

 

Stimuleren van duurzaamheid en waarborgen van veiligheid en waterbeheersing

De fysieke leefomgeving wordt een steeds belangrijker onderdeel van ons afwegingskader. Een gezond en veilig leefklimaat staan daarbij centraal. Dat vraagt van ons dat er nagedacht wordt over duurzaamheid (energietransitie) en waterbeheersing.

Beleidsopgave 1: Ruimtelijke kwaliteitsverbetering als voorwaarde bij nieuwe ontwikkelingen

 

 

6 Ruimtelijke kwaliteit

 

Onze eerste beleidsopgave is het vastleggen van ruimtelijke kwaliteitsverbetering als voorwaarde bij nieuwe ontwikkelingen. De verbetering van ruimtelijke kwaliteit heeft al een bijzondere plek in ons ruimtelijk beleid. Met de vaststelling van beleidsnotitie LopikMEerwaard in 2010 is de gemeente Lopik zich sterker dan voorheen gaan richten op het benutten van de potenties van het landelijk gebied en op het behouden en versterken van de ruimtelijke kwaliteit en identiteit. Met LopikMEerwaard is de aandacht gericht op het behoud en de versterking van de sociaaleconomische vitaliteit en de leefbaarheid van het platteland. Dit uit zich bijvoorbeeld in de wens voor ruimere toelatingsmogelijk-heden voor nieuwe economische dragers in het buitengebied. Anderzijds is het niet de bedoeling dat het platteland ongecontroleerd wordt volgebouwd. Bij veel ruimtelijke ontwikkelingen moet daarom een balans worden gevonden tussen enerzijds het behouden en ontwikkelen van bestaande kwaliteiten en anderzijds de nieuwe bebouwings- en gebruiksmogelijkheden voortkomend uit de ambities en wensen die leven in ons landelijk gebied. Wij willen inwoners en ondernemers de ruimte geven om met creatieve voorstellen te komen die bijdragen aan de leefbaarheid in onze gemeente, waarbij de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit en de fysieke leefomgeving het uitgangspunt is.

 

6.1 Ruimtelijke kwaliteit volgens Lopik

Om ruimtelijke kwaliteit te kunnen versterken moet wel helder zijn wat onder ruimtelijke kwaliteit wordt verstaan. Ruimtelijke kwaliteit wordt vaak gezien als een “containerbegrip”, een begrip dat op van alles is toe te passen en dat daarom moeilijk te definiëren of af te bakenen is. Toch snapt iedereen wat ruimtelijke kwaliteit betekent als je het toepast op de schaal van je eigen leefruimte (Dauvellier et al, 2008). De waarden die je aan je directe woonomgeving hecht, zijn ook belangrijk voor het totale landelijke gebied van Lopik. Toch zal ruimtelijke kwaliteit altijd een lastig te definiëren begrip blijven omdat het deels een subjectief begrip is. Belanghebbenden beleven bepaalde waarden en kenmerken toch naar eigen inzicht. Daarnaast is ruimtelijke kwaliteit tevens een dynamisch begrip, het kan niet alleen per gebied verschillen maar het kan ook in de tijd veranderen. Met ruimtelijke kwaliteit wordt in ieder geval een groot aantal factoren bedoeld die de kwaliteit van de leefomgeving in een gebied bepaald. In het algemeen wordt onder ruimtelijke kwaliteit verstaan: de mate waarin tegemoet wordt gekomen aan de gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde van verschillende belangen bij ruimtelijke ontwikkelingen. Bij alle ontwikkelingen in ons landelijk gebied spelen deze waarden een rol.

 

Ontwikkelingen gericht op de verbetering van ruimtelijke kwaliteit beginnen bij het beleven van de huidige ruimtelijke kwaliteit. Van daaruit komt de wens naar voren tot behoud en verbetering. Dit wordt gevat in plannen en uitgewerkt in projecten. Tot slot wordt de ruimtelijke kwaliteit gebruikt, beleefd en beheerd. Dan wordt opnieuw de vraag gesteld: is dit de ruimtelijke kwaliteit die we wensen voor de toekomst? (Dauvellier et al 2008). Ruimtelijke kwaliteit ontstaat niet vanzelf. Sterker nog: als je niet op let, verdwijnt het. Zelfs het behouden van bestaande kwaliteit vereist inspanning. Dit is in eerste plaats de verantwoordelijkheid van de eigenaar en/of gebruiker. Maar ruimtelijke kwaliteit is ook een collectief belang en de gemeente heeft de taak om dit belang te beschermen.

 

Kernachtig samengevat is het uitgangspunt van ons ruimtelijk beleid dat bij elke ontwikkeling vanuit de herkomstwaarde wordt gezocht naar een balans tussen belevingswaarde en gebruikswaarde om een duidelijke toekomstwaarde te kunnen realiseren. Deze waarden moeten onderdeel vormen van een integrale afweging. In de onderstaande afbeelding (afkomstig van Dauvellier Planadvies) wordt dit inzichtelijk gemaakt.

 

 

Omdat de genoemde waarden een belangrijke rol spelen in het gemeentelijk afwegingskader voor ruimtelijke ontwikkelingen worden ze hieronder verder toegelicht.

 

6.1.1.Herkomstwaarde

In het landelijk gebied geeft de bestaande kwaliteit richting aan de mogelijkheden en onmogelijkheden van nieuwe ontwikkelingen. In het algemeen wordt er dan ook van uit gegaan dat het bij ruimtelijke kwaliteit in eerste instantie gaat om het behouden en versterken van bestaande kwaliteiten. In de gemeente Lopik worden de bestaande kwaliteiten gevormd door het landschap, de cultuurhistorische betekenis van ruimtelijke structuren en bebouwing, de aanwezige natuurwaarden en het oorspronkelijke gebruik van ons landelijk gebied. Gezamenlijk vormen zij de herkomstwaarde van ons landelijk gebied. Nieuwe ruimtelijke kwaliteit kan worden toegevoegd wanneer er verbindingen gelegd worden tussen bestaande kwaliteiten.

 

6.1.2.Belevingswaarde

De belevingswaarde heeft betrekking op de mate waarin de gebruiker de omgeving en het gebruik van de omgeving als prettig of comfortabel ervaart. De relatie tussen herkomstwaarde en belevingswaarde komt vaak toch uiting in de karakteristiek van een omgeving. De belevingswaarde is een kwaliteitscriterium bij de beoordeling van een ruimte, gebouw of een omgeving. Termen die vaak terug komen bij belevingswaarde zijn identiteit en schoonheid. Bijvoorbeeld bij de vraag of een gebouw past binnen de omgeving en of een erfinrichting aansluit bij de landschappelijke karakteristiek. Vorm is ook een belangrijk criteria bij het bepalen van de belevingswaarde. Net als voor een gebouw geldt dat ons landelijk gebied als geheel er goed uit moet zien. Aan de belevingswaarde van onze omgeving worden hoge eisen gesteld (Dauvellier, 1991). Belevingswaarde is sterk individueel bepaald en toch is het mogelijk om een collectieve belevingswaarde te onderscheiden. In het algemeen zijn er namelijk ook in ons landelijk gebied kwaliteiten die door een meerderheid van de gebruikers als waardevol wordt ervaren.

 

6.1.3.Gebruikswaarde

In de gebruikswaarde komt tot uitdrukking in hoeverre de gebruikers de door hun gewenste activiteiten zonder problemen kunnen uitvoeren op hun percelen en in hun gebouwen. De gebruikswaarde zegt vooral iets over de waardering van de functie. Het gebruik van een functie wordt hoog gewaardeerd als omliggende functies elkaar niet belemmeren. Voor een agrariër betekent dit bijvoorbeeld dat hij zijn bouwperceel op de meest doelmatige manier kan inrichten. Doelmatigheid, functionele samenhang en structuur zijn dan ook termen die veel terug komen bij het bepalen van de gebruikswaarde. Hierbij geldt vaak een economisch belang terwijl bij belevingswaarde eerder een esthetisch belang geldt.

 

6.1.4 Toekomstwaarde

Toekomstwaarde kan alleen tot stand komen als er sprake is van een goede belevingswaarde en voldoende gebruikswaarde. Een plan voor de sloop van bedrijfsbebouwing kan een verbetering betekenen voor de belevingswaarde. Maar als de nieuw te realiseren bebouwing onvoldoende gebruikswaarde heeft zal de ruimtelijke ontwikkeling niet gerealiseerd worden. Daarmee is er ook geen toekomstwaarde. Tijd en ontwikkeling spelen een belangrijke rol bij toekomstwaarde. Een

 

gebouw of inrichting van de omgeving moet lang mee kunnen maar in de loop van de tijd ook aangepast kunnen worden. Toekomstwaarde gaat dus over kwaliteit (functionaliteit en duurzaamheid) en kwantiteit (flexibiliteit en ruimte voor ontwikkeling). De gebruikswaarde en toekomstwaarde zijn vaak gekoppeld en vertegenwoordigen de ruimtelijke dynamiek (Dauvellier, 1998). Zoals in het onderstaande afbeelding wordt weergegeven heeft elke beleidsopgave in deze visie invloed op de waarden die gezamenlijk de ruimtelijke kwaliteit van ons landelijk gebied vormen. Vanuit deze waarden zullen wij in onze visie uitgangspunten opnemen waarmee de ruimtelijke kwaliteit verbeterd kan worden.

 

 

6.2 Werken met ruimtelijke kwaliteit

Wat in de gemeente Lopik begon als een experiment is inmiddels uitgegroeid tot een beproefde werkwijze. Met LopikMEerwaard geeft de gemeente Lopik uitvoering aan uitnodigingsplanologie. Het beleidskader geeft de gemeente de gelegenheid om haar nieuwe faciliterende rol op te pakken en ruimte te bieden aan tal van kansrijke projecten die mede gericht zijn op de verbetering van ruimtelijke kwaliteit. Bij deze projecten gaat het vooral om maatwerk omdat het belangrijkste ruimtelijke beleid, het geldende bestemmingsplan “Landelijk gebied”, nog niet voorziet in een benodigde kwaliteitskader. Met het opstellen van een nieuw bestemmingsplan met verbrede reikwijdte moet LopikMEerwaard nog meer onderdeel uit gaan maken van vast beleid. Daarbij ligt de uitdaging voor een groot deel in het vaststellen van ruimtelijke kwaliteit en het vastleggen en verplichten van kwaliteitsverbetering.

 

Kwaliteit vastleggen en verplichten

Bij de planvorming is er over het algemeen grote bereidheid om in te zetten op kwaliteitsverbetering. Zeker als deze kwaliteitsverbetering de sleutel is naar nieuwe, ruimere, ontwikkelmogelijkheden. Maar hoe garandeer je de uitvoering van kwaliteitsverbetering? Binnen het huidige wettelijke kader is dit vaak nog lastig omdat, bijvoorbeeld in bestemmingsplannen, voornamelijk uitgegaan wordt van kwantitatieve regelgeving in plaats van kwaliteitscriteria. Het nieuwe wettelijke kader van de Omgevingswet lijkt hier verandering in te brengen.

 

Kwaliteit vaststellen

Ruimtelijke kwaliteit wordt niet door iedereen op dezelfde manier beleefd. Kwaliteit is subjectief. Niet iedereen vindt dan ook hetzelfde belangrijk, mooi of waardevol. Daarover moet je in gesprek blijven. Dit gesprek is nodig om erachter te komen hoe alle belanghebbenden de huidige kwaliteiten ervaren en welke ambities zij hebben met betrekking tot ruimtelijke kwaliteit. Het vaststellen van ruimtelijke kwaliteit zal altijd uitkomst zijn van een gezamenlijke zoektocht naar gedeelde waarden. Op basis van die waarden kunnen plannen ontstaan met voldoende draagvlak. Om ruimtelijke kwaliteit bij planontwikkeling te benoemen is een matrix opgesteld (Hooijmeijer, 2001) waarin de begrippen belevingswaarde, gebruikswaarde en toekomstwaarde gekoppeld kunnen worden aan belangen passend bij een gebied. De matrix is daarbij niet bedoeld als uitputtende lijst. De belangen genoemd in de matrix zijn bedoeld als denkrichting en geven inhoud aan de mogelijke uitwerking van ruimtelijke kwaliteit.

 

Om ruimtelijke kwaliteit beter de kunnen verankeren in ons gemeentelijk beleid zullen wij voor alle in deze visie uit te werken beleidsopgaven koppelen aan de waarden en belangen van onderstaande matrix. Door elke beleidsopgave vanuit ruimtelijke kwaliteit te beoordelen en “bouwstenen voor beleid” op te stellen, kunnen we de verbetering van kwaliteit bij ruimtelijke ontwikkelingen verankeren.

 

(Matrix opgesteld door Hooimeijer, 2001)

 

Wanneer we de eerder genoemde matrix vertalen naar de aanwezige belangen in het landelijk gebied in het algemeen krijgen we de onderstaande tabel. De genoemde belangen kunnen een opmaat zijn voor verdere regelgeving in het nieuw op te stellen bestemmingsplan voor het landelijk gebied.

 

 

Landelijk gebied

Belevingswaarde

  • Behoud van de landschappelijke karakteristiek met cultuurhistorische bebouwing en natuurlijke waarden;

  • Het realiseren van een aantrekkelijke omgeving;

  • Sociaal veilige en vitale leefomgeving;

  • Ontwikkeling van recreatieve en culturele voorzieningen op de schaal van onze gemeente;

  • Behoud identiteit door agrarische karakter en de aanwezigheid van boerenerven en het behoud oorspronkelijke agrarische functies.

Gebruikswaarde

  • Passende ontwikkelingsmogelijkheden voor aan het landelijk gebied verbonden activiteiten;

  • Ruimte voor meervoudig ruimtegebruik en flexibiliteit;

  • Aandacht voor bereikbaarheid en toegankelijkheid;

  • Stimulerende maatregelen gericht op keuzevrijheid en verscheidenheid;

  • Goed woon- en leefklimaat.

Toekomstwaarde

  • Borging kernkwaliteiten landelijk gebied;

  • Ontwikkelingen van breed draagvlak;

  • Goede condities voor sociaaleconomische vitaliteit landelijk gebied;

  • Goede basis voor de ontwikkeling en het behoud van landschappelijke kwaliteit;

  • Duurzame inrichting watersystemen en samenhang tussen gebieden met natuurlijke waarden.

 

Beleidsopgave 2: Waarborgen van cultuurhistorie en waardevolle structuren

 

 

7 Cultuurhistorie en waardevolle structuren

 

Het waarborgen van cultuurhistorie is onze tweede beleidsopgave. Cultuurhistorie bepaalt de herkomstwaarde van ons landelijk gebied. Het vormt daarom naast het landschappelijke karakter een vertrekpunt voor ruimtelijke ontwikkelingen. Cultuurhistorie heeft ook een duidelijke relatie met de belevingswaarde van ons landelijk gebied. Waardevolle gebouwen en doorzichten vormen vaak onderdeel van ruimtelijke ontwikkelingen.

7.1 Huidige situatie

Lopik heeft cultuurhistorisch veel te bieden, zoals 126 rijksmonumenten, 14 gemeentelijke monumenten, historische boerderijen en de copeverkaveling met de kenmerkende slotenpatronen. Maar ook minder in het oog springende elementen als erfbeplanting, eendenkooien en inundatiegebieden dragen bij aan de ruimtelijke en cultuurhistorische kwaliteiten. In het huidige beleid van de gemeente Lopik vindt de cultuurhistorische waardering plaats aan de hand van de volgende onderwerpen.

 

  • Cultuurhistorisch waardevolle gebouwen;

  • Archeologische waarden;

  • Historisch geografische waarden.

7.1.1. Cultuurhistorisch waardevolle gebouwen

Het landelijk gebied ontleent zijn waarde aan de onderlinge relatie tussen de gebouwen, het landschap en de structuren. Binnen de linten bevinden zich rijksmonumenten, gemeentelijke monumenten en andere karakteristieke objecten. Het culturele erfgoed van Lopik is beschreven in verschillende bronnen, zoals het monumentenregister, het Monumenten Inventarisatie Project uit de jaren tachtig, de Welstandsnota en de Archeologische Waardenkaart. In het geldende bestemmingsplan zijn cultuurhistorisch waardevolle gebouwen apart aangeduid.

 

7.1.2. Archeologische waarden

Sinds 2010 heeft de gemeente Lopik de archeologische waarden verankerd de nota

“Archeologiebeleid gemeente Lopik”. Dat beleid bepaalt dat bij ruimtelijke ontwikkelingen zorgvuldig moet worden omgegaan met aanwezige en te verwachten archeologische sporen. Belangrijke vindplaatsen blijven hierdoor waar mogelijk behouden voor toekomstige generaties. De gemeente toetst ruimtelijke ontwikkelingen die mogelijke consequenties hebben voor archeologische waarden aan de hand van het archeologiebeleid.

 

7.1.3. Historisch geografische waarden

Waterhuishouding en bodemstructuur bepalen in belangrijke mate de inrichting van het landelijk gebied. De ontginningsgeschiedenis is nog duidelijk af te lezen uit het patroon van wegen, waterlopen, kades, dijken en bebouwing. Het meest zichtbaar is dat in het bebouwingslint tussen Benschop en Polsbroek. De historisch-geografische waarden zijn echter nog nauwelijks verankerd in het gemeentelijk ruimtelijk beleid. Dat is jammer omdat juist deze waarden een belangrijke rol spelen bij de identiteit en het karakter van het gebied. Het inzichtelijk maken van deze waarden draagt bij aan meer bewustwording.

 

7.2 Toekomstperspectief

In het huidige ruimtelijke beleid worden cultuurhistorische waarden beschouwd als kwetsbaar en bedreigd. Dat geldt met name voor monumenten en archeologie. De historisch-geografische waarden van het landschap worden daarentegen beschouwd als relatief onbedreigd. De praktijk wijst anders uit. De huidige gemeentelijke ambitie voor het sturen op ruimtelijke kwaliteit vergt daarom een bredere benadering van het begrip “cultuurhistorische waarde”, waarin monumenten, archeologie, historische geografie en groen erfgoed worden meegenomen. Uitsluitend behoud van bestaande kwaliteiten leidt niet direct tot zekerstelling van de toekomstwaarde. Er moeten ook gebruiksmogelijkheden tegenover staan. Cultuurhistorische waarden moeten benut kunnen worden om in de toekomst waardevol te kunnen blijven. Op dit moment ontbreekt een integraal overzicht waarin alle gebouwde, landschappelijke en archeologische elementen en structuren zijn meegenomen. Nu we zijn gestart met de voorbereiding van een nieuw bestemmingsplan met “verbrede reikwijdte”, worden de cultuurhistorische kwaliteiten verankerd. Cultureel erfgoed wordt daarmee structureel ingebed in het ruimtelijk beleid. De gemeente Lopik werkt daarvoor momenteel aan een Cultuurhistorische Waardekaart (CHW-kaart). Dit is geen traditionele plattegrond, maar een digitaal instrument waarmee beleidsmakers, professionals, maar ook inwoners kunnen inzien welke elementen (panden, structuren, groen) als “cultuurhistorisch waardevol” staan aangemerkt. Een CHW-kaart biedt een afwegingskader voor beleid, zoals voor omgevings- en bestemmingsplannen, structuurvisies en welstand. Een CHW-kaart is een nuttig instrument om kennis over lokaal cultureel erfgoed te ontsluiten en kan dienen als inspiratiebron voor integraal ruimtelijk kwaliteitsbeleid.

 

CHW-kaart en recreatie

Een CHW-kaart biedt tevens handvatten voor het opstellen van toeristisch-recreatief beleid. Cultureel erfgoed heeft immers aantrekkingskracht op recreanten en toeristen. Historische gebouwen, beschermde stads- en dorpsgezichten en fraaie landschappen bieden een aantrekkelijk decor voor het ontwikkelen van voorzieningen als fiets- en wandelroutes.

 

Een CHW-kaart is niet bedoeld als uitputtend beleidsdocument dat ongewenste ontwikkelingen moet tegengaan. In navolging van de Nota LopikMEerwaard streven wij juist naar een document dat ruimte biedt voor nieuwe ontwikkelingen en inspireert met goede voorbeelden. Dit sluit aan bij de uitgangspunten van de nieuwe Omgevingswet, waarin een integrale belangenafweging bij de verbetering van de fysieke leefomgeving centraal staat.

7.3 Bouwstenen voor beleid

Wanneer we het beschreven toekomstperspectief voor deze beleidsopgave vertalen naar de matrix voor ruimtelijke kwaliteit krijgen we het volgende overzicht.

 

Cultuurhistorie

Belevingswaarde

  • Behoud landschappelijke karakteristiek;

  • Behoud cultuurhistorisch waardevolle bebouwing;

  • Versterken identiteit.

Gebruikswaarde

  • Behoud en versterken divers aanbod;

  • Versterken toegankelijkheid;

  • Stimuleren gecombineerd gebruik.

Toekomstwaarde

  • Duurzame inrichting watersystemen en landschap;

  • Aantrekkelijk woon- en leefgebied;

  • Bewustwording en ruimte voor vernieuwing.

 

Het geschetste toekomstperspectief vereist een intregraal afwegingskader waarin alle cultuurhistorische waarden zijn meegenomen. Daarin moet in ieder geval rekening worden gehouden met de volgende “bouwstenen voor beleid”:

  • verankeren van het volledige spectrum van cultuurhistorie;

  • behoud en versterken cultuurhistorie als randvoorwaarde voor nieuwe activiteiten en herbestemming;

  • voldoende ruimte bieden voor de (duurzame) ontwikkelingen met cultuurhistorische waarden;

  • sturen op actieve benadering van eigenaren van cultuurhistorisch waardevolle elementen, om hen te stimuleren en enthousiasmeren tot behoud en versterking van de cultuurhistorische waarde.

Beleidsopgave 3: Van primair agrarisch gebied naar een multifunctioneel gebied met kwaliteit

 

 

Het ontwikkelen van een multifunctioneel landelijk gebied met kwaliteit is één van de beleidsopgaven. In onze ogen geven vooral de functies landbouw, wonen en niet-agrarische bedrijven vorm aan deze multifunctionaliteit. Deze functies hebben voornamelijk invloed op de belevings- en gebruikswaarde van het landelijk gebied. In de komende hoofdstukken wordt de beleidsopgave van een multifunctioneel landelijk gebied met kwaliteit uitgewerkt aan de hand van deze drie thema’s.

8 Landbouw

8.1 Huidige situatie

De hoofdfunctie in het landelijk gebied is grondgebonden landbouw. Voornamelijk in de vorm van melkveehouderij en fruitteelt. Daarnaast kennen wij ook overige veehouderijen (gemengde bedrijven en opfokbedrijven) en een klein aantal intensieve veehouderijbedrijven. In totaal zijn er in de gemeente Lopik nu nog 231 percelen met een agrarische bedrijfsbestemming. Uit de agrarische enquête 2016 is duidelijk gebleken dat het aantal nog actieve agrarische bedrijven aanzienlijk lager ligt. Vergelijkbaar met het algemene beeld in de provincie Utrecht zien we dat in onze gemeente het aantal bedrijven en arbeidskrachten in de agrarische sector afneemt terwijl het aantal dieren is toegenomen. Gelet op de veranderende wet- en regeling is het de verwachting dat ook het aantal dieren (gedwongen) af zal nemen.

 

 

Verdeling bedrijfstype onder respondenten (153 bedrijven) agrarische enquête 2016

 

Het areaal grond dat gebruikt wordt door de agrarische sector is nagenoeg gelijk gebleven. Verreweg het grootste deel van de grond is in gebruik als grasland ten behoeve van de melkveehouderij.

 

Verdeling grondgebruik per bedrijfstype onder respondenten ( 153 bedrijven) agrarische enquête 2016

De resultaten van de agrarische enquête bevestigen tevens dat de agrarische sector behoorlijk vergrijst is. Bijna 80% van de bedrijven wordt gerund door een bedrijfshoofd die ouder is dan 50 jaar. Circa 20% van alle respondenten is een bedrijfshoofd ouder dan 65 jaar. Onder de respondenten blijkt dat het aantal bedrijven dat kan rekenen op bedrijfsopvolging nog redelijk hoog is. Vooral in de melkveehouderij kan een ruime meerderheid van de bedrijfshoofden voorlopig nog rekenen op opvolging. Kijken we naar de bedrijfsgroottestructuur van de agrarische bedrijven in Lopik dan komen we op basis van de agrarische enquête 2016 tot het volgende overzicht.

 

Omvang bedrijf

Zeer klein bedrijf

Klein bedrijf

Middelgroot bedrijf

Groot bedrijf

Geen reactie

% respondenten

24

20

11

11

34

Bedrijfsgrootte bepaald aan de hand van NSO-typering

 

Om bedrijven van respondenten te kunnen vergelijken is de NSO-typering gebruikt. Daarbij worden economische normen gebruikt: de Standaardopbrengst (SO) en de Standaardverdiencapaciteit (SVC). Daarmee zijn bedrijven te vergelijken op basis van waarde en arbeidsbehoefte. Opvallend is dat de meeste bedrijven van de respondenten behoren tot de categorieën zeer klein bedrijf en klein bedrijf.

Daarnaast hebben wij het sterke vermoeden dat een groot deel van de agrarische bedrijven waarvan wij geen reactie hebben mogen ontvangen op de agrarische enquête ook behoort tot één van deze twee categorieën. De zeer kleine en kleine bedrijven zijn op voorhand de bedrijven waarvan het de vraag is of deze niet binnen afzienbare tijd zullen stoppen met hun bedrijfsvoering. Met dit gegeven zullen we in ons ruimtelijk beleid rekening moeten houden.

 

8.2 Toekomstperspectief

De landbouw heeft in de gemeente Lopik nog altijd een goede uitgangspositie om duurzaam te kunnen produceren. Volgens het CBS zijn de inkomsten in de landbouw in 2016 gestegen. De inkomstenstijging wordt vooral gedragen door de tuinbouw. Ook de varkensboeren hebben volgens het CBS een goed jaar achter de rug. In andere sectoren van de veehouderij en in de akkerbouw waren er minder gunstige ontwikkelingen. Dit is voornamelijk het gevolg van ongunstige prijsontwikkelingen van landbouwproducten, de toename van het aanbod op de wereldmarkt en de hogere kosten van onder meer diervoeders. Terwijl de productie van de Nederlandse landbouw steeg, daalden de inkomsten van landbouwbedrijven.

 

De veranderende wet- en regelgeving en de schommelende prijzen zorgen voor onzekerheid naar de toekomst. Daarnaast stelt de samenleving steeds hogere eisen. Het gaat om eisen ten aanzien van producten en dierenwelzijn, de bedrijfsvoering en mogelijke hinder voor de directe omgeving en de natuur. Het draagvlak voor sommige typen bedrijven neemt steeds verder af. De meeste agrarische bedrijven worden echter nog altijd niet gedwongen maar vrijwillig beëindigd bij generatiewisseling.

 

Draagvlak van landbouw

Als gevolg van schaalvergroting en de maatschappelijke discussie over dierenwelzijn, gezondheid en milieu worden agrarisch ondernemers steeds meer uitgedaagd het gesprek aan te gaan met hun omgeving. In de toekomst zal deze dialoog steeds belangrijker worden (Nieuwenhuizen et al 2015). De gemeente Lopik wil een agrarisch ondernemer aanmoedigen om in gesprek te gaan met zijn omgeving. Het besef moet ontstaan dat een goed vooroverleg bijdraagt aan een breder draagvlak voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. 

 

De agrarische sector is van oudsher een belangrijke speler in ons landelijk gebied en van belang voor het behoud van de waarden van ons veenweidelandschap. Als gemeente vinden wij het van belang de agrarische sector, en vooral de grondgebonden veehouderij, een goed toekomstperspectief te kunnen bieden. Onder voorwaarden willen wij agrarische bedrijven voldoende ontwikkelruimte bieden voor een toekomstbestendige en doelmatige bedrijfsvoering. De realiteit is echter dat wet- en regelgeving op het gebied van milieu, natuur en dierenwelzijn ons dwingen om duidelijke keuzes te maken in de verdeling van de beschikbare ontwikkelruimte. Waar het in ruimtelijke plannen gebruikelijk was om een groeimogelijkheid tot 1,5 hectare per bouwvlak op te nemen, kan het nu niet langer vanzelfsprekend zijn dat voor elk bedrijf dezelfde groeiruimte wordt gereserveerd. Dit zou kijkend naar de huidige bedrijfsgroottestructuur ook niet reëel zijn. Aan de andere kant willen wij geen enkele ondernemer zijn agrarisch bedrijf (en bestemming) afnemen en iedereen de kans bieden zijn bedrijf rustig voor te zetten, af te bouwen dan wel om te zetten naar een passende vervolgfunctie.

 

8.2.1. Ontwikkelruimte grondgebonden veehouderij

Ten aanzien van de toekomstige ontwikkeling van de grondgebonden veehouderij, waaronder de melkveehouderij, geldt dat wij de beschikbare ontwikkelruimte ook daadwerkelijk willen leggen bij

bedrijven met een duidelijk toekomstperspectief. De werkelijke ontwikkelruimte is gelet op de geldende wet- en regelgeving, bijvoorbeeld met betrekking tot stikstofdepositie, beperkt en moet zorgvuldig verdeeld worden om een vitale agrarische sector in onze gemeente te behouden. Dat vereist keuzes. Ook van de gemeente Lopik. Laten we het aan de markt over dan geldt mogelijk het recht van de sterkste of de snelste (wie het eerst komt, het eerst maalt). Geven we iedereen een beetje groeiruimte dan kan dit tot gevolg hebben dat niemand echt genoeg heeft.

 

Tot nu toe was de bedrijfsgroottestructuur bepalend voor het behoud van de agrarische bestemming. De bedrijfsgroottestructuur werd bepaald aan de van de Nederlandse Grootte Eenheid (NGE, inmiddels vervangen door het eerder genoemde NSO). Bij voldoende NGE werd een agrarisch bedrijf volwaardig betiteld en behield het agrarisch perceel zijn bestemming. Bij onvoldoende NGE, en dus een onvolwaardige bedrijfsvoering, werd het perceel omgezet naar een woonbestemming. Dit is een werkwijze uit de tijd dat de gemeente nog wat nadrukkelijker een regulerende rol aan nam bij het opstellen van ruimtelijk beleid. In de praktijk bleek dat deze “nieuwe” woonbestemming met regelmaat niet aansloot bij het feitelijke, zeer beperkte, agrarische gebruik van het perceel dat ondanks de nieuwe bestemming nog altijd werd voortgezet. Deze manier van bestemmen ging in deze gevallen ook in tegen het gevoel van de agrariër die zich nog weldegelijk boer voelde.

 

Intensivering en nieuwvestiging

Bij de vaststelling van het geldende bestemmingsplan Landelijk gebied (2008) werd al geconstateerd dat verdere intensivering van de veehouderij in onze gemeente zeer onwaarschijnlijk wordt geacht. Strengere eisen en aanvullende voorwaarden ten aanzien van dierenwelzijn hebben dat beeld voor onze gemeente alleen maar versterkt. In de afgelopen periode hebben een aantal intensieve veehouderijen een nieuwe bestemming gekregen. In het huidige beleid wordt de nieuwvestiging van nieuwe intensieve veehouderij uitgesloten maar zijn er wel mogelijkheden om intensieve veehouderij als neventak bij bestaande bedrijven uit te oefenen. De doorgroei van een intensieve neventak naar een intensieve hoofdtak behoord nu ook nog tot de mogelijkheden. Sinds de vaststelling van het geldende bestemmingsplan zijn er geen nieuwe intensieve agrarische bedrijven ontstaan uit neventakken van grondgebonden veehouderijen. Gelet op het maatschappelijke klimaat en de verdere aangescherpte regelgeving ligt het voor de hand dat deze ontwikkeling in de toekomst in de regels wordt uitgesloten.

 

Naar de toekomst toe zal de bedrijfsgroottestructuur een indicator blijven voor het vastleggen van groeiruimte voor grondgebonden veehouderijen. Echter zullen ook andere factoren meegewogen worden om de toekomstige groeiruimte van grondgebonden veehouderijen te bepalen. Het gaat hierbij om de oppervlakte van de beschikbare gronden, de leeftijd van het bedrijfshoofd in combinatie met de kans op opvolging, de grootte van een eventuele nevenfunctie en de ligging van het bedrijf. In het vooroverleg met LTO en in de agrarische enquête 2016 zijn deze factoren afgewogen. Een ruimtelijk beleid waarbij elk bedrijf kan groeien naar een bouwvlak van 1,5 hectare wordt niet haalbaar geacht. Dit zou ook niet aansluiten bij de verwachting dat het aantal agrarische bedrijven steeds verder afneemt. Wij streven naar een verdeling van alle bedrijven in twee verschillende categorieën. Aan één kant de toekomstbestendige bedrijven die de ontwikkelruimte tot 1,5 hectare blijven behouden. Aan de andere kant de bedrijven waarvan je, je op het standpunt kunt stellen dat de agrarische bedrijfsvoering niet langer toekomstbestendig is en waarvan aan de hand van de genoemde factoren verwacht wordt dat de bedrijfsactiviteiten op termijn (binnen 10 jaar) beëindigd zullen worden.

 

Op deze manier legt de gemeente Lopik de nog beschikbare ontwikkelruimte bij de bedrijven die daar in de toekomst ook daadwerkelijk de meeste behoefte aan zullen hebben. De overige bedrijven zullen hun agrarische bestemming, daar waar mogelijk, behouden en dus de kans krijgen hun agrarische bedrijfsvoering voort te zetten. Verdere uitbreidingsmogelijkheden zullen aan deze bedrijven, in eerste instantie, niet worden geboden. Ook omdat onze ervaring vaak leert dat nieuwe ontwikkelingen op deze percelen niet altijd in relatie staan tot de agrarische bedrijfsvoering. Voor wat betreft deze grondgebonden veehouderijen zal de gemeente Lopik zich nadrukkelijk moeten inzetten op het begeleiden en faciliteren van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen als nevenfunctie bij en vervolgfunctie op de agrarische activiteit. Een duurzame grondgebonden ontwikkeling van de agrarische sector draagt bij aan de belevingswaarde, de gebruikswaarde en de toekomstwaarde van ons landelijk gebied.

 

Uitbreiding bouwvlak groter dan 1,5 hectare?

Het provinciaal ruimtelijk beleid voorziet in de mogelijkheid om agrarische bouwpercelen, onder voorwaarden, te vergroten tot 2,5 hectare. Hoewel wij in onze gemeente zien dat agrarische bedrijven goed uit de voeten kunnen met een bouwvlak van 1,5 hectare is niet uit te sluiten dat enkele bedrijven in de toekomst een grotere ruimtebehoefte zullen ontwikkelen. Aanvullend op de voorwaarden van het provinciaal ruimtelijk beleid wil de gemeente Lopik overwegen medewerking te verlenen aan een bouwvlak groter dan 1,5 hectare als gelijktijdig, elders in het landelijk gebied, voormalige agrarische bedrijfsbebouwing wordt gesaneerd. Op deze manier kan een verdere agrarische ontwikkeling tevens een oplossing bieden voor de toenemende oppervlakte van vrijkomende agrarische bedrijfsbebouwing in onze gemeente (zie paragraaf 8.2.3.).

 

8.2.2 Verbreding

Verbreding kan voor enkele bedrijven mogelijkheden bieden om de inkomsten aan te vullen. Ons huidige beleid kent uitgebreide mogelijkheden tot het opstarten van nevenfuncties ondersteunend aan de agrarische hoofdfunctie. Dit varieert van agrarische nevenactiviteiten (verbrede landbouw, beheer) tot niet agrarische bedrijfsactiviteiten (opslag, stalling, zorg) en recreatie (nachtverblijf, dagrecreatie, kleinschalige horeca). Opvallend is echter dat relatief weinig agrarische bedrijven in onze gemeente een nevenactiviteit uitoefenen. Een beeld dat bij de vaststelling van het geldende bestemmingsplan ook al bestond en nogmaals is bevestigt in de agrarische enquête 2016. Een groot deel van de bedrijven in Lopik geeft aan een toekomstige nevenfunctie wel te overwegen.

 

De agrarische sector is van sociaaleconomisch en landschappelijk belang. Daarmee is de agrarische sector bepalend voor de belevingswaarde van het landelijk gebied. Het is belangrijk om agrarische bedrijven voldoende mogelijkheden te bieden om in hun bestaan te kunnen voorzien. Nevenfuncties kunnen hier een wezenlijke bijdrage leveren omdat hiermee de gebruikswaarde van agrarische percelen wordt vergroot. In het landelijk gebied bieden wij agrarisch ondernemers ruimte voor verbreding en innovatie. Bij voorkeur via activiteiten die ondersteunend zijn aan het agrarisch bedrijf en ten dienste staan van de omliggende omgeving, onze kernkwaliteiten en de verbetering van de fysieke leefomgeving (zie beleidsopgave 5). Innovatie is noodzakelijk omdat de bestaande regelingen (ruimte-voor-ruimte) en “reguliere” vervolgfuncties (de B&Bs, de caravanstallingen en aanvullende zorgfuncties) de economische neergang niet volledig zullen compenseren. Er moet meer perspectief komen en ondernemers zullen met creatieve ideeën moeten komen. Dit vraagt van ons een actueel en flexibel afwegingskader waarbij naast de “reguliere” nevenactiviteiten ook ruimte is voor nieuwe activiteiten. Voorwaarde daarbij is altijd dat een nevenfunctie zowel ruimtelijk als economisch ondergeschikt blijft aan de hoofdfunctie. Daarnaast mag de omgeving geen hinder ervaren van de nevenactiviteiten.

 

 

8.2.3 Vrijkomend agrarisch bedrijf

Eerder hebben wij al aangegeven dat het aantal agrarische bedrijven verder zal afnemen. Daardoor neemt de oppervlakte en het volume aan vrijkomende agrarische bedrijfsbebouwing verder toe. Lange tijd is er onvoldoende aandacht geweest voor het effect dat de toename van vrijkomende agrarische bebouwing zal hebben op alle facetten van ruimtelijke kwaliteit. De gemeente Lopik zet zich met toepassing van LopikMEerwaard onder andere in op het tegengaan van de negatieve effecten van vrijkomende agrarische bebouwing op de ruimtelijke kwaliteit en op het behoud van de monumentale en karakteristieke waarden van agrarisch vastgoed. De herbestemming van vrijkomende agrarische bedrijfsbebouwing staat hoog op de ruimtelijke agenda. Met haar ruimtelijk beleid heeft de gemeente Lopik meer mogelijkheden in het ruimtelijke spoor gecreëerd en ingezet op een ontwikkelingsgerichte werkwijze. Nieuwe ontwikkelingen zijn mogelijk, mits deze tot kwaliteitsverbetering leiden. Bij de herbestemming van de vrijkomende agrarische bedrijfsbebouwing moeten zoveel mogelijk belemmeringen worden weggenomen maar moet gelijktijdig ook een reëel beeld gegeven worden van de toekomstige (gebruiks)mogelijkheden van vrijkomende agrarische bebouwing. De belangrijkste belemmeringen bij de beëindiging van agrarische bedrijfsactiviteiten en de herbestemming van agrarische bouwpercelen zijn:

  • 1.

    de verplichte sloop van vrijkomende agrarische bedrijfsbebouwing;

  • 2.

    de vaak ingewikkelde en lange procedures tot herbestemming.

 

Hittekaart van de dichtheid van tussen 2000 en 2015 vrijgekomen agrarische bebouwing (Bron: BAG, GIAB, bewerking Wageningen Evironmental Research, 2016)

 

Het afbouwen van een agrarische onderneming is een proces dat al gauw drie tot vijf jaar duurt, en mogelijk nog langer. De agrarische grond wordt doorgaans in gebruik genomen door de overblijvende agrarische bedrijven. Agrarische gebouwen verliezen doorgaans hun agrarische functie en kunnen gebruikt worden voor niet-agrarische doeleinden of staan leeg. De woonhuizen op de vrijkomende erven blijven doorgaans bewoond door de voormalige boer. Op een deel van de erven vindt er verandering in bebouwing en/of inrichting van het erf plaats. De inschatting is dat op 20% tot 25% van deze locaties de bedrijfsgebouwen gebruikt worden voor nieuwe bedrijfsmatige activiteiten. Op de overige erven worden de bijgebouwen hobbymatig gebruikt of staan leeg (T.J.A. Gies et al, 2016). Omdat de meeste vrijgekomen agrarische bedrijfslocaties nog wel bewoond worden, is leegstand vaak moeilijk te herkennen. Uit de perceelscontroles in onze gemeente blijkt een groter deel van de vrijkomende agrarische bedrijfsbebouwing gebruikt te worden voor bedrijfsdoeleinden. Het gaat vooral om niet-agrarische bedrijfsdoeleinden of de opslag van niet-agrarische goederen.

 

Oppervlakte (m2) vrijkomende agrarische gebouwen tot 2030 per gemeente (Bron: BAG, GIAB, BRK, bewerking: Kadaster en Wageningen Environmental Research, 2016)

 

Uit landelijk onderzoek blijkt dat ruim de helft van alle agrarische bedrijfsbebouwing in ons land gerealiseerd is in de periode tussen 1965 en 1993. Het gaat om bedrijfsbebouwing uit de eerste periode van schaalvergroting, veelal voorzien van asbest dakbedekking. De meeste vrijkomende agrarische bedrijfsbebouwing in onze gemeente stamt ook uit deze tijd. Ten opzichte van moderne bedrijfsbebouwing hebben deze gebouwen een relatief lage bouw- en goothoogte, een kleiner oppervlak en een enigszins landelijke dan wel karakteristieke uitstraling. Voor dergelijke gebouwen is het eenvoudiger om een in de omgeving passende vervolgfunctie te vinden. In de toekomst zal ook de bebouwing uit de periode na 1993 haar agrarische functie verliezen. Hier gaat het om veel grotere volumes, hogere bouw- en goothoogten en een industriële uitstraling. Deze bebouwing is uitsluitend vanuit het oogpunt van de agrarische functie ontworpen, heeft hierdoor een veel grotere impact op de omgeving en leent zich niet zo makkelijk voor vervolgfuncties. Hergebruik van deze stallen wordt moeilijker omdat het effect op het woon- en leefklimaat van de directe omgeving vaak groter is. Over het algemeen wordt de leegstand van vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen als een probleem gezien omdat het leidt tot een afname van de vitaliteit van het landelijk gebied (toekomstwaarde), een negatief effect heeft op de landschappelijke karakteristiek (belevingswaarde) en een risico vormt voor

 

de volksgezondheid vanwege de aanwezigheid van asbest (gebruikswaarde). Het vinden van een passende nieuwe functie voor deze “moderne” stallen zal niet eenvoudig zijn. Er moet eigenlijk nu al nagedacht worden over de voormalige agrarische bedrijfsbebouwing van de toekomst.

 

Vooral vanuit de provincie Utrecht wordt ingezet op de verplichte sloop (50%) van de vrijkomende agrarische bedrijfsbebouwing. Uitgangspunt daarbij is dat sloop leidt tot “ontstening” van het landelijk gebied en daarmee tot kwaliteitsverbetering. Minder bebouwing, hogere belevingswaarde. Sloop wordt door de stoppende ondernemer echter gezien als kapitaalvernietiging en dus als een reden om (voorlopig) van herbestemming af te zien. Ook wordt het ervaren als het inleveren van bouwrechten. Voor de stopper betekent dit een afname van de gebruikswaarde. Wat ons betreft moet er een duidelijke balans zijn tussen de belevingswaarde van voormalige agrarische percelen en de gebruikswaarde van de nog aanwezige bebouwing. Zoals eerder aangegeven moeten de belevings- en gebruikswaarde in balans zijn om ook toekomstwaarde te kunnen creëren. Het uitsluitend sturen op het slopen van bebouwing leidt in de praktijk tot onvoldoende ontwikkelingen en sluit niet aan bij de dynamiek voor wat betreft het herbestemmen van voormalige agrarische bedrijfsbebouwing. De gemeente Lopik staat dan ook een meer integrale benadering voor, waarbij de sloop van voormalige agrarische bedrijfsbebouwing geen eis is maar een middel kan zijn om kwaliteitsverbetering te bereiken.

 

Experimenteerruimte

Met de vaststelling van de herijking van het provinciaal ruimtelijk beleid heeft de provincie Utrecht de experimenteerruimte, welke uitsluitend van toepassing was op het Eiland van Schalkwijk, bereikbaar gemaakt voor alle gemeenten. Deze experimenteerruimte maakt het mogelijk dat gemeenten in overleg met de provincie Utrecht afspraken maken met betrekking tot een vrijere regulering van specifieke ruimtelijke ontwikkelingen. Dit biedt ruimte om op een innovatieve manier uitnodigingsplanologie te bedrijven. Hierbij moet vooral gedacht worden aan lokale initiatieven. Wij zijn voornemens om met behulp van deze experimenteerruimte in te zetten op meer beleidsvrijheid ten aanzien van ruimtelijke kwaliteit en specifiek de herbestemming van vrijkomende agrarische bedrijfsgebouwen. In dit kader zien wij mogelijkheden om vanuit de werkwijze van LopikMEerwaard de sloop van voormalige agrarische bedrijfsbebouwing, nog nadrukkelijker te benoemen als passende tegenprestatie voor ruimere ontwikkelingsmogelijkheden elders in het landelijk gebied. De toename van vrijkomende agrarische bedrijfsbebouwing vraagt om innovatieve oplossingen. Wat ons betreft is het oprichten van een “sloopbank” van waaruit sloop- en bebouwingsrechten onderling verhandeld en/of uitgeruild wordt een kansrijke oplossing. Ook de inzet van middelen uit het “Vereveningsfonds LopikMEerwaard” ten behoeve van het opkopen van voormalige agrarische bedrijfsbebouwing wordt door ons gezien als een innovatief instrument om de herbestemming van percelen in beweging te krijgen.

 

De vaak langdurige en kostbare procedure worden door stoppende ondernemers gezien als een obstakel. Juist met behulp van het nieuw op te stellen bestemmingsplan met verbrede reikwijdte willen wij proberen om lange en kostbare procedures te voorkomen zonder daarbij de rechtszekerheid van belanghebbenden te beperken. Om de negatieve gevolgen van leegstand van vrijkomende agrarische bedrijfsbebouwing op te vangen zullen wij moeten inzetten op uitnodigingsplanologie. Samenwerking en maatwerk zullen centraal staan. In de gemeente Lopik zullen nog tientallen gestopte of stoppende ondernemers iets met hun vrijkomende agrarische bedrijfsbebouwing moeten doen. Een groot aantal van deze voormalige ondernemers nemen zelf geen initiatief tot verandering. De gemeente moet deze groep extra aandacht en begeleiding geven via een actieve benadering ter voorbereiding op het bestemmingsplan met “verbrede reikwijdte”.

 

8.2.4 Overige ontwikkelingen

 

8.2.4.1 Agrarische bedrijfswoningen en plattelandswoningen

Tijdens de voorbereidende 10-minutengesprekken hebben veel insprekers aangegeven één of meerdere bedrijfswoningen te bezitten. Een deel van deze woningen is inmiddels vervreemd terwijl zij in het bestemmingsplan nog altijd zijn opgenomen als bedrijfswoning. Op elk zelfstandig agrarisch bouwperceel is in principe één bedrijfswoning toegestaan mits er sprake is van een volwaardig agrarisch bedrijf en de noodzaak voor een bedrijfswoning aanwezig is. Al ruim voor de vaststelling van het geldende bestemmingsplan “Landelijk gebied” zijn er op een aantal percelen extra agrarische bedrijfswoningen toegevoegd. Deze woningen werden bewoond door stoppende agrariërs of bedrijfsopvolgers die betrokken waren bij de agrarische bedrijfsvoering. Hierdoor heeft er een sterke verstedelijking plaatsgevonden in het landelijk gebied. Sindsdien is de dynamiek binnen de agrarische sector sterk veranderd. Hierdoor werden steeds meer bedrijfswoningen aan hun agrarische functie onttrokken. Op bouwpercelen met meerdere bedrijfswoningen wordt nu in veel gevallen (minstens) één woning niet bewoond door iemand die betrokken is bij de agrarische bedrijfsvoering.

 

Door innovatie en verdere technologische ontwikkelingen is de noodzaak om dicht bij het bedrijf te moeten wonen grotendeels komen te vervallen. Gelet op het voorgaande handhaaft de gemeente Lopik zijn standpunt om niet langer mee te werken aan de realisatie van extra agrarische bedrijfswoningen in het landelijk gebied. Bedrijfswoningen die behoren tot het agrarische bouwperceel en bewoond worden door personen die betrokken zijn bij het agrarisch bedrijf zullen als bedrijfswoning aangemerkt blijven. Bedrijfswoningen die bewoond worden door derden die niet verbonden zijn aan de agrarische bedrijfsvoering (dit kunnen ook familieleden zijn), kunnen feitelijk niet gezien worden als bedrijfswoning. Onderzocht wordt of deze woningen als plattelandswoningen aangeduid kunnen worden. Dat betekent dat er iemand die niet op het agrarisch bedrijf werkt in de woning mag wonen zonder dat deze woning een (milieu)belemmering vormt voor het betreffende agrarische bedrijf.

 

 

8.2.4.2 Schuilhutten

Bij de beëindiging van grondgebonden agrarische bedrijven gebeurt het regelmatig dat de bijbehorende weidegronden in het bezit komen van verschillende partijen. Niet zelden kopen particulieren (deels) deze gronden voor het hobbymatig houden van vee. Het uitgangspunt is dat bebouwing gesitueerd moet worden binnen het bouwperceel. Dit bouwperceel ontbreekt in veel gevallen ter plaatse van de aangekochte gronden. Dit zou betekenen dat de nieuwe eigenaren geen schuilvoorzieningen kunnen oprichten ten behoeve van het vee. Wij vinden het van belang dat de weidegronden gebruikt kunnen worden voor het houden van vee. Dit waarborgt het karakter en de herkenbaarheid van ons landelijk gebied. In de Nota ruimtelijke kwaliteit Lopik is daarom onder voorwaarden de mogelijkheid opgenomen om schuilhutten (15m2) te realiseren van beperkte omvang. Het is nadrukkelijk de bedoeling dat deze bouwwerken uitsluitend gebruikt worden ten behoeve van zijn voor het bieden van schuil- voeder- en verzorgingsmogelijkheden voor vee. Het gebruik van een schuilhut als een (recreatieve) verblijfsruimte voor mensen wordt uitgesloten. Het plaatsen van schuilhutten is uitsluitend mogelijk op een perceel van 5.000 m2 en niet op “Sniepen”.

 

8.2.4.3. Paardenbakken

Paardrijden als hobby neemt in Nederland, dus ook in Lopik, toe. Daarmee neemt ook de behoefte aan paardenbakken toe en zijn er heel wat in ons landelijk gebied verschenen. Vooral voormalige agrarische bouwpercelen lenen zich goed voor een vervolgfunctie van wonen met daarbij het houden van paarden. In het geldende bestemmingsplan “Landelijk gebied” is ingespeeld op deze trend door de mogelijkheid op te nemen om in of aansluitend aan bouwvlakken paardenbakken op te

richten. In de afgelopen periode hebben wij moeten constateren dat onze regels niet aansluiten bij de wens van onze inwoners. In ons geldende beleid wordt voorzien in een paardenbak voor hobbymatig gebruik met een maximale oppervlakte van 800 m2 terwijl in de wedstrijdport een paardenbak van 1200 m2 (officiële maatvoering) gebruikelijk is. Wat ons betreft is een verruiming bespreekbaar. Hieraan zit wel een keerzijde. De uiterlijke verschijningsvorm van een paardenbak, vooral de hekwerken en verlichting, past vaak niet in het open landschap. Om deze effecten te beperken zijn in het geldende bestemmingsplan al voorwaarden opgenomen ten aanzien van de positionering van paardenbakken en de bouwhoogten van bijbehorende bouwwerken, zoals verlichting. Met de vaststelling van de “Nota ruimtelijke kwaliteit Lopik” zijn verdere eisen gesteld aan de verschijningsvorm en het materiaalgebruik.

 

Ook in het toekomstig beleid blijft het nadrukkelijk niet de bedoeling dat particuliere paardenbakken gebruikt kunnen worden ten behoeve van bedrijfsmatige activiteiten in de vorm van een manege. Bestaande maneges kunnen hun activiteiten voortzetten en het oprichten van een nieuwe manege ter plaatse van een voormalig agrarisch bouwperceel blijft, onder voorwaarden, mogelijk. De ontsluiting en de verkeersaantrekkende werking spelen een belangrijke rol bij de inpasbaarheid van deze functie. Binnenrijbanen worden niet mogelijk gemaakt.

8.3 Bouwstenen voor beleid

Wanneer we het beschreven toekomstperspectief van landbouw als onderdeel van een multifunctioneel landelijk gebied vertalen naar ruimtelijke kwaliteit krijgen we het volgende overzicht.

 

Landbouw

Belevingswaarde

  • Erfinrichting volgt landschap;

  • Behoud cultuurhistorisch waardevolle bebouwing;

  • Stimuleren van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;

  • Verstevigen uitstraling ontwikkeling agrarische sector;

  • Belang van agrarische sector voor identiteit (samenleving) Lopik;

  • Afwisseling reuring en “rust en ruimte”.

Gebruikswaarde

  • Passende ontwikkelingsmogelijkheden voor toekomstbestendig agrarisch bedrijf;

  • Flexibele regeling herbestemming agrarisch bouwpercelen;

  • Ruimte voor functionele verbreding;

  • Aandacht voor bereikbaarheid en toegankelijkheid.

Toekomstwaarde

  • Duurzame ontwikkeling grondgebonden veehouderij;

  • Breed draagvlak voor agrarische ontwikkeling;

  • Sociaaleconomisch vitaal landelijk gebied;

  • Duurzame inrichting watersystemen en samenhang tussen gebieden met natuurlijke waarden.

 

Het geschetste toekomstperspectief vereist voornamelijk een flexibel afwegingskader om te kunnen inspelen op de dynamiek binnen de agrarische sector. In dit afwegingskader zal met betrekking tot landbouw in ieder geval rekening gehouden moeten worden met de volgende “bouwstenen voor beleid”:

  • ruimtelijke kwaliteit als randvoorwaarde voor nieuwe activiteiten en herbestemming;

  • voldoende ruimte bieden voor de duurzame ontwikkeling van toekomstbestendige grondgebonden veehouderijen;

  • percelen en bestaande agrarische bedrijfsbouwing moeten ingezet kunnen worden voor verbreding van het agrarisch bedrijf door middel van ondergeschikte agrarische en niet-agrarische nevenactiviteiten;

  • innovatieve regelgeving voor ruime en flexibele mogelijkheden voor de herbestemming van agrarische percelen;

  • sturen op actieve benadering van “stoppers” en het organiseren van draagvlak voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in de agrarische sector;

  • inzetten op behoud cultuurhistorische waarden, landschapssstructuur en agrarisch vastgoed;

  • bewaken van een goed evenwicht tussen een goede fysieke leefomgeving (gezondheid, duurzaamheid, voorkomen van hinder) en het realiseren van optimale omstandigheden voor agrarische bedrijven.

9 Wonen

9.1 Huidige situatie

Voor wat betreft de ontwikkeling van woningbouw richt de gemeente Lopik zijn pijlen in eerste instantie op de kernen. Gezien het beleid van hogere overheden is een sterke groei van de woningvoorraad in onze gemeente niet realistisch. Nu de uitbreiding van Benschop nagenoeg is ingevuld, blijft alleen de uitbreiding aan de oostzijde van Lopik als concrete woningbouwlocatie over. In onze gemeente wordt daarnaast ingezet op nieuwe bouwmogelijkheden binnen de kernen zoals in het Centrumplan Lopik, Kolfbaan Cabauw en bij de plannen rondom Huis te Vliet in Lopikerkapel. Om de kwaliteiten van het landelijk gebied te behouden blijft het wenselijk om woningbouw zoveel mogelijk in en rondom bestaande kernen te realiseren.

 

In de Toekomstvisie Lopik 2030 is de ambitie uitgesproken voor het behoud van vitale kernen. Dit kan niet uitsluitend bereikt worden met het “simpelweg” realiseren van nieuwe woningen. Bij het realiseren van een vitale leefomgeving gaat het ook om een sterke sociale structuur, een levendige gemeenschap en betrokken en actieve inwoners. Dit beperkt zich niet uitsluitend tot de kernen. Een groot deel van het leven in onze gemeente speelt zich af in de linten van het landelijk gebied. Wonen is de meest voorkomende functie in dit gebied en hoewel wij terughoudend zijn geweest met nieuwe woningbouw, neemt het aantal woningen in het landelijk gebied wel toe. Woningbouw is namelijk een veel voorkomende vervolgfunctie bij agrarische bedrijfsbeëindiging. Ook kennen wij de mogelijkheid om monumentale en karakteristieke panden te splitsen in twee woningen ten behoeve van het behoud van de cultuurhistorische waarden.

 

Ondanks dat door het gebruik van de auto en de opkomst van het internet de nabijheid van voorzieningen niet altijd meer vereist is, koppelen we een vitale leefomgeving al snel aan de aanwezigheid en bereikbaarheid van voorzieningen. De voorzieningen in onze gemeente staan onder druk. Dit is het gevolg van demografische en financiële ontwikkelingen. Verdere vergrijzing resulteert de komende jaren in een krimpende bevolkingsomvang. Daarnaast hebben we in de gemeente Lopik te maken met relatief weinig jonge gezinnen en het vertrek van jongeren vanwege studie of werk. Deze jongeren komen slechts in beperkte mate terug. Om het landelijk gebied van Lopik, net als de kernen, vitaal te houden, moet de nadruk vooral liggen op het hechten en binden van onze inwoners. Dit kan uitsluitend wanneer er sprake is van diversiteit in de woningvoorraad, een woningvoorraad die aansluit bij de huidige en op de toekomst gerichte woonwens, doorstroming op de woningmarkt, combinaties tussen wonen en werken en voldoende huisvesting voor doelgroepen (bijvoorbeeld ouderen).

 

Vergrijzing in het landelijk gebied

Uit het Woningmarktonderzoek Lopik (Rigo, 2015) blijkt dat de vergrijzing (75 jaar en ouder) het grootst is in ons landelijk gebied. Dit heeft waarschijnlijk te maken met het feit dat de woningvoorraad voor ouderen in onze gemeente beperkt is en dat deze doelgroep nauwelijks de mogelijkheid heeft om in de nabijheid van hun huidige woonomgeving een andere woonruimte te betrekken.

 

9.2 Toekomstperspectief

Ook in de toekomst blijft de gemeente Lopik terughoudend met nieuwe woningbouw in het landelijk gebied, met uitzondering van Lopik Oost. Uitsluitend het vergroten van de woningvoorraad leidt volgens ons niet tot een verbetering van de leefbaarheid. Uiteraard zullen wij nieuwe woonfuncties ter plaatse van voormalige agrarische bedrijfspercelen blijven faciliteren. Daarnaast zullen wij het verplaatsen van bestaande woningen blijven toestaan en willen wij de mogelijkheid tot splitsing van monumentale en karakteristieke panden behouden. Dit zijn echter specifieke maatwerkoplossingen. De gemeente Lopik wijst voorlopig geen nieuwe grootschalige woningbouwlocaties in het landelijk gebied aan, maar staat wel open voor goede initiatieven vanuit de samenleving. Een leefbare samenleving wordt immers bepaald door de mensen zelf. Wij willen ruimte bieden aan ideeën en initiatieven uit de samenleving om de leefbaarheid te versterken. Dit kan leiden tot ruimtelijke ontwikkelingen waarbij combinaties ontstaan tussen wonen en voorzieningen en waarbij vanuit de samenleving direct wordt ingespeeld op een actuele behoefte. Hierdoor ontstaan draagvlak en daadkracht voor de realisering en instandhouding van voorzieningen, verenigingen en sociale structuren. Bij dergelijke projecten zal de gemeente wel sturen op de invulling van de woonbehoeften voortkomend uit het Woningmarktonderzoek Lopik (Rigo, 2015). Gelet op de toenemende vergrijzing en het beperkte woningaanbod voor ouderen zal daarbij speciale aandacht uitgaan naar de huisvesting van ouderen. De doorstroming van ouderen is van algemeen belang voor doorstroming op de woningmarkt. Zo ontstaat er een zogenaamde “verhuiscarrousel”.

 

Belang van voorzieningen

Hoewel wij aan de aanwezigheid van voorzieningen nog altijd een wezenlijk belang hechten voor de leefbaarheid van ons landelijk gebied moeten wij er rekening mee houden dat dit belang steeds verder afneemt. Het gaat hierbij niet om maatschappelijke voorzieningen of verenigingen. Steeds meer mensen vinden de kwaliteit van de woning en hun woonomgeving veel belangrijker dan de nabijheid van voorzieningen (W. Nieuwenhuizen, et al 2015). Mensen worden mobieler, ook op latere leeftijd, en technologische ontwikkelingen maken ons minder afhankelijk van de fysieke nabijheid van voorzieningen. Daarnaast moet ook rekening gehouden worden met het feit dat het aantal voorzieningen steeds verder terug loopt ongeacht de demografische ontwikkelingen. Denk daarbij aan schaalvergroting, toename webwinkels, veranderend consumentengedrag en toenemend internetgebruik.

 

9.2.1.Nieuwe woonvormen

Wij zijn op de hoogte van de toenemende vraag naar nieuwe woonvormen. Vooral de manier waarop wij omgaan met zorg vraagt om nieuwe oplossingen. Mantelzorgwoningen, buidelwoningen en groepswonen zijn opkomende woonvormen. De veranderingen in de zorg hebben ook invloed op de leefbaarheid van het landelijk gebied van Lopik. Dit heeft niet alleen invloed op hoe we willen wonen. Ook de vraag naar zorgfuncties en passende dagbesteding in de directe woonomgeving groeit. De karakteristiek van ons landelijk gebied met grote percelen en veel bebouwing biedt kansen voor nieuwe ontwikkelingen op het gebied van zorg en dagbesteding. Daarbij hebben kleinschalige zorgvoorzieningen, passend bij de schaal van de directe omgeving, de voorkeur. Dergelijke initiatieven zijn ruimtelijk inpasbaar wanneer deze gerealiseerd worden binnen de bestaande bebouwing op bouwpercelen die beschikken over een goede ontsluiting en voldoende parkeergelegenheid. Uiteraard moet wel zorgvuldig afgewogen worden of een initiatief tegemoet komt aan de daadwerkelijke vraag naar zorg en dagbesteding in onze gemeente.

 

 

9.2.2.Mantelzorg

Veel mensen in onze gemeente zijn geboren en opgegroeid op hun huidige woonadres. Hierdoor voelen zij een sterke verbondenheid met hun woonomgeving en het buitenleven. Het liefst blijven ze dan ook zo lang mogelijk op hun perceel wonen. Helaas wordt het onderhoud van het perceel en de woning op latere leeftijd soms te zwaar en wordt zorg vanwege de gezondheid noodzakelijk. Om toch in het landelijk gebied te kunnen blijven wonen en de zorg voor familie mogelijk te maken, overwegen veel inwoners in de toekomst een (tijdelijke) mantelzorgwoning te realiseren of de bestaande woning aan te passen. Met de wijziging van het Besluit omgevingsrecht (Bor) is het mogelijk geworden om onder voorwaarden vergunningsvrij een bijbehorend bouwwerk te realiseren ten behoeve van mantelzorg. In de praktijk blijkt dat initiatiefnemers goed uit de voeten kunnen met deze regeling. Hoewel de gemeente Lopik zich straks voor een enorme opgave ziet om het rechtmatig gebruik van deze mantelzorgwoningen te controleren, zullen wij in de toekomst open blijven staan voor dergelijke initiatieven.

 

9.2.3.Hergebruik stedelijke functies

De herijking van het provinciaal ruimtelijke beleid (2016) heeft tot een aanpassing van het beleid ten aanzien van de herbestemming van percelen met bestaande stedelijke functies geleid. Onder een stedelijke functie verstaat de provincie Utrecht bijvoorbeeld een niet-agrarische bedrijf en percelen met een maatschappelijke bestemming gelegen in het landelijk gebied. Deze percelen mogen bij herbestemming een andere stedelijke functie, waaronder wonen, krijgen onder de voorwaarde dat de functiewijziging naar aard en omvang niet leidt tot een toename van de invloed op de omgeving. Deze ontwikkelruimte biedt wat ons betreft ook ontwikkelruimte voor bijzondere vormen van wonen ter plaatse van percelen die nu nog een maatschappelijke of niet-agrarische bedrijfsbestemming hebben.

 

9.2.4. Nieuwe verstedelijking in kernrandzones

Hoewel we geneigd zijn om de ruimte buiten de kernen aan te duiden als één landelijk gebied bestaan er ook in het landelijk gebied duidelijke verschillen in de ruimtelijke karakteristiek. In sommige delen van het landelijk gebied zijn de kernkwaliteiten minder prominent aanwezig en is er sprake van een hoge mate van functiemenging. In deze gebieden treffen we bijvoorbeeld detailhandel, maatschappelijke voorzieningen, sportvoorzieningen en niet-agrarische bedrijven aan. Deze multifunctionele gebieden concentreren zich in de uitlopers van onze kernen. In het provinciaal ruimtelijk beleid worden deze gebieden aangeduid als kernrandzones. Naast de aanwezigheid van veel verschillende functies kenmerken deze gebieden zich door een hoge bebouwingsdichtheid en, in sommige gevallen, het gebrek aan ruimtelijke kwaliteit. Door de nabijheid van de kernen en de hoge bebouwingsdichtheid is de uitgangspositie voor een verdere ontwikkeling van agrarische bedrijven gelegen in deze kernrandzones beperkt.

 

Het realiseren van een goede fysieke leefomgeving en de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit vraagt in de kernrandzones om extra aandacht. Het toestaan van nieuwe verstedelijking kan een bijdrage leveren aan het realiseren van deze kwaliteitsverbetering. Het toevoegen van extra woningen als onderdeel van die nieuwe verstedelijking in deze gebieden is wat ons betreft daarbij ook een optie zijn. Denk hierbij aan het uitplaatsen van een niet-agrarisch bedrijf of bij de uitvoering van de ruimte-voor-ruimte regeling. Daarnaast volgen wij nadrukkelijk de lijn dat nieuwe woningbouw in deze gebieden ten dienste kan staan van kwaliteitsverbetering elders in het landelijk gebied. Denk bijvoorbeeld aan de sloop van voormalige agrarische bedrijfsbebouwing elders in het landelijk gebied en de herbouw van een woning in de kernrandzone. Uitgangspunt is dat zowel op de vertreklocaties als op de nieuwe ontwikkellocatie in de kernrandzone sprake moet zijn van een goede fysieke leefomgeving en een aanvaardbare ruimtelijke kwaliteit.

 

9.2.5. Beroep aan huis en nevenactiviteiten

Naast de landschappelijke kwaliteiten en de rust en ruimte in ons landelijk gebied vormen de ruime woonpercelen met bijbehorende opstallen vaak een aantrekkelijk onderdeel van onze leefomgeving. Veel inwoners willen deze ruimten gebruiken ten behoeve van een beroep-aan-huis en of (bedrijfsmatige) nevenactiviteit. Omdat dit een kwaliteit is die mensen hecht en bind aan onze gemeente willen wij ook in de toekomst blijven voorzien in deze gebruiksmogelijkheden. Daarnaast zorgen deze activiteiten ook voor een nuttige invulling van bestaande bebouwing. Gebouwen krijgen hierdoor gebruikswaarde en gebruikers blijven daarom in het onderhoud investeren waardoor de belevingswaarde behouden blijft. Het heeft onze voorkeur dat nevenfuncties een bijdrage leveren aan de kernkwaliteiten van onze gemeente. Het gebruik van voormalige agrarische bedrijfsbebouwing ten behoeve van recreatieve activiteiten is hier een goed voorbeeld van. Uiteraard moeten nevenactiviteiten passen in de omgeving, geen verkeershinder opleveren en geen belemmering betekenen voor het gebruik van omliggende percelen. Op het gebied van beroepen-aan-huis heeft er een duidelijke verruiming plaats gevonden. Het gaat niet uitsluitend meer om het bijna traditionele kantoor-aan-huis of de kapper in de aangebouwde garage. Technische innovaties hebben andere vormen van beroep-aan-huis mogelijk gemaakt. Een webwinkel is hiervan een goed voorbeeld. Een beroep-aan-huis moet wel ten alle tijden ondergeschikt blijven aan de hoofdfunctie van de woning.

 

Daarnaast zien wij in de gemeente Lopik een groot aantal nevenactiviteiten die gericht zijn op het organiseren van workshops of kleinschalige recreatieve doeleinden. De gemeente Lopik wil ook deze activiteiten blijven ondersteunen omdat deze bijdragen aan invulling van de vrije tijd van onze eigen inwoners. Vanwege de verkeersaantrekkende werking willen wij detailhandel uitsluiten als nevenfunctie op bestaande woonpercelen.

 

9.2.6.Tuinen in het landelijk gebied

Uit de 10-mintengesprekken en de perceelscontroles ter voorbereiding op het bestemmingsplan met “verbrede reikwijdte” is naar voren gekomen dat in zeer veel gevallen, percelen al geruime tijd als tuin zijn ingericht terwijl deze gronden bestemd zijn voor agrarische doeleinden (weiland).

Het gebruik als tuin en zeker de bouw van bijgebouwen is hierdoor in strijd met de agrarische bestemming. Ook de vele bestaande bijgebouwen die gesitueerd zijn op deze gronden zijn in strijd met de geldende regels. De overgang tussen het bebouwingslint en het achterliggende open polderlandschap is op veel plaatsen in het landelijk gebied geen harde lijn. Bij de vaststelling van het geldende bestemmingsplan “Landelijk Gebied” is geprobeerd om het open karakter van het landschap zoveel mogelijk te waarborgen. De woonbestemmingen zijn daarom vaak “ondiep” en zijn veelal direct achter de op het perceel aanwezige bebouwing begrensd door een agrarische bestemming zonder bouwmogelijkheden op te nemen. Zo kon voorkomen worden dat ver in het landschap nog bebouwing zou worden opgericht. Dit was destijds een voor de hand liggende bestemming. Aangenomen werd dat het gebruik in de planperiode in overeenstemming gebracht zou worden met de agrarische bestemming. Inmiddels is gebleken dat dat in de meeste gevallen niet is gebeurd.

 

In de huidige systematiek van het opstellen van bestemmingsplannen zijn er meer mogelijkheden om gronden nader aan te wijzen zoals bijvoorbeeld “onbebouwd erf’ of “tuin”. Hiermee kan de bouw van vergunningplichtige bouwwerken op dit deel van het perceel uitgesloten worden. Deze gronden komen vervolgens nog wel in aanmerking voor het bouwen van vergunningsvrije bouwwerken. Op deze manier krijgen de percelen een passende bestemming maar kan de openheid van het landschap nog niet volledig gewaarborgd worden omdat vergunningvrij bouwen niet geheel kan worden uitgesloten. De verwachting is dat in de praktijk de mogelijkheden tot vergunningvrij bouwen zeer beperkt zijn omdat de meeste percelen al een hoge bebouwingsdichtheid kennen. Er is dus weinig ruimte voor verdere bebouwing, dus ook voor vergunningsvrije bouwwerken.

 

Ons streven is om de tuinen bij percelen ook als zodanig te bestemmen maar nieuwe bebouwing uit te sluiten en bestaande bebouwing te laten verdwijnen. Dat laatste willen wij bereiken door actief met eigenaren in gesprek te gaan over de verplaatsing van bebouwing en herinrichting van het perceel. Hierdoor wordt de openheid van het landschap gewaarborgd en hersteld en kan storende bebouwing verplaatst worden. Dit vergt een nieuw afwegingskader waarin ook de mogelijkheid moet worden geboden om bestaande gebouwen te verplaatsen. Dit vereist ook een werkwijze waarbij de gemeente voornamelijk inzet op overleg met inwoners om gezamenlijk een kwaliteitsverbetering te kunnen realiseren. Met deze werkwijze wordt recht gedaan aan bestaande (historisch gegroeide) situaties, maar gelijktijdig wordt ingezet op landschappelijke kwaliteitsverbetering.

 

 

9.2.7. Wonen in recreatieverblijven.

Permanente bewoning van recreatieverblijven blijft ook in de toekomst niet toegestaan. Bewoners van recreatieverblijven die beschikken over een persoonsgebonden beschikking vormen hierop een uitzondering.

 

9.3 Bouwstenen voor beleid

Wanneer we het beschreven toekomstperspectief van wonen als onderdeel van een multifunctioneel landelijk gebied vertalen naar belevingswaarde, gebruikswaarde en toekomstwaarde krijgen we het volgende overzicht.

 

Wonen

Belevingswaarde

  • Aantrekkelijke woonomgeving;

  • Sterke verbondenheid en sociale veiligheid;

  • Goede fysieke leefomgeving;

  • Bereikbaarheid voorzieningen;

  • Afwisseling reuring en “rust en ruimte”.

Gebruikswaarde

  • Aandacht voor bereikbaarheid en toegankelijkheid;

  • Diversiteit in woningaanbod en doorstroommogelijkheden;

  • Uitbreidingsmogelijkheden woning en ruime gebruiksmogelijkheden bijgebouwen;

  • Duurzame en energiezuinige woningen.

Toekomstwaarde

  • Breed draagvlak voor nieuwe woningbouwontwikkelingen;

  • Beschikbare woningen voor alle doelgroepen;

  • Behoud cultuurhistorisch waardevolle bebouwing;

  • Vitaal landelijk gebied door vervolgfunctie wonen;

  • Duurzame inrichting woonpercelen in relatie met landschap, water en natuur.

 

Om uitwerking te kunnen geven aan het geschetste toekomstperspectief zal in ieder geval rekening gehouden moeten worden met de volgende “bouwstenen voor beleid”:

  • de verbetering van ruimtelijke kwaliteit als randvoorwaarde voor nieuwe woningbouw;

  • voldoende ruimte bieden voor duurzaam gebruik van bijgebouwen en omliggende erven;

  • ruimte voor maatwerk bij herbestemming naar wonen en/of het verplaatsen van bestaande woningen;

  • nadruk op het realiseren van een goede fysieke leefomgeving (gezondheid, duurzaamheid, voorkomen van hinder) en het versterken van kwaliteit;

  • organiseren van draagvlak en burgerparticipatie bij grotere woningbouwprojecten.

10 Niet-agrarische bedrijven

10.1 Huidige situatie

De gemeente Lopik is van oudsher een ondernemende gemeente met een sterke positie van het midden- en kleinbedrijf in sectoren als de bouw en het transport. Ook is er een groot aandeel

zzp’ers. De inwoners van de gemeente Lopik zijn gewend om de eigen broek op te houden. Er is veel werkgelegenheid en er zijn enkele grote werkgevers. Wonen en werken gaat in grote delen van de linten samen. Door de centrale ligging en de relatief goede bereikbaarheid heeft de gemeente Lopik ook in de toekomst een goede uitgangspositie. Het ondernemersklimaat van de gemeente biedt kansen voor nieuwe (kleinschalige) bedrijvigheid en een toename van het aantal zzp’ers. Zij maken veelal gebruik van de opslagruimten die verhuurd worden op voormalige agrarische bedrijfspercelen.

 

Veranderende werkgelegenheid

Met internet wordt afstand een relatief begrip, dit biedt nieuwe mogelijkheden ten aanzien van mobiliteit en leefbaarheid. Deze nieuwe technologie maakt werk steeds flexibeler. Een werknemer is niet meer gebonden aan één werkplek of het tijdstip waarop de werkzaamheden worden uitgevoerd. Daarnaast verandert ook de aard van het dienstverband door flexibele contracten en wisselende opdrachten.

 

In het landelijk gebied van Lopik zijn een groot aantal niet-agrarische bedrijven gevestigd. Het aantal bedrijven is, ondanks de economische situatie, de afgelopen jaren in aantal ongeveer gelijk gebleven. We hebben wel te maken gehad met een afname van (grotere) aan de bouw gerelateerde bedrijven en de terugloop van activiteiten in de transportsector en de handel in fruit. Dit zijn bedrijven die belangrijk zijn voor de werkgelegenheid en sociaaleconomische vitaliteit van ons landelijk gebied.

10.2 Toekomstperspectief

In het geldend ruimtelijk beleid is voorzien in enige ontwikkelruimte voor niet agrarische bedrijven. Bij de vaststelling van het bestemmingsplan is namelijk rekening gehouden met een beperkte uitbreiding van het bebouwd bedrijfsoppervlak. Met betrekking tot de bedrijfsbebouwing zal toekomstig beleid conserverend van aard zijn en in eerste instantie de bestaande situatie vastleggen. Als gevolg van technische ontwikkeling, schaalvergroting, kostenbesparende maatregelen, maar ook investeringen in duurzaamheid zal er ook in de toekomst sprake zijn van een blijvende vraag naar ontwikkelruimte voor niet-agrarische bedrijven. Dit wordt versterkt door het economisch klimaat dat momenteel weer in positieve zin aan het veranderen is. Gelet op deze ontwikkelingen verwachten wij dat er opnieuw vraag ontstaat naar nieuwe uitbreidingsmogelijkheden. Wanneer aan nader te bepalen voorwaarden voldaan kan worden moet een uitbreiding van de bedrijfsbebouwing binnen het bestemmingsvlak volgens ons mogelijk zijn. Deze voorwaarden zullen betrekking hebben op een goede landschappelijke inpassing, de verkeersaantrekkende werking, een goede ontsluiting en de ruimtelijke uitstraling van de bedrijfsactiviteit. Daarbij speelt het voorkomen van mogelijke belemmeringen en hinder voor omliggende percelen een belangrijke rol. Uitbreiding van bedrijfsbebouwing mag niet leiden tot een verhoging van de bedrijfsactiviteit volgens de Staat van bedrijfsactiviteiten. In het provinciaal ruimtelijk beleid wordt een uitbreiding van 20% van het bebouwd oppervlak van bestaande niet-agrarische bedrijven gezien als toereikend. Door het toenemende aanbod van vrijkomende agrarische bedrijfsbebouwing verwachten wij in het algemeen een toename van het aantal niet-agrarische bedrijven. Dit zorgt voor een toenemende concurrentie met zowel bestaande als nieuwe bedrijven. Initiatiefnemers van nieuwe bedrijfsactiviteiten in voormalige agrarische bedrijfsbebouwing zullen zich daarom moeten realiseren dat zij zich nog nadrukkelijker moeten onderscheiden om op te vallen binnen een toenemend aanbod.

 

Uitbreiding van bedrijfsbebouwing

Bij de nieuwvestiging van bedrijfsactiviteiten moeten initiatiefnemers en gemeente oog hebben voor de behoefte in de praktijk. De gemeente is mede verantwoordelijk voor het realiseren van een gezond vestigings- en ondernemersklimaat. Daar hoort een divers aanbod van bedrijfsactiviteiten bij. De vraag is dan ook of wij wel moeten blijven inzetten op het ongebreideld faciliteren van dezelfde kleinschalige bedrijfsactiviteiten. Nieuwvestiging kan leiden tot verzadiging van de markt. Voor sommige bestaande niet-agrarische bedrijfsactiviteiten moeten wij ons afvragen of, rekening houdend met de toename van het aanbod vrijkomende agrarische bedrijfsbebouwing, uitbreiding daadwerkelijk toekomstbestendig is. Opslag en stalling is zo’n bedrijfsactiviteit. In de praktijk zien we dat veel van vrijkomende agrarische bebouwing een vervolgfunctie krijgt in de vorm van opslag en stalling. Het ligt niet voor de hand dat, gelet op het toekomstige aanbod aan vrijkomende agrarische bedrijfsbebouwing, op bestaande bedrijfspercelen met bijvoorbeeld een opslagfunctie fors wordt uitgebreid. Voor dit type en vergelijkbare bedrijfsactiviteiten willen wij verdere bouwmogelijkheden koppelen aan de sloop van vrijkomende agrarische bebouwing elders. Voor ons is het bespreekbaar om vrijkomende agrarische bebouwing op andere percelen te saneren zodat het bebouwd oppervlak op bedrijfspercelen met een opslagfunctie vergroot kan worden. Daarnaast zou in goed ontsloten gebieden gezocht kunnen worden naar ontwikkelruimte voor nieuwe hoogwaardige bedrijfsactiviteiten. Met een kleiner bebouwd oppervlak kan dan toch sprake zijn van een toekomstbestendige bedrijfsfunctie. Gemeente en initiatiefnemers moeten in gesprek blijven over nut en noodzaak van beoogde bedrijfsactiviteiten.

 

Ontwikkeling van de bedrijvigheid in het landelijk gebied is afhankelijk van een groot aantal factoren die wij niet in de hand hebben en waarop wij geen exacte sturing kunnen geven met ons ruimtelijk beleid. Flexibiliteit is nodig om in te kunnen spelen op deze dynamiek. Tot nu toe zijn niet-agrarische bedrijven altijd zeer specifiek bestemd. Hierdoor is het lastig om binnen de geldende regels de bedrijfsvoering aan te passen. Bijvoorbeeld wanneer het perceel van eigenaar verandert of een bestaande eigenaar omschakelt naar een nieuwe activiteit. Een globaler en flexibeler toetsingskader zou ons de mogelijkheid geven om efficiënter mee te kunnen bewegen met de economische werkelijkheid en ons helpen om nieuwe, passende, activiteiten op bestaande bedrijfspercelen mogelijk te maken.

Hierdoor kunnen we lange procedures voorkomen. Snelle omschakelijking is goed voor de werkgelegenheid, de sociaaleconomische vitaliteit van ons landelijk gebied en verbetert het vestigingsklimaat.

 

Niet-agrarische bedrijven in landelijk gebied

Ook niet-agrarische bedrijven zullen zich in toenemende mate in het landelijk gebied willen vestigen Gecombineerd met de toenemende leegstand van agrarische gebouwen levert dit een vraag op aan gemeenten om duidelijkheid te geven over de mogelijkheden voor bedrijvigheid in het landelijk gebied (W. Nieuwenhuizen et al, 2015). Een ruimtelijk beleid uitsluitend gericht op het verplaatsen van bedrijven naar het bedrijventerrein De Copen doet geen recht aan de werkelijke dynamiek en zou een te eenzijdig afwegingskader betekenen. Een dergelijk eenzijdige beleid past ons inziens niet binnen de doelen van de Omgevingswet om te komen tot een samenhangende benadering van de fysieke leefomgeving en het vergroten van de bestuurlijke afwegingsruimte.

 

10.2.1. Bedrijfsverplaatsing

Op veel percelen met een bedrijfsbestemming is de aard van de activiteit veranderd. Bedrijven hebben hun bedrijfsvoering moeten aanpassen of zijn overgestapt op andere activiteiten om in hun bestaan te kunnen blijven voorzien. Ook zijn er een aantal bedrijven aan te wijzen die wel een behoorlijke groei hebben doorgemaakt en hierdoor op hun huidige bedrijfslocatie “klem” zijn komen te zitten. Op deze percelen in het landelijk gebied wordt de aanwezigheid van het bedrijf als een belemmering voor het leefklimaat gezien. De huidige vestigingslocaties van deze bedrijven worden door omwonenden als hinderlijk ervaren (verkeer, geluid, werktijden) en de bedrijven hebben onvoldoende ruimte voor de gewenste bedrijfsontwikkeling. Het woon- en leefklimaat staat hier vaak onder grote druk. Om het woon- en leefklimaat van onze bebouwingslinten te verbeteren wil de gemeente Lopik ook in de toekomst actief meewerken aan het verplaatsen van bestaande bedrijven binnen ons landelijk gebied. Het gaat dan in eerste instantie om het verplaatsen van bestaande niet-agrarische bedrijven naar andere percelen met een bedrijfsbestemming. Voorwaarde is dat er op zowel de vertrek- als op de vestigingslocatie sprake is van een goede ruimtelijke kwaliteit. Hoe extensiever de vertreklocatie wordt ingevuld (denk aan sloop bebouwing en het beëindigen van bedrijfsactiviteiten) hoe groter de meerwaarde van het plan. Bij bedrijfsverplaatsing is een goede ontsluiting een belangrijk uitgangspunt. Om een goed woon- en leefklimaat te kunnen realiseren zal de gemeente moeten inzetten op het extensiveren van niet-agrarische bedrijfsactiviteiten in gebieden met een matige ontsluiting. Dat kan bereikt worden door in deze gebieden alleen nieuwe bedrijfsactiviteiten toe te staan uit een lagere milieucategorie dan de bestaande bedrijfsactiviteiten.

 

Verplaatsen of toevoegen?

Het verplaatsen van bestaande bedrijfsactiviteiten wordt niet gezien als toevoegen van nieuwe bedrijvigheid in het landelijk gebied. Door de verplaatsing van bedrijven neemt de omvang van de totale bedrijfsactiviteiten in ons landelijk gebied niet toe. Met behulp van bedrijfsverplaatsing kunnen wij de verbetering van het woon- en leefklimaat faciliteren en de bedrijvigheid in onze gemeente vasthouden. Het gaat hierbij in eerste instantie om de verplaatsing naar andere bedrijfspercelen. Wanneer er sprake is van een uitzonderlijke verbetering van het woon- en leefklimaat op de vertreklocatie is bedrijfsverplaatsing naar een ander perceel zonder bedrijfsfunctie ook bespreekbaar.

 

Nieuwvestiging van bedrijfspercelen wordt wenselijk geacht als vervolgfunctie ter plaatse van een voormalig agrarisch bedrijf. Dit kan niet zonder een tegenprestatie in de vorm van de verbetering van ruimtelijke kwaliteit. In gangbaar ruimtelijk beleid, bijvoorbeeld van de provincie Utrecht, wordt deze kwaliteitsverbetering afgedwongen via de verplichte sloop van bebouwing. Bij de herbestemming van voormalige agrarische bedrijfsbebouwing stellen wij ten aanzien van een “sloopeis” dat; er een duidelijke balans moet zijn tussen de belevingswaarde van voormalige agrarische percelen en de gebruikswaarde van de aldaar nog aanwezige bebouwing. Er moet sprake zijn van maatwerk in plaats van een algemeen geldende sloopverplichting. Bij bedrijfsactiviteiten met een grote ruimtelijke invloed (loonwerkbedrijf) dient de tegenprestatie groter te zijn dan bij bedrijfsactiviteiten met een beperkte ruimtelijke invloed (opslag). Om de belevingswaarde en gebruikswaarde met elkaar in evenwicht brengen moet een integrale afweging gemaakt worden rekening houdend met ta van maatregelen zoals het de sloop van bebouwing, het verwijderen van verharding, het realiseren van doorzichten en het uitsluiten van buitenopslag.

 

10.2.2. Buitenopslag

Buitenopslag heeft een grote invloed op de belevingswaarde van ons landelijk gebied. Bij bestaande bedrijfspercelen mag binnen het bouwperceel buitenopslag plaats vinden. In overige gevallen willen wij buitenopslag zoveel mogelijk uitsluiten om de uitstraling van het landelijk gebied te verbeteren. Dit is een continuering van het huidige beleid.

 

10.2.3. Detailhandel

Het landelijk gebied kent enkele detailhandelbedrijven. Het gaat hier voornamelijk om bedrijven die al langer in de gemeente Lopik zijn gevestigd. De verkeersaantrekkende werking en de parkeerbehoefte

van detailhandel zijn bepalend voor de ontwikkelruimte van deze bedrijven. In principe geldt ook voor detailhandel een reguliere uitbreiding van 20%. Nieuwvestiging van detailhandel, buiten de uitloopgebieden van de kernen of op bestaande bedrijfspercelen, lijkt op voorhand niet kansrijk.

10.3 Bouwstenen voor beleid

Wanneer we het beschreven toekomstperspectief niet-agrarische bedrijven als deel van het multifunctioneel landelijk gebied vertalen naar ruimtelijke kwaliteit krijgen we het volgende overzicht.

 

Bedrijven

Belevingswaarde

  • Aantrekkelijk vestigingsklimaat bedrijven;

  • Sterke verbondenheid en sociale veiligheid;

  • Goede fysieke leefomgeving;

  • Veilige inrichting bedrijfspercelen;

  • Aanwezigheid voorzieningen.

Gebruikswaarde

  • Aandacht voor bereikbaarheid en toegankelijkheid;

  • Diversiteit in bedrijfsactiviteiten;

  • Uitbreidingsmogelijkheden bedrijfspercelen en ruimte voor omschakeling;

  • Ruimte voor verduurzaming.

Toekomstwaarde

  • Gewaardeerd ondernemersklimaat;

  • Vitaal landelijk gebied door voldoende economische dragers;

  • Duurzame inrichting percelen in relatie met landschap, water en natuur.

 

Om uitwerking te kunnen geven aan het geschetste toekomstperspectief van niet-agrarische bedrijven als onderdeel van een multifunctioneel landelijk gebied zal in ieder geval rekening gehouden moeten worden met de volgende “bouwstenen voor beleid”:

  • voldoende uitbreidingsmogelijkheden en een flexibel toetsingskader om omschakeling bedrijfsactviteiten te kunnen faciliteren;

  • uitbreidingsmogelijkheden moeen bijdragen aan het behouden en versterken van een goed vestigingsklimaat voor bedrijven;

  • kwaliteitsverbetering op maat bij nieuwvestiging van bedrijven in voormalige agrarische bedrijfsbebouwing;

  • de verbetering van ruimtelijke kwaliteit als randvoorwaarde voor bedrijfsverplaatsing;

  • nadruk op het realiseren van een goed woon- en leefklimaat(gezondheid, duurzaamheid, voorkomen van hinder) en het versterken van kwaliteit en het waarborgen van een goede ontsluiting.

Beleidsopgave 4: Ontwikkelen van het recreatief en toeristisch potentieel

 

11 Recreatie en toerisme

 

 

Recreatieve functies dragen in hoge mate bij aan het multifunctionele karakter van ons landelijk gebied. Daarbij bestaat er regelmatig een duidelijk spanningsveld tussen de belevingswaarde en de gebruikswaarde. Kleinschalige activiteiten, welke vaak als karakteristiek en eigen worden gezien, zijn niet rendabel genoeg om te kunnen voortbestaan terwijl grootschaligere activiteiten vaak zijn weerslag hebben op de omgeving. De vraag is of dergelijke activiteiten een wezenlijke bijdrage leveren aan de gemeentelijke ambities ten aanzien van recreatie en toerisme. Omdat deze ambitie tamelijk hoog is, wordt het ontwikkelen van het recreatief en toeristisch potentieel gezien als een aparte beleidsopgave binnen deze visie.

11.1 Huidige situatie

De gemeente Lopik kent een wisselend aantal recreatieve en toeristische voorzieningen variërend van verblijfsrecreatie, dagrecreatie en recreatief medegebruik. Ook hierbij worden het landschap, de rust en ruimte gezien als aantrekkelijke kwaliteiten. In de gemeente Lopik komen diverse kampeerterreinen voor, welke echter niet allemaal uitsluitend voor recreatieve doeleinden worden gebruik. Kleinschalig kamperen (voorheen kamperen bij de boer) vindt nog altijd zeer beperkt plaats. De gemeente kent een aantal B&Bs. Dit aantal blijft doorgaans stabiel maar de adressen veranderen. Daarnaast zijn er in de gemeente vele dagrecreatieve voorzieningen aanwezig. Het gaat dan vooral om sportverenigingen en volkstuincomplexen. Recreatief medegebruik heeft voornamelijk betrekking op de aanwezigheid van fiets-, wandel-, en kanoroutes en de recreatieve nevenfunctie bij de agrarische bedrijven.

 

De algemene trend is dat het aantal recreanten en de vraag naar recreatieve activiteiten en voorzieningen blijft stijgen. Dit is mede het gevolg van een vergrijzende samenleving. Vooral de vraag naar actieve en sportieve vrijetijdsbesteding neemt toe. Als recreatiegebied wint het landelijk gebied terrein. Bossen en agrarische gebieden zijn namelijk doorgaans de gebieden waar de meeste mensen hun vrije tijd besteden. Na een jarenlange groei begint de markt voor verblijfsrecreatie verzadigd te raken. Hierbij is vooral van belang dat de recreant steeds hogere eisen stelt aan recreatieverblijven. (W. Nieuwenhuizen et al 2015).

 

Verblijfsrecreatie in Lopik

Gelet op de algemene constatering dat de markt voor verblijfsrecreatie verzadigd raakt en gelet op de karakteristiek van ons landelijk gebied moet de gemeente Lopik wellicht overwegen niet langer in te zetten op de ontwikkeling van nieuwe grootschalige verblijfsrecreatieve ontwikkelingen. De matige ontsluiting van delen van ons landelijk gebied en het “nieuwe” multifunctionele karakter zorgen in toenemende mate met tot ruimtelijke conflicten bij dergelijke ontwikkelingen.

 

11.2 Toekomstperspectief

Wij hebben een duidelijk toekomstperspectief voor de recreatieve en toeristische ontwikkeling van het landelijk gebied geschetst. Zowel in het beleidsplan “Ruimte voor recreatie” (2005) en de “Toekomstvisie Lopik 2030” (2010) heeft de gemeente Lopik ingezet op de ontwikkeling van het recreatief en toeristisch potentieel van het landelijk gebied. De toenemende vraag naar recreatie, de veranderingen in de agrarische sector, de centrale ligging van de gemeente en de kwaliteiten van het landschap zijn daarbij de belangrijkste drijfveren. Ook in het Landschapsontwikkelingsplan (2005) en het geldend bestemmingsplan “Landelijk gebied” wordt ingezet op een vergelijkbare ontwikkeling. Terugkijkend op dit toekomstperspectief en de onderliggende beleidsstukken moet geconstateerd worden dat de ambitie en toegestane ontwikkelruimte op het gebied van recreatie en toerisme tamelijk ver uit elkaar liggen. De ontwikkelruimte, zoals vastgelegd in het bestemmingsplan, beperkt zich namelijk tot extensief medegebruik in de vorm van fiets- en wandelroutes en agrarische nevenactiviteiten. Behoud van landschap, natuur en cultuurhistorie is daarbij een duidelijke voorwaarde. Dit terwijl er in onze ambitie ook ruimte is voor grootschalige, intensieve vormen van recreatie.

 

De afgelopen jaren heeft dit er toe geleid dat de geïnitieerde kleinschalige activiteiten nauwelijks een bijdrage hebben geleverd aan het verwezenlijken van onze gemeentelijke recreatieve en toeristische ambitie, terwijl de grootschalige ontwikkelingen op dit gebied vaak, en niet altijd terecht, als hinderlijk werden ervaren door de directe omgeving. Onze recreatieve ambitie en de daarbij horende kleinschalige en intensievere ontwikkelingsmogelijkheden zouden zich moeten concentreren op het benutten van het landschap en het agrarische karakter van onze gemeente, het combineren en verbinden van (bestaande) initiatieven en het aanpakken van ontbrekende schakels. Hierdoor worden de belevingswaarde en gebruikswaarde met elkaar in overeenstemming gebracht. Daarbij is het van belang om een duidelijke doelgroep te benoemen en ook onze eigen inwoners als recreant te beschouwen.

 

 

Bij de recreatieve en toeristische beleving van ons landelijk gebied speelt de natuur een prominente rol. Zo ook de gebieden aangewezen als onderdeel van de Ecologische Hoofdstructuur. Het behoud en onderhoud van natuur staat door teruglopende beschikbare financiële middelen onder druk.

Beheerders van natuur zoeken naar nieuwe samenwerkingsverbanden om natuur te onderhouden en ontbrekende verbindingen te realiseren. Om dit te kunnen faciliteren zal ook de gemeente zich open moeten stellen voor nieuwe koppelingen tussen natuur en recreatieve functies. Natuur en ondernemen kunnen goed samen gaan. Ruimte voor nieuwe functies betekent een kans voor nieuwe natuurontwikkeling en maakt natuur verder beleefbaar.

11.3 Bouwstenen voor beleid

Wanneer we het beschreven toekomstperspectief “ontwikkelen recreatief en toeristisch potentieel” vertalen naar ruimtelijke kwaliteit krijgen we het volgende overzicht.

 

Recreatie

Belevingswaarde

  • Behoud landschappelijke karakteristiek;

  • Behoud cultuurhistorisch waardevolle bebouwing;

  • Versterken identiteit.

Gebruikswaarde

  • Behoud en versterken divers aanbod;

  • Versterken toegankelijkheid natuur en landschap;

  • Stimuleren gecombineerd gebruik.

Toekomstwaarde

  • Duurzame inrichting watersystemen en landschap;

  • Aantrekkelijk woon- en leefgebied;

  • Vitaal landelijk gebied door nieuwe economische dragers;

  • Bewustwording en ruimte voor vernieuwing.

 

Het geschetste toekomstperspectief vereist voornamelijk een goed beeld van de beoogde doelgroep en een duidelijke samenhang tussen ambitie en ontwikkelruimte. Wie is de recreant en wat zijn de behoeften? De natuur en landschap als bestaande kernkwaliteiten zijn leidend bij het ontwerpen van toekomstige initiatieven. Met betrekking tot recreatie en toerisme zal in ieder geval rekening gehouden moeten worden met de volgende “bouwstenen voor beleid”:

  • bepalen van de doelgroep en het evalueren van bestaand beleid;

  • afstemming van ontwikkelruimte en ambitie;

  • ruimte bieden voor duurzaam combinatiegebruik van landschap en natuur;

  • sturen op actieve benadering van grondeigenaren om extensieve recreatie en natuur met elkaar te verbinden.

Beleidsopgave 5: Stimuleren van duurzaamheid en waarborgen van veiligheid en gezondheid en waterbeheersing

 

12 Duurzaamheid, veilgheid, gezondheid en water

 

Een bestemmingsplan met “verbrede reikwijdte” zal ons in staat stellen om naast de reguliere bouwvoorschriften ook elementen als veiligheid, gezondheid en de natuurlijke en landschappelijke waarden in ons afwegingskader op te nemen. Elementen welke onderdeel uitmaken van de fysieke leefomgeving. Met behulp van een integrale benadering komen we tot duurzame en toekomstbestendige ruimtelijke ontwikkelingen. Ontwikkelingen met gebruiks-, belevings- en toekomstwaarde. Functies voor de lange termijn.

 

Het nieuwe bestemmingsplan moet niet alleen voorzien in bouwregels maar ook aanknopingspunten geven voor een goede inbedding van nieuwe initiatieven binnen de ruimtelijke karakteristiek. Het gaat er niet alleen om het uitsluiten van alles wat ongewenst is, maar vooral om ontwikkelingen en kansen stimuleren welke een meerwaarde hebben voor de fysieke leefomgeving. Het nieuwe toetsingskader moet vroegtijdig wijzen op mogelijke conflicten die er kunnen ontstaan op het gebied van bodem, water, gezondheid, veiligheid, cultuurhistorie, natuurwaarden en landschapsontwikkeling. Daarnaast zal het bestemmingsplan beleidsregels moeten bevatten ter bescherming van het water- en bodemsysteem en ten behoeve van klimaatbestendige inrichtingen met duurzame energie. Belangen die nu nog vaak achteraf en afzonderlijk wordt getoetst.

 

De Omgevingswet bepaalt uitdrukkelijk dat gevolgen voor de leefomgeving ook gevolgen voor de mens omvat. Eén van de doelen van de wet is immers het beschermen van de veiligheid en de gezondheid van de mens en zijn omgevingskwaliteit. Daarmee is de “fysieke leefomgeving” één van de kernbegrippen in de Omgevingswet. Een definitie is er niet. In de wet staat wel een omvangrijke opsomming van elementen die in elk geval onder de fysieke leefomgeving vallen: bouwwerken, infrastructuur, watersystemen, water, bodem, lucht, landschappen, natuur, cultureel erfgoed en werelderfgoed. Een goede fysieke leefomgeving houdt in dat bewoners en gebruikers van de openbare ruimte hun omgeving als schoon en aantrekkelijk ervaren, zodat ze er graag wonen, werken en verblijven. Daarbij gaat het om milieuaspecten, zoals geluid en stankoverlast, de aanpak van bodemvervuiling, veiligheidsrisico's van bedrijvigheid, afvalinzameling, maar ook de aanwezigheid en kwaliteit van groen in hun omgeving. Het gemeentelijk beleid moet gericht zijn op het realiseren van een zo hoog mogelijke kwaliteit van de fysieke leefomgeving (Planbureau voor de Leefomgeving, 2017).

12.1 Huidige situatie

Onder de huidige wet- en regelgeving is het gemeentelijk ruimtelijk beleid vooral gericht op het waarborgen van de eisen van een goede ruimtelijke ordening. Het in de Omgevingswet geïntroduceerde begrip van een “goede fysieke leefomgeving” maakt slechts beperkt onderdeel uit van ons afwegingskader. Zo heeft duurzaamheid nog geen prominente plek in ons ruimtelijk beleid

 

terwijl een goede inpassing van duurzaamheid en duurzame energie een breed afwegingskader vereisen. Ook de belangen van waterkeringen, welke nu nauwelijks in het geldende bestemmingsplan zijn vastgelegd, maken onderdeel uit van de fysieke leefomgeving. Helaas zijn ook de elementen veiligheid en gezondheid nog niet voldoende belicht. Dit omdat ze relatief “nieuw” zijn binnen het ruimtelijk afwegingskader terwijl ze met de komst van de Omgevingswet wel in belang zullen toenemen.

12.2 Toekomstperspectief

Duurzaamheid, veiligheid, gezondheid, waterbeheersing en natuur vormen de fysieke leefomgeving en maken onderdeel uit van de herkomstwaarde van ons landelijk gebied. Deze elementen vormen gezamenlijk grotendeels de onderlegger van onze ruimtelijke structuur. Op het niveau van deze onderlegger worden de randvoorwaarden voor nieuwe ontwikkelingen bepaalt. Om daadwerkelijk een goede fysieke leefomgeving te kunnen waarborgen en daarmee de herkomstwaarde van ons landelijk gebied te beschermen zal met betrekking tot de hiervoor genoemde elementen grotendeels ingezet moeten worden op beschermen. Zo zullen wij in sommige gevallen ontwikkelingen moeten uitsluiten om de veiligheid of een goede waterbeheersing te kunnen waarborgen. Ook de gemeente Lopik zal in de toekomst dus regelgeving moeten opnemen die voorkomen en uitsluiten. Dit allemaal om de kwaliteit van onze woon- en leefomgeving in stand te houden. Met betrekking tot deze belangen verwachten wij in de gemeente Lopik voornamelijk rekening te moeten houden met verbeteringsmaatregelen aan de Lekdijk, de bodemdaling in het veenweidegebied, de toenemende vraag naar ontwikkelingen op het gebied van duurzame energie, de zorg voor Stiltegebieden, het woon- en leefklimaat rondom knooppunten (gezondheid) en de ontsluiting van het landelijk gebied.

 

12.2.1. Dijkversterking Lekdijk

De zuidzijde van de gemeente Lopik wordt volledig gevormd door de Lekdijk. Hoewel momenteel nog niet helemaal duidelijk is welke maatregelen nodig zijn om de veiligheid van de Lekdijk te kunnen garanderen, is het nemen van maatregelen onvermijdbaar. De Lekdijk beschermt een groot deel van Midden- en West-Nederland tegen overstroming. De afgelopen jaren is de Lekdijk tussen Amerongen en Schoonhoven onderzocht. Daarbij is de Lekdijk getoetst aan nieuwe veiligheidsnormen die sinds 2017 van kracht zijn. Op slechts enkele plekken voldoet de dijk aan deze normen, maar ruim vijftig kilometer, waaronder de Lekdijk in Lopik, voldoet niet. Hoewel de Lekdijk vaak wel hoog genoeg is, moet hij voornamelijk steviger en stabieler worden gemaakt. In 2050 moet de dijk aan de nieuwe normen voldoen.

 

Sterke Lekdijk (bron HDSR)

 

Omdat de aard en omvang van de beoogde maatregelen nog niet vast staan zal het lastig worden om bij de vaststelling van het bestemmingsplan met “verbrede reikwijdte” exact in te spelen op de mogelijke gevolgen. Het zal wel ons streven zijn om in de regelgeving voldoende flexibiliteit op te nemen om te voorzien in de noodzakelijke aanpassingen. Ons uitgangspunt is: Veiligheid voorop! Dat betekent dat er in de toekomst best wel eens besluiten genomen moeten worden waarbij het belang van de veiligheid van de Lekdijk zwaarder weegt dan andere belangen in de directe omgeving.

 

Andersom betekent de veiligheidsopgave voor de Lekdijk mogelijk een nieuwe ontwikkelingskans. Initiatieven die mede bijdragen aan het versterken van de veiligheid van de Lekdijk kunnen op een positieve grondhouding van de gemeente rekenen. In het kader van de dijkversterking wordt al

onderzocht of plannen van initiatiefnemers, integraal, meegenomen kunnen worden (“werk met werk” maken), de zogenaamde meekoppelkansen.

 

Ten behoeve van toekomstige ontwikkelingen langs de Lekdijk heeft het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden al een Kwaliteitskader (2015) opgesteld. Aan de hand van dit Kwaliteitskader zijn de cultuurhistorische kenmerken en kwaliteiten van het gebied rondom de Lekdijk in beeld gebracht. Deze kwaliteiten zijn vertaald in een gebiedsanalyse, ontwerphandreikingen en adviezen voor mogelijke toekomstige ontwikkelingen. Wij vinden het opgestelde Kwaliteitskader een waardevolle handreiking.

 

Bouwpercelen langs de Lekdijk

De huidige bouwpercelen langs de Lekdijk worden grotendeels overlapt door de beschermingszone van de Lekdijk. In deze beschermingszone is het niet toegestaan nieuwe bebouwing te realiseren. Rekening houdend met toekomstige maatregelen aan de Lekdijk willen wij voorkomen dat de bouwmogelijkheden op deze percelen verder beperkt worden. De gemeente Lopik zal daarom in het nieuw op te stellen bestemmingsplan met “verbrede reikwijdte” onderzoeken of de bouwpercelen langs de Lekdijk zodanig aangepast kunnen worden dat in toekomst, buiten de beschermingszone, kan worden voorzien in de gebruikelijke bouwmogelijkheden. Dit kan onder andere betekenen dat de bouwpercelen verlengd of verbreed worden zodat de bebouwing op grotere afstand van de Lekdijk gerealiseerd kan worden.

 

12.2.2. Bodemdaling

Een groot deel van ons landelijk gebied bestaat uit veenweide. In deze veenweidegebieden is melkveehouderij het belangrijkste grondgebruik, naast natuur en bebouwing. Deze veenbodems zijn erg gevoelig voor bodemdaling. Gemiddeld daalt de bodem in veengebieden 1,5 centimeter per jaar. Bodemdaling heeft op lange termijn gevolgen voor natuur, landschap, infrastructuur en grondgebruik.

De provincie Utrecht wil de bodemdaling zo veel mogelijk afremmen. Dit streven is vastgelegd in het “Bodem, Water en Milieuplan” en de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie. Hierin verbiedt de provincie Utrecht het scheuren en ploegen van de bodem in gebieden die als (zeer) kwetsbaar voor oxidatie zijn aangewezen.

 

Uiteraard zet ook het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden in op het tegengaan van de schadelijke gevolgen van bodemdaling. Dit vergt een gezamenlijke aanpak waarbij het accent ligt op het mobiliseren van de gebruikers van het gebied om tot oplossingen te komen. Oplossingen voor de problematiek van de zakkende veenweide zijn niet eenvoudig omdat duurzame maatregelen voor de lange termijn vaak botsen met de huidige gevestigde belangen (HDSR, 2016). Door bodemdaling op dit moment als reële bedreiging voor ons landelijk gebied te erkennen, creëren wij ruimte voor een discussie over de problematiek en de mogelijke oplossingen.

 

Het tegengaan van bodemdaling vereist innovatieve maatregelen. Maatregelen die nu nog in de kinderschoenen staan en zich nu nog beperken tot enkele pilots. Hoewel de ruimtelijke gevolgen van deze oplossingen nog niet duidelijk zijn moet bodemdaling weldegelijk in acht genomen worden als risico bij het toekomstig gebruik van het landelijk gebied. Bodemdaling speelt bijvoorbeeld een belangrijke rol bij de verduurzaming van de landbouw, de ontwikkeling van natuur en de aanleg van infrastructuur. Bij toekomstige ontwikkelingen in het landelijk gebied moet de gemeente Lopik de risico’s van bodemdaling in acht nemen en ruimte laten voor (fysieke) maatregelen die bodemdaling kunnen afremmen.

 

 

12.2.3. Duurzame energie in het landelijk gebied

Een goede inpassing van duurzame energie in een open veenweidelandschap vereist een breed afwegingskader. Het belang van de kwaliteit van ons gebied staat vaak haaks op de ruimtelijke gevolgen van ontwikkelingen gericht op duurzame energie. De hoogte van windmolens en de benodigde oppervlakte voor zonneakkers gaan al snel ten kosten van de belevingswaarde (hoge bouwwerken in open landschap) en de gebruikswaarde (zonneakkers onttrokken aan agrarische functie) van ons landelijk gebied.

 

 

Grootschalige ontwikkelingen zullen in samenhang met andere gemeenten en op het niveau van de provincie Utrecht uitgewerkt moeten worden. De transitie naar duurzame energie is onafwendbaar en zal grote invloed hebben op het gebruik van de ruimte. Ook in ons landelijk gebied. De realiteit is dat we een toename van projecten op het gebied van duurzame energie kunnen verwachten. Ruimtelijk gezien begrijpen wij dat er eerst gekeken wordt naar de optimalisering en uitbreiding van bestaande locaties. Zo ook voor windenergie. Het doel daarbij is om verspreiding van (kleine) projecten te voorkomen en daarmee verdere verrommeling van het landschap tegen te gaan. Wij zijn ons er daarom van bewust dat voor wat betreft windenergie ook de gemeente Lopik in beeld is als ontwikkelingsgebied. Hoewel wij ook bij optimalisering en uitbreiding van bestaande locaties de ruimtelijke kwaliteit nauwlettend in de gaten zullen houden, zullen wij ook aandacht vragen voor het proces, de betrokkenheid van omwonenden en het draagvlak in de omgeving. Uitgangspunt is dat de omgeving ook mag profiteren van de eventuele ontwikkeling van duurzame energie.

 

In Lopik melden zich ook langzaam maar zeker meer initiatiefnemers voor zonneakkers. Dit zijn projecten waarbij grote delen van het open veenweidelandschap worden ingericht met zonnepanelen. Het gebruik van het landschap ten behoeve van zonneakkers heeft uiteraard gevolgen voor de belevingswaarde van het landschap omdat zij vaak een industriële uitstraling hebben. Nog groter is het effect op de gebruikswaarde van de gronden. Wanneer de weidegrond ingericht is als zonneakker verliest deze zijn agrarische functie. Dit laatste vinden wij onwenselijk voor een toekomstbestendige ontwikkeling van de grondgebonden veehouderij in onze gemeente. Wij zijn dan ook geen voorstander van dergelijke ontwikkelingen in ons landelijk gebied.

 

Gelet op de belevings-, gebruiks- en toekomstwaarde kunnen projecten op het gebied van duurzame energie wat ons betreft slechts een meerwaarde betekenen als er sprake is van meervoudig ruimtegebruik. Wij willen daarom in de toekomst wel ruimte bieden aan perceelsgerichte initiatieven waarbij meerdere vormen van duurzame energie (voornamelijk zonne-energie en biomassa) gecombineerd worden op bouwpercelen met een (agrarische) bedrijfsfunctie.

 

In het op te stellen bestemmingsplan met “verbrede reikwijdte” kan duurzaamheid opgenomen worden. Duurzaamheid is een belangrijk onderdeel van de toekomstwaarde van ons landelijk gebied en daarmee de ruimtelijke kwaliteit. In de toekomst mag duurzaamheid nadrukkelijk onderdeel zijn van ons afwegingskader. Op deze manier kan ook duurzaamheid onderdeel vormen van een “tegenprestatie” voor ruimere planologische mogelijkheden.

 

12.2.4. Stiltegebieden

Ons landelijk gebied wordt steeds voller en drukker. Het bestaan van Stiltegebieden is daarom belangrijk. Een groot deel van de noordelijke rand van onze gemeente is gelegen in een Stiltegebied. Mens en natuur hebben behoefte aan plekken waar nog stilte en rust heerst. In Stiltegebieden overheersen gebiedseigen geluiden. Ook in Stiltegebieden kan de stilte verstoord worden, bijvoorbeeld door wegen, recreatie en bedrijfsactiviteiten. Provincies leggen de grenzen van Stiltegebieden vast in provinciale milieubeleidsplannen. Het is aan gemeenten om in hun ruimtelijk beleid uitwerking te geven aan het provinciaal beleid. Het streven is om de geluidbelasting in Stiltegebieden laag te houden. Voor activiteiten in een Stiltegebied die lawaai maken, moet ontheffing aan de provincie gevraagd worden.

 

Stiltegebieden Lopik (Bron Atlas Leefomgeving)

 

De Stiltegebieden zijn gelegen op enige afstand van onze bebouwingslinten. Het normale gebruik van de percelen in de bebouwingslinten heeft daarom een minimaal effect op de geluidsbelasting van de Stiltegebieden. Toch zijn er nog tal van percelen die zo diep het landschap in reiken dat zij in de bufferzone en zelfs in de stille kern van het Stiltegebied zijn gelegen. Bij de uitbreiding van activiteiten op die percelen zal zorgvuldige gekeken moeten worden naar verdere ontwikkelingsmogelijkheden. Het is echter niet onze bedoeling het landelijk gebied deels op “slot” te zetten vanwege de aanwezigheid van de Stiltegebieden. Wij zullen in ons bestemmingsplan de ruimte zoeken om de ontwikkeling van gebiedseigen activiteiten zoals agrarische bedrijfsactiviteiten en (extensieve) recreatieve functies zoveel mogelijk te faciliteren. Uitgangspunt is dat ontwikkelingen geen negatieve gevolgen mogen hebben voor de geluidsbelasting in Stiltegebieden.

 

12.2.4. Woon- en leefklimaat rondom knooppunten.

De gemeente Lopik kent een aantal drukke knooppunten. Het gaat dan om de knooppunten rondom de kruisingen met de M.A. Reinaldaweg (N204) en de kruising van Polsbroekerdam. Wat ons betreft wordt ingezet op het versterken van de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse van deze knooppunten. In de eerste plaats heeft dit betrekking op de verbetering van de belevingswaarde. Dit is niet alleen van belang voor de omwonenden maar ook van algemeen belang omdat deze knooppunten tevens de entree van onze kernen vormen. Rondom de knooppunten en de aansluitende bebouwingslinten kan de ruimtelijke uitstraling daarom op extra aandacht rekenen. In de tweede plaats zal gestreefd worden naar de verbetering van de (verkeers)veiligheid rondom deze knooppunten. De verkeerssituatie en het grote aantal verkeersbewegingen is voor veel omwonenden een zorg. Hoewel wij de M.A. Reinaldaweg niet beheren staan wij open voor initiatieven om de veiligheid te verbeteren. Voor de kruising van Polsbroekerdam is al ingezet op een verbetering van de verkeerssituatie.

 

Knooppunten in Lopik (rood omcirkeld)

 

Ook willen wij omwonenden de mogelijkheid bieden om maatregelen te nemen om hun eigen woon- en leefklimaat rondom deze knooppunten te verbeteren. Dit zou kunnen leiden tot extra bouwmogelijkheden wanneer aantoonbaar is dat hierdoor de hinder op percelen wordt verminderd of de duurzaamheid van de bebouwing wordt verbeterd.

 

12.2.5. Infrastructuur en verkeer

De infrastructuur in ons landelijk gebied is opgebouwd aan de hand van een tweetal historische polderlinten in oost-westrichting. Deze wegen worden voornamelijk gebruikt door bestemmingsverkeer van en naar de kernen en de aangelegen percelen. Het noordelijk gelegen polderlint (Zuidzijdseweg-Boveneind) kenmerkt zich door lange rechte wegen en wordt over het algemeen gezien als goed ontsloten. Het zuidelijke polderlint (Lopikerweg West en Oost) wordt gekenmerkt door een nogal bochtig karakter en is hierdoor minder makkelijk begaanbaar. Deze wegen hebben een ondergeschikte functie voor het doorgaande verkeer maar worden desondanks regelmatig gebruikt door sluipverkeer. Het grootste deel van het doorgaande verkeer maakt gebruik van de provinciale wegen, de M.A. Reinaldaweg (N210) en de F.E.D. van Enschedeweg (N210).

 

Uit de inventarisatie voorafgaande aan deze visie is naar voren gekomen dat onze inwoners hinder ervaren van het (toenemende) autoverkeer. De overlast komt voornamelijk voort uit het grote aantal verkeersbewegingen, het rijgedrag van de weggebruiker en het gebruik van de wegen langs de smalle bebouwingslinten door grotere voertuigen. Inwoners ervaren het landelijk gebied hierdoor als onveilig voor het verkeer. We zetten de grootste bezwaren even kort op een rij:

 

Noordelijk polderlint (Zuidzijdseweg-Boveneind)

  • rijgedrag (vaak te hard gereden);

  • sluipverkeer en toenemend aantal verkeersbewegingen.

Zuidelijk polderlint (Lopikerweg West en Oost)

  • sluipverkeer;

  • gebruik smalle wegen door toenemend “groot” verkeer.

Lekdijk

  • sluipverkeer;

  • toenemend recreatief verkeer.

Knooppunten

  • geluidshinder en andere vormen van overlast door wachtend verkeer;

  • rijgedrag;

  • onoverzichtelijke indeling / ontbreken duidelijk wegmarkering.

De overlast welke hiervoor beschreven is hangt nauw samen met de gebiedsstructuur en de ruimtelijke inrichting van ons landelijk gebied met zijn vele (agrarische) bedrijfspercelen. De opbouw van de infrastructuur is een vast gegeven. Gelet op de landschappelijke kwaliteit en cultuurhistorische waarden van de bebouwingslinten liggen grootschalige infrastructurele aanpassingen niet voor de hand. Toch moeten we rekening houden met een toenemend aantal verkeersbewegingen en de zorg ten aanzien van de bereikbaarheid en de veiligheid in ons gebied. Verkeersmaatregelen zullen zich moeten toespitsen op aanpassingen binnen de bestaande infrastructuur. Het recente verleden heeft uitgewezen dat het niet eenvoudig is om tot passende oplossingen te komen welke kunnen rekenen op een groot draagvlak. In het landelijk gebied spelen verschillende belangen die op dit terrein van infrastructuur nogal eens met elkaar in conflict komen. Zo mogen verkeersremmende maatregelen bijvoorbeeld de bereikbaarheid van agrarische percelen niet belemmeren. Hierdoor is de aanleg van wegversmallingen weinig effectief. Ook hebben we gemerkt dat inwoners de verkeersremmende maatregelen niet graag voor hun deur gerealiseerd zien worden. De haalbaarheid en effectiviteit van maatregelen zal ook in de toekomst onderwerp van discussie blijven. Daarbij zal ook de problematiek van de Lekdijk hoog op de agenda staan.

 

Effect van stoppende agrarische bedrijven

Het realiseren van nieuwe niet agrarische neven- en vervolgfuncties ter plaatse van voormalige agrarische bedrijfspercelen kan gepaard gaan met een grotere verkeersaantrekkende werking. Ook de verkoop van weidegronden bij voormalige agrarische bedrijven kan tot meer verkeersbewegingen leiden. Nu al zien wij dat agrarische bedrijven, door de aankoop van nieuwe gronden, beschikken over weidegebieden versnipperd gelegen door de gemeente. Om deze gronden te beheren moeten er grotere afstanden over de openbaar weg afgelegd worden. De verwachting is dat deze trend zich door zal zetten. Mogelijk dat hierdoor in de toekomst opnieuw nagedacht moet worden over een nieuwe ruilverkaveling.

 

Wat we in ieder geval gaan oppakken is de herinrichting van de Damweg in de richting van Oudewater. Door dit deel van de Damweg in te richten zoals de Damweg richting Lopik verwachten wij de snelheid van het verkeer te beperken en het gebruik van de Damweg als route voor sluipverkeer minder aantrekkelijk te maken. In aansluiting daarop zal onderzocht worden hoe de verkeersveiligheid in de bebouwde kom van Polsbroekerdam verbeterd kan worden.

 

In het op te stellen bestemmingsplan verwachten wij dus geen nieuwe infrastructurele projecten op te nemen. Aanpassingen van wegen en maatregelen ten behoeve van de verkeersveiligheid kunnen veelal binnen de huidige verkeersbestemming opgelost worden. Bij ontwikkelingen op vrijkomende agrarische percelen zullen we de verwachte verkeersaantrekkende werking van vervolgfuncties in onze afweging meenemen. Dit kan er toe leiden dat in sommige delen van ons landelijk gebied, vervolgfuncties met een grotere verkeersaantrekkende werking worden uitgesloten. Daarnaast willen wij bestaande bedrijven met een grote verkeersaantrekkende werking stimuleren hun bedrijfsactiviteiten te verplaatsen naar delen van het landelijk gebied welke goed ontsloten zijn. Daarbij roepen wij ondernemers op om gezamenlijk op zoek te gaan naar nieuwe samenwerkingsverbanden. Denk hierbij aan gezamenlijke parkeervoorzieningen of wasplaatsen op goed bereikbare locaties. Ook de clustering van nu nog losse bedrijven die elkaar, gelet op hun activiteiten of klantenkring, kunnen versterken, wordt gezien als een positieve ontwikkeling.

 

12.3 Bouwstenen voor beleid

Wanneer we het beschreven toekomstperspectief “Duurzaamheid, veilgheid, gezondheid en water” vertalen naar ruimtelijke kwaliteit krijgen we het volgende overzicht.

 

Recreatie

Belevingswaarde

  • Behoud landschappelijke karakteristiek;

  • Behoud cultuurhistorisch waardevolle bebouwing;

  • Prettige leefomgeving ;

Gebruikswaarde

  • Goede bereikbaarheid;

  • Veilige werk- en woonomgeving;

  • Behoud ontwikkelmogelijkheden rekening houdend bescherming fysieke leefomgeving;

  • Stimuleren gecombineerd gebruik.

Toekomstwaarde

  • Duurzame inrichting watersystemen en landschap;

  • Aantrekkelijk woon- en leefgebied;

  • Goede waterbeheersing;

  • Bewustwording en ruimte voor vernieuwing.

  • Verbeterde verkeersveiligheid en een goed ontsloten landelijk gebied

 

Het geschetste toekomstperspectief vereist voornamelijk een goed beeld van de te beschermen elementen welke onderdeel uit maken van de fysieke leefomgeving. In tegenstelling tot andere beleidsopgaven zullen wij hier ook nadrukkelijker regels moeten opnemen om ongewenste ontwikkelingen uit te sluiten en bestaande belangen te beschermen. De genoemde elementen van de fysieke leefomgeving komen voort uit de herkomstwaarde maar zijn gelijktijdig bepalend voor de toekomstwaarde van onze gemeente. Ook bij ontwikkelingen ten behoeve van deze beleidsopgave is het landschap, als bestaande kernkwaliteit, leidend bij het ontwerpen van toekomstige initiatieven. Met betrekking tot de fysieke leefomgeving zal in ieder geval rekening gehouden moeten worden met de volgende “bouwstenen voor beleid”:

  • beschermen van het primaire doel van de Lekdijk;

  • ruimte laten voor innovatieve ontwikkelingen om bodemdaling te voorkomen en initiatieven voor duurzame energie te faciliteren;

  • flexibile en samenhangende regelgeving voor behoud van bouw- en gebruiksmoglijkheden ondanks aanwezige belemmeringen en risico’s;

  • ruimte bieden voor duurzaam combinatiegebruik;

  • duurzaamheid benoemen als tegenprestatie voor ruimere planologische mogelijkheden;

  • verkeersaantrekkende werking behouden bij afwegingskader vervolgfuncties.

Samenvatting

 

Ontwikkelingen in de landbouw, toenemende burgerparticipatie, veranderende wetgeving maar ook innovatieve ontwikkelingen dwingen ons om inzicht te krijgen in de toekomstige ontwikkeling van het landelijk gebied. De vraag is hoe wij er als gemeente, in samenwerking met inwoners en ondernemers, voor kunnen zorgen dat de kwaliteiten van ons landelijk gebied gewaarborgd blijven. Om in te kunnen spelen op nieuwe ontwikkelingen zal de gemeente Lopik een beeld moeten hebben van de vragen en trends die er de komende periode op ons af zullen komen. Hoe kan het landelijk gebied van Lopik er in de toekomst uit zien en welke waarden horen daar bij? In deze visie schetst de gemeente Lopik daarom aan de hand van een thematische verkenning een beeld van de belangrijkste ontwikkelingen in ons landelijk gebied. Een toekomstbeeld gericht op de duurzame ontwikkeling van onze gemeente, met en door alle betrokken partijen. Een toekomst met een centrale positie voor ruimtelijke kwaliteit.

 

De thematische verkenning is hoofdzakelijk bedoeld ter voorbereiding op het nieuw vast te stellen bestemmingsplan “Landelijk gebied”. Dit nieuwe bestemmingsplan is bedoeld als een actualisatie van het huidige planologische-juridische kader. Het bestemmingsplan zal geen nieuwe grootschalige (gebieds)ontwikkelingen bevatten. De nadruk zal vooral liggen op het bijschaven van huidig ruimtelijk beleid en het inspelen op de inwerkingtreding van de Omgevingswet (gepland 2019). Wat ons betreft past een thematische verkenning, waarin ingegaan wordt op trends en beleidsstandpunten, goed bij de voorbereiding van ons nieuwe bestemmingsplan. Dit is echter niet zomaar een bestemmingsplan. Het betreft een bestemmingsplan met “verbrede reikwijdte”, een innovatief experiment onder de Crisis en herstelwet.

 

Omgevingswet

Met de Omgevingswet worden de regels voor ruimtelijke projecten gebundeld. Het doel is om het gemakkelijker te maken ruimtelijke projecten te starten. Naar verwachting gaat de Omgevingswet in 2019 in. De komst van de Omgevingswet betekent dat er veel verandert. De wet bundelt bestaande wetten voor onder meer bouwen, milieu, water, ruimtelijke ordening en natuur. Daarmee wil de wetgever plannen voor ruimtelijke ordening, milieu en natuur beter op elkaar afstemmen en meer ruimte bieden voor particuliere initiatieven. Dit wil men bereiken door het opstellen van meer algemene regels in plaats van uiterst gedetailleerde regelgeving. Het doel staat voorop en niet het middel om er te komen. Dit betekent echter niet dat ruimtelijke plannen in de toekomst niet meer hoeven te voldoen aan de geldende regels. Ook na inwerkingtreding van de Omgevingswet en na vaststelling van ons nieuwe bestemmingsplan met “verbrede reikwijdte” bestaan er regels waar aan getoetst moet worden. Het Omgevingsplan is geen wondermiddel of vrijbrief voor allerhande ruimtelijke ontwikkelingen. Het is wel een innovatief wettelijk kader dat gemeenten in staat moet stellen om de houding “ja, mits” in de praktijk handvatten te geven. In artikel 7g Besluit Uitvoering Crisis en herstelwet staat de mogelijkheid

 

om de voor het grondgebied van de gemeenten vastgestelde bestemmingsplannen te laten gelden als één bestemmingsplan. Op basis van dit artikel is de gemeente Lopik als experiment aangewezen. Met dit experiment wordt geëxperimenteerd met de in de toekomstige Omgevingswet beoogde verbreding van het bestemmingsplan tot een omgevingsplan. Zolang de beoogde Omgevingswet niet is vastgesteld en in werking is getreden, geldt dit experimenteel plan als een buitenwettelijk en vormvrij plan. Met artikel 7c Besluit Uitvoering Crisis en herstelwet wordt een wettelijke grondslag gegeven aan deze experimentele bestemmingsplannen. In het kader van dit experiment mag worden afgeweken van de aangegeven onderdelen van de Wet ruimtelijke ordening, het Besluit ruimtelijke ordening, de Wet geluidhinder, het Besluit geluidhinder, de Wet milieubeheer en het Activiteitenbesluit milieubeheer.

 

Gebiedsanalyse

Het landelijk gebied van de gemeente Lopik is een gebied met vele kwaliteiten. In het geval van kernkwaliteiten gaat het om kwaliteiten die over het algemeen door iedereen herkend en gewaardeerd worden. Kernkwaliteiten worden gevormd door waarden en/of potenties en vormen vaak de basis voor nieuwe initiatieven. Dit kunnen ook nieuwe ruimtelijke initiatieven zijn. Kernkwaliteiten spelen daarmee nadrukkelijk een rol in ons ruimtelijk beleid.

 

Ons landelijk gebied kent de volgende kernkwaliteiten;

  • 1.

    Landschappelijke karakteristiek met cultuurhistorische waarden;

  • 2.

    Levendige linten;

  • 3.

    Recreatief potentieel;

  • 4.

    Agrarische ontwikkelingsperspectief.

Landschappelijke kwaliteit en cultuurhistorische waarden

In de ruimtelijke structuur van het gebied is de historie en ontstaansgeschiedenis nog altijd goed te zien. Ze vormen de basis voor de identiteit. Het landelijk gebied van Lopik is overwegend in gebruik als grasland. Op grond van enkele hoofdkenmerken is het landelijk gebied van Lopik te verdelen in een drietal landschapstypen. De oeverwallen, de komgronden en de uiterwaarden bepalen de landschappelijk diversiteit.

 

Levendige linten

De gemeente Lopik is door de typerende lintbebouwing een aantrekkelijk gebied om te wonen en te werken. De combinatie van de verschillende functies in de “levendige linten” maken het een dynamische en bedrijvige leefomgeving. Naast de oorspronkelijke agrarische functies floreert het midden- en kleinbedrijf. De gemeente Lopik kent een groot aantal ondernemers en kleine bedrijven die goed uit de voeten kunnen op de ruime percelen in ons landelijk gebied. Niet-agrarische bedrijfsfuncties nemen hun intrek in de voormalige agrarische bebouwing. Dit draagt bij aan een aantrekkelijk vestigingsklimaat voor bedrijven. Ook worden de agrarische bedrijfspercelen veelvuldig aangekocht en omgezet naar een woonfunctie. De omschakeling van activiteiten zegt iets over de dynamiek van ons landelijk gebied en haar gebruikers.

 

Recreatief potentieel

De belangrijkste kwaliteiten voor recreatie in ons landelijk gebied worden gevormd door het landschap en de relatieve rust en stilte van het gebied. Het landelijk gebied heeft daarmee duidelijk potentie voor extensief recreatief medegebruik zoals fietsen, wandelen, kanovaren en kleinschalige dag- en verblijfsrecreatie. Hoewel de gemeente Lopik onderdeel uit maakt van het Groene Hart en een aantrekkelijk alternatief vormt voor de drukte in de omliggende stedelijke gebieden, is de recreatie nog niet sterk ontwikkeld. In het ruimtelijk beleid zet de gemeente Lopik dan ook in op het beter benutten en versterken van deze potenties, rekening houdend met de kwaliteit van het landschap, de schaal van onze gemeente en de aanwezige agrarische bedrijfsactiviteiten.

 

Agrarisch ontwikkelingsperspectief

In het landelijk gebied van Lopik is de hoofdfunctie nog altijd de grondgebonden landbouw. In dit deel van de provincie Utrecht en vooral in onze gemeente heeft de landbouw een goede uitgangspositie voor een verdere, duurzame ontwikkeling. Goede productieomstandigheden, een relatief lage verstedelijking en de vele bruikbare bouwpercelen maken verdere bedrijfsontwikkeling mogelijk. Ondanks de gunstige omstandigheden mag wel verwacht worden dat het aantal agrarische bedrijven in de toekomst steeds verder af zal nemen. In ons landelijk gebied hebben agrariërs in principe nog voldoende mogelijkheden tot uitbreiding van bedrijfsactiviteiten en bedrijfsbebouwing. Een duurzame ontwikkeling van de grondgebonden veehouderij is van belang voor de toekomst van ons landelijk gebied.

 

Trends

Om een thematische verkenning te kunnen vormen op de toekomstige ontwikkeling van het landelijk gebied is het noodzakelijk inzicht te krijgen in de verschillende trends. Het kan hierbij gaan om landelijke trends maar ook om specifieke voor de gemeente Lopik waarneembare ontwikkelingen. Hoe het landelijk gebied van Lopik er over 20 jaar exact uit ziet is lastig te voorspellen. Toch zijn er in het algemeen en zeker in onze gemeente enkele trends te onderscheiden die enig inzicht geven in de mogelijke ontwikkeling van ons landelijk gebied. Veel van deze trends zijn ook van toepassing op onze gemeente.

 

Landelijk zijn de volgende trends te onderscheiden:

  • 1.

    Het landelijk gebied als multifunctionele leef- en werkomgeving;

  • 2.

    Schaalvergroting versus kleinschaligheid en lokale initiatieven;

  • 3.

    De kwaliteit van de leefomgeving staat onder druk.

Het landelijk gebied als multifunctionele leef- en werkomgeving

De agrarische sector staat onder druk en is niet langer de belangrijkste sociaaleconomische drager van het landelijk gebied. Het aantal agrarische bedrijven en de werkgelegenheid in de agrarische sector is verder afgenomen. Vrijkomende agrarische percelen worden gebruikt voor niet-agrarische functies. Het oorspronkelijke agrarische karakter heeft plaats gemaakt voor een grote verscheidenheid aan functies en belevenissen. Een trend die zich in de toekomst alleen maar verder zal versterken.

 

De toename en herbestemming van vrijkomende agrarische bedrijfsbebouwing is de grootste ruimtelijke opgave in ons landelijk gebied. Veranderingen op agrarische percelen hebben een grote impact op de belevingswaarde van de directe omgeving en het landschap. Als gemeente willen wij de waardevolle cultuurhistorische elementen zo goed mogelijk behouden maar ook voldoende kansen voor nieuwe ontwikkelingen bieden om erftransformatie ook daadwerkelijk (financieel) mogelijk te maken. In sommige delen van onze linten is het aantal agrarische functies opvallend snel afgenomen. De verwachting is dat in de recente toekomst nog zeker tientallen agrarische bedrijven zullen worden beëindigd.

 

Schaalvergroting versus kleinschaligheid en lokale initiatieven

Op verschillende gebieden in onze samenleving zie je dat voornamelijk wordt ingezet op schaalvergroting. Dit veelal vanuit een oogpunt van efficiëntie en kostenbesparing. Vooral bij de grootste ruimtevragers in het landelijk gebied, de agrarische en nieuw-agrarische bedrijven, lijkt schaalvergroting het devies. De omvang van deze activiteiten vormt echter steeds vaker een knelpunt in relatie met de omgeving. Dit komt omdat het maatschappelijk krachtenveld is gericht op behoud van de kwaliteiten van het landelijk gebied. Kwaliteiten die vaak een relatie hebben met kleinschaligheid en authenticiteit. Je kunnen identificeren met de omgeving wordt belangrijk geacht maar vraagt om behoud van landschap en cultuurhistorie. Het besef groeit dat natuur en landschap op zichzelf staande waarden zijn en behoud en versterking van deze waarden tevens bijdraagt aan een goede woon- en leefomgeving.

 

Het ruimtelijk beleid van de gemeente moet gericht zijn op het realiseren van een dynamisch landelijk gebied. In feite moet er een duidelijke balans ontstaan tussen groei en behoud. Daarbij moet niet voorbij gegaan worden aan de identiteit en de karakteristiek van onze typische plattelandsgemeente en dient voldoende rekening te worden gehouden met de multifunctionaliteit van het landelijk gebied en het belang van uitbreiding van sommige traditionele maar ook nieuwe functies. Voor Lopik moet voor wat betreft groei speciale aandacht uitgaan naar de volgende vragen.

 

De kwaliteit van de leefomgeving staat onder druk

Inwoners en ondernemers hebben ruimte nodig om samen met de gemeente nieuwe ontwikkelkansen te verkennen. Het is echter wel aan de gemeente om duidelijke keuzes te maken ten aanzien van omgevingskwaliteit. Vervolgens moeten de overige partijen op de hoogte gebracht worden van deze keuzes en de ruimte krijgen om daarbinnen invulling te geven aan hun ambities. In Lopik betekent dit in elk geval dat elke ruimtelijke ontwikkeling een bijdrage levert aan de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit. De kwaliteit van het landelijk gebied is ook achteruit gegaan, bijvoorbeeld als gevolg van de economische crisis. Er waren minder middelen beschikbaar om naast de noodzakelijke investeringen extra aandacht te besteden aan de verbetering van kwaliteit. Nu er sprake is van economisch herstel zien wij het aantal initiatieven gericht op kwaliteitsverbetering ook weer toenemen.

 

De grootste uitdaging ligt in het vastleggen van een toetsingskader voor kwaliteit zonder dat dit ten kosten gaat van de flexibiliteit van het beleid. Kwaliteit is in veel gevallen maatwerk en moeilijk vast te leggen in exacte regels. Kwaliteit is vaak ook een gezamenlijk gevoel en een resultaat van uitvoerig overleg. Dit vergt vaak een langer voortraject maar resulteert veelal in plannen met een breed draagvlak. Ook in de toekomst zal blijvend geïnvesteerd moeten worden in dit vooroverleg.

 

Beleidsopgaven

De gemeente Lopik wil de kansen voor wonen, werk en recreatie beter benutten zonder dat hierbij afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke en cultuurhistorische waarden en het huidige woon- en leefklimaat in ons landelijk gebied. “Ontwikkeling door behoud”. Bestaande kwaliteiten vormen de basis voor nieuwe ontwikkelingen. Naast de economische situatie is ook de ruimtelijke dynamiek gewijzigd. Ontwikkelingen volgen elkaar in hoog tempo op en inwoners en ondernemers gaan op zoek naar creatieve oplossingen om hun woon-, leef- en ondernemersklimaat te behouden en te versterken. Het is niet langer aannemelijk dat een gemeente met de vaststelling van een bestemmingsplan een toereikend planologisch beleidskader heeft om in alle ontwikkelingen in de komende 10 jaar te voorzien. Ook bij gemeenten heeft ruimtelijke ordening plaats gemaakt voor ruimtelijke ontwikkeling.

 

Om inwoners en ondernemers een kans te bieden hun ambities en wensen te realiseren in een snel veranderend sociaaleconomisch klimaat is er behoefte aan een nieuwe planvorm. Een beleidskader met meer flexibiliteit waarbinnen via een integrale benadering ruimte gegeven kan worden aan creatieve en duurzame oplossingen. Een planvorm die ons in staat stelt om op een efficiënte wijze invulling te geven aan een nieuwe werkwijze, waarbij maatwerk geleverd kan worden zonder dat hiervoor tijdrovende procedures vereist zijn. Zo kan het buitengebied in beweging blijven en ontstaan er levendige linten.

 

De grootste uitdaging in onze gemeente zal liggen op het gebied van de vrijkomende agrarische percelen en de ontwikkelruimte voor agrarische bedrijven die nog wel met de vereiste schaalvergroting mee kunnen. Zoals gezegd staat de ruimtelijke ontwikkeling van het platteland onder druk nu de invloed van de belangrijkste sociaaleconomische drager, de veehouderij, is gewijzigd. Door veranderende wet- en regelgeving en sociaalmaatschappelijke omstandigheden zien veel agrarische bedrijven zich genoodzaakt te stoppen. De achterblijvende, dichtbebouwde, agrarische bouwpercelen dienen een nieuwe toekomstbestendige functie te krijgen. Een functie die bijdraagt aan de leefbaarheid van het buitengebied maar ook gezien kan worden als nieuwe economische drager op het platteland. Een functiewijziging vereist nu nog vaak lange procedures en dus veel tijd, middelen en energie. Dit terwijl een snelle doorstroming na functieverandering kan zorgen voor nieuwe werkgelegenheid, toekomstbestendig gebruik van bestaande percelen en opstallen, verbetering van de leefbaarheid van het buitengebied (draagvlak voor het verenigingsleven) en een verbetering van de leefomgeving (het voorkomen van verpaupering van voormalige agrarische bebouwing).

 

Met behulp van een bestemmingsplan met “verbrede reikwijdte” denken wij in staat te zijn om op een efficiënte en adequate wijze en via een integrale benadering in te kunnen spelen op veranderende sociaaleconomische omstandigheden door medewerking te verlenen aan plannen van inwoners en ondernemers die substantieel bijdragen aan de sociaaleconomische vitaliteit en de ruimtelijke kwaliteit van het landelijk gebied.

 

Vanuit deze gedachte en rekening houdend met de algemene trends zijn we gestart met de verkenning van ruimtelijke ontwikkelingen in ons landelijk gebied. Hieruit hebben wij een vijftal beleidsopgaven kunnen onderscheiden. Om uitvoering te geven aan de genoemde beleidsopgaven wil de gemeente Lopik nog nadrukkelijker werken op een uitnodigende in plaats van een regulerende manier. Inwoners en ondernemers krijgen hierbij de ruimte om innovatieve ideeën te ontplooien, die bijdragen aan de sociaaleconomische vitaliteit en waarbij de verbetering van de kwaliteit van de leefomgeving het uitgangspunt is.

 

1 - Ruimtelijke kwaliteitsverbetering als voorwaarde bij nieuwe ontwikkelingen

Het landelijk gebied is geen statisch geheel. Het is een dynamisch gebied dat door ontwikkeling voortdurend in beweging is. Niet alle veranderingen leveren een positieve bijdrage aan de kwaliteit van het landelijk gebied. Wij willen de ruimtelijke kwaliteit van het gebied behouden en versterken. Daarom willen wij de verbetering van ruimtelijke kwaliteit nog belangrijker maken bij ontwikkelingen in ons landelijk gebied.

 

Om ruimtelijke kwaliteit te kunnen versterken moet wel helder zijn wat onder ruimtelijke kwaliteit wordt verstaan. Ruimtelijke kwaliteit wordt vaak gezien als een “containerbegrip”, een begrip dat op van alles is toe te passen en dat daarom moeilijk te definiëren of af te bakenen is. Toch snapt iedereen wat ruimtelijke kwaliteit betekent als je het toepast op de schaal van je eigen leefruimte (Dauvellier et al, 2008). De waarden die je aan je directe woonomgeving hecht, zijn ook belangrijk voor het totale landelijke gebied van Lopik. Toch zal ruimtelijke kwaliteit altijd een lastig te definiëren begrip blijven omdat het deels een subjectief begrip is. Belanghebbenden beleven bepaalde waarden en kenmerken toch naar eigen inzicht. Daarnaast is ruimtelijke kwaliteit tevens een dynamisch begrip, het kan niet alleen per gebied verschillen maar het kan ook in de tijd veranderen. Met ruimtelijke kwaliteit wordt in ieder geval een groot aantal factoren bedoeld die de kwaliteit van de leefomgeving in een gebied bepaald. In het algemeen wordt onder ruimtelijke kwaliteit verstaan: de mate waarin tegemoet wordt gekomen aan de gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde van verschillende belangen bij ruimtelijke ontwikkelingen. Bij alle ontwikkelingen in ons landelijk gebied spelen deze waarden een rol.

 

Ontwikkelingen gericht op de verbetering van ruimtelijke kwaliteit beginnen bij het beleven van de huidige ruimtelijke kwaliteit. Van daaruit komt de wens naar voren tot behoud en verbetering. Dit wordt gevat in plannen en uitgewerkt in projecten. Tot slot wordt de ruimtelijke kwaliteit gebruikt, beleefd en beheerd. Dan wordt opnieuw de vraag gesteld: is dit de ruimtelijke kwaliteit die we wensen voor de toekomst? (Dauvellier et al 2008). Ruimtelijke kwaliteit ontstaat niet vanzelf. Sterker nog: als je niet op let, verdwijnt het. Zelfs het behouden van bestaande kwaliteit vereist inspanning. Dit is in eerste plaats de verantwoordelijkheid van de eigenaar en/of gebruiker. Maar ruimtelijke kwaliteit is ook een collectief belang en de gemeente heeft de taak om dit belang te beschermen.

 

Kernachtig samengevat is het uitgangspunt van ons ruimtelijk beleid dat bij elke ontwikkeling vanuit de herkomstwaarde wordt gezocht naar een balans tussen belevingswaarde en gebruikswaarde om een duidelijke toekomstwaarde te kunnen realiseren. Deze waarden moeten onderdeel vormen van een integrale afweging. In de onderstaande afbeelding (afkomstig van Dauvellier Planadvies) wordt dit inzichtelijk gemaakt.

 

 

2 - Waarborgen van cultuurhistorie en waardevolle structuren

Het waarborgen van cultuurhistorie en waardevolle structuren is onze tweede beleidsopgave. De gemeente Lopik heeft een aantrekkelijk landelijk gebied. Het landelijk gebied van de gemeente Lopik kent een hoge cultuurhistorische waarde die sterk samenhangt met het oorspronkelijke agrarische gebruik van het gebied. Deze cultuurhistorie vormt grotendeels de huidige ruimtelijke kwaliteit in ons landelijk gebied en vormt de basis voor nieuwe ontwikkelingen.

 

3 - Van primair agrarisch gebied naar een multifunctioneel gebied met kwaliteit

Het ontwikkelen van een multifunctioneel landelijk gebied met kwaliteit is één van de beleidsopgaven. In onze ogen geven vooral de functies landbouw, wonen en niet-agrarische bedrijven vorm aan deze multifunctionaliteit. Deze functies hebben voornamelijk invloed op de belevings- en gebruikswaarde van het landelijk gebied.

 

Het leven in de linten en de inrichting van de polders is voornamelijk gericht op het agrarisch gebruik. Ook in de toekomst zal dit het geval zijn, al is de positie van de landbouw aan verandering onderhevig. Ons landelijk gebied wordt steeds multifunctioneler. De gemeente moet een ruimtelijk kader vaststellen waarbinnen deze verandering zich verder kan ontwikkelen met als doel een goede fysieke leefomgeving te waarborgen.

 

Landbouw

De veranderende wet- en regelgeving en de schommelende prijzen zorgen voor onzekerheid naar de toekomst. Daarnaast stelt de samenleving steeds hogere eisen. Het gaat om eisen ten aanzien van producten en dierenwelzijn, de bedrijfsvoering en mogelijke hinder voor de directe omgeving en de natuur. Het draagvlak voor sommige typen bedrijven neemt steeds verder af. De meeste agrarische bedrijven worden echter nog altijd niet gedwongen maar vrijwillig beëindigd bij generatiewisseling.

 

De agrarische sector is van oudsher een belangrijke speler in ons landelijk gebied en van belang voor het behoud van de waarden van ons veenweidelandschap. Als gemeente vinden wij het van belang de agrarische sector, en vooral de grondgebonden veehouderij, een goed toekomstperspectief te kunnen bieden. Onder voorwaarden willen wij agrarische bedrijven voldoende ontwikkelruimte bieden voor een toekomstbestendige en doelmatige bedrijfsvoering. De realiteit is echter dat wet- en regelgeving op het gebied van milieu, natuur en dierenwelzijn ons dwingen om duidelijke keuzes te maken in de verdeling van de beschikbare ontwikkelruimte. Waar het in ruimtelijke plannen gebruikelijk was om een groeimogelijkheid tot 1,5 hectare per bouwvlak op te nemen, kan het nu niet langer vanzelfsprekend zijn dat voor elk bedrijf dezelfde groeiruimte wordt gereserveerd. Dit zou kijkend naar de huidige bedrijfsgroottestructuur ook niet reëel zijn. Aan de andere kant willen wij geen enkele ondernemer zijn agrarisch bedrijf (en bestemming) afnemen en iedereen de kans bieden zijn bedrijf rustig voor te zetten, af te bouwen dan wel om te zetten naar een passende vervolgfunctie. Ten aanzien van de toekomstige ontwikkeling van de grondgebonden veehouderij, waaronder de melkveehouderij, geldt dat wij de beschikbare ontwikkelruimte ook daadwerkelijk willen leggen bij bedrijven met een duidelijk toekomstperspectief.

 

Wonen

Ook in de toekomst blijft de gemeente Lopik terughoudend met nieuwe woningbouw in het landelijk gebied, met uitzondering van Lopik Oost. Uitsluitend het vergroten van de woningvoorraad leidt volgens ons niet tot een verbetering van de leefbaarheid. Uiteraard zullen wij nieuwe woonfuncties ter plaatse van voormalige agrarische bedrijfspercelen blijven faciliteren. Daarnaast zullen wij het verplaatsen van bestaande woningen blijven toestaan en willen wij de mogelijkheid tot splitsing van monumentale en karakteristieke panden behouden. Dit zijn echter specifieke maatwerkoplossingen. De gemeente Lopik wijst voorlopig geen nieuwe grootschalige woningbouwlocaties in het landelijk gebied aan, maar staat wel open voor goede initiatieven vanuit de samenleving. Een leefbare samenleving wordt immers bepaald door de mensen zelf. Wij willen ruimte bieden aan ideeën en initiatieven uit de samenleving om de leefbaarheid te versterken.

 

Niet agrarische bedrijven

In het geldend ruimtelijk beleid is voorzien in enige ontwikkelruimte voor niet agrarische bedrijven. Bij de vaststelling van het bestemmingsplan is namelijk rekening gehouden met een beperkte uitbreiding van het bebouwd bedrijfsoppervlak. Met betrekking tot de bedrijfsbebouwing zal toekomstig beleid conserverend van aard zijn en in eerste instantie de bestaande situatie vastleggen. Als gevolg van technische ontwikkeling, schaalvergroting, kostenbesparende maatregelen, maar ook investeringen in duurzaamheid zal er ook in de toekomst sprake zijn van een blijvende vraag naar ontwikkelruimte voor niet-agrarische bedrijven. Dit wordt versterkt door het economisch klimaat dat momenteel weer in positieve zin aan het veranderen is. Gelet op deze ontwikkelingen verwachten wij dat er opnieuw vraag ontstaat naar nieuwe uitbreidingsmogelijkheden. Wanneer aan nader te bepalen voorwaarden voldaan kan worden moet een uitbreiding van de bedrijfsbebouwing binnen het bestemmingsvlak volgens ons mogelijk zijn. Deze voorwaarden zullen betrekking hebben op een goede landschappelijke inpassing, de verkeersaantrekkende werking, een goede ontsluiting en de ruimtelijke uitstraling van de bedrijfsactiviteit.

 

Ontwikkeling van de bedrijvigheid in het landelijk gebied is afhankelijk van een groot aantal factoren die wij niet in de hand hebben en waarop wij geen exacte sturing kunnen geven met ons ruimtelijk beleid. Flexibiliteit is nodig om in te kunnen spelen op deze dynamiek. Tot nu toe zijn niet-agrarische bedrijven altijd zeer specifiek bestemd. Een globaler en flexibeler toetsingskader zou ons de mogelijkheid geven om efficiënter mee te kunnen bewegen met de economische werkelijkheid en ons helpen om nieuwe, passende, activiteiten op bestaande bedrijfspercelen mogelijk te maken.

 

4 - Ontwikkelen van het recreatief en toeristisch potentieel

Eén van die nieuwe functies in de linten zijn recreatieve en toeristische activiteiten. De activiteiten kunnen ontwikkeld worden als nevenfunctie maar ook als vervolgfuncties van agrarische bedrijven. De kwaliteiten van ons landelijk gebied vormen een goede basis voor de verdere recreatieve en toeristische ontwikkeling. Dit vergt wel een goede afstemming op de kwaliteiten en waarden van het gebied.

 

5 - Stimuleren van duurzaamheid en waarborgen van veiligheid en waterbeheersing

De fysieke leefomgeving wordt een steeds belangrijker onderdeel van ons afwegingskader. Een gezond en veilig leefklimaat staan daarbij centraal. Dat eist ook van gemeente dat er nagedacht wordt over duurzaamheid (energietransitie) en waterbeheersing.

 

Een bestemmingsplan met “verbrede reikwijdte” zal ons in staat stellen om naast de reguliere bouwvoorschriften ook elementen als veiligheid, gezondheid en de natuurlijke en landschappelijke waarden in ons afwegingskader op te nemen. Elementen welke onderdeel uitmaken van de fysieke leefomgeving. Met behulp van een integrale benadering komen we tot duurzame en toekomstbestendige ruimtelijke ontwikkelingen. Ontwikkelingen met gebruiks-, belevings- en toekomstwaarde. Functies voor de lange termijn.

 

Het nieuwe bestemmingsplan moet niet alleen voorzien in bouwregels maar ook aanknopingspunten geven voor een goede inbedding van nieuwe initiatieven binnen de ruimtelijke karakteristiek. Het gaat er niet alleen om het uitsluiten van alles wat ongewenst is, maar vooral om ontwikkelingen en kansen stimuleren welke een meerwaarde hebben voor de fysieke leefomgeving. Het nieuwe toetsingskader moet vroegtijdig wijzen op mogelijke conflicten die er kunnen ontstaan op het gebied van bodem, water, gezondheid, veiligheid, cultuurhistorie, natuurwaarden en landschapsontwikkeling. Daarnaast zal het bestemmingsplan beleidsregels moeten bevatten ter bescherming van het water- en bodemsysteem en ten behoeve van klimaatbestendige inrichtingen met duurzame energie. Belangen die nu nog vaak achteraf en afzonderlijk wordt getoetst.

 

De Omgevingswet bepaalt uitdrukkelijk dat gevolgen voor de leefomgeving ook gevolgen voor de mens omvat. Eén van de doelen van de wet is immers het beschermen van de veiligheid en de gezondheid van de mens en zijn omgevingskwaliteit. Daarmee is de “fysieke leefomgeving” één van de kernbegrippen in de Omgevingswet. Een definitie is er niet. In de wet staat wel een omvangrijke opsomming van elementen die in elk geval onder de fysieke leefomgeving vallen: bouwwerken, infrastructuur, watersystemen, water, bodem, lucht, landschappen, natuur, cultureel erfgoed en werelderfgoed. Een goede fysieke leefomgeving houdt in dat bewoners en gebruikers van de openbare ruimte hun omgeving als schoon en aantrekkelijk ervaren, zodat ze er graag wonen, werken en verblijven. Daarbij gaat het om milieuaspecten, zoals geluid en stankoverlast, de aanpak van bodemvervuiling, veiligheidsrisico's van bedrijvigheid, afvalinzameling, maar ook de aanwezigheid en kwaliteit van groen in hun omgeving.

 

Duurzaamheid, veiligheid, gezondheid, waterbeheersing en natuur vormen de fysieke leefomgeving en maken onderdeel uit van de herkomstwaarde van ons landelijk gebied. Deze elementen vormen gezamenlijk grotendeels de onderlegger van onze ruimtelijke structuur. Op het niveau van deze onderlegger worden de randvoorwaarden voor nieuwe ontwikkelingen bepaalt. Om daadwerkelijk een goede fysieke leefomgeving te kunnen waarborgen en daarmee de herkomstwaarde van ons landelijk gebied te beschermen zal met betrekking tot de hiervoor genoemde elementen grotendeels ingezet moeten worden op beschermen. Zo zullen wij in sommige gevallen ontwikkelingen moeten uitsluiten om de veiligheid of een goede waterbeheersing te kunnen waarborgen. Ook de gemeente Lopik zal in de toekomst dus regelgeving moeten opnemen die voorkomen en uitsluiten. Dit allemaal om de kwaliteit van onze woon- en leefomgeving in stand te houden.

 

Met betrekking tot deze belangen verwachten wij in de gemeente Lopik voornamelijk rekening te moeten houden met verbeteringsmaatregelen aan de Lekdijk, de bodemdaling in het veenweidegebied, de toenemende vraag naar ontwikkelingen op het gebied van duurzame energie, de zorg voor Stiltegebieden, het woon- en leefklimaat rondom knooppunten (gezondheid) en de ontsluiting van het landelijk gebied.

Literatuurlijst

 

Provincie Utrecht, T.J.A. Gies et al, 2016: De VAB-opgave in de provincie Utrecht; aard en omvang nader in beeld gebracht (in samenwerking met kadaster en Wageningen University & Research.

 

Wageningen University & Research, T.J.A. Gies, W. Nieuwehuizen et al, 2016: Landelijk gebied en leegstand: Aard, omvang en oplossingsrichtingen van huidige en toekomstige leegstand agrarische vastgoed in Nederland.

 

Innovatienetwerk, T.J.A. Gies et al, 2014: Vrijkomende agrarische bebouwing in het landelijk gebied.

 

Alterra Wageningen University & Research, T.J.A. Gies, W. Nieuwehuizen et al, 2015: Ruimte voor de toekomst in het landelijk gebied. Trendverkenning 2020-2030 voor gemeenten met veel landelijk gebied.

 

Terra Incognita, in opdracht van o.a. Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden, 2015: Kwaliteitskader Lekdijk Amerongen-Schoonhoven.

 

Alterra Wageningen University & Research, R.J.H.G. Henkens et al, 2012, Recreatie en Natuur : kennis over effecten, kwetsbaarheid, handelingsperspectieven en monitoring van recreatie in Natura 200-gebieden.

 

Ministerie van Infrastructuur en Milieu, 2016: Pionieren met de Omgevingswet. Houd het eenvoudig, maak het beter.

 

Ingeborg Thoral, adviseur ruimtelijke kwaliteit provincie Utrecht, 2014: Energielandschappen.

 

Ingeborg Thoral, adviseur ruimtelijke kwaliteit provincie Utrecht, 2014: Landelijk gebied 21ste eeuw.

 

Overige bronnen

Website: Dauvellier Planadvies.

Website Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden.

Atlas Leefomgeving.

Planbureau voor de leefomgeving.

Pieter Hooimeijer: Matrix Ruimtelijke kwaliteit.

 

Foto’s

Inzendingen fotowedstrijd gemeente Lopik 2014