Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
De Fryske Marren

Nota beleidsregels parkeren De Fryske Marren

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieDe Fryske Marren
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingNota beleidsregels parkeren De Fryske Marren
CiteertitelNota beleidsregels parkeren De Fryske Marren
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 4:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

03-03-2018nieuwe regeling

31-01-2018

gmb-2018-39040

2018/004

Tekst van de regeling

Intitulé

Nota beleidsregels parkeren De Fryske Marren

 

Inleiding

 

Bijna iedere functie trekt een bepaalde hoeveelheid autoverkeer aan en genereert daarmee ook een bepaalde parkeerbehoefte. Het hebben van voldoende parkeergelegenheid is niet alleen een verantwoordelijkheid van de gemeente. Van particulieren en bedrijven wordt verwacht dat zij zelf in voldoende parkeervoorzieningen voorzien en daar ook in investeren. Parkeren maakt integraal onderdeel uit van een ontwikkeling en uitgangspunt is dan ook dat parkeren op eigen terrein wordt gerealiseerd. Met het begrip “eigen terrein” wordt het gehele grond- of plangebied bedoeld waarvoor de ontwikkeling van toepassing is.

 

Om de bereikbaarheid, leefbaarheid en economische vitaliteit te waarborgen moet de vraag naar en het aanbod van autoparkeerplaatsen in elke situatie in balans zijn. Met andere woorden, er moet in voldoende mate worden of zijn voorzien in parkeerruimte. Met deze beleidsregels leggen we vast wanneer in voldoende mate in parkeerruimte wordt voorzien. Daartoe geven we aan hoe we de parkeerbehoefte bij ruimtelijke ontwikkelingen berekenen. Daarbij beschrijven we hoe in de parkeerbehoefte moet worden voorzien.

 

Het resultaat is een eenduidig toetsingskader voor het bepalen van de parkeerbehoefte bij ruimtelijke ontwikkelingen. Daarnaast is het een eenduidig toetsingskader voor het voorzien in voldoende parkeergelegenheid. Met de beleidsregels willen we er voor zorgen dat er bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen een goed evenwicht is tussen bereikbaarheid en leefbaarheid enerzijds en ruimte voor economische ontwikkeling anderzijds.

 

Deze beleidsregels zijn niet bedoeld voor bestaande situaties en biedt geen oplossing voor bestaande parkeerproblemen.

 

Leeswijzer

Hierna wordt ingegaan op de juridische kaders en de reikwijdte van de nota. Vervolgens gaan de artikelen 1 tot en met 4 nader in op de parkeernorm, de berekening van de parkeerbehoefte, bepaling parkeeraanbod en locatie van parkeren. In artikel 5 is een mogelijkheid opgenomen om van het bepaalde in de artikelen 1 tot en met 4 af te wijken. In artikel 6 is aangegeven welke stukken relevant zijn om in te dienen in het kader van de parkeerpeertoets.

Juridische kaders en reikwijdte nota

 

Deze beleidsregels zijn gebaseerd op artikel 4:81, lid 1 van de Algemene wet bestuursrecht. Deze beleidsregels hebben betrekking op de bevoegdheid van:

  • Het college van burgemeester en wethouders om te besluiten over een aanvraag om een omgevingsvergunning ex artikel 2.1, lid 1 onder a van de Wabo;

  • Het college van burgemeester en wethouders om te besluiten over een aanvraag om een omgevingsvergunning ex artikel 2.1, lid 1 onder c van de Wabo;

  • Het college van burgemeester en wethouders om te besluiten over het wijzigen of uitwerken van een bestemmingsplan als de bevoegdheid daartoe in een bestemmingsplan is opgenomen op grond van artikel 3.6 van de Wro;

  • De gemeenteraad om op grond van artikel 3.1 van de Wro te besluiten over het vaststellen van een bestemmingsplan.

 

Om te bepalen of de ontwikkeling voor wat parkeren betreft doorgang kan vinden, toetsen we de aanvraag aan de parkeernorm in het bestemmingsplan of, als deze ontbreekt, aan de parkeereis in de bouwverordening. De bouwverordening is een vangnet voor het geval er geen parkeernorm in het bestemmingsplan is opgenomen. Op dit moment zijn ook al nieuwe bestemmingsplannen vastgesteld waarin de koppeling met deze beleidsregels ontbreekt. Op die bestemmingsplannen zijn deze beleidsregels daarom niet van toepassing.

 

In het parkeerartikel van de bouwverordening van De Fryske Marren is opgenomen dat in voldoende mate in parkeerruimte voor het stallen van auto’s moet worden voorzien. De bouwverordening blijft voor bestaande bestemmingsplannen tot 1 juli 2018 als vangnetbepaling van kracht. Voor nieuwe bestemmingsplannen (vanaf 29 november 2014) geldt dat het bestemmingsplan zelf een parkeernorm moet bevatten. Voor nieuwe plannen kan de Bouwverordening dus niet meer als vangnetbepaling fungeren. In het handboek bestemmingsplannen De Fryske Marren is een bepaling opgenomen die vergelijkbaar is met de parkeerbepaling in de Bouwverordening: er moet in voldoende mate in parkeergelegenheid worden voorzien. De begrippen “in voldoende mate” of “voldoende parkeergelegenheid” vullen we in met deze beleidsregels.

 

Ter beantwoording van de vraag of sprake is van een goede ruimtelijke ordening moet onder andere worden bekeken of met het oog op het initiatief kan worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid. We gebruiken deze beleidsregels dan ook om die vraag te beantwoorden.

 

Overgangsregeling

Deze beleidsregels zijn van toepassing op schriftelijke verzoeken en aanvragen die zijn ingediend na de datum van inwerkingtreding van deze beleidsregels, met uitzondering van verzoeken en aanvragen op basis van bestemmingsplannen waarop deze beleidsregels niet van toepassing zijn.

 

Artikel 1. De parkeernorm

  • 1.

    Om te bepalen wat de parkeerbehoefte is voor een bepaalde functie moeten de parkeernormen zoals opgenomen in tabel 1 van de Bijlage in acht worden genomen.

 

  • 2.

    Komt een functie niet voor in tabel 1 van de Bijlage, dan wordt gemotiveerd een functie uit de tabel 1 van de Bijlage toegepast die voor wat betreft parkeren naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen is.

 

  • 3.

    Komt een functie niet voor in tabel 1 van de Bijlage, en kan niet worden gemotiveerd dat een functie uit de tabel 1 van de Bijlage kan worden toegepast die voor wat betreft parkeren naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen is, dan dient de hoogte van de parkeernorm te worden gemotiveerd.

 

Artikel 2. Berekening parkeerbehoefte

  • 1.

    De parkeerbehoefte wordt berekend door de parkeernorm zoals bedoeld in artikel 1, te vermenigvuldigen met het totaal aantal eenheden of totale oppervlakte van de ontwikkeling. De rekeneenheid per functie is opgenomen in tabel 1 van de Bijlage.

 

  • 2.

    De benodigde ruimte voor inpandig parkeren wordt niet meegerekend in het aantal vierkante meters bruto vloeroppervlak waarvoor de parkeerbehoefte wordt berekend.

 

  • 3.

    De totale parkeerbehoefte wordt altijd naar boven afgerond naar een heel aantal parkeerplaatsen, nadat het bepaalde in lid 4 tot en met 7 is verrekend.

 

  • 4.

    Bestaande parkeertekorten uit het verleden hoeven niet te worden opgelost.

 

  • 5.

    Op basis van de parkeernormen als bedoeld in artikel 1, wordt de parkeerbehoefte van de oude/huidige situatie in mindering gebracht op de parkeerbehoefte van de nieuwe situatie. Bij een leegstandsperiode van meer dan 5 jaar is de oude/huidige parkeerbehoefte gelijk aan ‘0’.

     

  • 6.

     

    • a.

      Het aantal bestaande parkeerplaatsen die door de ontwikkeling verloren gaan, moeten worden gecompenseerd.

    • b.

      Indien parkeerplaatsen op eigen terrein verloren gaan, geldt hiervoor een maximaal aantal te compenseren parkeerplaatsen dat gelijk is aan de parkeerbehoefte van de nieuwe situatie.

    • c.

      Wanneer op eigen terrein meer parkeerplaatsen verloren gaan dan de parkeerbehoefte van de nieuwe situatie, hoeft het deel boven de parkeerbehoefte van de nieuwe situatie niet gecompenseerd te worden.

 

  • 7.

    Als in een ontwikkeling verschillende functies worden ondergebracht, kan eventueel sprake zijn van dubbelgebruik van parkeerplaatsen. Het drukste moment kan per functie namelijk verschillen. Bij het bepalen van de parkeerbehoefte mag een parkeerbalans worden opgesteld. De aanwezigheidspercentages zoals opgenomen in tabel 2 van de Bijlage moeten hierbij worden toegepast. De parkeerbalans kan alleen worden toegepast wanneer verschillende functies binnen de ontwikkeling gebruik maken van dezelfde parkeergelegenheid.

Artikel 3. Bepaling parkeeraanbod

  • 1.

    Gehandicaptenparkeerplaatsen worden op zo kort mogelijke loopafstand van de hoofdingang aangelegd.

 

  • 2.

    De parkeerplaatsen en eventuele toegangsweg moeten voldoen aan de afmetingen, zoals opgenomen in CROW publicatie “ASVV 2012, Aanbevelingen voor verkeersvoorzieningen binnen de bebouwde kom” (publicatienummer 723). Een individuele parkeerplaats moet voldoen aan de volgende minimale afmetingen:

    • ten minste 2,50 m breed en 5,50 m lang (carport of oprit);

    • ten minste 2,80 m breed en 5,50 m lang (garagebox);

    • kleinere parkeerplaatsen worden niet als parkeerplaats beschouwd.

Voor parkeerplaatsen in (gebouwde) parkeervoorzieningen en parkeerterreinen gelden de maten zoals opgenomen in de meest recente NEN2443:2013.

 

  • 3.

    Parkeerders moeten onafhankelijk van elkaar kunnen wegrijden. Bij twijfel moet dit met behulp van rijcurves inzichtelijk worden gemaakt.

 

  • 4.

    Bezoekersparkeerplaatsen dienen tijdens de openingsuren van de functie voor de bezoekers feitelijk openbaar toegankelijk te zijn en te blijven.

 

  • 5.

    Indien een ontwikkeling gefaseerd wordt uitgevoerd, wordt vóór in gebruik name minimaal de parkeerbehoefte van de betreffende fase gerealiseerd.

 

  • 6.

    Indien het plan voorziet in parkeerplaatsen bij woningen op eigen terrein wordt, tenzij in het bestemmingsplan anders is bepaald, gerekend met de volgende rekenwaarde

  •  

Artikel 4. Locatie van het parkeren

  • 1.

    Parkeren maakt integraal onderdeel uit van een ontwikkeling en dient op eigen terrein te worden ingepast. Een parkeerplaats geldt als parkeerplaats op eigen terrein indien:

    • de parkeerplaats in eigendom is bij de initiatiefnemer of;

    • de parkeerplaats in erfpacht is uitgegeven, verhuurd of in gebruik is gegeven aan de initiatiefnemer of;

    • in de omgevingsvergunning, bouwvergunning, de huur- of de koopovereenkomst of;

    • in de erfpachtvoorwaarden is vastgelegd dat parkeergelegenheid is bedoeld voor het adres van de initiatiefnemer.

 

  • 2.

    Indien is aangetoond dat niet aan het bepaalde zoals bedoeld in lid 1 kan worden voldaan, dient het parkeren opgevangen te worden met reeds aanwezige openbare parkeergelegenheid op redelijke loopafstand, als bedoeld in tabel 3 van de Bijlage, van de hoofdingang van de ontwikkeling. De aanvrager moet met een parkeeronderzoek (niet ouder dan 2 jaar) aantonen dat na realisatie van de ontwikkeling nog voldoende openbare parkeerruimte aanwezig is. Er is sprake van voldoende openbare parkeerruimte indien de bezettingsgraad na realisatie van de ontwikkeling op het maatgevend moment niet boven de 85% komt. Het parkeeronderzoek wordt uitgevoerd door een verkeersadviesbureau. De onderzoek momenten worden in overleg met de gemeente bepaald. Zowel de resultaten van het onderzoek als een bijbehorend advies over eventueel voldoende openbare parkeerruimte in de omgeving, wordt door de aanvrager ter beoordeling aan het college voorgelegd. De kosten voor het uitvoeren van het onderzoek en het bijbehorend advies zijn voor de aanvrager. De gemeente kan reden hebben geen openbare parkeerplaatsen aan te wenden ten behoeve van de ontwikkeling. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn als de gemeente andere ontwikkelingen in de omgeving voorziet. Wanneer dit laatste het geval is, zal de gemeente dit aangeven bij het overleg over de momenten waarop het onderzoek moet plaatsvinden.

 

  • 3.

    Indien niet aan het bepaalde zoals bedoeld in lid 2 kan worden voldaan, dient het parkeren op een naburig (privaat) perceel te worden gerealiseerd op redelijke loopafstand, als bedoeld in tabel 3 van de Bijlage, van de hoofdingang van de ontwikkeling. Door middel van een privaatrechtelijke overeenkomst moet worden aangetoond dat deze parkeerplaatsen op dit perceel uitsluitend voor de betreffende ontwikkeling beschikbaar zijn en blijven.

 

  • 4.

    Indien niet aan het bepaalde zoals bedoeld in lid 3 kan worden voldaan, dient het parkeren in de openbare ruimte te worden aangelegd op redelijke loopafstand, als bedoeld in tabel 3 van de Bijlage, van de hoofdingang van de ontwikkeling. Voor de openbare parkeerplaatsen dient de aanvrager een inrichtingsvoorstel in, voorzien van maatvoering en op schaal getekend. De kosten voor het opstellen van een dergelijk ontwerp zijn voor de aanvrager. De realisatie van de parkeerplaatsen dient stedenbouwkundig en verkeerskundig aanvaardbaar te zijn. Het college laat het werk uitvoeren en stelt voorwaarden ten aanzien van uitvoering en materiaalkeuze. Aanleg- en uitvoeringskosten zijn voor de aanvrager. Hiervoor wordt een schriftelijke overeenkomst gesloten.

 

  • 5.

    Indien niet aan het bepaalde zoals bedoeld in lid 4 kan worden voldaan, dient het parkeren met een gelijkwaardig alternatief te worden gerealiseerd. Een dergelijke oplossing betreft maatwerk. Een voorbeeld zou kunnen zijn het op grotere afstand aanleggen van parkeergelegenheid in combinatie met een bus- of shuttle dienst. Ook het realiseren van een (gebouwde) parkeervoorziening samen met andere ontwikkelaars in de omgeving behoort tot een mogelijk gelijkwaardig alternatief.

 

Artikel 5. Afwijkingsmogelijkheid

  • 1.

    Indien is aangetoond dat de ontwikkeling niet kan voldoen aan een of meer van de voorwaarden zoals opgenomen in artikel 1 tot en met 4 en de ontwikkeling geen significant, negatief effect heeft op de parkeerdruk in de omgeving, kan het college dan wel gemeenteraad afwijken van het bepaalde in dit beleid.

 

  • 2.

    Indien het bepaalde in dit beleid door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit, kan het college dan wel gemeenteraad hiervan afwijken.

Artikel 6. Documenten

  • 1.

    Bij een aanvraag om omgevingsvergunning of het wijzigen van een bestemmingsplan voor een bouwactiviteit en/of een gebruikswijziging overlegt de initiatiefnemer de benodigde documenten. Te denken valt aan:

  • het (bouw)plan;

  • een berekening van de parkeerbehoefte voor auto, inclusief onderbouwing;

  • bij de parkeeroplossing wordt tevens een uitsplitsing gemaakt (indien van toepassing) naar aantal parkeerplaatsen op eigen terrein (niet openbaar toegankelijk) en openbaar toegankelijke parkeerplaatsen;

  • het ontwerp van de parkeeroplossing voor auto, inclusief maatvoering en openbaarheid;

  • de wijze waarop in de benodigde parkeerplaatsen voor auto zal worden voldaan door de initiatiefnemer;

  • benodigde onderzoeken en overeenkomsten/contracten (indien van toepassing);

  • mogelijke consequenties voor de gebruiker(s) van het (bouw)plan

    Een van de mogelijke consequenties is dat bij een bouwontwikkeling de gebruikers nu en in de toekomst niet in aanmerking komen voor een parkeerontheffing.

    Uitzondering hierop is de situatie dat parkeerplaatsen in de openbare ruimte worden gerealiseerd.

 

Bijlage

 

Tabel 1: Parkeerkencijfers

 

Wonen

 

 

Werken

1) bij de functies met een * dient ten minste 1 op de 50 parkeerplaatsen te worden uitgevoerd als gehandicaptenparkeerplaats

 

 

Winkelen en boodschappen

1) bij de functies met een * dient ten minste 1 op de 50 parkeerplaatsen te worden uitgevoerd als gehandicaptenparkeerplaats.

 

 

Sport en cultuur

1) bij de functies met een * dient ten minste 1 op de 50 parkeerplaatsen te worden uitgevoerd als gehandicaptenparkeerplaats

 

 

Horeca en (verblijfs)recreatie

1) bij de functies met een * dient ten minste 1 op de 50 parkeerplaatsen te worden uitgevoerd als gehandicaptenparkeerplaats

 

 

Gezondheidszorg en (sociale) voorzieningen

1) bij de functies met een * dient ten minste 1 op de 50 parkeerplaatsen te worden uitgevoerd als gehandicaptenparkeerplaats

 

 

Onderwijs

 

 

Tabel 2: Aanwezigheidspercentages

* bij koopzondag gelden gelijke aanwezigheidspercentages als koopavond

 

 

Tabel 3: Acceptabele loopafstanden

 

 

Stappenschema toetsing