Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Lopik

Standplaatsenbeleid gemeente Lopik

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieLopik
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingStandplaatsenbeleid gemeente Lopik
CiteertitelStandplaatsenbeleid gemeente Lopik
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpruimtelijke ordening, verkeer en vervoer
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

09-12-2015nieuwe regeling

24-11-2015

Het Kontakt, 08-12-2015

Tekst van de regeling

Intitulé

Standplaatsenbeleid gemeente Lopik

1 Inleiding

 

Standplaatsvergunningen kunnen worden aangevraagd bij de gemeente voor het innemen van een standplaats in de openbare ruimte. De gemeente stelt wel voorwaarden voor deze vorm van ambulante handel. Indien de gevraagde locatie aan alle criteria voldoet, kan de gemeente de ruimte tegen vergoeding beschikbaar stellen.

 

De gemeentelijke tussenkomst is noodzakelijk, want een standplaats kan overlast en/of onveilig verkeersgedrag veroorzaken en het straatbeeld ontsieren. Ook kan een standplaats soms het lokaal voorzieningenniveau aantasten.

1.1 Aanleiding

De gemeente Lopik heeft geen specifieke verordening of beleid m.b.t standplaatsen of markt vastgesteld. Gezien de komst van het nieuwe centrum in Lopik en het stijgende aantal aanvragen van standplaatsen is nu wel behoefte ontstaan aan een helder geformuleerd beleid. Het doel van deze notitie is dan ook:

  • -

    het scheppen van een helder vastgelegd kader;

  • -

    het scheppen van duidelijkheid over het te voeren beleid;

  • -

    het bieden van zekerheid aan de betreffende ondernemers en

  • -

    het scheppen van duidelijkheid over toezicht en handhaving van het standplaatsenbeleid.

1.2 Definiëring en afbakening

De definitie van een standplaats is verwoord in artikel 5:17, eerste lid, van de Algemene Plaatselijke Verordening Lopik (APV):

 

  • 1.

    In deze afdeling wordt verstaan onder standplaats: het vanaf een vaste plaats op een openbare en in de openlucht gelegen plaats te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel diensten, gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een kraam, een wagen of een tafel.

  • 2.

    Onder standplaats wordt niet verstaan:

    • a.

      een vaste plaats op een jaarmarkt of markt als bedoeld in artikel 160, eerste lid aanhef en onder h, van de Gemeentewet;

    • b.

      een vaste plaats op een evenement als bedoeld in artikel 2:24.

Deze beleidsregels zijn niet van toepassing op een standplaats op een jaarmarkt of markt als bedoeld in artikel 160, eerste lid, aanhef en onder h, van de Gemeentewet en ook niet op een evenement als bedoeld in artikel 2:24 APV.

1.3 Keuze markt of standplaats

De keuze van de gemeente voor een markt op grond van artikel 160, eerste lid, aanhef en onder h, van de Gemeentewet of standplaats op grond van artikel 5:17, eerste lid van de APV is afhankelijk van het aantal standplaatsen. Indien er behoefte is aan een grote uitbreiding van de huidige standplaatsen is het raadzaam om een marktverordening vast te stellen en een marktmeester aan te stellen. Hoe groter het aantal standplaatsen op een plek des te groter is de behoefte aan regels en toezicht om de openbare belangen te waarborgen.

 

Wat exact onder ‘markt’ op grond van artikel 160, eerste lid, aanhef en onder h, van de Gemeentewet wordt verstaan is echter niet helder afgebakend. De wet geeft hier geen definitie van. Uit de jurisprudentie blijkt dat dit (mede) afhankelijk is van de locatie en de uitstraling van een verzameling standplaatsen.

 

Zowel bij de keuze voor standplaatsen als bij een markt kan er een maximum verbonden worden aan het verlenen van standplaatsvergunningen. Er zijn geen specifieke voor- of nadelen aan een standplaatsenbeleid of een marktbeleid.

1.4 Juridisch kader

Het juridisch kader van het standplaatsenbeleid wordt bepaald door afdeling 4 Standplaatsen van de APV. In artikel 5:18 van de APV zijn in samenhang met artikel 1:8 van de APV de weigeringsgronden opgenomen, zie bijlage 1. In de paragrafen 2.4 en 2.5 van deze notitie worden de toetsingscriteria en weigeringsgronden uit de APV met betrekking tot standplaatsen behandeld.

 

Het juridisch kader is echter breder dan de APV. Naast de APV kunnen ook één of meerdere van de volgende regelingen of wetten van toepassing zijn op de standplaatshouder:

  • Privaatrechtelijke regelingen

    Indien de gemeente eigenaar van de grond is kan zij een vergoeding voor het gebruik van de grond bedingen. Dit zou kunnen door middel van een huurcontract. Het is niet mogelijk om alleen via de privaatrechtelijke weg, namelijk als eigenaar van de grond, standplaatsen uit te geven. De gemeente moet zich namelijk ook langs deze weg aan de algemene beginselen van behoorlijk bestuur houden en ze mag de bedoeling van de wet niet omzeilen. Ook de rechtsbescherming van de burger kan hierdoor worden aangetast. Wel kan de gemeente, evenals andere grondeigenaren, op grond van haar eigendomsrecht, besluiten geen medewerking te verlenen aan het innemen van een standplaats op gemeentegrond die niet deel uit maakt van de openbare weg.

  • Grondwet

    Artikel 7 van de Grondwet (vrijheid van meningsuiting) brengt met zich mee, dat voor het aanbieden van gedrukte stukken geen vergunning kan worden geëist. Als dit echter gebeurt vanaf een standplaats, is voor het innemen van de standplaats wel een vergunning vereist.

  • Warenwet

    De Warenwet stelt regels met betrekking tot de hoedanigheid en aanduiding van waren. Daarnaast stelt deze wet eisen aan de hygiëne en degelijkheid van producten. De Warenwet geldt ook voor het drijven van handel vanaf een standplaats.

  • Winkeltijdenwet

    De bepalingen uit de Winkeltijdenwet gelden ook voor standplaatsen (art. 2, lid 2 Winkeltijdenwet). Op basis van de Winkeltijdenwet mag een standplaats op werkdagen (maandag tot en met zaterdag) van 06:00 tot 22:00 uur worden ingenomen.

  • Winkeltijdenverordening Lopik

    De bepalingen uit de Winkeltijdenverordening gelden ook voor standplaatsen.

  • Wet Milieubeheer

    In de Wet Milieubeheer wordt een regeling getroffen ten aanzien van inrichtingen die hinder of overlast kunnen veroorzaken voor de omgeving. Deze bepalingen gelden ook voor standplaatshouders. Denk aan milieueisen die aan mobiele verkoopinrichtingen van vis en snacks worden gesteld. Deze eisen betreffen in hoofdzaak de gevolgen van het bakken die betrekking hebben op zaken als vetafscheiding van het afvalwater en voorkomen van stankoverlast. Dit wordt van geval tot geval beoordeeld, afhankelijk van de situatie ter plaatse. De standplaatshouder kan verplicht worden gesteld zelf voldoende maatregelen te nemen om zwerfvuil rond de standplaats te voorkomen. Deze regels worden in de voorschriften opgenomen.

  • Wet op de Ruimtelijke ordening

    Omdat een standplaats een mobiel karakter heeft, zal geen definitieve planologische reservering plaatsvinden.

  • Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

    Op grond van artikel 2.1, eerste lid, sub a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) is het verboden te bouwen zonder vergunning van burgemeester en wethouders. Voorts is het op grond van artikel 2.1, eerste lid, sub c, van de Wabo verboden zonder een omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan. Een standplaatshouder met een mobiele wagen die elke avond zijn standplaats ontruimt, heeft geen omgevingsvergunning nodig.

Hoofdstuk 2 Beleidskader

 

Het doel van het beleid is om een zo volledig mogelijke beschrijving te geven van het toetsingskader voor de beoordeling van een aanvraag voor een standplaatsvergunning. Daarnaast beoogt het beleid te komen tot het bieden van rechtszekerheid en vereenvoudiging van vergunningverlening voor ondernemers.

 

Het beleidskader dat in dit hoofdstuk wordt beschreven is het kader waarbinnen de gemeente Lopik vergunningen voor standplaatsen kan afgeven of weigeren. Ook is het mogelijk om op basis van dit kader te handhaven.

2.1 Bevoegdheid college

Het college is bevoegd om standplaatsvergunningen te verlenen op grond van artikel 5:18 van de APV. Op grond van artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan het college de uitoefening van de haar toekomende bevoegdheden regelen door beleidsregels vast te stellen. De beleidsregels kunnen als gevolg van het vierde lid van artikel 1:3 Awb betrekking hebben op de afweging van belangen, de vaststelling van feiten of de uitleg van wettelijke voorschriften.

2.2 Huidige en nieuwe situatie standplaatsen

Bij het verlenen van een standplaatsvergunning sluiten wij zoveel als mogelijk aan op de bestaande situatie. Dit betekent dat wij onderstaande uitgangspunten hanteren.

 

Een standplaatsvergunning wordt voor onbepaalde tijd verleend. Een standplaatsvergunning wordt voor één locatie, per natuurlijk persoon, per dag uitgegeven. Op donderdagmorgen wordt het Willem-Alexanderplein in het centrum van Lopik gebruikt voor meerdere standplaatsen. De standplaatsen worden gesitueerd op en bij de verhoging, zie in bijlage 3 de tekening van het centrumplan. Het aantal standplaatsen op donderdagmorgen wordt uitgebreid. Dit betekent dat er op donderdagmorgen een maximumstelsel van tien standplaatsen is. Op de overige dagen kan per locatie (de locaties zijn in onderstaand standplaatsenoverzicht vermeld) per dag één standplaatsvergunning verleend worden. Deze maximumstelsels worden ingesteld ter voorkoming van overlast.

 

Locatie

Huidige ingenomen plaatsen

Nieuw situatie

Lopik (op de verhoging op het Koning Willem- Alexanderplein)

7 op donderdagmorgen: kaas, vis, brood, bloemen en planten, groente en fruit, beenmode en dameskleding.

1 op dinsdagmorgen: vis. 1 op zaterdag: vis

10 standplaatsen op donderdagmorgen tot 13.00.

overige dagen maximaal 1 standplaats per dag.

Benschop

1 op dinsdagmorgen op het privaatterrein tegenover de Plus: vis.

1 op donderdagmiddag op het Dorpsplein: kaas.

1 op woensdagmiddag, vrijdagmiddag en zaterdagmiddag

op het Dorpsplein: snacks.

Elke dag maximaal 1 standplaats op het Dorpsplein en op dinsdagmorgen 1 standplaats op het privaatterein tegenover de Plus.

Uitweg

1 op donderdagmiddag: snacks.

Elke dag maximaal 1 standplaats.

Cabauwsekade 51 (op privaatterein)

1 op woensdag, vrijdag en zondag: snacks.

Op woensdag, vrijdag en zondag: snacks.

 

2.3 Brancheren

Op donderdagmorgen is er een maximumstelsel van tien standplaatsen op het Willem- Alexanderplein in Lopik. We respecteren de rechten van de huidige standplaatshouders, voor de overige vijf standplaatsen streven we naar branches die nog niet aanwezig zijn op donderdagmorgen. Indien deze plekken niet ingenomen worden door andere branches kunnen deze plekken ingenomen worden door alle branches aan de hand van de wachtlijst. De branchering is als volgt. Maximaal twee standplaatsen met verkoop van:

  • -

    vis of;

  • -

    kaas of;

  • -

    aardappelen, groente en fruit of;

  • -

    brood en banket of;

  • -

    bloemen en planten of;

  • -

    snacks of;

  • -

    textiel of;

  • -

    overig.

Met deze bovenstaande branchering kom je uit op zestien standplaatsen, maar het maximumstelsel voor de donderdagmorgen blijft voorlopig tien standplaatsen.

 

Op de overige dagen en op de overige standplaatslocaties kan er maximaal één standplaatsvergunning per dag verleend worden aan een standplaatshouder die ter plaatse bereid voedsel verkoopt, bijvoorbeeld vis of snacks (geen kaas). De standplaatshouder die kaas verkoopt op donderdagmorgen in Benschop mag door verworven rechten daar blijven staan, maar indien deze standplaatshouder ermee stopt kan er dus geen nieuwe standplaatshouder met de verkoop van kaas komen op deze standplaatslocatie.

2.4 Bijzondere tijdelijke standplaatsen

Op de volgende locaties worden seizoensstandplaatsen toegestaan: deze plekken zijn niet het hele jaar in gebruik. Het gaat om verkoop van koek en zopie gedurende de perioden dat er ijs ligt, verkoop van oliebollen en kerstbomen in de winter en tijdens warme perioden in de zomermaanden verkoop van ijs.

 

Gebied

Aantal plaatsen

Dag

Damweg

1

Alle dagen mogelijk

Kruising Damweg/Benedeneind NZ

1

Alle dagen mogelijk

Salmsteke (privaatterrein)

1

Alle dagen mogelijk

Centrum Lopik (oliebollen)

1

Alle dagen mogelijk

Centrum Lopik (kerstbomen

1

Alle dagen mogelijk

Intratuin Benschop (oliebollen) (privaatterrein)

1

Alle dagen mogelijk

 

2.5 Toetsingscriteria

De APV geeft een aantal toetsingscriteria voor de beoordeling van aanvragen voor standplaatsen. De toetsingscriteria worden in deze paragraaf beschreven en aangevuld, zij zijn op alle standplaatsen van toepassing.

 

Richtlijnen uit de APV en mogelijkheid tot afwijken beleid

 

Verlening standplaatsvergunning

Voor het in gebruik nemen van een standplaats is een vergunning nodig van het college van burgemeester en wethouders. Deze vergunning wordt aangevraagd bij de gemeente Lopik en binnen 8 weken wordt uitsluitsel gegeven over de aanvraag1.

 

Een vergunning wordt slechts verleend indien wordt voldaan aan de in dit beleid opgenomen uitgangspunten. In bijzondere gevallen kan het college afwijken van dit beleid. Uitgangspunt is dat een aanvraag voor een standplaats op een locactie, die niet op het standplaatsenoverzicht staat opgenomen, wordt afgewezen. Dit laat evenwel onverlet dat bij iedere aanvraag afzonderlijk moet worden nagegaan of er bijzondere omstandigheden zijn die leiden tot het alsnog verlenen van de vergunning (hardheidsclausule). De omvang en aard van de gemeente, alsmede het maximumstelsel, zijn bepalend voor het aantal af te geven standplaatsvergunningen.

 

Persoonsgebonden karakter

De standplaatsvergunning is persoonsgebonden. Dit betekent dat slechts de natuurlijke persoon vermeld op de standplaatsvergunning gerechtigd is de standplaats in te nemen. Deze natuurlijke persoon dient de standplaats ook altijd zelf in te nemen. De standplaatsvergunning is, op de hierna beschreven uitzonderingen na, niet overdraagbaar.

 

Uitzonderingen op persoonsgebonden karakter

Bij afwezigheid wegens langdurige ziekte mag de vergunninghouder zich tijdens de duur van de ziekte doen vervangen voor een termijn van maximaal 13 weken, gerekend vanaf de eerste dag van afwezigheid op de standplaats. Vervanging is pas toegestaan na schriftelijke toestemming van het college. Indien het college niet binnen 1 week na het verzoek reageert, dan mag er van worden uitgegaan dat toestemming is verleend.

 

Indien de vergunninghouder overlijdt, kan het college de vergunning overschrijven op de achterblijvende echtgenoot/echtgenote of geregistreerde partner, of een van de meewerkende kinderen, als daarvoor een aanvraag binnen 8 weken na het overlijden wordt ingediend. De aanvrager dient uiteraard aan de gestelde criteria te voldoen.

 

De standplaatshouder kan de standplaats verkopen aan een personeelslid, mits het personeelslid aan de gestelde criteria voldoet.

 

Indien een standplaats tijdelijk wordt ingenomen ten behoeve van maatschappelijke doeleinden, dan wel autoruitreparaties kan het college vergunning verlenen in afwijking van het in deze notitie opgenomen beleid. Het college wijst de locatie per aanvraag aan. Onder maatschappelijke doeleinden wordt o.a. verstaan: bevolkingsonderzoek, educatieve doelen, politieke partijen in het kader van verkiezingen, voorlichting over ov-chipkaart, etc.

 

Procedure afhandeling vergunningaanvragen

  • 1.

    Alle beschikbare standplaatsen in de gemeente Lopik worden gepubliceerd in het lokale huis-aan-huisblad en/of de gemeentelijke website. Met de inwerkingtreding van het standplaatsenbeleid is er sprake van een maximumstelsel voor wat betreft het innemen van standplaatsen in de gemeente Lopik.

  • 2.

    Standplaatshouders die ten tijde van de vaststelling van dit beleid beschikken over een standplaatsvergunning kunnen hiervan gebruik blijven maken voor de verleende termijn.

  • 3.

    Standplaatshouders krijgen een standplaatsvergunning voor onbepaalde tijd. Indien een standplaatshouder niet meer van zijn vergunning gebruik wil maken dient de vergunning schriftelijk opgezegd worden. De standplaatshouder heeft een opzegtermijn van twee kalendermaanden. Het college kan een standplaatsvergunning opzeggen met een opzegtermijn van een jaar.

  • 4.

    Indien er geen locaties beschikbaar zijn wordt de aanvraag afgewezen en komt de aanvrager op de wachtlijst te staan.

  • 5.

    Indien er een plek vrij komt nemen wij contact op met de bovenste aanvrager op de wachtlijst. Indien deze niet meer geïnteresseerd is een standplaats lopen wij de wachtlijst af. De aanvrager dient te voldoen aan alle in dit beleid opgenomen voorwaarden.

  • 6.

    Eén keer per jaar schrijven we de aanvragers op de wachtlijst aan met de vraag of ze nog op de wachtlijst willen blijven staan. Aanvragers die niet meer geïnteresseerd zijn in een standplaats worden van de wachtlijst verwijderd.

Aanvullende voorschriften

  • De maximale omvang van een verkoopwagen inclusief uitstalling is afhankelijk van de ruimte die een locatie biedt. De richtlijn is 20 m2. De omvang wordt aangegeven in de vergunning.

  • Standplaatsen komen niet in aanmerking voor een terrasvergunning. Terrasvergunningen zijn voorbehouden aan horecagelegenheden;

  • De standplaatshouder dient te voldoen aan de eisen van de Warenwet;

  • De standplaatshouder dient zich te houden aan de Winkeltijdenwet en de Winkeltijdenverordening Lopik. Hij/zij mag vanaf een half uur voor opening tot een half uur na sluiting op de standplaats aanwezig zijn om deze in te richten;

  • De verkoopwagens dienen op eerste aanzegging, van de bevoegde medewerker, van de gemeente of politie verwijderd te worden indien omstandigheden daartoe aanleiding geven;

  • Per natuurlijk persoon wordt per week, per branche en per locatie één standplaatsvergunning verleend, met uitzondering van donderdagmorgen op het Koning Willem-Alexanderplein in Lopik. Dit betekent dat een standplaatshouder op donderdagmorgen en op één andere dag in de week op het Willem-Alexanderplein ter plaatse bereid voedsel kan verkopen.

  • De natuurlijke persoon mag de standplaats niet onderverhuren en dient zelf het grootste deel van de dag aanwezig te zijn op de standplaats. Hiervoor kan bij langdurige ziekte een uitzondering worden gemaakt, mits vervanging plaatsvindt door voldoende gekwalificeerd personeel;

  • De standplaats dient na afloop van de vergunning schoon en in oorspronkelijke staat opgeleverd te worden.

Toepassing maximumstelsel

De gemeente hanteert een maximumstelsel voor standplaatsen, zodat geen wildgroei

kan ontstaan en ondernemers een duidelijk kader hebben waarbinnen zij kunnen ondernemen. Dit maximumstelsel geeft aan op welke locatie en/of tijd een standplaats beschikbaar wordt gesteld. Voor de genoemde locaties, zie paragraaf 2.2, kan per dag één standplaatsvergunning verleend worden. Op donderdagmorgen kunnen op het Willem- Alexanderplein in het centrum van Lopik tien standplaatsen verleend worden.

 

Innemen standplaats

De standplaats dient te worden ingenomen met een mobiele verkoopinrichting, dan wel kraam die aan het einde van de verkooptijd van die dag wordt verwijderd en mag alleen gedurende de tijden weergegeven in de standplaatsenvergunning geopend zijn voor verkoop. De standplaats mag een half uur voor opening tot een half uur na sluiting worden ingericht.

 

Veiligheid

  • Brandveiligheid: op een afstand van minder dan vijf meter vanaf bebouwing mag geen standplaats worden ingenomen in verband met gevaar voor overslag van brand in het geval dat brand op de standplaats ontstaat2. Mogelijkheden voor uitzonderingen op deze regel worden door de brandweer beoordeeld.

  • Sociale veiligheid: in het belang van de sociale veiligheid dient de openbare ruimte open en controleerbaar te zijn. Een standplaats mag daarom niet op een zodanige locatie worden gesitueerd dat aan deze uitgangspunten afbreuk wordt gedaan.

Voorkomen of beperken van overlast

In het kader van de Wet Milieubeheer mag in de directe nabijheid van woonbebouwing of andere zogenaamde gevoelige gebouwen, zoals een medisch centrum, niet gefrituurd, gebakken of gebraden worden.

 

Ongehinderde doorgang van het verkeer of verkeersveiligheid

Kramen e.d. mogen een vlotte doorstroom van voetgangers niet beletten. Ook gehandicapten in rolstoelen, scootmobielen etc. dienen voldoende doorgang te behouden ondanks de aanwezigheid van standplaatsen. Een standplaats mag geen verkeer- of parkeerhinder tot gevolg hebben. Standplaatsen mogen voorts geen verkeersgevaarlijke situaties opleveren doordat zij bijvoorbeeld het zicht op naderend verkeer ontnemen. Bij de bepaling van de locaties voor standplaatsen wordt bovendien rekening gehouden met de toegankelijkheid voor hulpverleningsdiensten ingeval van calamiteiten. Kabels, leidingen, rioolputten e.d. dienen bereikbaar te zijn ten behoeve van reparatie of onderhoud.

 

Voorzieningen ten behoeve van standplaatsen

Afhankelijk van het soort standplaats dat op een bepaalde locatie gesitueerd wordt, kunnen eventueel (nuts)voorzieningen worden aangebracht. De gemeente beslist per locatie of zij een voorziening aanlegt of niet. Op het plein in het nieuwe centrum van Lopik is elektriciteit aanwezig.

 

Standplaatsen op privaatterrein van een andere rechthebbende dan de gemeente

Standplaatsen op privaatterrein maken deel uit van het standplaatsenbeleid.

 

Afbakening

Deze notitie beperkt zich tot de standplaatsen als bedoeld in hoofdstuk 5, afdeling 4 van de APV. Een streekproductenmarkt, kiosken en standplaatsen op een jaarmarkt of tijdens een evenement vallen buiten het bereik van het Standplaatsenbeleid. Indien aan dit soort zaken behoefte bestaat kan daarvoor een (incidentele) evenementenvergunning aangevraagd worden. Verder is het verboden zonder vergunning een standplaats in te nemen niet van toepassing voor zover daar in voorzien wordt door de Wet Milieubeheer, de Wet beheer rijkswaterstaatwerken of het Provinciaal wegenreglement (artikel 5:20, eerste lid APV.)

2.6 Weigeringsgronden

De APV kent zeven gronden om een standplaatsvergunning te weigeren. De weigeringsgronden zijn limitatief opgesomd. Het voornaamste doel is het waarborgen van de openbare belangen.

 

Artikel 1:8 APV vermeldt de volgende algemene weigeringsgronden:

  • a.

    de openbare orde;

  • b.

    de openbare veiligheid;

  • c.

    de volksgezondheid;

  • d.

    de bescherming van het milieu.

Op basis van artikel 5:18 van de APV is het verboden om zonder vergunning een standplaats in te nemen. De letterlijke tekst van dit artikel staat, evenals de andere van toepassing zijnde APV-artikelen, in bijlage 1.

 

Artikel 5:18 vermeldt de volgende weigeringsgronden:

  • e.

    vanwege strijd met het geldend bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit;

  • f.

    eisen van redelijke welstand;

  • g.

    gevaar van een redelijk verzorgingsniveau voor de consument.

Ad a: de openbare orde

Standplaatsen waar goederen te koop worden aangeboden hebben in de praktijk een verkeersaantrekkend karakter. Door deze verkeersaantrekkende werking ontstaan mogelijk ongewenste oversteekbewegingen van voetgangers en ontoelaatbaar rijwielverkeer in voetgangersgebieden. Ook foutief geparkeerde auto’s (bijvoorbeeld; dubbel geparkeerd, op de stoep of op groen) kunnen voor overlast en verkeersonveilige situaties in de omgeving zorgen. In het belang van de verkeersvrijheid of -veiligheid is het om deze reden(en) niet mogelijk overal een standplaats in te nemen. Een standplaats kan alleen worden ingenomen op vastgestelde locaties, zie paragraaf 2.2 voor het standplaatsenoverzicht.

 

Deze weigeringsgrond sluit nauw aan bij de weigeringsgrond van de openbare veiligheid. Beide weigeringsgronden worden dikwijls in combinatie gehanteerd.

 

Ad b: de openbare veiligheid

Bij het hanteren van de weigeringsgrond ‘openbare veiligheid’ kan een verdeling gerealiseerd worden van het aantal standplaatsen, waarbij de af te geven vergunningen zodanig over de week verspreid worden, dat een concentratie van de in te nemen standplaatsen wordt tegengegaan.

 

Een grote concentratie van ingenomen standplaatsen doet de kans op feitelijke marktvorming ontstaan. Deze weigeringsgrond kan ook gebruikt worden wanneer veel belangstelling voor dezelfde locatie bestaat. Om een grote concentratie van standplaatsen tegen te gaan en “echte” marktvorming te voorkomen kan de spreiding van standplaatsen plaatsvinden naar locatie en/of tijd.

 

Uit jurisprudentie komt naar voren dat het voorkomen van marktvorming kan worden aangemerkt als een aspect van de openbare orde. Of er sprake is van marktvorming is afhankelijk van de plaatselijke situatie. Er bestaat geen vaste definitie van het begrip ‘marktvorming’ omdat dit afhankelijk is van de locatie en de uitstraling van een verzameling standplaatsen. De literatuur biedt enkele handvatten/criteria om te bepalen of er sprake is van verkapte marktvorming. Het aantal standplaatsen dat wordt ingenomen, in combinatie met een visuele samenhang is van belang. Voor wat betreft de uitstraling wordt er vanuit gegaan dat er geen visuele samenhang zal optreden, omdat iedere standplaatshouder zijn/ haar eigen mobiele verkooppunt meebrengt.

 

Ad c en d: de volksgezondheid en milieu

In de standplaatsvergunning zijn voorschriften opgenomen met betrekking tot het schoonhouden van de standplaats en het voorkomen van ‘overlast’. Te denken valt aan

 

geluidsoverlast, geurhinder, overlast veroorzaakt door stof, afval e.d. Deze weigeringsgrond is vooral van toepassing op standplaatshouders die snacks/etenswaren verkopen.

 

Ad e: vanwege strijd met het geldend bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit

Bij de aanvraag wordt beoordeeld of het ter plaatse geldende bestemmingsplan dan wel beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit zich tegen het innemen van een standplaats verzet.

 

Ad f: eisen redelijke welstand

Wanneer een standplaats, door het gebruikte middel of de standplaats zelf, het uiterlijk aanzien van de omgeving of het straatbeeld zodanig verstoort dat daardoor het karakter van de omgeving wordt aangetast, kan de gemeente een standplaats weigeren. Voor karakteristieke locaties kan bepaald worden dat geen (of onder bepaalde voorwaarden) standplaatsen mogen worden ingenomen ter bescherming van het aanzien.

 

Ad g: gevaar redelijk verzorgingsniveau voor de consument

Hierbij is het verzorgingsniveau voor de consument het bepalende element om tot het niet verstrekken van een standplaatsvergunning over te gaan. In beginsel is de concurrentiepositie van een gevestigde winkelier echter geen reden om een standplaatsvergunning te weigeren. Volgens de ‘oude’ Vestigingswet Bedrijven konden nog eisen worden gesteld aan de vestiging van bedrijven, ondernemingen en ook aan standplaatshouders. Met het intrekken van deze Vestigingswet per 2 november 1995 en de hedendaagse vrijheid van het economische verkeer binnen de Europese Unie zijn deze eisen komen te vervallen en mag de economische behoefte aan de verkoopwaren van de standplaats geen rol meer spelen in de beoordeling van een aanvraag of een standplaatsvergunning verleend wordt.

 

In de praktijk heeft zich een aantal problemen voorgedaan met standplaatsen. In een aantal gevallen heeft dat zelfs geleid tot gerechtelijke procedures. Knelpunt blijft het niet economisch mogen ordenen door de gemeente, terwijl dat door de partijen "in het veld" juist wel gewenst is.

 

Uit de jurisprudentie van de Raad van State blijkt dat argumenten van economische aard en argumenten gebaseerd op het behoefte element niet door de gemeente gehanteerd mogen worden.

 

De Afdeling Rechtspraak van de Raad van State maakt hierop slechts twee uitzonderingen:

  • -

    Wanneer het voorzieningenniveau voor de consumenten in een deel van de gemeente in gevaar komt, mag de gemeente een standplaatsvergunning weigeren. Er moet hierbij bijvoorbeeld gedacht worden aan een nieuw opgezet winkelcentrum. De Afdeling Rechtspraak van de Raad van State heeft aanvaard dat winkeliers in zo'n nieuw winkelcentrum gedurende een bepaalde periode, waarin de aanloopkosten nog hoog zijn, gevrijwaard dienden te zijn van concurrentie. Dit geschiedt dan in het belang van het opzetten van een voldoende voorzieningenniveau voor de consument. (Vz. ARRS, 17 februari 1986, AB 1987, 3).

 

  • -

    Er kan een situatie voordoen dat binnen het verzorgingsgebied in een bepaalde branche nog slechts één winkel is gevestigd die door de concurrentie van een standplaatshouder ten onder dreigt te gaan. Hierdoor kan het verzorgingsniveau ter plaatse in het gedrang komen.

De winkelier moet aan de hand van zijn boekhouding aantonen dat de levensvatbaarheid van zijn winkel in gevaar komt. Op de dagen dat de standplaatshouder zijn goederen niet aanbiedt, is er in dat geval geen aanbod van deze soort goederen meer binnen het verzorgingsgebied. In een dergelijk geval kan een vergunning tot het innemen van standplaats worden geweigerd.

Hoofdstuk 3 Handhaving en toezicht

3.1 Handhaafbaarheidstoets

Handhaving van de standplaatsen kan plaatsvinden op basis van:

  • a.

    de verleende vergunning,

  • b.

    de APV,

  • c.

    de Woningwet en

  • d.

    de Wet op de Ruimtelijke ordening (illegale bouwwerken).

De gemeente Lopik is bevoegd hier op te handhaven. Diverse sancties zijn mogelijk zoals het aanzeggen van bestuursdwang of opleggen van een last onder dwangsom, met als uiterste sanctie het afbreken van het bouwwerk door de Gemeente Lopik. De daartoe aangewezen medewerker(s) van het taakveld Handhaving (van de afdeling ROB) is/zijn belast met toezicht, controle en handhaving. Tevens is het mogelijk om door een opsporingsambtenaar van de politie een proces-verbaal op te laten maken. Er dient afstemming tussen deze partijen plaats te vinden.

3.2 Vergunningsvoorschriften

Aan de vergunning worden diverse voorschriften verbonden. Al deze voorschriften zijn erop gericht de belangen van openbare orde, veiligheid, milieu en volksgezondheid te beschermen alsmede de controle op een juist gebruik van de vergunning mogelijk te maken. Zo worden bijvoorbeeld voorschriften gesteld aan; inname standplaats, afwezigheid en vervanging bij ziekte en vakantie. Een overzicht van alle voorschriften die in ieder geval aan een vergunning worden verbonden staat in bijlage 5. In individuele gevallen kunnen voorschriften worden toegevoegd indien de situatie daar aanleiding voor geeft.

3.3 Schade en aansprakelijkheid

De gemeente Lopik is niet aansprakelijk voor de schade of ongevallen die door of vanwege het gebruik van de vergunning van de standplaats wordt veroorzaakt.

 

Eventuele beschadigingen worden spoedig door de gemeente Lopik hersteld maar dan wel op kosten van de standplaatshouder indien blijkt dat deze de veroorzaker van de schade is. De uitvoering van de controle op de eventuele schade vindt plaats door de gemeentelijke toezichthouder(s). De toezichthouder benadert de desbetreffende afdeling voor het herstel van de schade en zorgt ervoor dat de rekening bij de standplaatshouder terecht komt.

Hoofdstuk 4 Financieel kader

 

Legeskosten

  • Aan het in behandeling nemen van een aanvraag voor het verkrijgen van een standplaatsvergunning zijn kosten verbonden. De tarieven voor de standplaatsvergunning zijn opgenomen in de legesverordening. Deze wordt jaarlijks vastgesteld. Voor het jaar 2015 bedraagt dit € 200,70.

  • De standplaatshouder betaalt leges voor iedere (nieuwe) vergunningaanvraag. Indien in een aanvraag wordt verzocht om meerdere standplaatsvergunningen betaalt de standplaatshouder, bij toewijzing van meerdere standplaatsen, een bedrag aan leges per in te nemen/verleende standplaatsvergunning.

Precariobelasting

  • Wanneer de vergunning is verleend, wordt bij gebruik van de gemeentegrond precariobelasting in rekening gebracht. Precariobelasting is een directe belasting voor het hebben van voorwerpen op de grond van de gemeente, voor de openbare dienst bestemd. De Belastingsamenwerking gemeenten en hoogheemraadschap Utrecht zal de precariobelasting in rekening brengen.

  • De precario wordt berekend over de hele standplaats. Voor het jaar 2015 bedraagt dit € 0,73 per m 2 per dag, onafhankelijk van het aantal uur per dag.

  • Zolang de vergunning geldig is en de standplaatshouder gemeentelijke grond in gebruik neemt moet precariobelasting betaald worden.

Elektriciteit

Voor de standplaatshouders die gebruik maken van de elektriciteitvoorziening van de gemeente Lopik zal een vast bedrag in rekening worden gebracht, ongeacht de hoeveelheid elektriciteit die verbruikt wordt. Dit is een forfaitair bedrag. Het bedrag zal per jaar vastgesteld worden. Voor het jaar 2015 bedraagt dit € 150,-.

Bijlage 1 Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Lopik 2012

 

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

 

Artikel 1:1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

 

  • a.

    bebouwde kom: de bebouwde kom of kommen weergegeven op de kaart in bijlage 1 bij deze verordening;

  • b.

    bevoegd gezag: bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;

  • c.

    bouwwerk: hetgeen in artikel 1 van de Bouwverordening daaronder wordt verstaan;

  • d.

    college: het college van burgemeester en wethouders;

  • e.

    gebouw: hetgeen in artikel 1, eerste lid, onder c, van de Woningwet daaronder wordt verstaan;

  • f.

    handelsreclame: iedere openbare aanprijzing van goederen of diensten, waarmee kennelijk beoogd wordt een commercieel belang te dienen;

  • g.

    openbaar water: wateren die voor het publiek bevaarbaar of op andere wijze toegankelijk zijn;

  • h.

    openbare plaats: hetgeen in artikel 1 van de Wet openbare manifestaties daaronder wordt verstaan;

  • i.

    rechthebbende: degene die over een zaak zeggenschap heeft krachtens een zakelijk of persoonlijk recht;

  • j.

    weg: hetgeen in artikel 1, eerste lid, onder b van de Wegenverkeerswet daaronder wordt verstaan.

Artikel 1:2 Beslistermijn

  • 1.

    Het bevoegde bestuursorgaan beslist op een aanvraag voor een vergunning of ontheffing binnen acht weken na de datum van ontvangst van de aanvraag.

  • 2.

    Het bestuursorgaan kan de termijn voor ten hoogste acht weken verdagen.

  • 3.

    In afwijking van het tweede lid is artikel 3.9 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing indien beslist wordt op een aanvraag om een ontheffing als bedoeld in artikel 2:10, vierde lid, of een vergunning als bedoeld in artikel 2:11 of artikel 4:11.

Artikel 1:3 Indiening aanvraag

  • 1.

    Indien een aanvraag voor een vergunning of ontheffing wordt ingediend minder dan drie weken vóór het tijdstip waarop de aanvrager de vergunning of ontheffing nodig heeft, kan het bestuursorgaan besluiten de aanvraag niet te behandelen.

  • 2.

    Voor bepaalde, door het bestuursorgaan aan te wijzen, vergunningen of ontheffingen kan de in het eerste lid genoemde termijn worden verlengd tot ten hoogste twaalf weken.

Artikel 1:4 Voorschriften en beperkingen

  • 1.

    Aan een vergunning of ontheffing kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden. Deze voorschriften en beperkingen strekken slechts tot bescherming van het belang of de belangen in verband waarmee de vergunning of ontheffing is vereist.

  • 2.

    Degene aan wie een vergunning of ontheffing is verleend, is verplicht de daaraan verbonden voorschriften en beperkingen na te komen.

Artikel 1:5 Persoonlijk karakter van vergunning of ontheffing

De vergunning of ontheffing is persoonlijk, tenzij bij of krachtens deze verordening anders is bepaald.

Artikel 1:6 Intrekking of wijziging van vergunning of ontheffing

De vergunning of ontheffing kan worden ingetrokken of gewijzigd:

  • a.

    indien ter verkrijging daarvan onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt;

  • b.

    indien op grond van een verandering van de omstandigheden of inzichten opgetreden na het verlenen van de ontheffing of vergunning, intrekking of wijziging noodzakelijk is vanwege het belang of de belangen ter bescherming waarvan de vergunning of ontheffing is vereist;

  • c.

    indien de aan de vergunning of ontheffing verbonden voorschriften en beperkingen niet zijn of worden nagekomen;

  • d.

    indien van de vergunning of ontheffing geen gebruik wordt gemaakt binnen een daarin gestelde termijn dan wel, bij het ontbreken van een gestelde termijn, binnen een redelijke termijn; of

  • e.

    indien de houder dit verzoekt.

Artikel 1:7 Termijnen

De vergunning of ontheffing geldt voor onbepaalde tijd, tenzij bij de vergunning of ontheffing anders is bepaald of de aard van de vergunning of ontheffing zich daartegen verzet.

Artikel 1:8 Weigeringsgronden

De vergunning of ontheffing kan door het bevoegd gezag of het bevoegde bestuursorgaan worden geweigerd in het belang van:

  • a.

    de openbare orde;

 

  • b.

    de openbare veiligheid;

  • c.

    de volksgezondheid;

  • d.

    de bescherming van het milieu.

Afdeling 4. Standplaatsen

Artikel 5:17 Begripsbepaling

  • 1.

    In deze afdeling wordt verstaan onder standplaats: het vanaf een vaste plaats op een openbare en in de openlucht gelegen plaats te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel diensten, gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een kraam, een wagen of een tafel.

  • 2.

    Onder standplaats wordt niet verstaan:

    • a.

      een vaste plaats op een jaarmarkt of markt als bedoeld in artikel 160, eerste lid, aanhef en onder h, van de Gemeentewet;

    • b.

      een vaste plaats op een evenement als bedoeld in artikel 2:24

Artikel 5:18 Standplaatsvergunning en weigeringsgronden

  • 1.

    Het is verboden zonder vergunning van het college een standplaats in te nemen of te hebben.

  • 2.

    Het college weigert de vergunning wegens strijd met een geldend bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit.

  • 3.

    Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan de vergunning worden geweigerd:

    • a.

      indien de standplaats hetzij op zichzelf hetzij in verband met de omgeving niet voldoet aan redelijke eisen van welstand;

    • b.

      indien als gevolg van bijzondere omstandigheden in de gemeente of in een deel van de gemeente redelijkerwijs te verwachten is dat door het verlenen van de vergunning voor een standplaats voor het verkopen van goederen een redelijk verzorgingsniveau voor de consument ter plaatse in gevaar komt.

  • 4.

    Op de vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

Artikel 5:19 Toestemming rechthebbende

Het is de rechthebbende op een perceel verboden toe te staan dat daarop zonder vergunning van het college standplaats wordt of is ingenomen.

Artikel 5:20 Afbakeningsbepalingen

  • 1.

    Het verbod van artikel 5:18, eerste lid is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Wet milieubeheer, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken of het Provinciaal wegenreglement.

  • 2.

    De weigeringsgrond van artikel 5:18, derde lid, onder a, is niet van toepassing op bouwwerken.

Gemeentewet

Artikel 160

  • 1.

    Het college is in ieder geval bevoegd:

    • h.

      jaarmarkten of gewone marktdagen in te stellen, af te schaffen of te veranderen.

Bijlage 2 Vergunningvoorschriften

 

Artikel 1. Inname standplaats

  • 1.

    De standplaats moet door de vergunninghouder persoonlijk worden ingenomen; hij mag deze niet aan een ander afstaan of in gebruik geven; de vergunninghouder mag zich laten bijstaan voor zover dit geen vervanging betreft, behoudens het gestelde in artikel 2.

  • 2.

    Het is de vergunninghouder verboden:

    • a.

      een andere standplaats in te nemen dan in de vergunning is omschreven;

    • b.

      meer ruimte in beslag te nemen dan is vermeld;

    • c.

      andere goederen of waren in voorraad te hebben, uit te stallen, te koop aan te bieden of af te leveren dan die waarvoor de vergunning is verleend;

    • d.

      goederen of waren te koop aan te bieden op andere tijden dan die in de vergunning zijn vermeld;

    • e.

      op de standplaats gebruik te maken van luidsprekers, versterkers, radiotoestellen en andere middelen voor de weergave of versterking van geluid.

  • 3.

    De vergunninghouder neemt de standplaats in, door het plaatsen van de verkoopinrichting, maximaal half uur voor de aanvang van het tijdstip waarop met de verkoop mag worden begonnen.

  • 4.

    De vergunninghouder heeft de standplaats volledig ontruimd, maximaal een half uur na het tijdstip waarop de verkoop stopt.

  • 5.

    De vergunninghouder is verplicht ervoor te zorgen dat zijn standplaats er steeds verzorgd uitziet en dient deze na het verlaten schoon achter te laten.

  • 6.

    De vergunninghouder zal geen geluidsoverlast, geurhinder, overlast door stof, afval

  • 1.

    e.d. veroorzaken.

  • 7.

    De vergunninghouder zorgt ervoor dat (elektriciteits)snoeren e.d. die op de bestrating liggen zijn afgedekt door matten.

  • 8.

    De vergunninghouder moet de vergunning en de daarbij behorende voorschriften en situatietekening bij zich hebben op de momenten dat hij de standplaats inneemt.

  • 9.

    Binnen een straal van twee meter van aanwezige brandkranen mogen geen standplaats/uitstalling, marktkraam of andere voorwerpen worden geplaatst.

  • 10.

    De standplaatshouder mag alleen goedgekeurde verwarmingstoestellen gebruiken.

  • 11.

    Bij de standplaats waar gebakken, gebraden of gefrituurd wordt, moet een goedgekeurde brandblusser aanwezig zijn.

  • 12.

    Voetgangers, fiets- en autoverkeer mogen niet belemmerd of onnodig worden gehinderd en de bereikbaarheid voor de hulpdiensten dient te allen tijde gewaarborgd te blijven.

  • 13.

    Voor de standplaats/uitstalling moet een vrije doorloopruimte zijn van minimaal 2 meter.

  • 14.

    De plaatsing van de standplaats/uitstalling en de zich daarop en -in bevindende zaken moeten windvast zijn. Er mogen geen stoffen of materialen op (andere delen van) de weg komen.

  • 15.

    Er moet voldaan worden aan de voorschriften die voortvloeien uit de Wegenverkeerswetgeving, Winkeltijdenwet, Winkeltijdenverordening Lopik, Warenwet en andere van toepassing zijnde regelgeving.

Artikel 2. Afwezigheid

  • 1.

    Aan de vergunninghouder kan bij afwezigheid wegens ziekte worden toegestaan zich tijdens de duur van de ziekte te doen vervangen voor een termijn van max. 13 weken, gerekend vanaf de eerste dag van afwezigheid op de standplaats. Bedoeld verzoek moet schriftelijk worden ingediend bij het college.

  • 2.

    De vergunninghouder deelt het college minimaal 6 weken vooraf mee wanneer hij geen gebruik meer maakt van de standplaats.

Artikel 3. Overlijden van de vergunninghouder

Na het overlijden van de vergunninghouder kan het college de vergunning overschrijven op de achterblijvende echtgenoot/echtgenote of geregistreerde partner, of een van de meewerkende kinderen, als daarvoor een aanvraag binnen 8 weken na het overlijden wordt ingediend en als er verder geen redenen zijn om de overschrijving te weigeren. De aanvrager dient wel te voldoen aan de gestelde criteria. De erven kunnen de standplaats verkopen aan een personeelslid, mits het personeelslid aan de gestelde criteria voldoet.

 

Artikel 4. standplaatshouder stopt

Standplaatshouders krijgen een standplaatsvergunning voor onbepaalde tijd. Indien een standplaatshouder niet meer van zijn vergunning gebruik wil maken dient de vergunning schriftelijk opgezegd te worden. De standplaatshouder heeft een opzegtermijn van twee kalendermaanden. Het college kan een standplaatsvergunning opzeggen met een opzegtermijn van een jaar. De standplaatshouder kan de standplaats verkopen aan een personeelslid, mits het personeelslid aan de gestelde criteria voldoet.

 

Artikel 5. Intrekkingsgronden

  • 1.

    Het college kan de vergunning intrekken op grond van de in artikel 1:6 APV genoemde intrekkingsgronden.

  • 2.

    Het college gaat in ieder geval over tot intrekking van de vergunning indien:

    • a.

      de vergunninghouder is overleden en geen verzoek tot overschrijving is ingediend binnen de gestelde termijn van 8 weken;

    • b.

      als het terrein als gevolg van bijvoorbeeld bestemmingswijziging niet meer als standplaats gebruikt kan worden. De gemeente zal, indien mogelijk, een vervangende standplaats beschikbaar stellen.

Artikel 6. Stroomvoorziening

  • 1.

    Waar gebruik wordt gemaakt van de voorzieningen die door de gemeente beschikbaar zijn gesteld, zullen de kosten daarvan aan de standplaatshouder worden doorberekend.

  • 2.

    De voor de standplaats/uitstalling noodzakelijke voedingskabels voor de elektriciteitsvoorziening mogen niet in de vrije doorgang voor het publiek worden aangebracht.

  • 3.

    De te gebruiken stroomkabels, die over de verharding van de weg en het trottoir liggen, moeten het type DRAKA QWPK (met KEMA-keur) zijn en afgedekt zijn met een mat. Andere stroomkabels mogen niet over de grond liggen.

  • 4.

    Om geluidsoverlast door aggregaten te voorkomen geldt het volgende:

    • a.

      de standplaatshouder moet gebruik maken van een zogenaamde fluisterstille aggregaat, max. 50 db;

    • b.

      de afstand van de standplaats tot het dichtstbijzijnde gevoelige object dient zodanig te zijn dat voor de bewoners/gebruikers daarvan de aggregaat niet overmatig hoorbaar is.

Artikel 7. Afmetingen

De grootte van de standplaats is afhankelijk van de locatie.

 

Artikel 8. Plaatsing

De juiste plek van de standplaats inclusief het verkoopmiddel wordt door de gemeentelijke toezichthouder(s) aangegeven. Deze (kunnen) worden ingemeten en afgebakend.

 

Bijlage 3 Tekening Centrumplan

 

 


1

Deze termijn is ontleend aan de Algemene Wet Bestuursrecht.

2

Hier geldt ondermeer de regel dat bedrijven die binnen 5 meter van een gebouw staan dienen aan te tonen dat ze een WBDBO (Weerstand tegen BrandDoorslag en BrandOverslag) hebben van ten minste 30 minuten.