Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Amsterdam

Referendumverordening Gemeente Amsterdam 2022

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieAmsterdam
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingReferendumverordening Gemeente Amsterdam 2022
CiteertitelReferendumverordening Gemeente Amsterdam 2022
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpalgemeen
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Verordening op het burgerinitiatief, het volksinitiatief en het referendum.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 84 van de Gemeentewet
  2. artikel 149 van de Gemeentewet
  3. artikel 154 van de Gemeentewet
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-02-2022nieuwe regeling

23-12-2021

gmb-2022-20535

Tekst van de regeling

Intitulé

Referendumverordening Gemeente Amsterdam 2022

De raad van de gemeente Amsterdam,

 

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 29 oktober 2021 ,

gelet op de artikelen 84, 149 en 154 van de Gemeentewet,

Gezien de inspraakreacties en de nota van beantwoording van 25 oktober 2021, de adviezen van de dagelijks besturen van de bestuurscommissies van alle stadsdelen en de adviezen van de initiatief en referendumcommissie van 24 augustus 2021 en 8 november.

 

besluit de volgende verordening vast te stellen:

 

de Referendumverordening Gemeente Amsterdam 2022

 

Artikel 1: Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    college: het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam;

  • b.

    raad: de gemeenteraad van Amsterdam;

  • c.

    kiesgerechtigd: stemrecht hebben voor de verkiezing van de leden van de raad van Amsterdam;

  • d.

    raadsbesluit: een besluit over een aangelegenheid, die onder de bevoegdheid van de raad valt;

  • e.

    collegebesluit: een besluit van het college dat voor wensen en bedenkingen aan de raad wordt voorgelegd in de zin van artikel 169, vierde lid, van de Gemeentewet;

  • f.

    initiatiefnemers: de initiatiefnemers van een referendum, alternatief burgervoorstel of volksinitiatief;

  • g.

    referendum: volksraadpleging over een ontwerp raads- of collegebesluit;

  • h.

    alternatief burgervoorstel: een voorstel ingediend door burgers als alternatief voor een ontwerp raads- of collegebesluit, als bedoeld in sub d en e;

  • i.

    referendum alternatief burgervoorstel: volksraadpleging waarbij een keuze wordt voorgelegd tussen het ontwerp raads- of collegebesluit en het alternatief burgervoorstel, als bedoeld onder h;

  • j.

    volksinitiatief: een eigenstandig voorstel van burgers;

  • k.

    alternatief raadsvoorstel: een alternatief voorstel van de raad voor een volksinitiatief;

  • l.

    referendum op volksinitiatief: volksraadpleging over een volksinitiatief, als bedoeld in sub j;

  • m.

    stadsdeel: gebieden van de gemeente Amsterdam zoals aangewezen in artikel 1 van de Verordening op het lokaal bestuur in Amsterdam.

  • n.

    centraal stembureau: het centraal stembureau van de Gemeente Amsterdam

Artikel 2: Initiatief, referenda, onderwerpen

  • 1.

    Een referendum, alternatief burgervoorstel of volksinitiatief, vindt plaats op initiatief van kiesgerechtigden.

  • 2.

    Drie vormen van referenda zijn mogelijk:

    • a.

      referendum over een ontwerp raads- of collegebesluit

    • b.

      referendum alternatief burgervoorstel

    • c.

      referendum op volksinitiatief

  • 3.

    Een referendum, alternatief burgervoorstel of volksinitiatief is mogelijk over aangelegenheden die onder de bevoegdheid van de raad vallen onderscheidenlijk over besluiten, die voor wensen en bedenkingen aan de raad worden voorgelegd op grond van artikel 169, vierde lid, van de Gemeentewet.

  • 4.

    Van referenda, alternatief burgervoorstellen of volksinitiatieven zijn uitgezonderd besluiten:

    • a.

      van de raad of het college op bezwaar, bedoeld in artikel 6:4, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, dan wel inzake het voeren van rechtsgedingen;

    • b.

      in individuele kwesties, zoals benoemingen, ontslagen, schorsingen en geldelijke voorzieningen voor ambtsdragers of hun nabestaanden;

    • c.

      over het voor kennisgeving aannemen van nota’s en rapporten;

    • d.

      over het vaststellen van de begroting en de rekening;

    • e.

      tot het vaststellen van gemeentelijke tarieven en belastingen;

    • f.

      in het kader van deze verordening;

    • g.

      ter uitvoering van een besluit van een hoger bestuursorgaan of de wetgever waaromtrent het gemeentebestuur geen beleidsvrijheid heeft;

    • h.

      tot de vaststelling, de herziening of de intrekking van een bestemmingsplan.

Artikel 3: Termijnen

In het geval een in deze verordening genoemde termijn valt op een zaterdag, zondag of erkende feestdag, wordt de termijn verlengd tot de eerstvolgende werkdag.

Hoofdstuk 2: De Initiatief- en referendumcommissie

Artikel 4: Samenstelling

  • 1.

    De raad stelt een initiatief- en referendumcommissie in.

  • 2.

    De raad benoemt op voordracht van het college een voorzitter en vier leden van de commissie. De benoeming van de voorzitter en de leden geschiedt voor zes jaar, met de mogelijkheid van eenmalige herbenoeming voor zes jaar.

  • 3.

    Een lid van de commissie is niet tevens:

    • a.

      burgemeester van Amsterdam;

    • b.

      lid van de raad van Amsterdam;

    • c.

      wethouder van Amsterdam;

    • d.

      voorzitter of lid van het dagelijks bestuur van de bestuurscommissie van een stadsdeel;

    • e.

      voorzitter of lid van een stadsdeelcommissie;

    • f.

      ambtenaar door of vanwege het gemeentebestuur aangesteld of daaraan ondergeschikt.

Artikel 5: Taken

  • 1.

    De initiatief- en referendumcommissie heeft tot taak de raad en het college te adviseren over:

    • a.

      of een volksinitiatief of een referendumverzoek of een alternatief burgervoorstel voldoet aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 2;

    • b.

      of een alternatief burgervoorstel of een volksinitiatief voldoet aan de vormvereisten, genoemd in artikel 11, tweede lid, respectievelijk artikel 17, tweede lid;

    • c.

      de formulering van de vraagstelling bij een referendum;

    • d.

      de datum van het referendum;

    • e.

      het in afwijking van artikel 24 houden van een referendum onder kiesgerechtigden in een of enkele stadsdelen zoals genoemd in artikel 25, eerste lid;

    • f.

      de redactie van de referendumkrant, bedoeld in artikel 27;

    • g.

      wijzigingen van deze verordening.

  • 2.

    De commissie houdt toezicht op de correcte uitvoering van deze verordening en een eerlijk verloop van het referendum, en adviseert raad en college gevraagd en ongevraagd dienaangaande.

  • 3.

    De commissie is belast met de behandeling van klachten over besluiten van raad en college inzake referenda, alternatieve burgervoorstellen en volksinitiatieven, de informatievoorziening en de wijze waarop campagnes worden gevoerd. Deze behandeling kan leiden tot openbaarmaking van het oordeel van de commissie.

  • 4.

    De commissie is verantwoordelijk voor het toezicht op de redactie van de referendumkrant, bedoeld in artikel 27.

  • 5.

    De raad stelt een reglement vast ten behoeve van de vergaderingen en de werkwijze van de commissie.

Hoofdstuk 3: Referendum over een ontwerp raads- of collegebesluit

Artikel 6: Inleidend verzoek

  • 1.

    Een inleidend verzoek bevat een aanduiding van het ontwerp raads- of collegebesluit waarop het betrekking heeft, evenals de voornamen, achternamen, adressen en geboortedata van minimaal drie en maximaal zeven initiatiefnemers die gerechtigd zijn het initiatief te vertegenwoordigen.

  • 2.

    Het inleidend verzoek om een referendum te houden wordt ondersteund door ten minste duizend ondersteuningsverklaringen van personen die kiesgerechtigd zijn op de dag dat het formulier, bedoeld in het vijfde lid, wordt verstrekt.

  • 3.

    Een inleidend verzoek wordt schriftelijk ingediend bij de voorzitter van de raad, uiterlijk zeven dagen voor de raadsvergadering waarin het ontwerp raads- of collegebesluit wordt besproken.

  • 4.

    Een ondersteuningsverklaring voor het inleidend verzoek wordt gedaan door opgave van naam, adres, woonplaats en geboortedatum.

  • 5.

    Ondersteuningsverklaringen worden geplaatst op een daartoe door de raad verstrekt formulier waarop de titel van het ontwerp raads- of collegebesluit wordt vermeld. In aanvulling hierop voorziet de gemeentelijke website in de mogelijkheid om digitale ondersteuningsverklaringen in te dienen. Deze digitale mogelijkheid komt zoveel mogelijk overeen met het papieren formulier voor de ondersteuningsverklaringen.

  • 6.

    De raad controleert de ondersteuningsverklaringen op naam, adres, woonplaats, geboortedatum en kiesgerechtigdheid als bedoeld in het tweede lid. Hierbij kan zij de methode van een steekproef gebruiken.

  • 7.

    Op basis van het advies van de initiatief- en referendumcommissie als bedoeld in artikel 5, eerste lid, beslist de raad, artikel 2 in aanmerking nemend, of het inleidend verzoek wordt ingewilligd.

Artikel 7: Opschortende werking

  • 1.

    Als het inleidend verzoek wordt ingewilligd, wordt het ontwerpbesluit zoals dat luidt na verwerking van eventuele aangenomen amendementen waarop het verzoek zich richt, aangehouden tot de eerstvolgende vergadering na de dag waarop de uitslag van het referendum wordt bekendgemaakt, dan wel tot onherroepelijk vaststaat dat geen referendum wordt gehouden.

  • 2.

    Indien een ontwerpbesluit wegens spoedeisendheid geen uitstel kan lijden, kan de raad of het college het besluit toch nemen, onverminderd de mogelijkheid om over het oorspronkelijke ontwerpbesluit een referendum te houden.

Artikel 8: Definitief verzoek

  • 1.

    Het definitief verzoek om een referendum te houden wordt ondersteund door ten minste tienduizend ondersteuningsverklaringen van personen die kiesgerechtigd zijn op de dag dat het formulier, bedoeld in de vierde lid, wordt verstrekt.

  • 2.

    Een definitief verzoek wordt ingediend bij de voorzitter van de raad binnen tien weken na de dag dat de raad heeft besloten dat het inleidend verzoek wordt ingewilligd.

  • 3.

    Een ondersteuningsverklaring voor het definitief verzoek wordt gedaan door opgave van naam, adres, woonplaats en geboortedatum.

  • 4.

    Ondersteuningsverklaringen worden geplaatst op een daartoe door de raad verstrekt formulier waarop de titel van het ontwerp raadsbesluit wordt vermeld. In aanvulling hierop voorziet de gemeentelijke website in de mogelijkheid om digitale ondersteuningsverklaringen in te dienen. Deze digitale mogelijkheid komt zoveel mogelijk overeen met het papieren formulier voor de ondersteuningsverklaringen.

  • 5.

    De raad controleert de ondersteuningsverklaringen op naam, adres, woonplaats, geboortedatum en kiesgerechtigdheid als bedoeld in het eerste lid. Hierbij kan zij de methode van een steekproef gebruiken.

  • 6.

    De raad maakt wekelijks bekend hoeveel geldige ondersteuningsverklaringen zijn ingediend.

  • 7.

    De voor het inleidend verzoek verzamelde ondersteuningsverklaringen tellen niet mee voor het definitief verzoek.

  • 8.

    In de eerstvolgende vergadering van de raad na afloop van de termijn, bedoeld in het tweede lid, neemt de raad een besluit over het houden van het referendum. Indien voldoende geldige ondersteuningsverklaringen zijn ingediend, wijst zij het referendumverzoek toe.

Artikel 9: Vraagstelling

De vraagstelling dient kort en helder te zijn en luidt: Bent u voor of tegen het ontwerp raadsbesluit respectievelijk collegebesluit (titel van het ontwerp raadsbesluit / collegebesluit)

Artikel 10: Vaststelling van de uitslag

  • 1.

    De uitslag wordt bepaald bij gewone meerderheid van het totaal uitgebrachte aantal geldige stemmen. Het centraal stembureau berekent de uitslag van het referendum en geeft aan hoeveel stemmen voor en hoeveel stemmen tegen het ontwerp raadsbesluit / collegebesluit zijn uitgebracht, alsmede het aantal blanco en ongeldige stemmen en het aantal stemmen bij volmacht. Het centraal stembureau stelt vast of een meerderheid voor dan wel tegen het ontwerp raadsbesluit / collegebesluit, heeft gestemd, waarbij blanco en ongeldige stemmen buiten beschouwing worden gelaten.

  • 2.

    Het centraal stembureau brengt de uitslag ten spoedigste over aan de raad.

Hoofdstuk 4: Alternatief burgervoorstel en alternatief referendum

Artikel 11: Inleidend verzoek

  • 1.

    Een inleidend verzoek voor agendering van een alternatief burgervoorstel bestaat uit een aanduiding van het ontwerp raads- of collegebesluit waarop het verzoek betrekking heeft en een alternatief burgervoorstel voor dit raads- of collegebesluit bestaande uit een titel, een samenvatting, een uitwerking en de voornamen, achternamen, adressen en geboortedata van minimaal drie en maximaal zeven initiatiefnemers die gerechtigd zijn het initiatief te vertegenwoordigen.

  • 2.

    Voor het alternatieve burgervoorstel gelden de volgende vormvereisten:

    • a.

      de titel is kort en bondig, vat het voorstel kernachtig samen en is niet misleidend;

    • b.

      de samenvatting bedraagt maximaal 200 woorden;

    • c.

      de uitwerking bedraagt maximaal 2.500 woorden;

    • d.

      het mag niet meerdere onderwerpen bevatten die geheel losstaan van elkaar.

  • 3.

    Bij het uitwerken van het alternatief burgervoorstel kunnen burgers aanspraak maken op ambtelijke ondersteuning.

  • 4.

    Het inleidend verzoek wordt ondersteund door ten minste duizend ondersteuningsverklaringen van personen die kiesgerechtigd zijn op de dag dat het formulier, bedoeld in het zevende lid, wordt verstrekt.

  • 5.

    Een inleidend verzoek wordt schriftelijk ingediend bij de voorzitter van de raad, uiterlijk zeven dagen voor de raadsvergadering waarin het ontwerp raads – of collegebesluit wordt besproken.

  • 6.

    Een ondersteuningsverklaring voor het inleidend verzoek wordt gedaan door opgave van naam, adres, woonplaats en geboortedatum.

  • 7.

    Ondersteuningsverklaringen worden geplaatst op een daartoe door de raad verstrekt formulier waarop de titel van het ontwerp raads- of collegebesluit wordt vermeld evenals titel en samenvatting van het alternatief burgervoorstel. In aanvulling hierop voorziet de gemeentelijke website in de mogelijkheid om digitale ondersteuningsverklaringen in te dienen. Deze digitale mogelijkheid komt zoveel mogelijk overeen met het papieren formulier voor de ondersteuningsverklaringen.

  • 8.

    De raad controleert de ondersteuningsverklaringen op naam, adres, woonplaats, geboortedatum en kiesgerechtigdheid als bedoeld in het eerste lid. Hierbij kan zij de methode van een steekproef gebruiken.

  • 9.

    Bij strijdigheid met de vormvereisten als bedoeld in het tweede lid krijgen de initiatiefnemers eenmalig gelegenheid hun alternatief burgervoorstel aan te passen, waarbij de termijn zoals bedoeld in lid 5 onverkort geldt.

  • 10.

    Op basis van het advies van de initiatief- en referendumcommissie zoals bedoeld in artikel 5, eerste lid, beslist de raad, artikel 2 in aanmerking nemend, of het inleidend verzoek wordt toegelaten.

Artikel 12: Opschortende werking

  • 1.

    Als het inleidend verzoek wordt ingewilligd, wordt het ontwerp besluit zoals dat luidt na verwerking van eventuele aangenomen amendementen waarop het verzoek zich richt, aangehouden tot de eerstvolgende vergadering na de dag waarop de uitslag van het referendum wordt bekendgemaakt, dan wel tot onherroepelijk vaststaat dat geen referendum wordt gehouden.

  • 2.

    Indien een ontwerpbesluit wegens spoedeisendheid geen uitstel kan lijden, kan de raad of het college het besluit toch nemen, onverminderd de mogelijkheid om over het oorspronkelijke ontwerpbesluit een referendum te houden.

Artikel 13: Raadsbehandeling en overleg met initiatiefnemers

  • 1.

    De raad plaatst een toegelaten alternatief burgervoorstel binnen twee maanden op de agenda van zijn vergadering. Tijdens deze vergadering worden de initiatiefnemers als bedoeld in artikel 11, eerste lid gehoord.

  • 2.

    Indien de raad het alternatief burgervoorstel goedkeurt, eindigen de in deze verordening vastgelegde procedures.

  • 3.

    Een afvaardiging van de raad kan namens de raad in overleg treden met de initiatiefnemers om een compromis te bereiken. Indien de raad en de initiatiefnemers tot overeenstemming komen, trekken de initiatiefnemers hun inleidend verzoek in. De initiatiefnemers besluiten bij absolute meerderheid.

  • 4.

    Indien de raad het alternatief burgervoorstel niet goedkeurt, dan wel niet tot overeenstemming komt met de initiatiefnemers, dan kunnen de initiatiefnemers een definitief verzoek tot het houden van een referendum indienen.

Artikel 14: Definitief verzoek

  • 1.

    Het definitief verzoek om een referendum te houden wordt ondersteund door ten minste tienduizend ondersteuningsverklaringen van personen die kiesgerechtigd zijn op de dag dat het formulier, bedoeld in het vierde lid, wordt verstrekt.

  • 2.

    Een definitief verzoek wordt ingediend bij de voorzitter van de raad binnen tien weken na de dag dat de raad heeft besloten dat het inleidend verzoek wordt ingewilligd.

  • 3.

    Een ondersteuningsverklaring voor het definitief verzoek wordt gedaan door opgave van naam, adres, woonplaats en geboortedatum.

  • 4.

    Ondersteuningsverklaringen worden geplaatst op een daartoe door de raad verstrekt formulier waarop de titel van het ontwerp raads- of collegebesluit wordt vermeld evenals titel en samenvatting van het alternatief burgervoorstel. In aanvulling hierop voorziet de gemeentelijke website in de mogelijkheid om digitale ondersteuningsverklaringen in te dienen. Deze digitale mogelijkheid komt zoveel mogelijk overeen met het papieren formulier voor de ondersteuningsverklaringen.

  • 5.

    De raad controleert de ondersteuningsverklaringen op naam, adres, woonplaats, geboortedatum en kiesgerechtigdheid als bedoeld in het eerste lid. Hierbij kan zij de methode van een steekproef gebruiken.

  • 6.

    De raad maakt wekelijks bekend hoeveel geldige ondersteuningsverklaringen zijn ingediend.

  • 7.

    De voor het inleidend verzoek verzamelde ondersteuningsverklaringen tellen niet mee voor het definitief verzoek.

  • 8.

    In de eerstvolgende vergadering van de raad na afloop van de termijn, bedoeld in het tweede lid, neemt de raad een besluit over het houden van het referendum. Indien voldoende geldige ondersteuningsverklaringen zijn ingediend, wijst zij het referendumverzoek toe.

Artikel 15: Vraagstelling

De vraagstelling dient kort en helder te zijn en luidt:

  • A.

    Bent u voor het ontwerp raadsbesluit / collegebesluit (titel ontwerp raadsbesluit / collegebesluit);

  • B.

    Bent u voor het alternatieve burgervoorstel; of

  • C.

    Geen van beiden.

Artikel 16: Vaststelling van de uitslag

  • 1.

    Het centraal stembureau berekent de uitslag van het referendum en geeft aan hoeveel stemmen voor het ontwerp raadsbesluit / collegebesluit, het alternatieve burgervoorstel en geen van beiden zijn uitgebracht, alsmede het aantal blanco en ongeldige stemmen en het aantal stemmen bij volmacht. Het centraal stembureau stelt vast of een meerderheid voor het ontwerp raadsbesluit /collegebesluit, voor het alternatieve burgervoorstel, dan wel geen van beiden heeft gestemd, waarbij blanco en ongeldige stemmen buiten beschouwing worden gelaten. Indien zowel het ontwerp raadsbesluit / collegebesluit als het alternatieve burgerinitiatief geen meerderheid krijgen, worden beide geacht te zijn verworpen.

  • 2.

    Het centraal stembureau brengt de uitslag ten spoedigste over aan de raad.

Hoofdstuk 5: Volksinitiatief en referendum op volksinitiatief

Artikel 17: Inleidend verzoek

  • 1.

    Een inleidend verzoek voor agendering van een volksinitiatief bestaat uit een titel, een samenvatting, een uitwerking en de voornamen, achternamen, adressen en geboortedata van minimaal drie en maximaal zeven initiatiefnemers die gerechtigd zijn het initiatief te vertegenwoordigen.

  • 2.

    Voor het volksinitiatief gelden de volgende vormvereisten:

    • a.

      de titel is kort en bondig, vat het voorstel kernachtig samen en is niet misleidend;

    • b.

      de samenvatting bedraagt maximaal 200 woorden;

    • c.

      de uitwerking bedraagt maximaal 2.500 woorden;

    • d.

      het mag niet meerdere onderwerpen bevatten die geheel losstaan van elkaar.

  • 3.

    Bij het uitwerken van het volksinitiatief kunnen burgers aanspraak maken op ambtelijke ondersteuning.

  • 4.

    Het inleidend verzoek wordt ondersteund door ten minste duizend ondersteuningsverklaringen van personen die kiesgerechtigd zijn op de dag dat het formulier, bedoeld in het zevende lid, wordt verstrekt.

  • 5.

    Een inleidend verzoek wordt schriftelijk ingediend bij de voorzitter van de raad.

  • 6.

    Een ondersteuningsverklaring voor het inleidend verzoek wordt gedaan door opgave van naam, adres, woonplaats en geboortedatum.

  • 7.

    Ondersteuningsverklaringen worden geplaatst op een daartoe door de raad verstrekt formulier waarop de titel en samenvatting van volksinitiatief worden vermeld. In aanvulling hierop voorziet de gemeentelijke website in de mogelijkheid om digitale ondersteuningsverklaringen in te dienen. Deze digitale mogelijkheid komt zoveel mogelijk overeen met het papieren formulier voor de ondersteuningsverklaringen.

  • 8.

    De raad controleert de ondersteuningsverklaringen op naam, adres, woonplaats, geboortedatum en kiesgerechtigdheid als bedoeld in het eerste lid. Hierbij kan zij de methode van een steekproef gebruiken.

  • 9.

    Bij strijdigheid met de vormvereisten als bedoeld in het tweede lid krijgen de initiatiefnemers eenmalig gelegenheid hun volksinitiatief aan te passen.

  • 10.

    Op basis van het advies van de initiatief- en referendumcommissie als bedoeld in artikel 5, eerste lid, beslist de raad, artikel 2 in aanmerking nemend, of het inleidend verzoek wordt toegelaten.

Artikel 18: Raadsbehandeling en overleg met initiatiefnemers

  • 1.

    De raad plaatst een toegelaten volksinitiatief binnen twee maanden op de agenda van zijn vergadering. Tijdens deze vergadering worden de initiatiefnemers als bedoeld in artikel 17, eerste lid gehoord.

  • 2.

    Indien de raad het volksinitiatief goedkeurt, eindigen de in deze verordening vastgelegde procedures.

  • 3.

    Een afvaardiging van de raad kan namens de raad in overleg treden met de initiatiefnemers om een compromis te bereiken. Indien de raad en de initiatiefnemers tot overeenstemming komen, trekken de initiatiefnemers hun inleidend verzoek in. De initiatiefnemers besluiten bij absolute meerderheid.

  • 4.

    Indien de raad het volksinitiatief niet goedkeurt, dan wel niet tot overeenstemming komt met de initiatiefnemers, dan kunnen de initiatiefnemers een definitief verzoek tot het houden van een referendum indienen.

Artikel 19: Definitief verzoek

  • 1.

    Het definitief verzoek om een referendum te houden wordt ondersteund door ten minste tienduizend ondersteuningsverklaringen van personen die kiesgerechtigd zijn op de dag dat het formulier, bedoeld in het vierde lid, wordt verstrekt.

  • 2.

    Een definitief verzoek wordt ingediend bij de voorzitter van de raad binnen tien weken na de dag dat de raad heeft besloten dat het inleidend verzoek wordt ingewilligd.

  • 3.

    Een ondersteuningsverklaring voor het definitief verzoek wordt gedaan door opgave van naam, adres, woonplaats en geboortedatum.

  • 4.

    Ondersteuningsverklaringen worden geplaatst op een daartoe door de raad verstrekt formulier waarop de titel en samenvatting van het volksinitiatief worden vermeld. In aanvulling hierop voorziet de gemeentelijke website in de mogelijkheid om digitale ondersteuningsverklaringen in te dienen. Deze digitale mogelijkheid komt zoveel mogelijk overeen met het papieren formulier voor de ondersteuningsverklaringen.

  • 5.

    De raad controleert de ondersteuningsverklaringen op naam, adres, woonplaats, geboortedatum en kiesgerechtigdheid als bedoeld in het eerste lid. Hierbij kan zij de methode van een steekproef gebruiken.

  • 6.

    De raad maakt wekelijks bekend hoeveel geldige ondersteuningsverklaringen zijn ingediend.

  • 7.

    De voor het inleidend verzoek verzamelde ondersteuningsverklaringen tellen niet mee voor het definitief verzoek.

  • 8.

    In de eerstvolgende vergadering van de raad na afloop van de termijn, bedoeld in het eerste lid, neemt de raad een besluit over het houden van het referendum. Indien voldoende geldige ondersteuningsverklaringen zijn ingediend, wijst zij het referendumverzoek toe.

Artikel 20: Alternatief raadsvoorstel

  • 1.

    De raad kan een alternatief raadsvoorstel formuleren, dat tegelijk met het volksinitiatief ter stemming wordt gebracht.

  • 2.

    Voor het alternatief raadsvoorstel gelden de volgende vormvereisten:

    • a.

      de titel is kort en bondig, vat het voorstel kernachtig samen en is niet misleidend;

    • b.

      de samenvatting bedraagt maximaal 200 woorden;

    • c.

      de uitwerking bedraagt maximaal 2.500 woorden;

    • d.

      het mag niet meerdere onderwerpen bevatten die geheel losstaan van elkaar.

Artikel 21: Vraagstelling

  • 1.

    De naamgeving van het onderwerp dient duidelijk te zijn.

  • 2.

    Indien de raad geen alternatief raadsvoorstel heeft geformuleerd als bedoeld in artikel 20, luidt de vraagstelling: Bent u voor of tegen het volksinitiatief (titel volksinitiatief)?

  • 3.

    Indien de raad een alternatief raadsvoorstel heeft geformuleerd als bedoeld in artikel 20, luidt de vraagstelling:

    • A.

      Bent u voor het alternatief raadsvoorstel (titel raadsvoorstel);

    • B.

      Bent u voor het volksinitiatief (titel volksinitiatief); of

    • C.

      Geen van beiden.

Artikel 22: Vaststelling van de uitslag

  • 1.

    De uitslag van het referendum op het volksinitiatief zonder alternatief raadsvoorstel, wordt bepaald bij gewone meerderheid van het totaal uitgebrachte aantal geldige stemmen. Het centraal stembureau berekent de uitslag van het referendum en geeft aan hoeveel stemmen voor het volksinitiatief en hoeveel stemmen tegen het volksinitiatief zijn uitgebracht, alsmede het aantal blanco en ongeldige stemmen en het aantal stemmen bij volmacht. Het centraal stembureau stelt vast of een meerderheid voor dan wel tegen het volksinitiatief, heeft gestemd, waarbij blanco en ongeldige stemmen buiten beschouwing worden gelaten.

  • 2.

    Indien de raad een alternatief raadsvoorstel heeft geformuleerd als bedoeld in artikel 20, berekent het centraal stembureau de uitslag van het referendum en geeft aan hoeveel stemmen voor het alternatief raadsvoorstel, het volksinitiatief en geen van beiden zijn uitgebracht, alsmede het aantal blanco en ongeldige stemmen en het aantal stemmen bij volmacht. Het centraal stembureau stelt vast of een meerderheid voor het alternatief raadsvoorstel, voor het volksinitiatief, dan wel geen van beiden heeft gestemd, waarbij blanco en ongeldige stemmen buiten beschouwing worden gelaten. Indien zowel het alternatief raadsvoorstel als het volksinitiatief geen meerderheid krijgen, worden beide geacht te zijn verworpen.

  • 3.

    Het centraal stembureau brengt de uitslag ten spoedigste over aan de raad.

Hoofdstuk 6: Nadere regels voor referenda

Artikel 23: Datum referendum

  • 1.

    De raad bepaalt tegelijk met het besluit om een referendum te houden, of zo spoedig mogelijk daarna, de dag waarop de stemming over het referendum plaatsvindt.

  • 2.

    De stemming vindt plaats niet eerder dan vijf maanden en niet later dan tien maanden na de dag waarop besloten is tot het houden van een referendum. De raad kan deze termijn met ten hoogste twee maanden verlengen om de stemming te combineren met een reguliere verkiezing van de raad, provinciale staten, de Tweede Kamer of het Europees Parlement om te voorkomen dat de stemming in een schoolvakantie voor het basis- en voortgezet onderwijs valt die voor de regio is aangewezen.

Artikel 24: Organisatie van de stemming

  • 1.

    De stemming wordt zoveel mogelijk op dezelfde manier georganiseerd als de verkiezingen voor de leden van de raad.

  • 2.

    Kiesgerechtigd zijn burgers die op de drieënveertigste dag voor de dag van het referendum kiesgerechtigd zijn voor de verkiezing van de leden van de raad.

  • 3.

    In afwijking van het eerste lid kan de raad besluiten dat de stemming al dan niet aanvullend plaatsvindt via het internet of via briefstemmen.

Artikel 24a: Procedure stemming

Op de procedure ter voorbereiding, stemming, en de vaststelling en bekendmaking van de uitslag van het referendum zijn de hoofdstukken E, paragrafen 2 en 4, J, L, N, paragraaf 1, en P, paragrafen 1 en 4, van de Kieswet van overeenkomstige toepassing, voor zover bij deze verordening niet anders is bepaald.

Artikel 25: Stadsdeelreferenda

  • 1.

    Indien het onderwerp van het referendum slechts de inwoners van een kleiner deel van de gemeente raakt, kan de raad in afwijking van artikel 24, tweede lid en na advies van de Initiatief- en referendumcommissie en de stadsdeelcommissie(s) die het aangaat, bepalen dat slechts de inwoners van een of enkele stadsdelen kiesgerechtigd zijn voor het referendum.

  • 2.

    In het in lid 1 genoemde geval, wordt een definitief verzoek, in stadsdelen met

    • a.

      minder dan 100.000 inwoners, in afwijking van artikel 8, eerste lid, artikel 14, eerste lid en artikel 19, eerste lid, ondersteund door ten minste drieduizend personen die kiesgerechtigd zijn op de dag dat het formulier, bedoeld in artikel 8, vierde lid, artikel 14, vierde lid en artikel 19, vierde lid, wordt verstrekt.

    • b.

      meer dan 100.000 inwoners en minder dat 300.000 inwoners, in afwijking van artikel 8, eerste lid, artikel 14, eerste lid en artikel 19, eerste lid, ondersteund door ten minste vijfduizend personen die kiesgerechtigd zijn op de dag dat het formulier, bedoeld in artikel 8, vierde lid, artikel 14, vierde lid en artikel 19, vierde lid, wordt verstrekt.

  • 3.

    De uitslag wordt vastgesteld conform artikel 10 lid eerste lid, artikel 16 lid eerste lid of artikel 22 eerste lid en tweede lid, afhankelijk van de aard van het gehouden referendum.

Artikel 26: Budget en subsidie

  • 1.

    Onmiddellijk nadat is besloten tot het houden van een referendum, stelt de raad een budget vast voor de organisatie van het referendum en voor het voeren van campagne.

  • 2.

    De referendumkrant, bedoeld in artikel 27, valt onder het budget voor de organisatie van het referendum.

  • 3.

    Het college kan aan een initiatiefnemer voor een referendum en andere partijen die een campagne willen voeren rondom dat referendum een nader te bepalen bijdrage verlenen voor de kosten van campagneactiviteiten ten behoeve van dat referendum.

  • 4.

    De raad stelt met inachtneming van een advies van de initiatief- en referendumcommissie nadere regels vast voor de voorwaarden waaraan moet worden voldaan om in aanmerking te komen voor een bijdrage in de kosten van de campagneactiviteiten en over de uitbetaling van de bijdrage.

  • 5.

    Op bijdrages verstrekt op grond van deze verordening is de Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2013 niet van toepassing.

  • 6.

    De wethouder die verantwoordelijk is voor het onderwerp maakt voor de campagne uitsluitend gebruik van de subsidie die hem door de raad is toegekend. Het ambtelijk apparaat en de gemeentelijke communicatiekanalen worden niet gebruikt voor de campagne en stellen zich inzake het referendum politiek neutraal op.

Artikel 27: Referendumkrant

  • 1.

    Onder verantwoordelijkheid van de voorzitter van de raad wordt een referendumkrant uitgebracht.

  • 2.

    Vier weken voor het referendum wordt huis-aan-huis de referendumkrant verspreid. Tevens wordt de referendumkrant via de gemeentelijke website beschikbaar gemaakt.

  • 3.

    Van de inhoud van de referendumkrant wordt een toegankelijke audiovisuele editie gemaakt die zo breed mogelijk onder de aandacht wordt gebracht.

  • 4.

    De referendumkrant bevat tenminste:

    • a.

      informatie over het referendum;

    • b.

      een zakelijke samenvatting van de huidige stand van zaken en de veranderingen die het referendumvoorstel respectievelijk de referendumvoorstellen zouden bewerkstelligen;

    • c.

      de titel, samenvatting en uitwerking van de referendumvoorstellen die ter stemming worden gebracht;

    • d.

      gelijke ruimte voor de raad dan wel het college en de initiatiefnemers voor hun argumenten.

Artikel 28: Gevolgen van de uitslag

Binnen vier weken na het houden van het referendum neemt de raad een besluit met betrekking tot het onderwerp van het referendum.

Hoofdstuk 7: Slotbepalingen

Artikel 29: Strafbepalingen

Met een hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de tweede categorie wordt gestraft degene die:

  • a.

    stembiljetten, volmachtbewijzen of stempassen namaakt of vervalst met het oogmerk deze als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;

  • b.

    stembiljetten, volmachtbewijzen of stempassen die hij zelf heeft nagemaakt of vervalst of waarvan de valsheid of vervalsing hem, toen hij deze ontving, bekend was, opzettelijk als echt en onvervalst gebruikt of door anderen doet gebruiken;

  • c.

    stembiljetten, volmachtbewijzen of stempassen voorhanden heeft met het oogmerk om deze wederrechtelijk te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;

  • d.

    als gemachtigde stemt voor een persoon, wetende dat deze is overleden;

  • e.

    bij een referendum door gift of belofte een kiesgerechtigde omkoopt om volmacht te geven tot het uitbrengen van zijn stem;

  • f.

    stelselmatig personen aanspreekt of anderszins persoonlijk benadert ten einde hen te bewegen het formulier op hun oproepingskaart, bestemd voor het stemmen bij volmacht, te ondertekenen en deze kaart af te geven.

Artikel 30: Evaluatie

Deze verordening wordt drie jaar na de inwerkingtreding hiervan geëvalueerd op de werkwijze en de resultaten op de beoogde doelstelling.

Artikel 31: Intrekking

De Verordening op het burgerinitiatief, het volksinitiatief en het referendum wordt ingetrokken.

Artikel 32: Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 februari 2022.

Artikel 33: Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als Referendumverordening Gemeente Amsterdam 2022.

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 23 december 2021.

De voorzitter

Femke Halsema

De raadsgriffier

Jolien Houtman

Bijlage: Toelichting bij referendumverordening Amsterdam

Algemeen deel

 

Aanleiding voor de herziening

 

In de ‘Verordening op het burgerinitiatief, het volksinitiatief en het referendum’ bestonden hoge drempels voor de aanvraag van referenda en de indiening van volksinitiatieven en waren veel onderwerpen uitgezonderd. Mede hierdoor hebben er sinds 2002 geen (stadsbrede) referenda meer plaatsgevonden. Tevens was de verordening een aantal keren (soms ingrijpend) gewijzigd waardoor de samenhang verdwenen was. Zo was de beperking tot formele besluiten in de zin van de Algemene wet bestuursrecht alleen voor referenda doorgevoerd en niet voor burger- en volksinitiatieven. Dit betekende dat over (de wijziging van) een verordening dus geen referendum mogelijk was, maar wel een volksinitiatief. Voor volksinitiatieven gold in de oude verordening geen opschortende werking van raadsbesluiten, waardoor burgers het volksinitiatief niet konden gebruiken om een alternatief voor een ontwerp raadsbesluit in te dienen. Vanuit de wens de drempels voor referenda te verlagen, meer besluiten referendabel te maken en meer interactie tussen burgers en bestuur te entameren, is besloten een geheel nieuwe referendumverordening in te stellen.

 

Vergelijking tussen de oude en nieuwe verordening

 

Instrumenten:

De oude verordening regelde een referendum (over ontwerp raadsbesluiten) en een referendum op volksinitiatief (over eigenstandige voorstellen van burgers). De nieuwe verordening regelt ook een mengvorm hiertussen: een ‘referendum over een alternatief voorstel’ waarbij burgers een alternatief voorstel doen als vervanging voor een ontwerp raadsbesluit. Omgekeerd kan ook de raad een alternatief voorstel doen bij een volksinitiatief. Bij zowel referenda als alternatieve referenda wordt de besluitvorming door de raad opgeschort.

 

De oude verordening maakte ook een burgerinitiatief mogelijk waarmee burgers een voorstel op de agenda van de raad kunnen plaatsen maar gaf recht geeft op een referendum.

Dit burgerinitiatief wordt in een aparte verordening of regeling geregeld.

 

Referendabele onderwerpen:

De oude verordening beperkte de mogelijkheid van referenda tot besluiten van de raad in de zin van de Algemene Wet Bestuursrecht. Veel raadsbesluiten vallen daarbuiten. In de nieuwe verordening is die beperking geschrapt en worden ook referenda mogelijk over collegebesluiten die op grond van artikel 169,vierde lid, Gemeentewet voor wensen en bedenkingen worden voorgehangen aan de raad.

 

Besluiten waar de burgemeester verantwoordelijk voor is zijn referendabel als ze vallen onder de bevoegdheid van de raad, maar niet als het besluiten zijn in het kader van een zelfstandige bevoegdheid van de burgemeester. Het besluit van de raad om de burgemeester – bijvoorbeeld – de bevoegdheid te verlenen veiligheidsrisicogebieden aan te wijzen (op grond van artikel 151b Gemeentewet) is dus wel referendabel, het vervolgens gebruik maken van die bevoegdheid door de burgemeester door een concreet aanwijzingsbesluit te nemen, is niet referendabel. Besluiten in het kader van de zelfstandige openbare orde bevoegdheden van de burgemeester op grond van artikel 172 e.v. Gemeentewet zijn derhalve niet referendabel.

 

Uitzonderingen:

De oude verordening zonderde de volgende onderwerpen uit van referenda:

 

  • a.

    beslissingen van de raad op bezwaar dan wel inzake het voeren van rechtsgedingen;

  • b.

    beslissingen met betrekking tot individuele kwesties, zoals benoemingen, ontslagen, schorsingen en geldelijke voorzieningen voor ambtsdragers en hun nabestaanden;

  • c.

    het voor kennisgeving aannemen van nota's en rapporten;

  • d.

    het vaststellen van de begroting en de rekening;

  • e.

    het vaststellen van gemeentelijke tarieven en belastingen;

  • f.

    beslissingen in het kader van deze verordening;

  • g.

    beslissingen ter uitvoering van een besluit van een hoger bestuursorgaan of de wetgever waaromtrent de raad geen beleidsvrijheid heeft;

  • h.

    de vaststelling, de herziening of de intrekking van een bestemmingsplan;

  • i.

    andere beslissingen dan de beslissing die door de raad in de startnotitie inrichting besluitvormingsproces als referendabel wordt aangewezen bij grote (infrastructurele) projecten;

  • j.

    het instellen, het samenvoegen of het opheffen van bestuurscommissies;

  • k.

    beslissingen waarvan de inwerkingtreding of uitvoering niet kan worden uitgesteld vanwege de ermee gemoeide spoedeisende gemeentelijke belangen.

In de nieuwe verordening blijven de uitzonderingen a t/m h gehandhaafd. Bestemmingsplannen (h) blijven vooralsnog uitgezonderd omdat nog onduidelijk is hoe de nieuwe Omgevingswet uitpakt voor gemeenten. De uitzonderingen i (besluiten bij grote infrastructurele projecten) en j (bestuurscommissies) zijn geschrapt. Uitzondering k (spoedeisendheid) is nu geclausuleerd: na een referendumverzoek kan de raad een besluit toch nemen maar dan vindt het referendum alsnog achteraf plaats.

 

Aantal ondersteuningsverklaringen:

Om een referendum aan te vragen of een volksinitiatief in te dienen waren in de oude verordening voor de eerste stap 1.200 ondersteuningsverklaringen nodig, voor de tweede stap 6.750 ondersteuningsverklaringen binnen 3 weken en voor de derde stap 27.000 ondersteuningsverklaringen binnen 6 weken. Voor het aanvragen van een volksinitiatief gold voor de eerste stap geen termijn. In de nieuwe verordening is het aantal ondersteuningsverklaringen verlaagd, zijn de termijnen verlengd en zijn de tweede en derde stap bij de aanvraag van een referendum samengevoegd. Voor het inleidend verzoek voor een referendum of de raadsbehandeling van een volksinitiatief of alternatief burgervoorstel zijn 1.000 ondersteuningsverklaringen nodig. Voor het definitief verzoek voor het houden van een referendum zijn 10.000 ondersteuningsverklaringen nodig binnen 10 weken.

 

Geldigheid van de uitslag:

In de oude verordening gold een referendumuitslag als ongeldig wanneer niet minstens 20 procent van de kiesgerechtigden deelnam aan het referendum. In de nieuwe verordening is deze eis vervallen.

 

Mogelijkheid van stemmen via internet en brief:

In de oude verordening werd uitgegaan van stemmen in de stembureaus, vergelijkbaar met de verkiezingen. De nieuwe verordening maakt mogelijk dat de raad ook kan besluiten tot stemmen via het internet of via brief. Hiertoe dient wel nader onderzoek gedaan te worden (veiligheid, fraudegevoeligheid, kosten) alvorens daartoe daadwerkelijk zal worden besloten.

 

Procedures bij de verschillende referendumvormen

Deze verordening maakt drie verschillende vormen van referendum mogelijk, die elk een eigen verloop hebben.

 

Referendum:

Hiermee kunnen de initiatiefnemers voorstellen een besluit van de raad of het college tegen te houden, waarna de raad uiteindelijk beslist. Het inleidend verzoek met 1.000 ondersteuningsverklaringen moet niet later worden ingediend dan zeven dagen voor de raadsvergadering waarvoor het besluit is geagendeerd. Vervolgens kijkt de initiatief- en referendumcommissie of het besluit waarop het referendumverzoek zich richt onder de uitzonderingen valt. Is dat niet het geval, dan adviseert de commissie aan de raad om het inleidend verzoek in te willigen en beslist de raad overeenkomstig. Zij schort dan de besluitvorming op in afwachting tot het houden van het referendum, of tot het moment waarop vaststaat dat geen referendum gehouden zal worden. Vervolgens hebben de initiatiefnemers 10 weken de tijd om 10.000 ondersteuningsverklaringen in te zamelen voor een definitief verzoek. Bij de beoordeling van het definitief verzoek kijkt de raad alleen of voldoende geldige ondersteuningsverklaringen zijn ingediend. De toetsing of het onderwerp op zichzelf referendabel is, is immers al in de inleidende fase gedaan.

 

Referendum alternatief burgervoorstel:

Hierbij kunnen de initiatiefnemers een alternatief burgervoorstel indienen als vervanging voor een ontwerp raads- of collegebesluit waarmee zij het niet eens zijn. Het inleidend verzoek met 1.000 ondersteuningsverklaringen moet niet later worden ingediend dan zeven dagen voor de raadsvergadering waarvoor het besluit is geagendeerd. Vervolgens kijkt de initiatief- en referendumcommissie of het besluit waarop het referendumverzoek zich richt niet onder de uitzonderingen valt. Is dat niet het geval, dan adviseert de commissie aan de raad om het inleidend verzoek in te willigen en beslist de raad overeenkomstig. Zij schort dan de besluitvorming op en behandelt het alternatief burgervoorstel. Neemt de raad dit aan, dan eindigt het initiatief. De raad kan ook pogen om een compromis te bereiken met de initiatiefnemers, waarbij een delegatie uit de raad het voortouw neemt. Als dat lukt, dan trekken de initiatiefnemers hun alternatief burgervoorstel in.

 

Wil de raad echter vasthouden aan haar oorspronkelijke ontwerpbesluit, dan hebben de initiatiefnemers nog 10 weken om 10.000 ondersteuningsverklaringen in te dienen voor een referendum. Bij de beoordeling van het definitief verzoek kijkt de raad alleen of voldoende geldige ondersteuningsverklaringen zijn ingediend. De toetsing of het onderwerp op zichzelf referendabel is, is immers al in de inleidende fase gedaan. Ook tijdens de inzameling voor dit definitief verzoek kunnen de raad en de initiatiefnemers nog een compromis bereiken en zo een referendum voorkomen (dat beide zijden immers kunnen verliezen).

 

Bij het referendum kan het electoraat kiezen tussen het oorspronkelijke ontwerp raads- of collegebesluit, het alternatief burgervoorstel, of geen van beide (ofwel de status quo). Het voorstel dat de meerderheid van stemmen heeft, wordt geacht te zijn aangenomen.

 

Volksinitiatief:

Een volksinitiatief is een eigenstandig voorstel van burgers zonder dat er sprake is van een ontwerp raads- of collegebesluit dat zij tegelijk willen tegenhouden. Om die reden geldt er geen termijn voor een volksinitiatief. Via een inleidend verzoek kunnen de initiatiefnemers met 1.000 ondersteuningsverklaringen een raadsbehandeling van hun volksinitiatief afdwingen. De initiatief- en referendumcommissie toetst vooraf of het onderwerp niet onder de uitzonderingen valt. Is dat niet het geval, dan adviseert de commissie aan de raad om het volksinitiatief inhoudelijk te behandelen en besluit de raad overeenkomstig.

 

De raad kan het volksinitiatief overnemen; dan eindigt het initiatief. Een delegatie uit de raad kan namens de raad ook in overleg treden met de initiatiefnemers om een compromis te bereiken. Lukt dat, dan trekken de initiatiefnemers hun volksinitiatief terug. Neemt de raad het niet over en komen de initiatiefnemers en de raad niet tot overeenstemming, dan hebben de initiatiefnemers de mogelijkheid om een definitief verzoek voor een referendum over hun volksinitiatief af te dwingen door indiening van 10.000 ondersteuningsverklaringen in 10 weken. Bij de beoordeling van het definitief verzoek kijkt de raad alleen of voldoende geldige ondersteuningsverklaringen zijn ingediend. De toetsing of het onderwerp op zichzelf referendabel is, is immers al in de inleidende fase gedaan. Ook tijdens de inzameling voor dit definitief verzoek kunnen de raad en de initiatiefnemers nog een compromis bereiken en zo een referendum voorkomen (dat beide zijden immers kunnen verliezen). Wordt het referendum gehouden, dan heeft de raad het recht om een tegenvoorstel te zetten naast het volksinitiatief. De kiezers kunnen zich dan voor het volksinitiatief uitspreken of voor het alternatief raadsvoorstel of voor geen van beide. Het voorstel dat de meerderheid van stemmen heeft, wordt geacht te zijn aangenomen.

 

Artikelsgewijze toelichting

 

Artikel 1: Definities

De definities zijn onder meer van belang opdat het verschil tussen het referendum, het referendum alternatief burgervoorstel en het referendum op volksinitiatief duidelijk wordt.

 

Artikel 2: Initiatief, soorten referenda, onderwerpen

Dit artikel geeft de reikwijdte en de uitzonderingen aan voor zowel referenda als voor alternatieve burgervoorstellen en volksinitiatieven die tot een referendum kunnen leiden. Over aangelegenheden die onder competentie van de raad vallen, evenals collegebesluiten die op grond van de Gemeentewet voor wensen of bedenkingen voorgehangen moeten worden aan de raad, kunnen referendumverzoeken, alternatieve burgervoorstellen of volksinitiatieven worden ingediend. Een aantal onderwerpen is uitgezonderd (vierde lid). De initiatief- en referendumcommissie en de raad toetsen marginaal: is een onderwerp toegelaten en niet uitgezonderd, dan wordt het verzoek van initiatiefnemers toegelaten. Hierbij wordt nog opgemerkt dat artikel 169, vierde lid van de Gemeentewet verwijst naar de bevoegdheden van het college in artikel 160, eerste lid onder sub e, f, g en h, maar sub h bestaat niet meer sinds een wijziging. Uit de wijzigingswet volgt dat het toen geldende onderdeel d is komen te vervallen onder verlettering van de onderdelen e tot en met h tot d tot en met g. Bij de toepassing van deze Verordening en artikel 169, vierde lid Gemeentewet en bij de beoordeling van de vraag of een ontwerpbesluit referendabel is, dient in artikel 160 Gemeentewet dan ook onderdeel d tot en met g te worden gelezen in plaats van e tot en met h.

 

Artikel 4: Initiatief- en referendumcommissie

De commissie bestaat uit een voorzitter en vier leden. De raad draagt zorg voor ambtelijke ondersteuning van de commissie, middels het onder de griffie werkzame Referendumbureau.

 

Artikel 5: Taken van de initiatief en -referendumcommissie

De commissie neemt een onafhankelijke positie in en geeft zwaarwegende adviezen aan de raad en het college, in ieder geval over de vraag of een referendumverzoek, alternatief burgervoorstel en volksinitiatief onder de uitzonderingen vallen, de formulering van de vraagstelling, het houden van referenda in een of enkele stadsdelen in plaats van in de hele gemeente, wijzigingen van deze verordening. Verder is de commissie verantwoordelijk voor het toezicht houden op de redactie van de referendumkrant, op de informatievoorziening en op een eerlijk verloop van het proces en de behandelingen van klachten van burgers. Er wordt een apart reglement opgesteld ten behoeve van de vergaderingen en de werkwijze van de commissie.

 

Artikel 6: Inleidend verzoek referendum

Een inleidend verzoek voor een referendum wordt als volgt ingediend. Duizend ondersteuningsverklaringen van kiesgerechtigde Amsterdammers moeten zijn ingediend niet later dan zeven dagen voor de raadsvergadering waarvoor een ontwerp raads- of collegebesluit staat geagendeerd. De raad kan in deze vergadering beslissen over de toelaatbaarheid van een referendumverzoek, maar kan dat besluit ook verdagen, indien het ontwerpbesluit wordt aangehouden tot het referendum heeft plaatsgevonden dan wel totdat onherroepelijk vaststaat dat geen referendum wordt gehouden. Een ondersteuningsverklaring afgeven moet op lijsten verstrekt door de raad die zowel op papier als via internet beschikbaar worden gemaakt.

 

Artikel 7: Opschortende werking

Hangende het onderzoek of een referendumverzoek over een ontwerp raads- of collegebesluit wordt toegelaten en voldoende ondersteund is, wordt het ontwerp besluit aangehouden. Spoedeisende besluiten mogen wel genomen worden, maar dan vindt het referendum over het oorspronkelijke ontwerpbesluit alsnog achteraf plaats.

 

Artikel 8: Definitief verzoek referendum

Een definitief verzoek voor een referendum wordt als volgt ingediend. Tienduizend ondersteuningsverklaringen van kiesgerechtigde Amsterdammers moeten zijn ingediend binnen tien weken na het raadsbesluit dat het inleidend verzoek voldoende geldig ondersteund wordt. Een ondersteuningsverklaring afgeven moet op lijsten verstrekt door het college die zowel op papier als via internet beschikbaar worden gemaakt. In dit stadium toetst de raad nog slechts of voldoende geldige ondersteuningsverklaringen zijn ingediend. Is dat het geval, dan wordt het definitief verzoek toegelaten.

 

Artikel 9: Vraagstelling

Dit artikel stelt dat de vraagstelling kort en helder moet zijn en legt de vorm van de vraagstelling vast.

 

Artikel 10: Vaststelling van de uitslag

De uitslag wordt bepaald bij gewone meerderheid van het totaal uitgebrachte aantal geldige stemmen. De verordening regelt geen minimaal vereist opkomst- of deelnamepercentage.

 

Artikel 11: Inleidend verzoek alternatief burgervoorstel

Een inleidend verzoek voor behandeling van een alternatief burgervoorstel (een voorstel van burgers dat zij in plaats van een ontwerp raadsbesluit agenderen) wordt ingediend als volgt. Duizend ondersteuningsverklaringen van kiesgerechtigde Amsterdammers moeten zijn ingediend niet later dan zevene dagen voor de raadsvergadering waarvoor een ontwerp raads- of collegebesluit staat geagendeerd. De raad kan in deze vergadering beslissen over de toelaatbaarheid van een referendumverzoek, maar kan dat besluit ook verdagen, indien het ontwerp besluit maar wordt aangehouden tot het referendum heeft plaatsgevonden dan wel totdat onherroepelijk vaststaat dat geen referendum wordt gehouden. Een ondersteuningsverklaring afgeven moet op lijsten verstrekt door de raad die zowel op papier als via internet beschikbaar worden gemaakt.

 

Artikel 12: Opschortende werking

Hangende het onderzoek of een alternatief burgervoorstel aan de voorwaarden voldoet en voldoende wordt ondersteund, wordt het ontwerp besluit aangehouden. Spoedeisende besluiten mogen wel door de raad genomen worden, maar dan vindt het referendum over het oorspronkelijke ontwerpbesluit alsnog achteraf plaats.

 

Artikel 13: Raadsbehandeling en overleg met initiatiefnemers

De behandeling van alternatieve burgervoorstellen door de raad vindt plaats als volgt. De raad kan een alternatief burgervoorstel overnemen. Dan eindigt het initiatief. Een delegatie uit de raad kan namens de raad ook in overleg treden met de initiatiefnemers. Het recht van initiatiefnemers om hun alternatief burgervoorstel in te trekken, maakt het mogelijk voor de raad en de initiatiefnemers om in overleg te treden en tot een compromis te komen. Zo kunnen beide een referendum met een voor beide onzekere uitkomst voorkomen. Lukt het bereiken van een compromis niet, dan hebben de initiatiefnemers het recht om met steun van tienduizend burgers een definitief verzoek voor een referendum in te dienen. Tijdens de handtekeningeninzameling voor de definitieve fase kunnen de raad en de initiatiefnemers alsnog tot een compromis komen. Het referendum gaat dan niet door.

 

Artikel 14: Definitief verzoek alternatief referendum

Een definitief verzoek voor een alternatief referendum wordt ingediend als volgt. Tienduizend ondersteuningsverklaringenn van kiesgerechtigde Amsterdammers moeten zijn ingediend binnen tien weken na het raadsbesluit dat het inleidend verzoek voldoende geldig ondersteund wordt. Een ondersteuningsverklaring afgeven moet op lijsten verstrekt door de raad die zowel op papier als via internet beschikbaar worden gemaakt. In dit stadium toetst de raad nog slechts of voldoende geldige ondersteuningsverklaringen zijn ingediend. Is dat het geval, dan wordt het definitief verzoek toegelaten. Het referendum gaat dan over zowel het ontwerp raads- of collegebesluit en het alternatief burgervoorstel.

 

Artikel 15: Vraagstelling

Dit artikel stelt dat de titel van het referendum conform de titel van het betreffende ontwerp college- of raadsbesluit luidt. Dit artikel legt tevens de vorm van de vraagstelling vast. Kiezers kunnen voor het ontwerp raads- of collegebesluit stemmen of voor het alternatieve burgervoorstel of voor geen beide.

 

Artikel 16: Vaststelling van de uitslag

De uitslag wordt bepaald bij gewone meerderheid van het totaal uitgebrachte aantal geldige stemmen. Indien beide voorstellen geen meerderheid krijgen, gelden beide als verworpen. De status quo blijft dan bestaan. Indien een van de voorstellen een meerderheid krijgt, dan wordt dat voorstel geacht te zijn aangenomen. De verordening regelt geen minimaal vereist opkomst- of deelnamepercentage.

 

Artikel 17: Inleidend verzoek volksinitiatief

Een inleidend verzoek voor behandeling van een volksinitiatief (een eigenstandig voorstel van burgers) wordt ingediend als volgt. Duizend ondersteuningsverklaringen van kiesgerechtigde Amsterdammers moeten zijn ingediend. Er is geen termijn voor het inleidende verzoek. Een ondersteuningsverklaring afgeven moet op lijsten verstrekt door de raad die zowel op papier als via internet beschikbaar worden gemaakt.

 

Artikel 18: Raadsbehandeling en overleg met initiatiefnemers

De raad kan een volksinitiatief overnemen. Dan eindigt het initiatief. Een delegatie uit de raad kan namens de raad ook in overleg treden met de initiatiefnemers. Het recht van initiatiefnemers om hun volksinitiatief in te trekken, maakt het mogelijk voor de raad en de initiatiefnemers om in overleg te treden en tot een compromis te komen. Zo kunnen beide een referendum met een voor beide onzekere uitkomst voorkomen. Lukt het bereiken van een compromis niet, dan hebben de initiatiefnemers het recht om met steun van tienduizend burgers een definitief verzoek voor een referendum in te dienen. Tijdens de handtekeningeninzameling voor de definitieve fase kunnen de raad en de initiatiefnemers alsnog tot een compromis komen. Het referendum gaat dan niet door.

 

Artikel 19: Definitief verzoek volksinitiatief

Tienduizend ondersteuningsverklaringen van kiesgerechtigde Amsterdammers moeten zijn ingediend binnen tien weken na het raadsbesluit dat het inleidend verzoek voldoende geldig ondersteund wordt. Een ondersteuningsverklaring afgeven moet op lijsten verstrekt door de raad die zowel op papier als via internet beschikbaar worden gemaakt. In dit stadium toetst de raad nog slechts of voldoende geldige ondersteuningsverklaringen zijn ingediend. Is dat het geval, dan wordt het definitief verzoek toegelaten.

 

Artikel 20: Alternatief raadsvoorstel

De raad mag een alternatief raadsvoorstel indienen dat tegelijk met het volksinitiatief ter stemming wordt gebracht. Voor een alternatief raadsvoorstel gelden dezelfde vormvereisten als voor een volksinitiatief.

 

Artikel 21: Vraagstelling

Dit artikel stelt dat de vraagstelling kort en helder moet zijn en legt de vorm van de vraagstelling vast. Kiezers kunnen voor het volksinitiatief stemmen of voor het alternatief raadsvoorstel of voor geen van beide.

 

Artikel 22: Vaststelling van de uitslag

De uitslag wordt bepaald bij gewone meerderheid van het totaal uitgebrachte aantal geldige stemmen. Indien beide voorstellen geen meerderheid krijgen, gelden beide als verworpen. De status quo blijft dan bestaan. Indien een van de voorstellen een meerderheid krijgt, dan wordt dat voorstel geacht te zijn aangenomen. De verordening regelt geen minimaal vereist opkomst- of deelnamepercentage.

 

Artikel 23: Datum referendum

Dit artikel regelt de vaststelling door de raad van de datum van het referendum. Om voldoende tijd te laten voor de campagne, vindt het referendum niet eerder dan vijf maanden plaats na de vaststelling van het definitief verzoek voor een referendum. Om te grote vertraging te voorkomen is de maximumtermijn gesteld op tien maanden. De raad kan deze termijn met maximaal twee maanden te verlengen om de combinatie met een verkiezing mogelijk te maken of om te voorkomen dat een stemming tijdens de schoolvakanties voor de regio Amsterdam plaatsvindt. De initiatief- en referendumcommissie kan advies geven over de datum van het referendum (artikel 5, eerste lid en onder d).

 

Artikel 24: Organisatie van de stemming

De stemming wordt zoveel mogelijk op dezelfde wijze georganiseerd als de raadsverkiezingen. De raad kan echter ook besluiten tot een stemming via internet of via brief.

 

Artikel 25: Stadsdeelreferenda

Als de raad van mening is dat een ontwerpbesluit in de zin van artikel 2 een kleiner deel van de gemeente raakt, kan de raad besluiten om een referendum in een of meerdere stadsdelen te houden. Hierover wordt advies gevraagd aan de initiatief- en referendumcommissie en de stadsdeeladviescommissie(s) die het aangaat. Het aantal ondersteuningsverklaringen voor het inleidende verzoek blijft op 1.000, onafhankelijk van de grootte van het stadsdeel. Het aantal ondersteuningsverklaringen voor een definitief verzoek wordt verlaagd naar drieduizend (voor stadsdelen met minder dan 100.000 inwoners), vijfduizend (voor al dan niet gecombineerde stadsdelen tussen 100.000 en 300.000 inwoners) en gehandhaafd op tienduizend voor (gecombineerde) stadsdelen met meer dan 300.000 inwoners. In vergelijking met buitenlandse voorbeelden zijn deze aantallen als redelijk te kenschetsen.

Daarnaast is het mogelijk dat het college besluit om een ontwerp stadsdeelbesluit voor te leggen voor wensen en bedenkingen aan de raad. In dat geval is het ontwerp stadsdeelbesluit ook referendabel. Referenda zijn immers mogelijk over aangelegenheden die onder de bevoegdheid van de raad vallen en collegebesluiten die voor wensen en bedenkingen aan de raad worden voorgelegd op grond van artikel 169, vierde lid, van de Gemeentewet (artikel 2). Stadsdeelbesluiten gebaseerd op bevoegdheden die zijn gemandateerd aan het dagelijks bestuur of de voorzitter van het dagelijks bestuur kunnen daarom referendabel zijn, omdat de bevoegdheid bij het college blijft liggen. Bevoegdheden die gedelegeerd zijn aan (de voorzitter van) het dagelijks bestuur zijn niet referendabel. De bevoegdheden van de stadsdelen zijn neergelegd in de Verordening op het lokaal bestuur in Amsterdam (binnenkort: de verordening stadsdelen en stadsgebied Amsterdam 2022). Dit zal naar verwachting niet veel voorkomen.

 

Artikel 26: Budget en subsidie

De raad stelt een budget vast voor de organisatie van het referendum, inclusief opening van de stembureaus, versturen van oproepkaarten en huis-aan-huis verspreiding van de referendum-krant (en een audiovisuele variant daarvan). Daarnaast kan de raad ook een budget vaststellen voor inhoudelijk en/of opkomstbevorderend campagnevoeren door zowel de initiatiefnemers als door derde partijen en de gemeente. De raad stelt voor de voorwaarden om een bijdrage te verkrijgen voor het voeren van campagne regels op, met inachtneming van een advies van de initiatief- en referendumcommissie. Het college verleent binnen de kaders van de raad de bijdra-gen. Deze werkwijze is sneller en efficiënter dan elke bijdrage door de raad te laten vaststellen.

 

Artikel 27: Referendumkrant

Een maand voor het referendum verspreidt de raad huis-aan-huis een referendumkrant. Om de objectiviteit en onpartijdigheid van de informatie te waarborgen, houdt de initiatief- en referendumcommissie toezicht op de onafhankelijke redactie van de krant. Naast zakelijke informatie over het referendum en het voorliggende voorstel c.q. de voorstellen, krijgen het college of raad en de initiatiefnemers gelijke ruimte voor hun argumenten. Tevens wordt er voor zorggedragen dat de informatie laagdrempelig en eenduidig is en wordt de mogelijkheid gegeven om de informatie breed te verspreiden via audiovisuele kanalen, geschikt voor laaggeletterden en visueel beperkten. Op die wijze worden deze groepen beter bereikt.

 

Artikel 28: Gevolgen van de uitslag

Dit artikel regelt de rechtsopvolging door de raad van de uitslag van het referendum.

 

Artikel 29: Strafbepalingen

Dit artikel bevat de strafbepalingen voor degenen die overtredingen begaan bij de inzameling van ondersteuningsverklaringen en de stemming.

 

Artikel 30: Evaluatie

De referendumverordening en de gevolgen hiervan in de praktijk worden drie jaar na de inwerkingtreding geëvalueerd op de werkwijze en de resultaten in het licht van de doelstellingen uit de door de raad op 22 april 2021 vastgestelde hoofdlijnennotitie.

 

Artikel 31: Intrekking oude verordening

Deze verordening komt in de plaats van de ‘Verordening op het burgerinitiatief, het volksinitiatief en het referendum’.