Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Delft

Beleidsregel BIBOB Publiekrechtelijke beschikkingen; Horeca- en seksinrichtingen

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieDelft
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregel BIBOB Publiekrechtelijke beschikkingen; Horeca- en seksinrichtingen
CiteertitelBeleidsregel BIBOB Publiekrechtelijke beschikkingen; Horeca- en seksinrichtingen
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Beleidslijn Horeca en Seksinrichtingen van de gemeente Delft.

Deze regeling is tevens vastgesteld door de burgemeester.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur
  2. artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-04-2022nieuwe regeling

14-12-2021

gmb-2022-20392

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregel BIBOB Publiekrechtelijke beschikkingen; Horeca- en seksinrichtingen

De burgemeester en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Delft, ieder voor zover het zijn bevoegdheid betreft,

 

gelet op:

 

  • -

    de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur;

     

  • -

    artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;

besluit vast te stellen de navolgende:

 

Beleidsregel BIBOB Publiekrechtelijke beschikkingen; Horeca- en seksinrichtingen

 

Hoofdstuk 1 Algemeen

Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen

  • 1.

    De definities in artikel 1, eerste lid van de Wet bevordering integriteitbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob) zijn van overeenkomstige toepassing op deze beleidsregel.

  • 2.

    In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

    • a.

      aanvraag: een aanvraag zoals bedoeld in artikel 1:3, derde lid van de Algemene wet bestuursrecht;

    • b.

      APV: Algemene plaatselijke verordening voor Delft;

    • c.

      bestuursorgaan: de burgemeester onderscheidenlijk het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Delft ieder voor zover het hun publiek- als ook privaatrechtelijke bevoegdheden betreft

    • d.

      Bibob-onderzoek: een onderzoek uitgevoerd krachtens de wet Bibob.

    • e.

      eigen Bibob-onderzoek: de wijze van behandelen van een aanvraag van een beschikking waarbij met toepassing van de wet door het bestuursorgaan wordt beoordeeld of er redenen aanwezig zijn om de aanvraag te weigeren, respectievelijk de beschikking in te trekken of te beëindigen, daaraan voorschriften te verbinden dan wel een advies bij het Landelijk Bureau Bibob (verder Bureau) aan te vragen.

    • f.

      Bibob-vragenformulier: het formulier dat is vastgesteld krachtens artikel 7a, vijfde lid van de wet.

    • g.

      RIEC: Regionaal Informatie en Expertise Centrum.

    • h.

      wet: Wet bevordering integriteitbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob).

Artikel 1.2 Toepassing Wet BIBOB bij nieuwe beschikkingen

  • 1.

    Het bestuursorgaan zal de wet toepassen in geval van een aanvraag voor een beschikking als bedoeld in:

    • o

      artikel 3 van de Alcoholwet, de vergunning voor het uitoefenen van het horecabedrijf of slijtersbedrijf;

    • o

      artikel 5 van de Drank- en horecaverordening Delft, de vergunning voor het exploiteren van een alcoholvrij horecabedrijf;

    • o

      artikel 2:27b APV, de vergunning voor de exploitatie van een coffeeshop; indien sprake is van vestiging van een nieuw bedrijf, de overname van een bestaand bedrijf, wijziging van exploitanten van een bestaand bedrijf, de overname van aandelen van een bestaand bedrijf, wijziging in het bestuur van een bestaand bedrijf, wijziging van rechtsvorm van de onderneming, of het wijzigen of bijschrijven van leidinggevende(n);

    • o

      hoofdstuk 3 van de Algemene Plaatselijke verordening voor Delft voor de vergunning van een seksinrichting, escortbedrijf; indien sprake is van vestiging van een nieuw bedrijf, de overname van een bestaand bedrijf, wijziging van exploitanten van een bestaand bedrijf, de overname van aandelen van een bestaand bedrijf, wijziging in het bestuur van een bestaand bedrijf, wijziging van rechtsvorm van de onderneming, of het wijzigen of bijschrijven van beheerder);

  • 2.

    Uitvoering van het eigen onderzoek blijft in beginsel achterwege (behalve als daartoe aanleiding bestaat) in geval een aanvraag afkomstig is van (semi-)overheidsinstanties, of woning(bouw)corporaties (die op grond van de Woningwet zijn aangewezen als toegelaten instellingen voor de volkshuisvesting).

Artikel 1.3 Toepassing overig

  • 1.

    De gemeente kan de wet toepassen in geval van een aanvraag voor een beschikking als bedoeld in:

    • o

      artikel 2:25 APV, de aanwezigheidsvergunning voor speelautomaten;

    • o

      Bijschrijven leidinggevende op de Alcoholwetvergunning (artikel 30a Alcoholwet); 1.

      indien er:

      • -

        Informatie verkregen van het Bureau of wanneer het Bureau een tip heeft uitgebracht als bedoeld in artikel 11 van de Wet Bibob en/of;

      • -

        Informatie afkomstig van een van de partners uit het samenwerkingsverband Riec en/of;

      • -

        informatie verkregen vanuit het OM als bedoeld in artikel 26 van de wet(OM-tip) en/of;

      • -

        overige signalen en/of vragen ontstaan of bestaan over de betrokkene en/of zijn potentiële, huidige of voormalige Bibob-relaties als bedoeld in artikel 3, vierde lid van de wet.

  • 2.

    Uitvoering van het eigen onderzoek blijft in beginsel achterwege (behalve als daartoe aanleiding bestaat) in geval een aanvraag afkomstig is van (semi-)overheidsinstanties, of woning(bouw)corporaties (die op grond van de Woningwet zijn aangewezen als toegelaten instellingen voor de volkshuisvesting).

Artikel 1.4 Toepassing wet BIBOB bij al verleende beschikkingen

De gemeente kan een eigen onderzoek starten bij verleende beschikkingen indien er:

  • -

    informatie als bedoeld in artikel 11 en/of artikel 26 van de wet vanuit het Bureau Bibob en/of OM is verkregen, die duidt op een mogelijk ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet en/of;

  • -

    Vanuit eigen informatie dan wel uit informatie afkomstig van een of meerdere partners binnen het samenwerkingsverband RIEC, er aanwijzingen zijn dat er mogelijk sprake is van een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet en/of;

  • -

    bekend wordt, dat tegen betrokkene in een andere gemeente op grond van de Wet Bibob een ernstige mate van gevaar is geconstateerd en aan betrokkene alhier een soortgelijke beschikking is verstrekt.

Hoofdstuk 2 Beoordeling en uitvoering

Artikel 2.1 Beoordeling door bestuursorgaan

  • 1.

    Nieuw ingediende aanvragen om een beschikking worden eerst aan de reguliere eisen getoetst.

  • 2.

    Indien aan de reguliere eisen wordt voldaan voert de gemeente een Bibob-onderzoek uit in het geval een standaard Bibob-onderzoek conform deze regels is voorgeschreven.

  • 3.

    Indien dit Bibob-onderzoek hiertoe aanleiding geeft, doet de gemeente een verzoek om informatie bij de Justitiële Informatiedienst, de politie, of het RIEC of verzoekt het Bureau om een advies.

Artikel 2.2 Eigen onderzoek

  • 1.

    Het Bibob-onderzoek start met een eigen onderzoek door de gemeente.

  • 2.

    Het Bibob-onderzoek naar het zich voordoen van de mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet bestaat uit:

    • a.

      het beoordelen van de aanvraag tot het verlenen van een beschikking, dan wel het beoordelen van een reeds verleende beschikking en de daarbij overgelegde gegevens, mede aan de hand van de bij de gemeente bekende feiten en omstandigheden; en

    • b.

      het verzamelen, bewerken en analyseren van informatie die, al dan niet door middel van de gegevens zoals vermeld in het Bibob-vragenformulier en bijbehorende bijlagen, is verstrekt door de betrokkene, alsmede van gegevens die zijn verkregen uit informatiebronnen van de partners van het RIEC en andere bronnen die het bestuursorgaan volgens de wet kan raadplegen.

  • 3.

    Indien het eigen Bibob-onderzoek onvoldoende uitsluitsel geeft over de mate van gevaar, zoals vermeld in artikel 3 van de wet, kan ingevolge artikel 9 van de wet advies worden ingewonnen bij het Bureau.

Artikel 2.3 Informatieverstrekking

  • 1.

    In geval van een aanvraag voor een beschikking als bedoeld in artikel 1.2, dient betrokkene, naast de gebruikelijke aanvraagformulieren, tevens het door het bestuursorgaan vastgestelde Bibob-vragenformulier volledig in te vullen en, voorzien van de benodigde bijlagen, bij het bestuursorgaan in te dienen.

  • 2.

    Indien de gemeente besluit om een Bibob-onderzoek uit te voeren in geval van een aangevraagde beschikking als bedoeld in artikel 1.3, dient betrokkene, naast de gebruikelijke aanvraagformulieren, tevens het door het bestuursorgaan vastgestelde Bibob-vragenformulier volledig in te vullen en, voorzien van de benodigde bijlagen, bij het bestuursorgaan in te dienen.

  • 3.

    Om de reeds verleende beschikking als bedoeld in artikel 1.4 te kunnen beoordelen, dient betrokkene het door de gemeente vastgestelde Bibob-vragenformulier volledig in te vullen en, voorzien van de benodigde bijlagen, bij het bestuursorgaan in te dienen.

  • 4.
    • a.

      Bij een weigering om de Bibob-vragenformulieren volledig ingevuld te retourneren, zullen bij aanvragen om een beschikking de daartoe gestelde regels van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) toegepast worden. Bij volharding zal de gevraagde beschikking buiten behandeling worden gesteld ingevolge artikel 4:5 van de Awb.

    • b.

      Bij verleende beschikkingen zal een weigering op grond van artikel 4 lid 1 van de wet worden beschouwd als een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet. De verstrekte vergunning zal als gevolg daarvan worden ingetrokken.

  • 5.

    In geval dat het ingevulde Bibob-vragenformulier onvoldoende informatie bevat voor het eigen onderzoek kan de betrokkene worden verzocht om nadere gegevens over:

    • a.

      de vertegenwoordigingsbevoegdheid van degene die het formulier heeft ingevuld;

    • b.

      de identiteit en vertegenwoordigingsbevoegdheid van personen die direct of indirect leiding geven;

    • c.

      de identiteit van personen die direct of indirect zeggenschap uitoefenen;

    • d.

      de identiteit van personen die direct of indirect vermogen verschaffen;

    • e.

      de wijze van financiering;

    • f.

      feiten en omstandigheden die van belang zijn om te beoordelen tot welke personen de betrokkene in een zakelijk samenwerkingsverband staat.

Artikel 2.4 Informatieplicht

  • 1.

    Het bestuursorgaan informeert betrokkene schriftelijk over een adviesaanvraag aan het Bureau. Betrokkene wordt daarbij gewezen op de opschorting van de beslistermijn als bedoeld in artikel 15, tweede lid, van de wet.

  • 2.

    In geval een advies van het Bureau leidt tot het voornemen om een gevraagde beschikking te weigeren, een eerder verleende beschikking in te trekken, om aan een aangevraagde of reeds verstrekte beschikking aanvullende voorschriften te verbinden wordt aan betrokkene de mogelijkheid geboden om over een kopie van het adviesrapport te beschikken.

  • 3.

    In aanvulling op het tweede lid wordt betrokkene door de gemeente gewezen op zijn geheimhoudingsplicht als bedoeld in artikel 28 van de wet. Betrokkene dient voor de ontvangst van een kopie van het adviesrapport een geheimhoudingsverklaring te ondertekenen.

  • 4.

    In het geval een derde wordt genoemd in het advies, dan wordt deze derde de mogelijkheid geboden om over een kopie van het onderdeel van het adviesrapport te beschikken, voor zover dit betrekking heeft op deze derde.

  • 5.

    In aanvulling op het vierde lid wordt de betreffende derde door de gemeente gewezen op zijn geheimhoudingsplicht als bedoeld in artikel 28 van de wet. De derde dient voor de ontvangst van een kopie van het onderdeel van het adviesrapport dat op hem betrekking heeft een geheimhoudingsverklaring te ondertekenen.

Artikel 2.5 Bewaartermijn Bibob onderzoek

De gemeente sluit aan bij de bewaartermijn van het onderzoek van het Bureau zoals bedoeld in artikel 19 van de wet.

Hoofdstuk 3 Overige bepalingen

Artikel 3.1 Hardheidsclausule

In bijzondere gevallen kan de gemeente een of meer artikelen van deze regeling buiten toepassing laten of daarvan afwijken, voor zover toepassing ervan leidt tot onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 3.2 Evaluatie

Het college evalueert deze regeling minimaal eens in de 3 jaar.

Artikel 3.3 Intrekking oude beleidsregel

De Beleidslijn Horeca en Seksinrichtingen van de gemeente Delft wordt ingetrokken per 1 april 2022.

Artikel 3.4 Inwerkingtreding

Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van 1 april 2022.

Delft, 14 december 2021

Het college van burgemeester en wethouders van Delft

, burgemeester

, secretaris

Toelichting

1.Aanleiding

Ter bescherming van hun eigen integriteit, kunnen gemeenten sinds 1 juni 2003 de Wet Bibob toepassen. Deze wet dient primair ter inschatting van het integriteitsrisico van overheidsorganen. Met het bescherming van de integriteit van de gemeente wordt de gemeente tevens in staat gesteld om de samenleving te beschermen tegen niet integere partijen. Met behulp van de wet Bibob willen we voorkomen dat de gemeente Delft onbedoeld aanvragers faciliteert die criminele bedoelingen hebben met de aan hen te verlenen of verleende begunstigende beschikking. Op die wijze levert de Wet Bibob, indirect, ook een bijdrage aan het beschermen van het woon-, werk- en leefklimaat in de gemeente. Het college van burgemeester en wethouders c.q. de burgemeester hebben in het verleden gekozen om de mogelijkheden van de wet Bibob gefaseerd te implementeren. Sinds 1 januari 2006 wordt in Delft de wet Bibob toegepast op horeca- en seksinrichtingen. Daarna is fasegewijs Bibob-beleid ingevoerd op meer terreinen (aanbestedingen per 1 juli 2007, subsidies per 1 januari 2008) Sindsdien zijn deze beleidslijnen niet meer aangepast. Ondertussen is de Wet Bibob verschillende malen aangepast om het toepassingsbereik van de wet uit te breiden. In augustus 2020 is de Wet Bibob opnieuw aangepast. Met deze aanpassing is het toepassingsbereik verder verruimd en zijn er meer mogelijkheden toegevoegd voor het doen van het eigen onderzoek. Deze laatste aanpassing is mede aanleiding om het Bibob-beleid te actualiseren zodat dit in lijn is met de geldende wet- en regelgeving en zodat alle mogelijkheden voor het eigen onderzoek worden benut.

 

Daarnaast heeft het RIEC er in diverse rapporten op aangedrongen het Bibob-beleid in Delft uit te breiden en te herzien.

 

Er is voor gekozen om de uitbreiding en herziening ook fasegewijs te doen.

 

Als eerste wordt nu het Bibob-beleid voor wat betreft horeca- en seksinrichtingen geactualiseerd. Het overige bestaande Bibob-beleid voor subsidies en aanbestedingen, zoals hierboven genoemd, blijft overigens onverminderd van kracht. Ook dat beleid zal echter binnen afzienbare tijd worden herzien.

 

2.Waarom een beleidsregel?

De wet Bibob wordt door bestuursorganen, zo ook door de bestuursorganen van de gemeente , uitgevoerd. Het betreft een facultatieve wet, waarbij de gemeente zelf de bevoegdheid heeft om te bepalen in welke door de wet geboden mogelijkheden het dit instrument zal toepassen. In deze beleidsregel staat aangegeven op welke beschikkingen de Wet Bibob wordt toegepast en in welke gevallen een Bibob-onderzoek wordt uitgevoerd. Daarmee maakt de beleidsregel het voor betrokkenen voorzienbaar wanneer de wet kan worden toegepast. De beleidsregel voorkomt verder dat er sprake is van willekeur van de gemeente in de toepassing van het beleid en geeft een nadrukkelijk signaal voor de bescherming van haar integriteit. Een preventieve werking kan daarvan het gevolg zijn. De afweging om tot een Bibob-onderzoek over te gaan, dient -juist met het oog op het ingrijpende karakter van het instrument- weloverwogen en met inachtneming van de beginselen van behoorlijk bestuur te worden genomen. Daarbij spelen proportionaliteit, subsidiariteit, rechtszekerheid en rechtsgelijkheid een belangrijke rol. De sinds 1 augustus 2020 gewijzigde Wet Bibob biedt de gemeente meer mogelijkheden om tot toepassing van de wet over te gaan. In de beleidsregel zijn deze uitbreidingen ook opgenomen. Belangrijk is daarbij het wel/niet aanwezig zijn van specifieke relevante informatie, die kan duiden op een integriteitsrisico voor de gemeente.

 

De kracht van het Bibob-instrument neemt nadrukkelijk toe als de toepassing door zoveel mogelijk bestuursorganen gebeurt en de onderliggende toepassingscriteria van de in de regio gelegen bestuursorganen zo veel mogelijk eenduidig zijn. Het Regionaal Informatie- en Expertise Centrum (RIEC) vervult hierbij een belangrijke ondersteunende en coördinerende rol. Met de komst van een tweede tranche van de Wet Bibob zal informatie uit Bibob-onderzoeken ook tussen gemeenten onderling mogen worden gedeeld.

 

3.Nadere uitwerking van het eigen onderzoek

In hoofdstuk 2 van de beleidsregel wordt de uitvoering van het eigen onderzoek beschreven. De wet legt in de uitvoering van het Bibob-onderzoek de nadruk op het eigen onderzoek door de gemeente. Voor zover een Bibob- onderzoek niet standaard volgt uit het beleid van de gemeente, zal de tipfunctie van het OM of het Bureau vaak een aanleiding vormen om een eigen onderzoek te starten. Maar ook signalen die de gemeente op andere wijze ontvangt, zoals bijvoorbeeld publicaties in de media of andere (handhavings)informatie waarover de gemeente beschikt, kunnen aanleiding vormen voor een eigen onderzoek.

 

Bij uitvoering van het eigen Bibob-onderzoek zal de gemeente gebruik kunnen maken van de relevante informatie, die voor haar beschikbaar is in de open en gesloten bronnen, zoals volgt uit de Wet Bibob. Bij raadpleging van open bronnen valt onder meer te denken aan informatie uit het Handelsregister, het Kadaster, het insolventieregister en informatie van het internet. De beschikbaarheid van relevante informatie in de zogenaamde gesloten bronnen is in onderliggende regelgeving geregeld. Zo heeft de gemeente bijvoorbeeld de mogelijkheid om de justitiële documentatie op te vragen van de betrokkene, en van degenen met (indirecte) zeggenschap en leiding over de betrokkene, (indirecte) financiers, leidinggevenden en personen die grote feitelijke invloed hebben op de betrokkene. De gemeente kan eveneens informatie opvragen bij het OM, de politie en de Belastingdienst.

 

Om te komen tot een goede beoordeling in het kader van de Wet Bibob heeft de gemeente op grond van artikel 7a van de Wet Bibob de mogelijkheid om de betrokkene vragen te stellen die zien op de bedrijfsstructuur, financiering, betrokken (rechts)personen, etc. Hiervoor zijn bij ministeriële regeling Bibob-vragenformulieren vastgesteld die door de betrokkene(n) dienen te worden ingevuld. De gemeente heeft een Bibob-vragenformulier opgesteld dat is gebaseerd op het daarvoor bij ministeriële regeling vastgestelde formulier.

 

Op het moment dat de gemeente middels een Bibob-onderzoek een verantwoorde inschatting heeft gemaakt van het integriteitsrisico, kan in het verdere verloop van de bestuurlijke relatie tussen de gemeente en betrokkene(n), maatwerk worden ontwikkeld, bijvoorbeeld in geval er sprake is van een aanvraag voor een nieuwe beschikking. Belangrijk daarbij is dan, dat zowel ten aanzien van de betrokkene(n) zelf als de (rechts)personen waarmee de betrokkene in een relevante relatie volgens de wet staat (zoals leidinggevenden, (rechts)personen met zeggenschap, financiers en (rechts)personen die op betrokkene invloed kunnen uitoefenen) zich geen veranderingen hebben voorgedaan. Het RIEC is op grond van de Wet Bibob bevoegd om zowel het volledige eigen onderzoeksdossier van de gemeente, als een daarop gebaseerd adviesrapport van het Bureau in te zien.

 

Op die manier wordt zijn ondersteunende en coördinerende rol naar bestuursorganen bij de uitvoering van de Bibob-wetgeving, nadrukkelijk versterkt. Het RIEC kan de eigen onderzoeksfase van de gemeente versterken door het verstrekken van relevante informatie die afkomstig is van de partners in het samenwerkingsverband.

 

De gemeente kan door het doen van eigen Bibob-onderzoek zelfstandig een gevaarsconclusie trekken op grond van de Wet Bibob en hierop bijvoorbeeld een weigering of intrekking van een beschikking baseren, bijvoorbeeld aan de hand van informatie die naar voren komt uit bestuurlijke rapportages van de politie en justitiële gegevens of strafvorderlijke gegevens. De gemeente kan er echter ook voor kiezen om advies aan te vragen bij het Bureau.

 

Onderzoek door het Bureau

Indien de gemeente na het eigen Bibob-onderzoek en de aanvullende vragen nog onvoldoende duidelijkheid heeft over de integriteit dan kan een verzoek om advies worden ingediend bij het Bureau. De gemeente zal dit doen indien er na de aanvullende toets nog onduidelijkheid is over:

 

  • a.

    de vertegenwoordigingsbevoegdheid van degene die het formulier heeft ingevuld;

  • b.

    de identiteit en vertegenwoordigingsbevoegdheid van personen die direct of indirect leiding geven;

  • c.

    de identiteit van personen die direct of indirect zeggenschap uitoefenen;

  • d.

    de identiteit van personen die direct of indirect vermogen verschaffen;

  • e.

    de wijze van financiering;

Het Bureau onderzoekt of betrokkene in relatie staat tot strafbare feiten als bedoeld in de Wet Bibob. Het Bureau is onderdeel van het ministerie van Justitie en Veiligheid en heeft toegang tot openbare en gesloten bronnen zoals politiegegevens, strafregisters, gegevens van de Belastingdienst, gegevens van het UWV en diverse inspecties. Doordat het Bureau in veel gevallen over een bredere kring van (rechts)personen rondom de betrokkene informatie kan opvragen, is een bredere screening en een diepgaander onderzoek van de betrokkene en diens financier(s) en/of overige zakelijke partners mogelijk.

 

Naast de betrokkene kunnen dus ook andere (rechts)personen betrokken worden in het onderzoek. Indien deze (rechts)personen antecedenten hebben, kunnen deze worden betrokken bij de mate van gevaar op misbruik van de beschikking. Het doel hiervan is onder meer om stromanconstructies te kunnen voorkomen. In artikel 3 van de wet Bibob is bepaald dat betrokkene tevens in relatie staat tot strafbare feiten als die feiten (vermoedelijk) door een ander gepleegd zijn en deze (rechts)persoon:

 

  • -

    direct of indirect leiding geeft of heeft gegeven aan betrokkene; of;

  • -

    direct of indirect zeggenschap heeft dan wel heeft gehad over betrokkene; of;

  • -

    vermogen verschaft dan wel heeft verschaft aan betrokkene; of;

  • -

    in een zakelijk samenwerkingsverband tot betrokkene staat dan wel heeft gestaan.

Het Bureau kent drie soorten uitkomsten in zijn adviezen:

  • -

    er is sprake van ernstig gevaar; of;

  • -

    er is sprake van een mindere mate van gevaar; of;

  • -

    er is sprake van geen gebleken gevaar.

Indien de gemeente advies aanvraagt bij het Bureau, informeert het de betrokkene hierover. De wettelijke termijn waarbinnen de gemeente de beschikking moet geven, wordt opgeschort gedurende de adviestermijn van het Bureau. Hierbij geldt dat het Bureau zijn advies binnen acht weken uit moet brengen, welke termijn met vier weken kan worden verlengd. De opschortingstermijn begint met de dag waarop het advies bij het Bureau is aangevraagd en eindigt op de dag dat het advies door de gemeente is ontvangen, waarbij de in artikel 15 van de wet genoemde termijnen het maximum van deze opschortingstermijn bepalen.

 

Verdere procedure bij de gemeente.

 

Indien de gemeente een advies heeft ontvangen van het Bureau dient zij op grond van artikel 3, vijfde, zesde en zevende lid van de Wet Bibob zelf een afweging te maken over de (aangevraagde) beschikking. De gemeente hoeft het advies van het Bureau dus niet te volgen en dient hierin een eigen afweging te maken. De gemeente kan besluiten de beschikking te verlenen, te verlenen met voorschriften, te weigeren en/of in te trekken, of de rechtshandeling al dan niet (onder het stellen van extra voorwaarden) aan te gaan of voort te laten duren. Indien de gemeente voornemens is om een negatief besluit te nemen omtrent de (aangevraagde) beschikking, dan wordt betrokkene (en eventueel (een) derde(n)) in de gelegenheid gesteld om een zienswijze te geven. Na een negatief besluit kan de betrokkene in geval van een beschikking bezwaar of beroep instellen.

 

Uitgangspunt bij toepassing van de Wet Bibob is dat een ernstig gevaar leidt tot een intrekking of weigering van een beschikking. Dit besluit dient echter wel evenredig te zijn met de mate van gevaar. Dit kan er in uitzonderlijke situaties toe leiden dat wanneer de uitkomst van de Bibob-toets een ernstig gevaar is, een weigering of intrekking van een beschikking niet in verhouding staat tot de belangen van de betrokkene of bijvoorbeeld het algemeen belang. De aard of de ernst van de strafbare feiten waarop het gevaar is gebaseerd kan daartoe in zeer specifieke gevallen bijvoorbeeld aanleiding geven. In het geval het bijvoorbeeld gaat om zeer ‘lichte’ antecedenten en de belangen van betrokkene of andere bestuurlijke belangen erg groot zijn, kan besloten worden om voorschriften of voorwaarden te verbinden aan de beschikking. Deze voorschriften of voorwaarden zullen gericht zijn op het wegnemen van het gevaar. Of er voorschriften of voorwaarden (kunnen) worden verbonden in geval van een ernstig gevaar zal steeds afhankelijk zijn van de bijzondere omstandigheden van het geval.