Organisatie | Leidschendam-Voorburg |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels bestuurlijke boete Participatiewet, IOAW en IOAZ gemeente Leidschendam-Voorburg 2015 |
Citeertitel | Beleidsregels bestuurlijke boete Participatiewet, IOAW en IOAZ gemeente Leidschendam-Voorburg 2015 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Deze beleidsregels zijn eerder bekend gemaakt in de Gemeenterubriek van 't Krantje d.d. 24 december 2014.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2015 | Nieuwe regeling | 01-01-2015 | 1261727 |
Het college van de gemeente Leidschendam-Voorburg;
gezien het collegevoorstel ‘Beleidsregels, nadere regels en bijbehorende besluiten WMO, Jeugdwet en Participatie Wet’ d.d. 9 december 2014;
gelet op artikel 18a van de Participatiewet, artikel 20a van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers, en artikel 20a van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen,
Beleidsregels bestuurlijke boete Participatiewet, IOAW en IOAZ gemeente Leidschendam-Voorburg 2015
Beleidsregel 1 Begripsbepaling
In deze beleidsregels wordt verstaan onder:
benadelingsbedrag: het ten onrechte of tot een te hoog bedrag aan netto bijstand wegens het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting bedoeld in artikel 17, eerste lid, van de Participatiewet of het ten onrechte of tot een te hoog bedrag aan bruto uitkering wegens het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting bedoeld in artikel 13, eerste lid, van de IOAW of artikel 13, eerste lid, van de IOAZ.
onverwijld uit eigen beweging: uit eigen beweging de feiten of omstandigheden welke van belang zijn voor de arbeidsinschakeling of het bepalen van het recht op uitkering verstrekken uiterlijk binnen ten hoogste twee weken nadat het te melden feit of de omstandigheid zich voordoet, bekend is geworden, of redelijkerwijs bekend had kunnen zijn.
Beleidsregel 3 Schriftelijke waarschuwing in plaats van boete
In plaats van een boete wordt een schriftelijke waarschuwing gegeven als het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht niet heeft geleid tot een benadelingsbedrag, tenzij het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht plaatsvindt binnen een periode van twee jaar te rekenen vanaf de datum waarop eerder aan de belanghebbende een zodanige waarschuwing is gegeven.
Beleidsregel 4 Boetewaardig gedrag tijdens de aanvraagprocedure
Als belanghebbende tijdens de aanvraagprocedure geen of onvoldoende gegevens inlevert, die noodzakelijke zijn voor de beoordeling van het recht op uitkering, nadat een hersteltermijn is geboden dan wordt er geen boete opgelegd wegens nulfraude tenzij het de derde aanvraagprocedure in 12 maanden betreft waarbij er geen of onvoldoende gegevens zijn verstrekt.
Beleidsregel 5 Mate van verwijtbaarheid
Bij de in het vorige lid bedoelde beoordeling, leiden de volgende criteria tot verminderde verwijtbaarheid:
belanghebbende verkeerde in onvoorziene en ongewenste omstandigheden, die niet tot het normale levenspatroon behoren en die hem weliswaar niet in de feitelijke onmogelijkheid brachten om aan de inlichtingenplicht te voldoen, maar die emotioneel zo ontwrichtend waren dat hem niet volledig valt toe te rekenen dat de inlichtingen niet tijdig of volledig zijn verstrekt;
belanghebbende heeft wel inlichtingen verstrekt, die echter onjuist of onvolledig waren, of heeft anderszins een wijziging van omstandigheden niet onverwijld gemeld, maar uit eigen beweging alsnog de juiste inlichtingen verstrekt voordat de overtreding is geconstateerd, tenzij de belanghebbende deze inlichtingen heeft verstrekt in het kader van toezicht op de naleving van een inlichtingenverplichting;
Beleidsregel 6 Hoogte boete bij verminderde verwijtbaarheid
Indien het college heeft vastgesteld dat er sprake is van verminderde verwijtbaarheid, zoals bedoeld in artikel 3, tweede lid, kan het college het boetebedrag met 50% verlagen.
Aldus vastgesteld in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders
van Leidschendam-Voorburg, d.d. 9 december 2014,
B.J.D. Huykman, drs. J.W. van der Sluijs
Secretaris, burgemeester
TOELICHTING BELEIDSREGELS BESTUURLIJKE BOETE Participatiewet , IOAW EN IOAZ GEMEENTE LEIDSCHENDAM-VOORBURG 2015
Op 1 januari 2013 is de Wet aanscherping handhaving en sanctiebeleid SZW-wetgeving (Fraudewet) in werking getreden. De wet omvat wijzigingen in de sociale zekerheidswetten, arbeidswetten en de wetgeving op het terrein van de kinderopvangtoeslag. Het doel van de wet is harmonisatie en aanscherping van de sanctiemogelijkheden, opdat het draagvlak voor de sociale zekerheid behouden blijft en fraude met kracht wordt bestreden. Voor de gemeente gaat het om de Participatiewet (voorheen Wet werk en bijstand, WWB), de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW) en de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ).
De wet verplicht het college om de uitkering die als gevolg van schending van de inlichtingenplicht teveel of ten onrechte is betaald terug te vorderen. Tot 1 januari 2013 was dat nog een bevoegdheid van het college.
De bestuurlijke boete is met ingang van 1 januari 2013 opnieuw ingevoerd in de Participatiewet (voorheen WWB), IOAW en IOAZ. Deze boete moet worden opgelegd bij een schending van de inlichtingenplicht en komt in de plaats van de verlaging van uitkering die voorheen in de gemeentelijke afstemmingsverordening was geregeld.
In de nieuwe wet is op een aantal punten sprake van beleidsvrijheid voor gemeenten. Dit moet worden vastgelegd in beleidsregels. Ten aanzien van de bestuurlijke boete gaat het om de mogelijkheid tot het geven van een schriftelijke waarschuwing wanneer het niet of niet behoorlijk nakomen door een belanghebbende van de inlichtingenplicht niet heeft geleid tot een benadelingsbedrag en om de invulling van het begrip ‘verminderde verwijtbaarheid’. Dit is uitgewerkt in deze beleidsregels.
Dit artikel behoeft geen verdere toelichting.
In artikel 18a van de Participatiewet , artikel 20a IOAW, artikel 20a IOAZ en het Boetebesluit socialezekerheidswetten zijn algemene regels opgenomen voor het bepalen van de hoogte van de bestuurlijke boete. In artikel 2 lid 1 van het Boetebesluit socialezekerheidswetten is de minimale boete vastgesteld op € 150,00. De hoogte van de recidiveboete is opgenomen in artikel 18a lid 5 Participatiewet , artikel 20a lid 5 IOAW en artikel 20a lid 5 IOAZ. Daarin is gesteld dat de recidiveboete 150% van het benadelingsbedrag bedraagt. Hierbij is ook het minimale boete bedrag opgenomen om bij een zeer gering fraude bedrag onderscheid te maken tussen eerste keer en recidive. Een herhaling van de schending van inlichtingenplicht zonder dat er teveel bijstand is uitgekeerd levert geen recidiveboete op.
Beleidsregel 3Schriftelijke waarschuwing in plaats van boete
De gemeente heeft de bevoegdheid om in gevallen waarin de schending van de inlichtingenplicht niet heeft geleid tot te veel of ten onrechte verstrekte uitkering, geen boete op te leggen maar te volstaan met een schriftelijke waarschuwing. Het college van de gemeente Leidschendam-Voorburg kiest ervoor om gebruik te maken van deze bevoegdheid. Een waarschuwing wordt schriftelijk gegeven. Het betreft een beschikking waartegen bezwaar en beroep openstaat.
Beleidsregel 4Boetewaardig gedrag tijdens de aanvraagprocedure
Tijdens de aanvraagprocedure kan het voorkomen dat belanghebbend nog onvoldoende op de hoogte is van de inlichtingenplicht. De schending van de inlichtingenplicht heeft dan niet geleid tot te veel of ten onrechte verstrekte uitkering. Er kan hier worden volstaan met een schriftelijke waarschuwing. Als uitzondering daarop is de situatie van belanghebbende al meerdere procedures heeft doorlopen en meerdere malen is gewezen op de verplichtingen. In die situatie wordt de boete wel opgelegd.
Beleidsregel 5Mate van verwijtbaarheid
In artikel 18a van de Participatiewet , artikel 20a IOAW, artikel 20a IOAZ en het Boetebesluit socialezekerheidswetten zijn algemene regels opgenomen voor het bepalen van de hoogte van de bestuurlijke boete. In voornoemde artikelen is opgenomen dat het college de bestuurlijke boete kan verlagen indien sprake is van verminderde verwijtbaarheid. In het Boetebesluit heeft de wetgever vastgelegd in welke gevallen in ieder geval sprake is van verminderde verwijtbaarheid. Deze zijn opgenomen in het tweede lid van dit artikel onder a t/m d.
Hierbij gaat het om de situatie dat de geestelijke toestand van de belanghebbende zelf zodanig is dat de gedraging niet volledig kan worden toegerekend. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om de persoon die in verband met zijn geestelijke vermogens administratief onbekwaam is. Indien de belanghebbende, gelet op zijn geestelijke toestand, structureel niet in staat is de inlichtingenverplichting na te komen, is er reden dat een wettelijke vertegenwoordiger deze verplichting, namens de belanghebbende, nakomt.
Door alsnog op eigen initiatief de juiste informatie te leveren, vormt dit een grondslag voor verminderde verwijtbaarheid. Indien de juiste informatie alsnog wordt gegeven in het kader van toezicht op de naleving van een inlichtingenverplichting dan levert dit evenwel geen omstandigheid op die leidt tot verminderde verwijtbaarheid.
Ontbreekt iedere vorm van verwijtbaarheid, dan wordt op grond van artikel 5:41 Awb afgezien van het opleggen van een boete of het geven van een schriftelijke waarschuwing.
Beleidsregel 6Hoogte boete bij verminderde verwijtbaarheid
Er is gekozen om een richtlijn bij verminderde verwijtbaarheid op te nemen: een verlaging van het boetebedrag met 50%. Hierdoor worden standaard situaties gelijk behandeld en in uitzonderingssituaties bestaat de mogelijkheid om hiervan af te wijken.