Organisatie | Eersel |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Meerjarenbeleidskader jeugdhulp in de Kempen 2020-2024 (gemeente Eersel) |
Citeertitel | Meerjarenbeleidskader jeugdhulp in de Kempen 2020-2024 (gemeente Eersel) |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | algemeen |
Eigen onderwerp | Zorg en gezondheid |
geen
artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht
geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
06-03-2020 | 01-01-2020 | Ter vervanging van de beleidsregel Meerjaren beleidskader Jeugdhulp in de Kempen 2015-2019 | 03-03-2020 | 21.27210 |
De Jeugdwet legt de verantwoordelijkheid voor alle vormen van jeugdhulp en de uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering bij de gemeenten. Hoe de Kempengemeenten Bergeijk, Bladel, Eersel en Reusel-De Mierden dit gezamenlijk uitvoeren is vastgelegd in dit Meerjarenbeleidskader Jeugdhulp in de Kempen (MJBK) 2020- 2024.
In 2017 zijn de eerste drie jaren van de uitvoering van de Jeugdwet op landelijk niveau geëvalueerd. De onderzoekers constateren dat de vernieuwing van de jeugdhulp (transformatie) nog onvoldoende van de grond is gekomen. Naar aanleiding van de evaluatie is het programma ‘Zorg voor Jeugd’ opgesteld met als hoofdopgave: kinderen en jongeren met problemen ontvangen op tijd goede en effectieve jeugdhulp zodat ze veilig, gezond en kansrijk opgroeien. Dit doel wil het Rijk, gemeenten, aanbieders en cliëntenorganisaties langs zes inhoudelijke actielijnen bereiken. Wij sluiten aan bij deze actielijnen, die we vertaald hebben naar de lokale praktijk van de Kempengemeenten. Op die manier werken wij aan het bereiken van de transformatie doelen en trachten we de hoge klanttevredenheid van het CJG+ te behouden.
In totaal zijn er 6 actielijnen opgenomen in het MJBK, te weten:
Actielijn 1: een betere toegang voor jeugdhulp
Actielijn 2: meer kinderen zo thuismogelijk te laten opgroeien,
Actielijn 3: kinderen kansen te bieden zich te ontwikkelen,
Actielijn 4: kwetsbare jeugdigen beter op weg helpen zelfstandig te worden,
Actielijn 5: jeugdigen beter te beschermen als hun ontwikkeling gevaar loopt,
Actielijn 6: investeren in vakmanschap van de jeugdprofessionals
Uit de landelijke evaluatie van de uitvoering van de Jeugdwet komt naar voren dat er vanaf 2015 een goede beweging in gang is gezet. Een nieuwe gemeentelijke taak moest worden uitgevoerd zonder enige ervaring hiermee. Deze beweging heeft in de Kempengemeenten de afgelopen jaren ook plaatsgevonden. We hebben steeds verder doorontwikkeld op basis van opgedane kennis en ervaringen. Deze beweging is nog niet ten einde. Om het beleid zo goed mogelijk aan te laten sluiten bij de praktijk hebben we in 2019 co- creatiesessies georganiseerd met inwoners, jeugdhulpverleners, adviesraden en gemeenteraden. Deze input is meegenomen bij het opstellen van het nieuwe beleid en heeft geleid tot Kempische activiteiten die zijn gekoppeld aan maatschappelijke effecten die we willen bereiken.
Bij elke actielijn is een set van prestatie-indicatoren opgenomen. Deze indicatoren gaan we jaarlijks monitoren om het effect van het beleid te toetsen en waar nodig bij te stellen. De indicatoren zijn gebaseerd op het actieprogramma Zorg voor de Jeugd waarmee vergelijking met andere gemeenten makkelijker wordt.
De Kempisch visie op jeugdhulp is niet gewijzigd ten opzichte van de vorige beleidsperiode. Jeugdhulp zien we nog steeds als het dichtbij, in samenhang en effectief ondersteunen van Kempische kinderen en gezinnen die dit nodig hebben met als doel te kunnen groeien in een kansrijk en veilig thuis. Wel zetten we dit in het nieuwe beleidskader in een breder perspectief omdat er meer nodig is voor kinderen om dit kunnen bereiken. Ook scholen, jeugdgezondheidszorg en andere partners/gemeentelijke taakvelden dragen bij aan een positief opgroei- en opvoedklimaat waarin een goede basis voor kinderen en gezinnen wordt gelegd.
Investeren in een positieve opvoeding, succesvolle schoolloopbaan en brede ontwikkeling van kinderen en jeugdigen is het fundament van welzijn, economische zelfstandigheid en meedoen aan de samenleving. Daarnaast dragen ook algemene jeugdvoorzieningen zoals de kinderopvang, de jeugdgezondheidszorg, scholen, sportclubs, buurthuizen, jeugdcoaches en vrijwilligers van verenigingen bij aan een positief opgroei- en opvoedklimaat. Als de basis op orde is, is er over het algemeen minder jeugdhulp nodig. Dit is ook de grondgedachte van de Jeugdwet, die gebaseerd is op de visie op de pedagogische civil society waarin ieder kind een veilige omgeving om zich heen heeft, waarin de school, de voor- en naschoolse opvang, de sportclub en de buurt een belangrijke rol spelen.
In de Jeugdwet staan de taken van gemeenten opgesomd. De gemeenten moeten onder andere:
Uit het Jaarrapport Jeugdmonitor CBS 2017 blijkt dat Nederlandse kinderen tot de gelukkigste ter wereld behoren, ze zijn blij met hun vrienden en vriendinnen, en zijn zowel psychisch als lichamelijk meestal gezond. Echter, niet met ieder kind of iedere jongere in Nederland gaat het goed. Niet alle kinderen krijgen alle kansen om mee te doen. Er kunnen korte of lange tijd problemen zijn in de opvoeding, waarin situaties van onveiligheid ontstaan of er kan sprake zijn van gedragsproblemen, psychische stoornissen of verstandelijke beperkingen. Jeugdigen tot 18 jaar en hun ouders kunnen dan een beroep doen op Jeugdhulp.
De gemeente is verantwoordelijk voor de volgende soorten jeugdhulp:
Indien naar het oordeel van het college een jeugdige of een ouder jeugdhulp nodig heeft en de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen ontoereikend zijn, treft het college ten behoeve van de jeugdige woonachtig in de gemeente een voorzieningen op het gebied van jeugdhulp. Voor de vier Kempengemeenten geldt dat de colleges deze bevoegdheid hebben overgedragen aan Samenwerking Kempengemeenten.
Het college heeft op grond van de Jeugdwet een jeugdhulpplicht. Deze houdt kort gezegd in dat de gemeente een voorziening moet treffen als de jeugdige of ouders dit nodig hebben bij problemen met het opgroeien, de zelfredzaamheid of deelname aan de maatschappij. De jeugdhulpplicht is erg ruim geformuleerd. Het is uiteindelijk aan de gemeente zelf om te bepalen hoe invulling wordt gegeven aan de jeugdhulpplicht. De jeugdhulpplicht kent verschillende aspecten die bijzondere aandacht verdienen: de plicht geldt voor een jeugdige of ouder die jeugdhulp nodig heeft in verband met opgroei -en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen. De jeugdhulpplicht geldt slechts voor zover de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen ontoereikend zijn. De eigen kracht van de jeugdige en zijn ouders staat voorop. Pas als zij er zelf niet uitkomen en ook het sociaal netwerk geen of onvoldoende oplossing biedt, moet het college hulp bieden.
De Jeugdwet, op basis waarvan de jeugdhulp wordt uitgevoerd, heeft drie transformatie doelen uitgezet die de rol van de jeugdhulp bepalen in het bereiken van een stabiele situatie voor jeugdigen en gezinnen. Dit zijn:
De juiste hulp op maat. Het eerste transformatiedoel gaat over preventie, uitgaan van eigen mogelijkheden, de-medicalisering, ontzorgen en normaliseren en eerder de juiste hulp op maat, waardoor het beroep op dure gespecialiseerde hulp vermindert.
In de oude situatie werden kinderen, jeugdigen en hun ouders niet altijd goed geholpen. De jeugdhulp was versnipperd: ouders en kinderen ‘verdwaalden’ in het systeem, zeker als ze meerdere problemen hadden waardoor ze met verschillende vormen van hulp te maken kregen, met elk een eigen financier en wettelijk kader. Met de nieuwe wet is er één kader, één financieringssysteem en is de gemeente verantwoordelijk voor de uitvoering van de jeugdhulp. Jeugdhulp wordt daardoor efficiënter en effectiever voor kinderen, jeugdigen en hun ouders.
Meer ruimte voor jeugdprofessionals. Jeugdprofessionals moeten meer ruimte krijgen om de juiste hulp te bieden b.v. door vermindering van regeldruk.
Preventie vormt een belangrijk aspect van de jeugdhulp. Onder preventie verstaan we onder meer lichte opvoedondersteuning en pedagogische hulp (middels bijvoorbeeld trainingen), het aanwezig zijn op de vindplaatsen van jeugdigen zoals scholen en het inzetten van jeugdcoaches om zo vroegtijdig te kunnen signaleren. Zo zetten gemeenten via CJG+ preventieve maatregelen in wanneer ouders problemen ondervinden bij de opvoeding of de ontwikkeling van hun kind en ze deze niet zelf kunnen oplossen. De behoefte van ouders en jeugdigen alsmede het voorkomen van zwaardere vormen van zorg spelen hierbij een grote rol. Ook is hierbij de samenwerking met andere partijen zoals het onderwijs en de inzet van bijvoorbeeld jongerencoaches van belang. De verantwoordelijkheid om de eigen kracht en de mogelijkheden van het sociaal en familiaal netwerk te benutten ligt echter in de eerste plaats bij ouders en jeugdigen zelf.
Een goed voorbeeld van het inzetten van het sociale netwerk van een jeugdige is het IJslands preventiemodel. De essentie van dit model is het creëren van een gezonde omgeving waarin jeugdigen kunnen opgroeien. Deze omgeving bestaat uit vier domeinen: gezin, peergroep (vrienden en leeftijdsgenoten), vrije tijd en school. Initiatieven vanuit deze omgeving en samenwerking daarbinnen moeten leiden tot meer welbevinden onder jeugdigen en minder middelengebruik. Het Nederlands jeugdinstituut, het Trimbos- instituut en het ministerie van VWS willen onderzoeken of deze methode ook in ons land succesvol kan zijn. Daarvoor is een pilot gestart in zes gemeenten. De Kempengemeenten nemen gezamenlijk als één 'gemeente' deel aan deze pilot.
Uit transformatiedoel 1 blijkt dat de Jeugdwet mede voor ogen heeft om bij jeugdigen met een verhoogd risico op een ontwikkelingsachterstand of uitval (en eventueel hun ouders) de inzet van zwaardere vormen van jeugdhulp te voorkomen door middel van het inzetten van vroegtijdige hulp.
2.2 De Jeugdwet in samenhang met voorliggende wetten
Jeugdigen en ouders kunnen ook aanspraak maken op zorg op grond van andere wetten dan de Jeugdwet. Deze zorg (voorzieningen) noemen we 'voorliggend' omdat ze voorrang hebben op de voorzieningen uit de Jeugdwet. Voorliggende voorzieningen waar een jeugdige gebruik van kan maken zijn:
Er is pas sprake van een voorliggende voorziening als de jeugdige of ouder(s) ook daadwerkelijk aanspraak kan maken op die voorziening en deze daadwerkelijk mogelijkheden biedt voor hulp of behandeling.
2.3 Jeugdhulp binnen het sociaal domein
De Wmo, de Participatiewet en de Jeugdwet vormen gezamenlijk het sociaal domein en vallen onder de verantwoordelijkheid van gemeenten. Vaak is er sprake van samengestelde problematiek. Inkomensproblemen kunnen bijvoorbeeld (mede) de oorzaak zijn van problemen bij jeugdigen en jongvolwassenen. Samenwerking tussen professionals binnen het sociaal domein is daarom noodzakelijk.
Ook is het belangrijk dat de overgang van de ene naar de andere wet goed verloopt, bijvoorbeeld als een jeugdige gebruik maakt van jeugdhulp en 18 jaar wordt en de hulp moet worden gecontinueerd vanuit de Wmo, Wlz of Zvw.
2.4 Jeugdhulp in samenhang met onderwijs
Jeugdhulp en onderwijs zijn nauw met elkaar verbonden. Problemen doen zich namelijk vaak niet alleen thuis voor, maar ook op school. In de Jeugdwet is dan ook opgenomen dat er afstemming plaats dient te vinden met het onderwijs bij het ontwikkelen van (beleids)plannen met betrekking tot jeugdhulp. In de regio wordt nauw samengewerkt tussen gemeenten en onderwijsbesturen om jeugdhulp en onderwijs op elkaar te laten aansluiten.
Op 6 december 2018 werd het rapport ´Mét andere ogen´ van René Peeters1 – landelijk kwartiermaker Onderwijs, Zorg en Jeugd – openbaar. In zijn rapport geeft de kwartiermaker adviezen, gebaseerd op bevindingen uit succesvolle regio’s, waarmee de samenwerking tussen jeugdhulp en het onderwijs kan worden verbeterd.
De belangrijkste drie adviezen zijn:
Maak als onderwijs, jeugdhulp, zorg en gemeenten niet-vrijblijvende lokale afspraken. Deze vormen als het ware de ‘grondwet van de regio’ en zijn leidend voor de andere plannen rondom onderwijs, zorg en jeugd. Het is de taak van de gemeente om partijen bij elkaar te brengen. Die regierol past bij de andere verantwoordelijkheden die gemeenten in 2015 hebben gekregen.
De adviezen van de kwartiermaker bieden kansen om de positie van ouders en kinderen verder te versterken.
2.5 Waarom dit meerjarenbeleidskader?
De Jeugdwet die op 1 januari 2015 van kracht werd, legt de verantwoordelijkheid voor alle vormen van jeugdhulp en de uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering bij de gemeenten. De gemeenteraad moet periodiek een beleidsplan vaststellen. Eerder werd het ‘Meerjarenbeleidskader Jeugdhulp in de Kempen 2015-2019’ door de gemeenteraden vastgesteld. Dit meerjarenbeleidskader is in 2018 verlengd tot 1 januari 2020. Het Meerjarenbeleids-kader Jeugdhulp 2020-2024 geeft over de periode van 1-1-2020 tot 1-1-2024 richting aan beslissingen inzake de uitvoering van de Jeugdwet aan de raad en aan Samenwerking Kempengemeenten die namens de colleges de Jeugdwet uitvoert.
2.6 Hoe is dit beleidskader tot stand gekomen?
Voor onze gemeenten ligt er een uitdaging om de jeugdhulp verder te verbeteren. De afgelopen tijd zijn we met elkaar aan de slag gegaan om te kijken welk beleidskader daarvoor noodzakelijk is. We hebben daartoe gesprekken gevoerd met en input gekregen van ouders van jeugdigen met hulp, adviesraden, zorgprofessionals, gemeenteraadsleden, commissieleden en stakeholders. Deze input maar ook enkele uitspraken die daarbij zijn gedaan zijn in de tekst van dit beleidskader opgenomen.
In voorgaande paragrafen hebben we de Jeugdwet, haar doelen en de vormen van jeugdhulp beschreven. We hebben de verbinding gelegd tussen de Jeugdwet en andere wetten waarin zorg taken zijn belegd. Er is een nauwe relatie tussen de Jeugdwet, de Participatiewet, de Wet Maatschappelijke ondersteuning. Dat geldt ook voor de Jeugdwet en onderwijs.
We laten zien waar we staan, benoemen vervolgens waar we naartoe willen (outcome) en wat we daar voor gaan doen. Echter, het is van belang om te vermelden dat niet alle gewenste outcome die we beschrijven de verantwoordelijkheid is van de jeugdhulp, maar dat ook andere partijen bijdragen aan het bereiken van deze outcome. In hoofdstuk zes komen tot slot de financiële kaders voor de komende jaren aan bod.
De beleidskaders zijn opgenomen in de hoofdstukken vijf en zes.
In hoofdstuk drie gaan we nader in op de uitvoering van de Jeugdwet. De landelijke evaluatie van de uitvoering komt hier aan bod, net als de wijze waarop we in de Kempengemeenten uitvoering geven aan de Jeugdwet. In hoofdstuk vier brengen we met behulp van een aantal data de jeugdhulp in de Kempengemeenten in beeld. Hoofdstuk vijf vormt vervolgens het hart van dit beleidskader. Hierin beschrijven we de kaders van het jeugdhulpbeleid voor de periode 2020 tot 2024. Dit laatste doen we door allereerst – kort- in te gaan op de huidige situatie.
3. Van de Jeugdwet naar de uitvoering van de jeugdhulp in de praktijk
3.1 De landelijke evaluatie van de uitvoering van de Jeugdwet
De uitvoering van de Jeugdwet is in 2017, bijna drie jaar na invoering daarvan geëvalueerd. De evaluatie laat zien dat met de decentralisatie van de jeugdhulp naar gemeenten een goede beweging in gang is gezet. De evaluatie laat ook zien dat het doel van Jeugdwet - het jeugdstelsel vereenvoudigen en het efficiënter en effectiever te maken, met het uiteindelijke doel het versterken van de eigen kracht van de jongere en van het zorgend en probleemoplossend vermogen van diens gezien en sociale omgeving- nog niet is gerealiseerd .
De hoofdconclusie van de evaluatie is dat de veranderingen sinds invoering van de Jeugdwet vooral te kenmerken zijn als transitie -de invoering van een nieuw systeem van jeugdhulp- en dat de gewenste transformatie -de inhoudelijke verandering en verbetering van de jeugdhulp- nog grotendeels vorm moet krijgen. Deze inhoudelijke verandering, deze transformatie is een veranderproces dat veel meer tijd nodig heeft.
De belangrijkste conclusies van de landelijke evaluatie :
Deze conclusies hebben geleid tot het landelijke actieprogramma 'Zorg voor de Jeugd'. Het doel van dit programma is de jeugdhulp, jeugdbescherming en jeugdreclassering merkbaar en meetbaar beter te maken voor kinderen, jeugdigen en gezinnen, zodat ze op tijd passende hulp ontvangen. Daarom moeten kinderen, jeugdigen en gezinnen beter ondersteund worden tijdens de levensloop van het kind (thuis, uitwonend, op school en bij 18 jaar) én moeten we investeren in het vakmanschap van jeugdprofessionals.
Om het voorgaande te realiseren zijn in het actieprogramma 'Zorg voor de jeugd' zes actielijnen uitgezet:
3.2 De uitvoering van de Jeugdwet in de Kempengemeenten: het Centrum voor Jeugd en Gezin + de Kempen
De colleges van de Kempengemeenten hebben de uitvoering van de Jeugdwet via de Gemeenschappelijke Regeling Samenwerking Kempengemeenten overgedragen aan Samenwerking Kempengemeenten. Binnen Samenwerking Kempengemeenten is het Centrum voor Jeugd en Gezin + De Kempen (verder CJG+) onderdeel van de afdeling Maatschappelijke Dienstverlening, verantwoordelijk voor de uitvoering van de jeugdhulp in de Kempengemeenten Eersel, Bergeijk, Bladel en Reusel-De Mierden.
Naast het toeleiden naar jeugdhulp ondersteunt het CJG+ jeugdigen tot 18 jaar en hun gezinnen in deze gemeenten en werkt preventief. Er is voor gekozen om met ingang van 2015 naast de toeleiding naar jeugdhulp ook zelf binnen het CJG+ de Kempen- vrij toegankelijke- jeugdhulp te leveren, hoofdzakelijk in de vorm van ondersteuning (geen behandeling). Voor noodzakelijke specialistische jeugdhulp die niet binnen het CJG+
kan worden geleverd wordt gebruik gemaakt van externe zorgaanbieders. Deze hulp is niet vrij toegankelijk. Hiervoor moet door het CJG+ een beschikking worden afgegeven.
CJG+ is er ook voor jeugdigen met een verstandelijke beperking en voor jeugdigen met psychische problemen of voor de uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering. De ondersteuning door het CJG+ wordt altijd geleverd door professionele jeugd- en gezinswerkers.
Onderstaand model brengt in beeld hoe de toegang naar jeugdhulp en de uitvoering van vrij toegankelijke jeugdhulp binnen het CJG+ de Kempen is georganiseerd.
De meeste hulpvragen die bij het CJG+ ontvangen worden hebben betrekking op opvoedondersteuning , psychische en psychosociale problematiek, gedragsproblematiek en ouder-kind relatie. Dit maakt dat er binnen het CJG+ veel wordt geïnvesteerd in het bieden van op preventie gerichte ondersteuning van jeugdigen met psychische problemen en stoornissen, psychosociale problemen, gedragsproblemen of een verstandelijke beperking en het ondersteunen van ouders bij opvoedingsproblemen. Voorbeelden hiervan zijn cursussen en trainingen voor ouders en jeugdigen op het gebied van opvoeden en opgroeien, echtscheiding en omgaan met pubers, autisme en ADHD, maar ook individuele ondersteuning en begeleiding van ouders en jeugdigen. Door deze ondersteuning wordt problematiek vroegtijdig gesignaleerd, vroegtijdig verholpen en wordt voorkomen dat problematiek verergert. Daarmee wordt vaak de inzet van specialistische jeugdhulp voorkomen door dichtbij de thuissituatie aanwezig te zijn.
Het CJG+ zet deze gerichte preventieve interventies in bij mensen met een beginnend probleem. Daarnaast draagt het CJG+ bij aan preventieve activiteiten die gericht zijn op alle ouders en jeugdigen of op specifieke risicogroepen die worden geïnitieerd door partners binnen de leefgebieden waarmee het CJG+ verbonden is (jeugdcoach, jeugdgezondheidszorg, onderwijs, kinderopvang, verenigingen etc.), het voorliggende veld of andere gemeentelijke beleidsterreinen.
3.3 Regionale samenwerking Zuidoost-Brabant
De schaal en of schaarste van de jeugdhulp maakt het soms noodzakelijk op grotere regionale schaal samen te werken. Dit leidt tot meer efficiency en krachtig opdrachtgeverschap. In de praktijk richt de regionale samenwerking in onze regio zich vooral op de aansluiting op de veiligheidsketen, de voorbereiding en feitelijke inkoop van de gespecialiseerde jeugdhulp, contractbeheer en contractmanagement.
De jeugdhulp, die de 21 gemeenten in Zuidoost-Brabant op basis van de inhoudelijke agenda inkopen, wordt namens deze gemeenten ingekocht door de gemeente Eindhoven. Eindhoven heeft hiervoor met iedere gemeente een dienstverlenings-overeenkomst afgesloten. De taken die Eindhoven uitvoert ten behoeve van deze inkoop betreffen de volgende onderdelen:
Daarnaast hebben de vier Kempengemeenten samen met de A2 gemeenten (Valkenswaard, Cranendonck, Heeze-Leende) en Best, Oirschot en Veldhoven (de BOV-gemeenten) een dienstverlenings-overeenkomst afgesloten met Eindhoven voor het inkopen van specialistische jeugdhulp. Ook levert Eindhoven het contract¬management en contractbeheer voor deze producten.
Tevens hebben we In 2011 hebben we als 21 gemeenten gezamenlijk de volgende van de transformatiedoelen afgeleide visie opgesteld:
3.4 Effectmeting Meerjarenbeleidskader Jeugdhulp in de Kempen 2015-2019
In 2018 heeft een effectmeting van het Meerjarenbeleidsplan jeugdhulp in de Kempen 2015-2019 plaatsgevonden. Deze meting van de maatschappelijk te bereiken effecten leidde tot de volgende conclusies :
We zien veel overeenkomsten tussen de landelijke evaluatie (paragraaf 3.1.) en de effectmeting van het beleidsplan jeugdhulp 2015-2019. We herkennen het beeld van transitie en transformatie zoals in de landelijke evaluatie beschreven. We zijn op de goede weg, niet alle landelijke punten gelden ook voor de Kempen, maar de feitelijk transformatie moet ook nog grotendeels plaatsvinden. Voor het bepalen van de speerpunten van ons beleid sluiten we aan bij het landelijke actieprogramma 'Zorg voor de jeugd' en de zes daarin opgenomen actielijnen (zie paragraaf 3.1.). Deze actielijnen vormen de kapstok om de resultaten van zowel de landelijke evaluatie als de resultaten van de vorige beleidsperiode in de Kempengemeenten te vertalen naar beleid voor de periode 2020-2024 (hoofdstuk 5 en 6 ). Dit beleid is vertaald in acht beslispunten die aan de raad worden voorgelegd.
In dit hoofdstuk brengen we middels diverse grafieken de huidige situatie rond Jeugdhulp in de Kempen in beeld. Aantal jeugdigen in de Kempengemeenten, met leeftijdsopbouw in de periode 2016 tot en met 2019:
De meeste jeugdigen in de Kempen vallen in de leeftijdscategorie 5 tot en met 12 jaar: 34%. Hier worden evenwel 7 jaren gemeten; de overige categorieën betreft ieder afzonderlijk slechts 4 jaar. De kleinste categorie betreft de 0-4 jarigen.
Meer dan de helft van de cliënten die ondersteuning ontvangen van het CJG+ is tussen de 5 en 12 jaar oud: 54% terwijl 34% tussen de 13 en 17 jaar oud is. Het CJG+ levert het minst vaak ondersteuning aan jeugdigen van 0 t/m 4 jaar (slechts 10%) en nauwelijks aan 18 t/m 22 jarigen (2%).
Cliënten met specialistische ondersteuning: Ingezette jeugdhulp bij specialist:
Iets meer dan de helft (55%) van de cliënten die ondersteuning krijgen van een specialist, is tussen de 5 en 12 jaar oud. 38% is tussen de 13 en 17 jaar, terwijl cliënten tussen de 18 en 22 en tussen de 0 en 4 jaar niet zo vaak specialistische hulp krijgen: respectievelijk 2% en 5%. Van de ingezette specialistische jeugdhulp is bijna driekwart (73%) ambulante hulp.
Hoe gaat het drie jaar later met cliënten die in het eerste half jaar van 2016 ondersteuning van het CJG+ ontvingen?
Top 10 hulpvragen CJG+ van casussen die sinds 2016 in ondersteuning zijn
In de vorige hoofdstukken is de jeugdhulp in de context van de Jeugdwet geplaatst, is de verbinding gelegd tussen de jeugdhulp en andere gemeentelijke taken binnen en buiten het sociaal domein , hebben we de resultaten van de landelijke en regionale evaluatie van de Jeugdwet benoemd en zijn de jeugdigen in onze gemeenten in beeld gebracht. In dit hoofdstuk benoemen we de kaders van het jeugdhulpbeleid voor de komende vier jaren. Voordat we dit doen zetten we eerst de visie op jeugdhulp die we als Kempengemeenten voor ogen hebben uiteen.
Deze visie op jeugdhulp sluit aan bij de doelen van de Jeugdwet, de transformatiedoelen en de regionale visie en past bij onze bredere visie op ontwikkeling van kinderen. Wij zijn van mening dat ieder kind talenten heeft en meetelt en dat we samen met voorzieningen als kinderopvang, (jeugd)gezondheidszorg, medici, scholen, sportclubs, buurthuizen, jeugdcoaches en vrijwilligers (van verenigingen) kunnen zorgen voor een positief opgroei- en opvoedklimaat waarin een goede basis voor kinderen en gezinnen wordt gelegd. Investeren in een positieve opvoeding en de brede ontwikkeling van kinderen en jeugdigen zien we als een fundament voor welzijn, economische zelfstandigheid en mee kunnen doen aan de samenleving. We stellen dat als deze basis op orde is, er over het algemeen minder jeugdhulp nodig is.
5.2 Beleidskaders jeugdhulp 2020-2024
In onze visie is het perspectief vastgelegd dat wij aan alle jeugdigen en ouders in de Kempengemeenten willen bieden. In deze paragraaf wordt uiteengezet hoe de Kempengemeenten dat willen bereiken. We sluiten daarbij aan bij het landelijke actieprogramma “Zorg voor de jeugd” en de zes daarin opgenomen actielijnen (zie paragraaf 3.1.). Deze actielijnen vormen de kapstok om de resultaten van zowel de landelijke evaluatie als de resultaten van de vorige beleidsperiode in de Kempengemeenten te vertalen naar beleid voor de periode 2020-2024. Het gaat om een transformatieproces; we maken een beweging die de inhoudelijke verandering en verbetering binnen de jeugdhulp in de Kempengemeenten tot stand moet brengen. Daarbij stellen we ons in de planperiode steeds de vraag of de beweging die we hebben ingezet zichtbaar is.
In de volgende paragrafen zijn de zes actielijnen uitgewerkt overeenkomstig het kwaliteitskompas van Movisie.
Per actielijn is kort aangegeven wat de huidige situatie is (monitoring en ambities), welke beweging we inzetten respectievelijk hebben ingezet, wat we in de planperiode willen bereiken (maatschappelijk resultaat) en wat we daarvoor doen en nodig hebben (activiteiten en input kwaliteit). Tenslotte worden er per actielijn indicatoren genoemd die het mogelijk maken om de ontwikkeling (beweging) binnen de actielijn te monitoren (outcome). We maken met name gebruik van indicatoren die landelijk worden gebruikt om de ontwikkeling binnen het actieprogramma “Zorg voor jeugd” te monitoren. Deze hebben overigens niet alleen betrekking op jeugdhulp die door de gemeente wordt uitgevoerd, maar ook op beleidsvelden waarmee de jeugdhulp verbonden is zoals het onderwijs en op jeugdhulp die door anderen wordt uitgevoerd (bijvoorbeeld jeugdreclassering, jeugdbescherming en rechterlijke macht). Outcome heeft betrekking op het directe effect van een voorziening: de cliënt is tevreden, de doelen van de hulp zijn gehaald en problemen of beperkingen zijn voldoende verminderd. Een outcome-indicator is een meetlat om de kwaliteit van zorg- of dienstverlening op een dergelijk aspect zichtbaar te maken. Zo zegt cliënttevredenheid iets over hoe nuttig cliënten de hulp vonden. Met behulp van outcome-indicatoren kunnen gemeenten en aanbieders bespreken of een jeugdhulpvoorziening effectief werkt (nji.nl).
Op basis van de geformuleerde indicatoren wordt jaarlijks aan de raden gerapporteerd over de resultaten van dit beleidskader en de op basis daarvan genomen en te nemen acties.
Betere toegang tot jeugdhulp voor kinderen en gezinnen.
In het CJG+ de Kempen hebben de Kempengemeenten gezamenlijk de toegang voor de jeugdhulp georganiseerd (zie paragraaf 3.1).
Voor cliënten - ouders en jeugdigen- levert de toegang tot hulp regelmatig een knelpunt op, zo constateerden we tijdens gesprekken. Met name de wachttijden die mogelijk plaatsvinden voor het afgeven van een beschikking tijdens het hulpverleningsproces van het LOT of het Kempenteam vinden ouders lastig. Dit vraagt om een efficiëntere samenwerking tussen de jeugdhulpteams in de Kempen om de noodzakelijke specialistische jeugdhulp in te kunnen schakelen. Vroegsignalering en preventie hebben de afgelopen jaren steeds meer aandacht gekregen maar moeten een nog grotere rol spelen bij het voorkomen van de inzet van specialistische jeugdhulp. Deze lijn willen in de planperiode doorzetten.
Een ouder: “Ik ben dankbaar dat er een therapie gevonden is voor mijn dochter, die goed helpt en betaald wordt door de gemeente” |
Ambitie, de beweging die wordt nagestreefd:
Meer kinderen en ouders in kwetsbare situaties weten hoe ze toegang kunnen krijgen tot jeugdhulp, kunnen laagdrempelig hun hulpvraag
stellen en ontvangen, indien nodig, tijdig passende hulp.
Actielijn 2: Meer kinderen zo thuis mogelijk laten opgroeien
Elk kind heeft recht op een liefdevolle en stabiele omgeving om in op te groeien. Hulpvragen - en de oorzaken ervan - zijn soms divers (heterogeen). Er is dan sprake van meervoudige en complexe hulpvragen. Niet één van de problematieken is bovenliggend, maar het is een combinatie van meerdere kernproblemen. Tegelijkertijd ontbreekt een aantal beschermende factoren, zoals gehechtheid en een veilige omgeving. De combinatie van factoren zorgt voor ernstige ontregeling, inclusief veiligheidsrisico’s bij de jongere zelf en in de omgeving. Ook voor deze kinderen is het van belang dat zij zo veel mogelijk in de eigen thuissituatie kunnen opgroeien. Als dat
niet lukt spelen pleegzorg en andere vormen van gezinsgerichte jeugdhulp een belangrijke rol in het realiseren van het doel 'zo thuis mogelijk opgroeien'. In onze regio hebben we een goed aanbod van pleegouders en kleinschalige opvang. Dit stelt ons in staat om een groot aantal kinderen, die niet thuis kunnen verblijven, dicht bij huis op te laten groeien. Bij verblijf buiten het eigen gezin heeft een combinatie met zorg thuis altijd de voorkeur. Onze inzet is om de goede lijn voort te zetten en zo mogelijk en wenselijk nog verder te verbeteren.
De beweging die wordt nagestreefd:
Kinderen worden thuis geholpen en als dat niet kan, is 'thuis' onderdeel van de hulp of ondersteuning die gezinsgericht is vormgegeven.
Actielijn 3: Alle kinderen de kans bieden zich te ontwikkelen
Gemeenten zijn verantwoordelijk voor het bij elkaar brengen van onderwijs, opvang en jeugdhulp en het maken van niet vrijblijvende lokale afspraken hierover. We sluiten hierbij aan bij de conclusies en aanbevelingen van René Peeters zijn rapport ‘Mét andere ogen’ (zie paragraaf 2.3 ). De ontwikkeling van kinderen start bij -9 maanden en loopt door tot het 18e levensjaar en zelfs tot 23 als het gaat om het halen van een startkwalificatie. De gemeente heeft een aantal wettelijke taken en een aantal keuzemogelijkheden om de ontwikkeling van alle kinderen positief te beïnvloeden. Vanuit het jeugdhulpperspectief is de gemeente ondersteunend aan deze ontwikkeling en wordt
er nauw samen gewerkt met betrokken partners zoals onderwijs, opvang, de jeugdgezondheidszorg en leerplicht om de doorgaande ontwikkellijn zo veel als mogelijk te borgen en onze visie op jeugdhulp te realiseren. Ten aanzien van de aansluiting van jeugdhulp en passend onderwijs zijn er gezamenlijk met de samenwerkingsverbanden verbeterpunten opgesteld die we op diverse niveaus met elkaar aan het uitwerken zijn. Het ontwikkelen van onderwijszorgarrangementen, waarbij onderwijs en zorg in een integraal plan wordt aangeboden is een belangrijk verkenningspunt.
De beweging die wordt nagestreefd:
Minder kinderen die thuiszitten of jeugdhulp krijgen zonder deel
Aantal kinderen met jeugdhulp ingeschreven in onderwijs t.o.v. leeftijdsgenoten zonder jeugdhulp | ||||
Aantal vrijstellingen leerplicht (m.u.v. die i.v.m. onderwijs in België ) | ||||
Actielijn 4: Kwetsbare jeugdigen beter op weg helpen zelfstandig te worden.
Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de ondersteuning op het gebied van jeugdhulp, maatschappelijke ondersteuning en arbeidsparticipatie. Gemeenten zijn daarmee ook verantwoordelijk voor een goede overdracht van jeugdhulp naar volwassenenhulp.
Uit landelijk onderzoek blijkt dat circa 15 procent van alle jeugdigentussen de 16 en 27 jaar zich in een kwetsbare positie bevindt door problemen op één of meer leefgebieden. Het kan gaan om schulden, geen goede plek om te wonen, een complexe thuissituatie, vluchteling zijn, verslaving, geen werk, schooluitval, een achterstand in ontwikkeling en onvoldoende startkwalificatie. Een startkwalificatie is het minimale onderwijsniveau dat nodig is om serieus kans te maken op duurzaam geschoold werk. Vaak hebben deze jeugdigen te maken met een combinatie van problemen waarbij ze – veelal vanuit de Jeugdwet - ondersteuning krijgen. Als deze jeugdigen18 jaar worden, verandert er veel voor hen. Van de ‘beschermende’ omgeving van school en jeugdhulp, belanden zij in de vraaggerichte Wmo, de Zorgverzekeringswet, de Wet langdurige zorg en de meer eisen stellende Participatiewet. Ze krijgen te maken met regelingen en instanties die gericht zijn op volwassenen en een zekere mate van zelfredzaamheid veronderstellen.
De beweging die wordt nagestreefd:
Jeugdigen in een kwetsbare situatie zijn goed ondersteund op weg naar zelfstandigheid als ze na hun 18e verjaardag zelfstandig kunnen zijn op de vier domeinen wonen, school en/of werk, inkomen en schulden en doorlopende zorg.
Een inspreker: “De Jeugdwet en de Wmo, dat is toch van de gemeente, waarom is de overgang dan zo moeilijk” |
Actielijn 5: Jeugdigen beter beschermen als hun ontwikkeling gevaar loopt.
Het lukt ons steeds beter om op tijd kinderen, jeugdigen of gezinnen met complexe problemen en met een verhoogd risico op onveiligheid te signaleren en op te pakken. Wij zijn hierin succesvoller dan het landelijk beeld, waarbij het tijdig signaleren en oppakken nog vaak een probleem blijkt. We kunnen vaak voorkomen dat er naar zware – jeugdbeschermingsmaatregelen- gegrepen moet worden. Onze inzet is om de goede lijn voort te zetten en zo mogelijk en wenselijk nog verder te verbeteren.
De beweging die wordt nagestreefd:
Als jeugdigen bescherming nodig hebben bieden we die zo snel en goed mogelijk. Waar mogelijk voorkomen we dat een maatregel van jeugdbescherming nodig is. Dit alles met het doel dat ze blijvend in staat zijn om zonder jeugdbescherming verder te kunnen.
Actielijn 6: Investeren in vakmanschap van jeugdprofessionals
Jeugdprofessionals moeten zich blijvend ontwikkelen in hun vakmanschap. Dit is een voorwaarde om de hiervoor omschreven transformatie binnen de jeugdhulp - de beweging beschreven in de actielijnen 1 t/m 5- te realiseren. Zij moeten beschikken over de juiste kennis, houding en vaardigheden. Dit vraagt om een investering in kennis en het creëren van een veilige omgeving waarin geleerd en ontwikkeld kan worden. Goed opdrachtgever-en opdrachtnemerschap , verminderde regeldruk en minder administratieve lastendruk kunnen dit bevorderen.
Alle jeugd- en gezinswerkers zijn geregistreerd in het register van de Stichting Kwaliteitsregister Jeugd of in het BIG-register. Vanaf
1 januari 2020 zijn de jeugd- en gezinswerkers in dienst van Samenwerking Kempengemeenten. Het investeren in vakmanschap heeft aandacht in de bedrijfsvoering van de Samenwerking Kempengemeenten. Uitgangspunten hierbij zijn: ruimte voor scholing en ontwikkeling en het verminderen van de werkdruk.
De beweging die wordt nagestreefd:
Professionals werken in een gezonde arbeidsmarkt waar ze minder last hebben van taakeisen (regel- werkdruk) en meer ruimte is voor vakmanschap, autonomie en tevredenheid, in het belang van het kind en gezin.
Onderstaande uitgangspunten hebben betrekking op de bedrijfsvoering van het CJG+.
6.1 Uitgaven jeugdhulp Kempengemeenten 2015-2018
Onderstaand een grafiek die de kostenontwikkeling weergeeft per jeugdige inwoner in de Kempengemeenten.
Dit betreft de specialistische jeugdhulp die verstrekt wordt na een beschikking (programmakosten).
Voor 75% van alle cliënten met specialistische jeugdhulp geldt dat de verwachte kosten minder dan € 5.000,-- per jaar zullen bedragen. Deze 75% van de cliënten vertegenwoordigt 21% van de verwachte uitgaven. Met andere woorden; de 2% van alle uitgaven per jeugdige betreft een traject van meer dan € 50.000; dit staat tegelijkertijd voor 30% van alle verwachte uitgaven. Op de kleine schaal van de individuele Kempengemeente maakt een enkel traject in de hoogste kostensoort, het verschil voor de totale uitgaven. Bovenstaande grafieken leggen het risico voor de verschillende gemeenten bloot. Een of enkele gezinnen dan wel jeugdigen kunnen het resultaat van de gemeente nadelig beïnvloeden. De wijze waarop het Rijk de macrobudgetten bepaalt, houdt slechts in zeer beperkte mate rekening met dit risico en voorziet niet in een structureel compensatie mechanisme om de betreffende gemeente hierin tegemoet te komen2.
Naast de programmakosten voor de specialistische jeugdhulp, zijn er ook bedrijfsvoeringskosten waaruit hoofdzakelijk de bemensing van de jeugdhulpteams bekostigd worden.
6.2 Samenwerking Kempengemeenten
De uitvoering van de jeugdhulp is door de colleges van de Kempengemeenten overgedragen aan Samenwerking Kempen-gemeenten. De kosten van de bedrijfsvoering van de jeugdhulp worden onder de Samenwerking Kempengemeenten gezamenlijk gedragen. Voor de kosten van de verstrekte specialistische jeugdhulp is elke gemeente afzonderlijk verantwoordelijk, dit zijn de programmakosten die per gemeente worden afgerekend. Er is – landelijk- al jaren sprake van een min of meer autonome toename van de verstrekte jeugdhulp en de kosten. In de praktijk blijkt tevens dat een klein, vaak moeilijk te beïnvloeden, deel van de noodzakelijke jeugdhulp verantwoordelijk is voor een substantieel deel van de kosten. Dit is in bovenstaande paragraaf inzichtelijk gemaakt. Momenteel wordt het risico van overschrijding van het beschikbare budget voor de kosten van jeugdhulp door iedere gemeente afzonderlijk gedragen. In de sessies om te komen tot het Meerjarenbeleidskader hebben diverse raads- en commissieleden laten weten geïnteresseerd te zijn in een onderzoek naar de mogelijkheden om het solidariteits¬principe toe te passen voor de programma kosten.
6.3 kostenbeheersingsmaatregelen
Kostenbeheersing is het verminderen van risico’s; beheersbaarheid betekent het kunnen sturen op uitgaven. Beheersbaarheid betekent daarmee niet dat er enkel bezuiniging plaatsvinden. De uitgangspunten zijn dat alle cliënten de zorg krijgen die nodig is; deze zorg is zo zwaar is als moet, en zo licht als kan. De zorg moet evenwel betaalbaar blijven voor gemeenten. Vandaar dat de afgelopen jaren is ingezet op een set van kostenbeheersingsmaatregelen. Onderstaand worden deze weergegeven.
E-health; innovatie op inzet trajecten jeugdhulp. Hierdoor meer inzet op klein blijven problematiek, minder specialistische jeugdhulp noodzakelijk, minder fte nodig voor ondersteuning op langere termijn. Mentorschap is hiervan een ander voorbeeld evenals een spreekuur voor ouders die een (v)echtscheiding doormaken.
6.4 Budgetindicaties en budgetplafonds
Een budgetplafond is het budget dat maximaal beschikbaar is voor een bepaalde zorgvorm, bij voorbeeld verblijf 18-. In de begroting van de Jeugdhulp wordt dit een deeltaakveld genoemd. Het budgetplafond wordt vastgesteld zodat niet meer wordt uitgegeven dan begroot is. De begrotingsposten zoals vastgesteld vormen de budgetplafonds. Vervolgens worden de budgetplafonds vertaald naar een budgetindicatie per aanbieder. Een budgetindicatie is het maximaal beschikbare budget voor een aanbieder binnen het budgetplafond. We noemen dit indicatie omdat er verschuivingen kunnen plaatsvinden tussen aanbieders. Dit kan wanneer een bepaalde aanbieder stopt met zijn contract, niet het volledige budget benut of wanneer de ene aanbieder van de ander overneemt. Rekenregels bepalen hoe de indicaties per aanbieder worden berekend en vastgesteld. Het budgetplafond is dus het maximaalbudget zoals die 1 jaar voor het betreffende boekjaar (jaar t-1) wordt vastgesteld door de gemeente bij de begrotingsbehandeling. Uitgedrukt per deeltaakveld en per aanbieder noemen we dit een budgetindicatie.
In de sessies om te komen tot het meerjaren beleidskader is gebleken dat er ondanks de behoefte om grip te hebben op de totale uitgaven; er weinig bestuurlijke animo is om budgetplafonds toe te passen. Vandaar dat wordt voorgesteld om de budgetindicaties enkel voor de interne monitoring worden toegepast om inzicht op de trends en ontwikkelingen te houden. Onderstaand een voorbeeld hoe middels budgetindicaties zicht gehouden kan worden op de kostenontwikkeling per aanbieder. Als de grootste 15 aanbieders per gemeente hiermee in beeld worden gehouden, kunnen tijdig signalen met betrekking tot kostenontwikkeling in beeld gebracht worden.
De jeugdhulpmiddelen zijn niet geoormerkt, net zomin als de rest van het gemeentefonds. Dit sluit aan bij de beoogde ontwikkeling van integraal werken in het sociaal domein. Gemeenten maken dan ook zelf de afspraken om (een deel van) de budgetten op regionaal niveau samen te voegen voor het regionaal inkopen van bepaalde zorgtaken. Of om de kosten van (hele dure) jeugdzorgtaken onderling te verevenen.In het kader van het Interbestuurlijk Programma (IBP) is besloten om een Fonds tekortgemeenten te creëren om gemeenten met grote tekorten op het terrein van jeugd en Wmo te compenseren. Dit Fonds wordt ook wel ‘de stroppenpot’ genoemd. Het gaat in totaal om een bedrag van € 200 miljoen, waarvan €100 miljoen door het Rijk ter beschikking wordt gesteld en € 100 miljoen uit het gemeentefonds afkomstig is. Over de uitname uit gemeentefonds is op de ALV van de VNG (27 juni 2018) gestemd. Bron: https://vng.nl/onderwerpenindex/jeugd/jeugdhulp/financien-jeugd (bezocht op 4-9-2019)