Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Nijmegen

Besluit erfpachtbepalingen 2006

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieNijmegen
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBesluit erfpachtbepalingen 2006
CiteertitelBesluit erfpachtbepalingen 2006
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerpErfpacht

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

N.v.t.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

15-02-2007Vervangende regeling

24-10-2006

Gemeenteblad GB2007-046

Collegebesluit d.d. 24 oktober 2006, nr. 2.16

Tekst van de regeling

Intitulé

Besluit erfpachtbepalingen 2006

 

 

Zoals vastgesteld bij besluit van Burgemeester en Wethouders van 24 oktober 2006 (agendapuntnr. 2.16 - registratienr. 06.0023657).

 

HOOFDSTUK 1 ALGEMEEN

 

Artikel 1Begripsomschrijving

Deze bepalingen verstaan onder:

a. "vestiging van erfpacht": mede de heruitgifte in erfpacht van grond;

b. "erfpacht": mede het onverdeeld aandeel daarin bij splitsing in appartementsrechten;

c. "grond": de in erfpacht uit te geven casu quo uitgegeven grond alsmede de met de grond verenigde beplantingen alsmede werken en gebouwen, die duurzaam met de grond zijn verenigd;

d. "opstallen": de te eniger tijd boven, op en/of in de grond aanwezige gebouwen en werken die duurzaam met de grond zijn verenigd, hetzij rechtstreeks, hetzij door vereniging met andere gebouwen en werken, voor zover ze geen bestanddeel zijn van eens anders onroerende zaak;

e. "erfpachtstijdvak": elke achtereenvolgende periode van vijftig jaar, waarin de tijd, waarvoor de vestiging van erfpacht geschiedt, wordt verdeeld en waarvan de eerste aanvangt op de datum, waarop de erfpacht ingaat;

f. "overgang van erfpacht": elke verkrijging van de erfpacht onder algemene of bijzondere titel;

g. "bedrijfsterrein": grond, beoogd ingezet te worden ten dienste van de uitoefening van bedrijfsactiviteiten;

h. "woningbouwterrein": grond, beoogd ingezet te worden ten dienste van woningbouw;

i. "terrein": grond beoogd ingezet te worden ten dienste van bebouwing;

j. "canon": de jaarlijks verschuldigde geldsom voor het recht van erfpacht;

k. "grondwaarde": de prijs voor de in erfpacht uitgegeven grond, die de eigenaar met tact, geduld en goed koopmanschap voor de grond, onbezwaard met het recht van erfpacht, zou kunnen bedingen in het vrije marktverkeer dan wel - bij gesubsidieerde (woningwet)bouw - de van Rijkswege aanvaarde en vastgestelde maximale grondprijs voor één woning of wooneenheid;

l. "kapitaalrente": een rente, bepaald door het rekenkundig gemiddelde van:

* de rente, die de gemeente moet betalen aan de Bank voor Nederlandse Gemeenten voor de financiering van haar kapitaaluitgaven (tarief vaste geldleningen openbare lichamen - 25 jaar gelijk);

* de rente geldend voor hypothecaire leningen zonder overheidsgarantie, ter hoogte van maximaal 75% van de executiewaarde/stichtingskosten met een rentevaste periode van vijf jaar en bij eerste afsluiting op nieuwbouw verstrekt door de ING-bank;

m. "omzetbelasting": de belasting toegevoegde waarde, als bedoeld in de Wet op de omzetbelasting 1968;

n. "overdrachtsbelasting": belasting verschuldigd wegens verkrijging van onroerende zaken en daarop gevestigde beperkte rechten;

o. "wederpartij": degene, die een voorstel tot vestiging van erfpacht heeft aanvaard;

p. "zaak": voor menselijke beheersing vatbare stoffelijke objecten;

q. "gemeente": de gemeente Nijmegen;

r. "B&W": Burgemeester en Wethouders van de gemeente Nijmegen.

 

Artikel 2Algemeen artikel

1. De vestiging geschiedt:

a. tegen een canon in geld, tenzij anders is overeengekomen,

b. met toepassing van deze Algemene Bepalingen, voor zover hiervan bij de voor elke afzonderlijke vestiging nader vast te stellen bijzondere bedingen niet wordt afgeweken,

c. met toepassing van de overige, voor elke afzonderlijke vestiging van erfpacht vast te stellen bijzondere bedingen.

 

Artikel 3Notariële akte en vormvoorschriften

1. De vestiging van erfpacht, splitsing van de rechten van erfpacht - splitsing in appartementsrechten, daaronder begrepen - of enige andere wijziging van de erfpacht moet geschieden bij notariële akte, te verlijden ten overstaan van een notaris, ter keuze van de erfpachter.

Een door partijen gewaarmerkte situatietekening van de in de akte vermelde grond, wordt aan de akte van vestiging gehecht. Herziening van de canon is geen wijziging van de erfpacht.

2. Onverminderd het bepaalde in het volgende lid is de erfpachter - met uitzondering van de gevallen, waarin de gemeente zelf partij is - verplicht desgevraagd na het verlijden van een akte als bedoeld in lid 1 een afschrift of uittreksel daarvan kosteloos aan de gemeente te verstrekken.

3. In geval van overgang of overdracht van de gehele of gedeeltelijke erfpacht moet de erfpachter binnen één maand na de dag van de overgang of overdracht een behoorlijk ingevulde en ondertekende verklaring, opgemaakt volgens formulier A, behorende bij deze Algemene Bepalingen, indienen bij de gemeente.

4. De kosten, lasten en rechten ter zake van de in dit artikel bedoelde akten, waaronder mede begrepen de verschuldigde omzetbelasting of overdrachtsbelasting, alsmede de kosten en rechten wegens de uitgifte van een eerste grosse, dan wel afschriften van de in dit artikel bedoelde akten, komen ten laste van de erfpachter.

 

Artikel 4Niet verlijden van de notariële akte

1. Wederpartij is verplicht te zorgen dat de akte van vestiging wordt verleden binnen één maand na de datum, waarop aan wederpartij schriftelijk is medegedeeld dat van gemeentewege het besluit tot vestiging van erfpacht is genomen.

2. B&W zijn op verzoek van wederpartij bevoegd, indien bijzondere omstandigheden daartoe aanleiding geven, een andere regeling te treffen ten aanzien van de datum, waarop de akte van vestiging wordt verleden. Een afwijkende regeling dient te blijken uit een van B&W afkomstig geschrift.

3. Wederpartij is alsdan vanaf het verstrijken van de onder lid 1 bedoelde maand tot aan de datum, waarop de akte wordt verleden, een vergoeding verschuldigd, gelijk aan een evenredig deel van de met de wederpartij overeengekomen canon.

Wederpartij dient vorenbedoelde vergoeding telkens over een termijn van drie maanden bij vooruitbetaling te voldoen aan de gemeente.

4. Indien wederpartij vóór of nadat haar is medegedeeld, dat de gemeenteraad of - na delegatie - B&W tot vestiging van erfpacht heeft respectievelijk hebben besloten, ter kennis brengt van B&W, dat zij deze vestiging niet aanvaardt, is de wederpartij aan de gemeente een direct opeisbaar bedrag verschuldigd, gelijk aan 10% van de grondwaarde, vermeerderd met de overeenkomstig de in het voorgaande lid berekende vergoeding, vanaf de dag waarop de akte volgens het in dit artikel bepaalde had moeten zijn verleden tot aan de dag van betaling, onverminderd het recht op schadevergoeding.

5. Indien de toekomstige erfpachter voor de datum van ondertekening van de akte van vestiging van de erfpacht in staat van faillissement wordt verklaard of surséance van betaling heeft gekregen, alsmede wanneer er voor de datum van ondertekening van de notariële akte beslag op zijn goederen wordt gelegd, is de gemeente bevoegd de overeenkomst als ontbonden te beschouwen, zonder dat enige ingebrekestelling of rechterlijke tussenkomst zal zijn vereist.

Reeds betaalde canon of waarborgsommen of gedeelten daarvan zullen worden gerestitueerd voor zover ze het bedrag van de kosten en boeten ingevolge deze overeenkomst te boven gaan.

 

Artikel 5Woonplaats

Erfpachter is verplicht in de akte van vestiging woonplaats te kiezen bij de notaris die de akte verlijdt. De woonplaatskeuze geldt ten aanzien van al hetgeen op de vestiging van erfpacht betrekking heeft of daarmee verband houdt.

 

Artikel 6Aanduiding en toestand van het object; vrijwaring

1. a. De erfpachter aanvaardt de grond waarop zijn recht betrekking heeft in de staat waarin deze zich bevindt op de datum waarop de akte van vestiging krachtens het bepaalde in artikel 4 lid 1 wordt verleden dan wel had moeten zijn verleden, derhalve met alle bijzondere lasten en beperkingen, waaronder alle gebreken, erfdienstbaarheden, afzonderlijke beperkte rechten, kettingbedingen en kwalitatieve verplichtingen doch vrij van hypotheken, beslagen en inschrijvingen daarvan. Bij eerdere ingebruikneming wordt zij overgedragen in de toestand waarin zij zich bevindt op de datum van ingebruikneming.

b. De gemeente staat ervoor in, dat zij tot vestiging van erfpacht bevoegd is.

2. Bij gebreke van een partijen bindende aanduiding van de erfgrenzen zal de gelijkluidende aanwijzing van de erfgrenzen van de grond door partijen aan de bevoegde ambtenaar van de Landmeetkundige Dienst van het Rijkskadaster bindend zijn.

3. Partijen worden geacht de grond volkomen te kennen en doen afstand van hun recht tot het instellen van enigerlei aktie wegens verkeerde of onjuiste opgave van afmetingen, oppervlakte, vorm, aard, bestemmingen of belendingen. Derhalve zal na opmeting door de Landmeetkundige Dienst van het Rijkskadaster geen verrekening plaatsvinden.

4. De erfpachter kan geen vermindering, kwijtschelding of teruggave van de canon vorderen indien hij - door welke omstandigheid ook - geen of een beperkt genot van de erfpacht heeft.

 

Artikel 7Bodemverontreiniging

Partijen zullen bij bijzonder beding een nadere regeling treffen ter zake de eventuele aanwezigheid van voor het milieu of de volksgezondheid gevaarlijke of niet aanvaardbare stoffen in of op de grond en de gevolgen daarvan. In geval en voor zover geen nadere regeling is opgenomen, aanvaardt erfpachter de grond in de staat, waarin deze zich bevindt op het door partijen nader

aangeduid tijdstip, zoals bedoeld onder artikel 4 lid 1.

Het risico van enigerlei verontreiniging is alsdan voor rekening van erfpachter.

 

HOOFDSTUK 2 FINANCIËLE VERPLICHTINGEN VAN DE ERFPACHTER

 

Artikel 8Vaststelling en herziening van de canon

1. De erfpachtscanon wordt vastgesteld voor een periode van vijf jaren, met dien verstande, dat bij de vestiging de canon wordt vastgesteld voor een in het besluit tot vestiging te noemen eerste periode. Voor toepassing van deze Algemene Bepalingen wordt deze periode geacht te zijn een periode van vijf jaren.

2. De aanvangscanon wordt door de Raad of - na delegatie - door B&W van de gemeente vastgesteld. De canon wordt afgeleid van de door de Raad, respectievelijk B&W van de gemeente te bepalen grondwaarde en is gelijk aan de grondwaarde vermenigvuldigd met de op het moment van de grondwaardebepaling geldende kapitaalrente, vermeerderd met:

- 0,5% over de grondwaarde, zijnde een vergoeding voor de door de gemeente gemaakte investeringskosten met betrekking tot de in erfpacht uitgegeven grond;

en

- 0,5% over de grondwaarde, zijnde een toeslag wegens administratiekosten.

3. Met ingang van elke nieuwe, in lid 1 genoemde termijn, wordt de canon door B&W met handhaving van de oorspronkelijke grondwaarde, herzien, indien en voor zover de kapitaalrente is gewijzigd.

Voor de hoogte van de kapitaalrente is beslissend de eerste dag van de driemaandelijkse periode, voorafgaande aan het tijdstip, waarop de herziening zal plaatsvinden. Erfpachter wordt twee maanden vóór de aanvangsdatum van de nieuwe canon op de hoogte gesteld van de herziening. Indien deze kennisgeving niet tijdig plaatsvindt, dan geldt als aanvangsdatum voor de nieuwe canon de eerste dag van de derde maand, volgende op de datum, waarop de kennisgeving alsnog is gedaan. De aldus herziene canon is voor partijen bindend.

 

Artikel 9Betaling van de canon

1. De betaling van de jaarlijkse erfpachtscanon geschiedt bij vooruitbetaling in halfjaarlijkse termijnen, telkens vóór 1 januari en 1 juli van elk jaar aan de gemeente.

2. De eerste canonbetaling vindt plaats bij het verlijden van de akte van vestiging van erfpacht, voor de dan verschenen termijn of gedeelte daarvan, onder verrekening van de eventueel op grond van artikel 4 teveel betaalde vergoeding wegens uitstel.

3. De canon en hetgeen de erfpachter aan de gemeente met betrekking tot de erfpacht overigens verschuldigd is, moet worden betaald, zonder enige korting of schuldverrekening uit welke hoofde ook.

 

Artikel 10Overige financiële verplichtingen

1. Alle belastingen en alle andere lasten drukkend op of verband houdend met de grond en de zich daarop bevindende of aan te brengen bebouwing, werken en beplantingen - waaronder dus ook alle lasten drukkend op of verband houdend met (blote)eigendom - komen vanaf de datum van ingang van de erfpacht ten laste van de erfpachter.

2. In aanvulling op het bepaalde in lid 1 komen de in dit lid bedoelde lasten voor rekening van wederpartij indien voor de datum van ingang van de erfpacht het terrein geheel of gedeeltelijk door of vanwege de wederpartij is bebouwd en de lasten als gevolg hiervan zijn of worden verhoogd;

3. Indien de gemeente enige betaling heeft verricht, die ingevolge het bepaalde in de leden 1 en 2 ten laste van de erfpachter komt, geven B&W daarvan schriftelijk kennis aan de erfpachter, die gehouden is binnen één maand na de datum van verzending van deze kennisgeving het daarin opgegeven bedrag aan de gemeente te betalen.

4. De in het kader van de vestiging van erfpacht verschuldigde omzetbelasting en/of overdrachtsbelasting is voor rekening van erfpachter.

 

HOOFDSTUK 3 OVERIGE VERPLICHTINGEN VAN DE ERFPACHTER

 

Artikel 11Bouwplicht

1. De erfpachter is verplicht binnen drie maanden na de datum, waarop hem is kennisgegeven, dat het besluit tot vestiging van erfpacht is genomen, de aanvraag voor de vereiste bouwvergunning in te dienen bij de gemeente, welke aanvraag dient te voldoen aan de daarvoor gestelde voorschriften.

De erfpachter is verplicht al die maatregelen te nemen, welke voor een spoedige verlening van de bouwvergunning noodzakelijk zijn, waartoe mede behoort het verstrekken van nader gevraagde inlichtingen, bescheiden e.d. binnen de daarbij gestelde termijn.

2. Erfpachter is verplicht te zorgen, dat het bouwplan, ter uitvoering waarvan het terrein in erfpacht is uitgegeven, en dat nader is geconcretiseerd in de bijzondere bedingen, binnen 12 maanden na de datum, waarop aan erfpachter is kennis gegeven dat het besluit tot vestiging van erfpacht is genomen, daadwerkelijk in uitvoering is genomen en binnen 18 maanden na vorenbedoelde kennisgeving is voltooid blijkens een door de erfpachter aan de gemeente gedane schriftelijke melding.

3. Het is erfpachter verboden over te gaan tot vervreemding van de erfpacht zonder dat hij aan de verplichting in lid 2 genoemd heeft voldaan. B&W zijn bevoegd ontheffing te verlenen onder alsdan door B&W te stellen voorwaarden.

4. a. Indien erfpachter niet, niet tijdig of niet volledig voldoet aan de in lid 2 omschreven bouwplicht heeft dit te gelden als een in ernstige mate tekort schieten door de erfpachter in de nakoming van zijn verplichtingen, hetgeen de gemeente de bevoegdheid geeft de erfpacht bij exploit met een termijn van één maand op te zeggen. In geval van een dergelijke opzegging heeft de erfpachter geen recht op (schade-)vergoeding uit welke hoofde dan ook.

b. De erfpachter dient, in het hiervoor onder a bedoelde geval, het in erfpacht uitgegeven terrein ontruimd, ontdaan van opstallen en zoveel mogelijk in de toestand, waarin het werd uitgegeven, alsmede onbezwaard, geheel vrij van persoonlijke en beperkte rechten aan de gemeente op te leveren.

5. De in de vorige leden genoemde termijnen kunnen door B&W in voorkomende gevallen, uitsluitend ter beoordeling van B&W worden verlengd, al dan niet onder alsdan te stellen nadere voorwaarden.

 

Artikel 12Onderhoudsplicht, gedoogplicht

1. De erfpachter is verplicht de grond en de daarop te stichten en gestichte opstallen in behoorlijke staat te onderhouden.

2. De erfpachter moet gedogen, dat door gemeente en derden, op, in, aan of boven de grond en de opstallen zoveel en zodanige palen, kabels, leidingen, draden en andere zaken worden aangebracht en onderhouden als B&W met het oog op openbare voorzieningen noodzakelijk achten, zonder dat de gemeente gehouden is tot het betalen van enige vergoeding ter zake.

Alvorens te beslissen omtrent de plaats waar en de wijze waarop die zaken worden aangebracht, vindt vanwege de gemeente overleg met de erfpachter plaats.

Alle zaakschade, welke, een onmiddellijk gevolg is van het aanbrengen, herstellen, vernieuwen, hebben, houden en verwijderen van de in het voorgaande bedoelde zaken (met toebehoren) zal door de gemeente, zulks uitsluitend te harer keuze, op haar kosten worden hersteld of aan de rechthebbende worden vergoed.

 

Artikel 13Inrichten van de grond

1. Het is erfpachter verboden de grond en de daarop gestichte of te stichten opstallen in te richten of te gebruiken in strijd met de in de akte van vestiging vermelde bestemming.

2. Het onbebouwde gedeelte van de in erfpacht uitgegeven grond moet worden afgescheiden ten genoegen van B&W; de afscheiding moet in deugdelijke staat worden onderhouden.

 

Artikel 14Veranderingen in gebruik van de grond en de opstallen

Het is erfpachter niet geoorloofd zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van B&W de in de akte van vestiging vermelde bestemming te wijzigingen. B&W kunnen deze schriftelijke toestemming ook voor een bepaalde tijd of tot wederopzegging verlenen en aan hun toestemming nadere bijzondere voorwaarden verbinden.

Ter verkrijging van hiervoren bedoelde toestemming dient erfpachter een schriftelijk verzoek in te dienen.

 

Artikel 15Controle op naleving voorwaarden

Ambtenaren van de gemeente hebben voor de uitoefening van hun functie en ter controle op de naleving van de gestelde voorwaarden in overleg met de erfpachter toegang tot de grond.

 

HOOFDSTUK 4 SPLITSING EN BEËINDIGING VAN HET RECHT VAN ERFPACHT

 

ASplitsing en samenvoeging

 

Artikel 16

1. De erfpachter is tot splitsing van de erfpacht, tot splitsing in appartementsrechten of tot samenvoeging van eerder gesplitste erfpacht slechts bevoegd na voorafgaande schriftelijke toestemming van B&W.

2. Indien B&W deze toestemming verlenen, stellen zij daarbij vast welke canon zal gelden voor elk van de nieuw te vormen rechten van erfpacht, alsmede eventuele nadere voorwaarden.

 

BBeëindiging van de erfpacht

 

Artikel 17Opzegging door de erfpachter

1. De erfpachter kan de erfpacht opzeggen zij het uitsluitend tegen het einde van een erfpachtstijdvak van vijftig jaar.

2. Opzegging moet geschieden met inachtneming van een termijn van één jaar vóór het einde van een erfpachttijdvak en dient te geschieden bij deurwaardersexploit, te betekenen aan het gemeentebestuur. Het exploit dient de gegevens te bevatten als vermeld op formulier B behorende bij deze bepalingen.

3. In geval van opzegging door de erfpachter heeft deze geen recht op vergoeding van de waarde van nog aanwezige gebouwen, werken en beplantingen, ongeacht of die - verplicht of onverplicht - door hemzelf of een rechtsvoorganger zijn aangebracht of van de gemeente tegen vergoeding der waarde zijn overgenomen.

4. De erfpachter is verplicht vóór of uiterlijk op het tijdstip van het eindigen van de erfpacht de grond ontruimd, ontdaan van opstallen en zoveel mogelijk in de toestand waarin het terrein werd uitgegeven, alsmede onbezwaard, geheel vrij van persoonlijke en beperkte rechten aan de gemeente ter beschikking te stellen, tenzij de gemeente op schriftelijk verzoek van de erfpachter anders beslist. De gemeente kan aan inwilliging van het verzoek voorwaarden verbinden.

5. De gemeente heeft het recht om bij gebreke van nakoming van de verplichting tot oplevering in de oude toestand zelf te doen wat de (voormalige) erfpachter had moeten doen. Een en ander op kosten van die (voormalige) erfpachter en onverminderd het recht van de gemeente op vergoeding van (verdere) schade.

 

Artikel 18Opzegging door de gemeente

1. De gemeente is steeds bevoegd de erfpacht met inachtneming van een termijn van één maand op te zeggen, indien de erfpachter in verzuim is de canon over twee achtereenvolgende jaren te betalen of in ernstige mate tekort schiet in de nakoming van zijn andere verplichtingen.

2. De erfpachter schiet in ernstige mate tekort in de nakoming van zijn andere verplichtingen onder meer indien:

- hij niet voldoet aan de in artikel 11 lid 2 omschreven bouwplicht;

- hij niet voldoet aan de in artikel 22 sub i omschreven bedrijfsvoering, namelijk ervoor zorgdragen dat zijn bedrijfsvoering zodanig is ingericht dat bodemverontreiniging wordt vermeden.

3. De gemeente is bevoegd de erfpacht met inachtneming van een termijn van één jaar tussentijds op te zeggen indien het algemeen belang dat vordert. Een dergelijk geval doet zich bijvoorbeeld voor bij verwezenlijking van een bestemmingsplan.

4. Opzegging geschiedt bij exploit. De opzegging moet binnen acht dagen worden betekend aan degenen die als beperkt gerechtigde of als beslaglegger op de erfpacht in de openbare registers staan ingeschreven.

5. Na het einde van de erfpacht door opzegging door de gemeente, als bedoeld in lid 1, is de gemeente verplicht de waarde die de erfpacht dan heeft aan de voormalige erfpachter te vergoeden, na aftrek van hetgeen zij uit hoofde van de erfpacht van de erfpachter te vorderen heeft, de kosten daaronder begrepen.

Indien tevens sprake is van enig recht van de voormalige erfpachter op vergoeding van de waarde van nog aanwezige gebouwen, werken en beplantingen, zal deze waarde tezamen met de in de vorige alinea bedoelde waarde van de erfpacht bepaald worden door de opbrengst van een op initiatief van de gemeente te houden openbare verkoping zoals weergegeven in artikel 19.

 

Artikel 19 Vergoeding na einde erfpacht

A 1. Na het einde van de erfpacht, geëindigd anders dan uit hoofde van het algemeen belang, heeft de voormalige erfpachter recht op vergoeding van de waarde van nog aanwezige gebouwen, werken en beplantingen, die door hemzelf of een rechtsvoorganger zijn aangebracht of van de eigenaar tegen vergoeding der waarde zijn overgenomen, tenzij:

- de erfpachter de gebouwen werken en beplantingen niet zelf heeft bekostigd;

- de erfpacht geëindigd is door opzegging door de erfpachter.

2. De gemeente is bevoegd van de door haar ingevolge dit artikel verschuldigde vergoeding af te houden hetgeen zij uit hoofde van de erfpacht van de erfpachter te vorderen heeft.

3. De waarde, bedoeld in het eerste lid, alsmede de waarde van de erfpacht bedoeld in artikel 18 lid 5, worden gezamenlijk bepaald door de opbrengst van een op initiatief van de gemeente te houden openbare verkoping na toepassing van het overige in deze voorwaarden bepaalde.

4. De gemeente zal deze openbare verkoping volgens plaatselijke gewoonte en onder de gebruikelijke algemene veilingvoorwaarden voor registergoederen doen houden binnen 6 maanden na de dag, waarop de erfpacht is beëindigd en de grond met de opstallen ter vrije beschikking van de gemeente is gesteld.

Geveild zal worden een alsdan opnieuw uit te geven recht van erfpacht op de grond, te verlenen voor de verdere tijdsduur van de geëindigde erfpacht onder de destijds voor dat recht gegolden hebbende voorwaarden, met inbegrip van de op de grond nog aanwezige gebouwen, werken en beplantingen.

5. De opbrengst van de verkoping wordt uitgekeerd aan de erfpachter wiens recht is geëindigd, na aftrek van al hetgeen aan de gemeente met betrekking tot de erfpacht, de grond en de opstallen nog is verschuldigd en van de door de gemeente betaalde kosten van de opzegging en de verkoping.

6. Indien de erfpacht voor het eindigen van het recht met hypotheek was bezwaard, wordt in afwijking van het vorige lid van dit artikel de opbrengst, na aftrek van al hetgeen aan de gemeente met betrekking tot de erfpacht, de grond en de opstallen nog verschuldigd is en van de kosten van de beëindiging en de verkoping, aan de voormalige hypotheekhouder(s) uitgekeerd tot een door B&W vast te stellen bedrag, gelijk aan het bedrag, dat aan de voormalige hypotheekhouder(s) zou toekomen indien het een verdeling gold van de koopprijs in geval van gerechtelijke verkoop van de erfpacht. Het daarna overblijvende bedrag van de opbrengst wordt uitgekeerd aan de erfpachter, wiens recht is geëindigd.

7. Generlei uitkering ingevolge dit artikel heeft plaats, zolang niet de grond met de opstallen ter vrije beschikking van de gemeente is gesteld.

 

B Indien de erfpacht eindigt krachtens opzegging in het algemeen belang en de partijen er niet in geslaagd zijn om de vergoeding in der minne te regelen, bepalen deskundigen het bedrag, dat aan de erfpachter toekomt als vergoeding. Hieronder wordt verstaan volledige schadeloosstelling, zoals deze door de gemeente aan de erfpachter zou moeten worden betaald, indien de erfpacht per de dag waarop dit ingevolge opzegging in het algemeen belang eindigt, zou zijn onteigend op basis van de ten tijde van dat besluit geldende tekst van de Onteigeningswet.

 

HOOFDSTUK 5WIJZIGING VAN DE ALGEMENE BEPALINGEN EN/OF DE BIJZONDERE

 

BEDINGEN

 

Artikel 20Wijziging door de gemeente na afloop van een erfpachtstijdvak

1. Na afloop van een erfpachtstijdvak heeft de gemeente het recht eenzijdig tot integrale herziening van de erfpachtsvoorwaarden over te gaan, inclusief de vaststelling van de grondwaarde en de wijze van vaststelling en herziening van de canon.

2. Indien en voor zover de gemeenteraad gedurende een erfpachtstijdvak tot wijziging van de Algemene Bepalingen besluit, treden de gewijzigde Algemene Bepalingen telkenmale in werking op de dag, waarop een nieuw erfpachtstijdvak na zulk een raadsbesluit aanvangt.

3. Ten minste twee jaren vóór afloop van een erfpachtstijdvak, wordt de erfpachter, hypotheekhouder(s) en beperkt gerechtigden op het recht van erfpacht bij aangetekende brief kennisgegeven van de Algemene Bepalingen en bijzondere bedingen, welke gedurende het volgende erfpachtstijdvak van kracht zullen zijn.

4. Is een kennisgeving, als bedoeld in het vorige lid van dit artikel, niet tijdig gedaan, dan blijven de tot dusverre geldende bepalingen en bedingen voor het nieuwe erfpachtstijdvak van kracht tot twee jaren zijn verstreken, te rekenen vanaf het tijdstip, waarop de kennisgeving alsnog is uitgebracht.

In dit geval is erfpachter gerechtigd binnen één jaar na kennisgeving van de wijziging op te zeggen met - voor het overige - toepassing van artikel 17.

 

Artikel 21Wijziging bij onderlinge overeenstemming

Behoudens de mogelijkheid van canonherziening, zal slechts bij onderlinge overeenstemming tussen de gemeente en de erfpachter, waarvan schriftelijk moet blijken, gedurende een erfpachtstijdvak een wijziging kunnen worden gebracht in de Algemene Bepalingen en bijzondere bedingen, welke bij de vestiging van erfpacht zijn gesteld.

 

HOOFDSTUK 6BEPALINGEN TEN AANZIEN VAN BEDRIJFSTERREINEN

 

Artikel 22Verplichtingen van erfpachter

Erfpachter is verplicht:

a. het bedrijf dat in overeenstemming met de in de akte van vestiging gegeven bestemming door erfpachter wordt opgericht binnen twee jaren na de datum waarop het besluit tot vestiging van erfpacht is genomen in werking te stellen.

Indien sprake is van termijnverlenging als bedoeld in artikel 11 lid 5, zal voor het hiervoren bedoelde moment van inwerkingstelling, door B&W een nader tijdstip worden bepaald;

b. het onbebouwde gedeelte van de grond ten genoegen van B&W aan te leggen en te onderhouden; met name moet de grond worden geëgaliseerd en zoveel mogelijk vrij worden gehouden van onkruid;

c. het gedeelte van de grond gelegen tussen de erfgrens en de rooilijn, als tuin aan te leggen en te onderhouden, met dien verstande, dat ten hoogste een oppervlakte van 50% hiervan mag worden verhard en benut als toegangsweg, voetpad, parkeerterrein e.d., tenzij in verband met de oppervlakte van de grond deze norm in redelijkheid niet gehaald kan worden;

d. ten aanzien van de onbebouwde grond gelegen tussen de bebouwingsgrens en de bebouwing (indien de bebouwing achter de bebouwingsgrens is gelegen), kunnen B&W nadere eisen stellen indien dat gedeelte vanaf de straat zichtbaar is, aan welke nadere eisen de erfpachter moet voldoen;

e. erfpachter is verplicht, gelijktijdig met de indiening van de aanvraag voor een bouwvergunning, een inrichtingsplan conform de leden b, c en d van dit artikel ter goedkeuring aan B&W over te leggen;

f. erfpachter is verplicht op de grond met inachtneming van door de gemeente en andere overheden gestelde eisen voldoende parkeergelegenheid aan te leggen ten behoeve van bezoekers en personeel;

g. ervoor zorg te dragen, dat het onbebouwde gedeelte van de grond vrij blijft van afvalmaterialen. B&W zijn bevoegd ontheffing te verlenen van deze bepaling, aan welke ontheffing nadere voorwaarden kunnen worden verbonden;

h. een zo groot mogelijke zuiverheid van de in erfpacht uitgegeven grond in acht te nemen.

i. ervoor zorg te dragen, de bedrijfsvoering zo in te richten dat geen bodemverontreiniging optreedt. Een aan de erfpachter toe te rekenen verontreiniging dient op zijn kosten te worden opgeheven. Het verontreinigen van de grond heeft te gelden als een in ernstige mate tekort schieten door de erfpachter in de nakoming van zijn verplichtingen, hetgeen de gemeente de bevoegdheid geeft de erfpacht bij exploit met een termijn van één maand op te zeggen. In geval van een dergelijke opzegging heeft de erfpachter geen enkel recht op enige (schade)vergoeding uit welke hoofde dan ook; de erfpachter dient het in erfpacht uitgegeven terrein ontruimd, ontdaan van opstallen en zoveel mogelijk in de toestand, waarin het werd uitgegeven, alsmede onbezwaard, geheel vrij van persoonlijke en beperkte rechten aan de gemeente op te leveren, behoudens die rechten welke uitdrukkelijk door B&W zijn geaccepteerd.

Alle uit de in dit artikel genoemde verplichtingen voortvloeiende werkzaamheden zullen geschieden in opdracht en voor rekening van de erfpachter.

 

Artikel 23Kosten van in- en uitritten

De kosten van de aanleg van in- en uitritten komen ten laste van de erfpachter, zulks inclusief de te maken kosten van voorbereiding en toezicht.

 

Artikel 24Detailhandelsverbod

1. Winkelverkoop (detailhandel) mag niet plaatsvinden, in welke vorm en onder welke benaming dan ook. Onder "winkelverkoop" wordt in dit verband verstaan het bedrijfsmatig in of vanuit een bedrijfspand of showroom dan wel andere opstal te koop aanbieden, uitstallen ten behoeve van de verkoop, verkopen en leveren van goederen en materialen aan personen (consumenten), die deze goederen en materialen voor eigen gebruik, verbruik en/of aanwending daarvan kopen, anders dan in of voor de uitoefening van hun (eigen) beroeps- of bedrijfsactiviteit.

Onder "aanbieden" wordt in dit verband naast het in feitelijke zin tonen ten behoeve van de verkoop en dergelijke van goederen en materialen ook begrepen het maken van reclame daarvoor via kranten, reclamebladen, folders of anderszins buiten de kring van degenen, die niet als consument, bedoeld in de vorige alinea, kunnen worden aangemerkt.

2. Onverminderd het verbod tot winkelverkoop (detailhandel) als hiervoor bedoeld, is het erfpachter evenmin toegestaan om zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van B&W goederen en materialen in of vanuit een bedrijfspand of showroom rechtstreeks aan de personen (consumenten), bedoeld in het eerste lid te koop aan te bieden, te verkopen en te leveren door middel van gebruikmaking van een zogenaamde "pasjesregeling", waardoor verkoop en levering van die goederen en materialen alsnog aan particuliere personen (consumenten) voor eigen gebruik, verbruik of aanwending in niet-bedrijfsmatige zin kan plaatsvinden. Met een "pasjesregeling", wordt gelijkgesteld elke andere, naar het oordeel van B&W, vergelijkbare regeling.

 

HOOFDSTUK 7BEPALINGEN TEN AANZIEN VAN WONINGBOUWTERREINEN

 

Artikel 25

Woningbouwterreinen worden in erfpacht uitgegeven mede onder de navolgende condities:

a. het onbebouwde gedeelte moet als tuin worden aangelegd en onderhouden en daarop mogen geen voorwerpen, los of vast, worden geplaatst, buiten hetgeen behoort tot de aanleg van de tuin en dient overigens te worden gebruikt overeenkomstig het doel, waarvoor de grond in erfpacht is uitgegeven;

b. geen inrichtingen mogen worden opgericht, waarvoor ingevolge de milieuwetgeving vergunning nodig is;

c. in woningen en bijgebouwen mag geen winkel worden gehouden en daarin mag ook geen bedrijf, praktijk of beroep worden uitgeoefend zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van B&W, aan welke toestemming nadere voorwaarden kunnen worden verbonden;

d. de grond mag niet voor reclamedoeleinden worden gebezigd;

e. eventuele garages, carports, respectievelijk onoverdekte en als zodanig bestemde parkeerruimten op de grond mogen uitsluitend gebruikt en ingericht worden voor het stallen van voertuigen en voor - voor zover het garages betreft - mede voor berging van enig huishoudelijk gerief en mogen niet gebruikt of ingericht worden voor woondoeleinden, werkplaatsen, opslagplaatsen, reparatie- en/of andere bedrijfsdoeleinden, enz.;

f. in aanvulling op het bepaalde onder artikel 13, lid 2 zal het langs de openbare weg gelegen gedeelte door en voor rekening van de gemeente worden afgescheiden met een betonband, welke afscheiding door en voor rekening van erfpachter ten genoegen van B&W onderhouden en in stand gehouden dient te worden. Zonder schriftelijke toestemming van B&W is het erfpachter niet toegestaan langs de openbare weg een andere erfafscheiding dan genoemde betonband te plaatsen;

g. erfpachter is verplicht om de te bouwen woning(en) aan te sluiten en aangesloten te houden op een centrale antenne-inrichting (afgekort: CAI), (zonder de verplichting een overeenkomst te sluiten om van de CAI gebruik te maken) en tevens te gedogen dat in, aan, op of boven de onroerende zaak geleidingen en installaties ten behoeve van het functioneren van die centrale antenne-inrichting worden aangebracht, gehouden, gewijzigd, verwijderd en onderhouden, welke dienen voor de ontvangst van radio- en televisiesignalen door middel van een CAI ten dienste van in de gemeente gebouwde en te bouwen woningen; exploitante van de CAI in deze is Kabel Nijmegen BV of haar rechtsopvolger, dan wel een door B&W aan te wijzen andere organisatie. Behoudens voorafgaande schriftelijke vrijstelling, verleend door B&W, is het verboden antennes te plaatsen;

h. zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de gemeente is het erfpachter of opvolgende verkrijger niet toegestaan op de in erfpacht uitgegeven grond meer of minder woningen, dan wel andere woningtypen te realiseren, respectievelijk in stand te houden, dan het bouwplan, ten behoeve waarvan de vestiging van erfpacht plaatsvindt, aangeeft;

i. erfpachter vrijwaart de gemeente voor elke aansprakelijkheid voortvloeiende uit het verkavelen van de door de gemeente in erfpacht uitgegeven grond, waaronder begrepen het aantal kavels, alsmede de afmetingen, de oppervlakte en de situering van de bij de woningen behorende tuinen en/of erven;

j. erfpachter is gehouden de bepalingen van de Regionale Huisvestingsverordening Knooppunt Arnhem-Nijmegen 1995 na te komen en in samenhang daarmee de woning(en) die geacht moet(en) worden onder de werking van deze verordening te vallen aan te melden bij B&W.

 

Artikel 26

1. Bij de vestiging van erfpacht, dan wel de aanvang van een nieuw erfpachtstijdvak met betrekking tot gronden, bestemd voor woningbouw, kan de gemeente met de wederpartij, respectievelijk de erfpachter overeenkomen, dat de gedurende een vol erfpachtstijdvak verschuldigde canons ineens bij vooruitbetaling worden voldaan.

2. Ingeval afkoop plaatsvindt van verschuldigde canons, als bedoeld in het eerste lid, is de afkoopsom gelijk aan de grondwaarde.

3. Indien afkoop, als hiervoor bedoeld, plaatsvindt bij de vestiging van erfpacht, dient zulks te worden geconstateerd in de akte van vestiging.

4. Storting van de afkoopsom bij de vestiging van erfpacht moet plaats hebben bij het passeren van de notariële akte van vestiging.

5. Ingeval van beëindiging van de erfpacht, als bedoeld in artikel 18, wordt bij het bepalen van de eventuele vergoeding met de ingevolge de vorige leden bedoelde gestorte bedragen rekening gehouden.

 

HOOFDSTUK 8SLOTBEPALINGEN

 

Artikel 27Ontruiming opstallen

Indien na het eindigen van de erfpacht de grond en het daarop gestichte niet vrijwillig wordt ontruimd, zal de gemeente de ontruiming op kosten van de voormalige erfpachter doen bewerkstelligen door middel van de grosse van één der akten, als bedoeld in het eerste lid van artikel 3, behoudens door derden rechtmatig verkregen gebruiksrechten.

 

Artikel 28Kettingbeding

1. Erfpachter en zijn rechtverkrijgenden zijn verplicht bij gehele of gedeeltelijke overgang van de erfpacht de bij de overeenkomst hem ter zake van de verleende erfpacht opgelegde verplichtingen, in de akte van overgang op te nemen en deze van toepassing te verklaren, aan de nieuwe erfpachter op te leggen en voor en namens de gemeente aan te nemen.

2. Het beding, als bedoeld in lid 1, moet met medewerking van beide partijen worden ingeschreven in de openbare registers.

 

Artikel 29Boetebeding

1. Indien de canon niet tijdig wordt betaald, is een boete verschuldigd, bedragende voor elke maand vertraging, gerekend vanaf de dag, waarop de canon is vervallen, 2% van het achterstallige bedrag, met een minimum van € 11,34 (elf euro vier en dertig eurocent). Een gedeelte van een maand wordt daarbij voor een volle maand gerekend.

2. Erfpachter is bij niet-naleving van de uit deze overeenkomst voortvloeiende verplichtingen, uitgezonderd de in de artikelen 9 lid 1, 11 lid 3 en 28 omschreven verplichtingen, per overtreding, alsmede voor elke maand of gedeelte daarvan, gedurende welke de overtreding voortduurt, een direct opeisbaar bedrag van € 4.537,80 (vierduizend vijfhonderd zeven en dertig euro tachtig eurocent) aan de gemeente verschuldigd.

Voor overtreding van de verplichtingen, genoemd in de artikelen 16 en 24 wordt dit bedrag verhoogd tot € 11.344,51 (elfduizend driehonderd vier en veertig euro een en vijftig eurocent). Indien erfpachter de onder de artikelen 11 lid 3 en 28 omschreven verplichtingen niet nakomt, verbeurt hij aan de gemeente een boete gelijk aan het 25-voud van de jaarlijkse canon, met een minimum van € 22.689,01 (tweeëntwintig duizend zeshonderd negen en tachtig euro een eurocent).

3. Alle in dit artikel genoemde boetes zijn verschuldigd onverminderd het recht van de gemeente nakoming of ontbinding te vorderen al dan niet gecombineerd met schadevergoeding. Hetgeen ingevolge het boetebeding verschuldigd is, treedt derhalve niet in de plaats van de schadevergoeding.

 

Artikel 30Ingebrekestelling

Indien de erfpachter enige verplichting niet of niet volledig nakomt dan wel niet nakomt binnen de daartoe gestelde termijn, is hij door de enkele

niet/niet volledige nakoming van de verplichting, dan wel door het enkele verloop van de gestelde termijn in gebreke, zonder dat daartoe een ingebrekestelling of gerechtelijke tussenkomst wordt vereist.

 

Artikel 31Aantekening in de openbare registers

Indien de erfpacht is geëindigd of indien de erfpachtsvoorwaarden na afloop van een erfpachtstijdvak zijn gewijzigd, zal de gemeente daarvan aantekening laten doen in de openbare registers.

 

Artikel 32Samenloop van rechtsmiddelen of vorderingen van de gemeente

Voor zover in deze Algemene Bepalingen of in de bijzondere bedingen aan de gemeente enig recht en/of eventuele bijzondere bevoegdheid is toegekend, laat dit recht of deze bevoegdheid onaangetast het recht van de gemeente alle andere rechtsmiddelen of vorderingen, welke haar ten dienste staan of toekomen, aan te wenden of in te stellen, voor zover deze bevoegdheid niet uitdrukkelijk is beperkt of uitgesloten.

 

Artikel 33Hoofdelijke aansprakelijkheid en ondeelbaarheid

1. Indien de erfpacht aan twee of meer personen toekomt, is ieder van hen hoofdelijk tegenover de gemeente aansprakelijk voor de nakoming van de verplichtingen, die uit de erfpacht voortvloeien.

2. De verplichtingen, welke voor de erfpachter uit de erfpacht voortvloeien, zijn steeds ten opzichte van de gemeente ondeelbaar, ook indien de erfpacht is overgegaan op de erfgenamen van de erfpachter.

3. In afwijking van het in de leden 1 en 2 bepaalde, is de verplichting tot voldoening van de canon bij splitsing van het recht van erfpacht in appartementsrechten een voor rekening van de gezamenlijke appartementseigenaars komende deelbare schuld, waarvoor zij jegens de gemeente gezamenlijk aansprakelijk zijn.

 

Artikel 34Afwijking van de erfpachtsvoorwaarden

B&W zijn bevoegd, indien bijzondere omstandigheden daartoe aanleiding geven, zulks uitsluitend te hunner beoordeling, afwijkingen van de gestelde voorwaarden toe te staan, en met de erfpachter of diens rechtsopvolger een nieuwe, dan wel een nadere regeling te treffen.

 

Formulier A behorende bij het "Besluit erfpachtsbepalingen 2006"

 

 

De ondergetekende(n)

(naam, beroep en woonplaats)

 

verklaart dat het recht van erfpacht

verklaren dat een onverdeeld aandeel in het recht van erfpacht

 

verleend op de onroerende zaak, kadastraal bekend gemeente

 

sectie , nummer(s)

 

(afkomstig van de onroerende zaak, die op het tijdstip van de vestiging van erfpacht bij de Rijksdienst van het Kadaster en de Openbare Registers van die gemeente bekend was als sectie

, onder nummer )

aan

 

door de gemeente Nijmegen bij akte, verleden op

 

ten overstaan van Notaris te

 

ingeschreven bij de Rijksdienst van het Kadaster en de Openbare Registers te Arnhem, op

 

in deel , nummer

 

uit kracht van (omschrijving van de titel)

 

ingeschreven in de Openbare Registers te Arnhem, op

 

in deel , nummer

 

is overgegaan om hem (haar, hen), ondergetekende(n), onder dezelfde bepalingen, als daarop ten tijde van de overgang ingevolge de bepalingen van de akte van vestiging van erfpacht en de akte(n), houdende wijziging van de erfpacht van toepassing was, zodat alle rechten en verplichtingen, welke uit de gemelde akte(n) voor de erfpachter voortvloeien,

sedert de

ten bate en ten laste komen van hem (haar, hen), ondergetekende(n).

 

Hij/zij verklaart/verklaren ter zake van gemeld recht

 

erfpacht woonplaats te kiezen een onverdeeld aandeel in het recht van erfpacht

 

 

 

,de

 

 

Formulier B behorende bij het "Besluit erfpachtsbepalingen 2006"

 

 

De ondergetekende(n)

(naam, beroep en woonplaats)

 

verklaart/verklaren dat hij/zij het recht van erfpacht, op de onroerende zaak, kadastraal bekend als

 

gemeente , sectie , nummer

(afkomstig van de onroerende zaak, die op het tijdstip van de vestiging van erfpacht bij de Rijksdienst van het Kadaster en de Openbare Registers van die gemeente bekend was als sectie

, onder nummer )

 

verleend door de gemeente Nijmegen bij akte, verleden de

 

, voor de Notaris , en

 

ingeschreven bij de Rijksdienst van het Kadaster en de Openbare Registers te Arnhem, de

in deel , nummer

 

 

opzegt/opzeggen

 

zulks met inachtneming van het bepaalde in artikel 17 van de "Algemene Erfpachtsbepalingen gemeente Nijmegen 1993", en wel met ingang van

 

op welke datum hij/zij tevens de onroerende zaak zal/zullen opleveren, onder overlegging van een door de hypotheekbewaarder afgegeven bewijs van onbezwaardheid, geheel vrij van persoonlijke en beperkte rechten en, indien onderstaand verzoek niet gehonoreerd wordt ontdaan van opstallen en zoveel mogelijk in de toestand, zoals de zaak zich bevond ten tijde van de vestiging van erfpacht.

 

Hij/zij verzoekt/verzoeken, met toepassing van artikel 17 der bovengenoemde Algemene Bepalingen, ontheven te worden van de verplichting tot sloop der opstallen.k

 

 

De gemeentesecretaris,

P. Eringa

De burgemeester,

Dr. G. ter Horst