Organisatie | Lopik |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels Minimaregelingen maatschappelijke participatie gemeente Lopik |
Citeertitel | Beleidsregels Minimaregelingen maatschappelijke participatie gemeente Lopik |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
13-01-2022 | nieuwe regeling | 21-12-2021 |
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Lopik;
gelet op de Verordening minimaregelingen maatschappelijke participatie gemeente Lopik 2018;
gelet op de bepalingen van de Participatiewet en de Algemene wet bestuursrecht;
Beleidsregels Minimaregelingen maatschappelijke participatiegemeente Lopik
De gemeente Lopik vindt het van wezenlijk belang dat inwoners van de gemeente Lopik en hun minderjarige kinderen zich door maatschappelijke participatie kunnen ontplooien en ontwikkelen en daarin niet belemmerd worden door hun financiële positie. De gemeente Lopik wil hierin bijdragen door het voeren van een beleid gericht op bevordering van maatschappelijke participatie, waaronder onder andere wordt verstaan deelname aan activiteiten die het mogelijk maken mee te doen in de samenleving.
Artikel 3. Algemene inkomensvoorwaarden
Een inwoner kan aanspraak maken op een voorziening maatschappelijke partiticipatie als voldaan is aan de volgende voorwaarden:
Op de datum van aanvraag is het (gezamenlijk) inkomen lager of gelijk aan 110% van het wettelijk sociaal minimum. Voor aanvragen in het kader van het kindpakket geldt dat het (gezamenlijk) inkomen lager of gelijk is aan 125% van het wettelijk sociaal minimum; Het betreft het inkomen exclusief de eventuele heffingskortingen; Indien de aanvrager de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt dan wordt een gedeelte van de particuliere oudedagsvoorziening buiten beschouwing gelaten, zoals bedoeld is in artikel 33 lid 5 van de Participatiewet.
De aanvrager heeft een vermogen lager of gelijk aan het vrij te laten vermogen zoals bedoeld in artikel 34 van de Participatiewet. Indien de aanvrager de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt dan wordt het vermogen van de eigen woning, waar de aanvrager volgens het BRP staat ingeschreven, in zijn geheel vrijgelaten;
4 t/m 12 jaar: aanschaf identiteitskaart met pasfoto, schoolkosten, aanschaf fiets, abonnement op kindertijdschrift of krant (Kidsweek), activiteiten in het kader van maatschappelijke participatie, inrichtingskosten van de slaapkamer van het kind, de aanschaf computer/laptop/tablet met toebehoren. Ten aanzien van de aanschaf van een mobiele telefoon: vanaf groep 7 van de basisschool;
13 t/m 17 jaar: aanschaf identiteitskaart met pasfoto, schoolkosten, aanschaf fiets, abonnement op kindertijdschrift of krant (Kidsweek), activiteiten in het kader van maatschappelijke participatie, inrichtingskosten van de slaapkamer van het kind, de aanschaf computer/laptop/tablet met toebehoren, aanschaf mobiele telefoon.
De hoogte van de financiële tegemoetkoming voor kinderen in de leeftijd vanaf 0 tot en met 12 jaar (primair onderwijs) bedraagt maximaal € 300,- per kind. Voor 12-jarigen is het type onderwijs leidend (basisschool of voortgezet onderwijs) ten aanzien van de hoogte van de vergoeding en de bestedingsmogelijkheden.
Artikel 8. Onvoorziene omstandigheden
Het bestuursorgaan handelt overeenkomstig de beleidsregel, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met deze beleidsregel te dienen doelen.
Aldus vastgesteld in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Lopik, gehouden op 21/12/2021.
de secretaris,
Mr. E.T. Halman, MBA
de burgemeester,
Dr. L.J. de Graaf
De gemeente Lopik heeft zich tot doel gesteld om maatschappelijke participatie van inwoners met een laag inkomen te bevorderen. De gemeente zet daarvoor regelingen in het kader van het minimabeleid in.
Deze beleidsregels vloeien voort uit de verordening minimaregelingen maatschappelijke participatie gemeente Lopik 2018. De verordening is tot stand gekomen uit een herijking van het minimabeleid van de gemeente Lopik die in 2017 heeft plaatsgevonden. Sinds 1 januari 2018 is het minimabeleid conform deze verordening uitgevoerd. De ervaringen die sindsdien in de uitvoering van de verordening zijn opgedaan, hebben bijgedragen aan het opstellen van deze beleidsregels. Deze beleidsregels zijn vastgesteld in december 2021. De inwerkingtreding is per 1 januari 2022.
Met de verordening wordt invulling gegeven aan de wens vanuit het Rijk om armoede onder kinderen terug te dringen. Daarnaast wordt beoogd om minimaregelingen aan te bieden aan groepen die tot 2018 nog buiten het minimabeleid vielen.
Het doel van deze minimaregelingen is om de doelgroep te stimuleren om mee te doen in de samenleving waardoor een sociaal isolement wordt voorkomen.
Om de minimaregelingen efficiënter en gebruikersvriendelijk uit te kunnen voeren zijn deze beleidsregels opgesteld.
Dit artikel bepaalt wat in de beleidsregels wordt verstaan onder de daarin gebruikte begrippen. Voor de definities van begrippen die niet terugkomen in deze beleidsregels, worden de definities zoals omschreven in de van toepassing zijnde wetten gehanteerd. Wanneer sprake is van een verhuizingen naar buiten de gemeente binnen het kalenderjaar wordt gehandeld naar toekenning.
Lid 1, sub i: Deze beleidsregels hebben, conform de 'Verordening minimaregelingen maatschappelijke participatie gemeente Lopik 2018’ waar zij uit voortvloeien, betrekking op de volgende voorzieningen: het Kindpakket, de regeling maatschappelijke participatie 18+ en de regeling duurzaam voor ouderen.
Met dit voorzieningenpakket beoogt de gemeente te voorkomen dat kinderen die opgroeien in armoede niet mee kunnen doen in de maatschappij. Maar ook dat alle inwoners vanaf 18 jaar en ouder, die om financiële redenen door een laag inkomen niet maatschappelijk kunnen participeren, een beroep kunnen doen op de regeling maatschappelijke participatie 18+.
Als laatste constateren we dat juist onder ouderen sprake kan zijn van verborgen armoede en dat ouderen op weinig regelingen een beroep kunnen doen. Om die reden heeft de gemeente ervoor gekozen een minimaregeling in te voeren die voorziet in de aanschaf van duurzame gebruiksgoederen.
Artikel 3. Algemene inkomensvoorwaarden
Lid 1, sub a: Het inkomen van de aanvrager en van degene met wie er een gezamenlijke huishouding wordt gevoerd mag gezamenlijk niet hoger zijn dan 110% van het wettelijk sociaal minimum. In afwijking hiervan geldt voor het kindpakket een inkomensgrens van 125%. Door de inkomensgrens voor het kindpakket hoger te stellen dan bij de overige regelingen proberen we in te zetten op het bereiken van een potentiële groep van kinderen die te maken kunnen hebben met armoede (gebaseerd op rapport Centraal Planbureau/Minimascan Stimulansz 2015).
Het inkomen kan inkomen uit arbeid zijn, maar bijvoorbeeld ook inkomen uit een uitkering, uit werk als zelfstandige en giften.
Voor de vaststelling van de hoogte van het inkomen sluiten we aan bij artikel 31, 32 en 33 van de Participatiewet. Dit met uitzondering van:
Lid 1, sub b: Voor de vaststelling van de hoogte van het vermogen zoeken we de aansluiting bij artikel 34 van de Participatiewet.
Indien de aanvrager en/of zijn eventuele partner de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt dan wordt het vermogen in de woning in zijn geheel vrijgelaten. Het gaat alleen om de eigen woning die door de aanvrager zelf wordt bewoond. Is er sprake van meerdere bezittingen in de vorm van een huis, woonboot of bijv. wooncaravan, dan worden deze wel meegeteld als vermogen.
Hierdoor kunnen in ieder geval pensioengerechtigden met een hypotheekvrije woning en een laag inkomen in aanmerking komen voor deze regelingen.
Lid 1, sub c: De vergoeding voor pleegzorg voor het pleegkind wordt buiten beschouwing gelaten. De achterliggende gedachte is dat de pleegouder geen kinderbijslag en kindgebondenbudget ontvangt voor het pleegkind. De spullen die aangeschaft worden blijven bij het kind en worden, indien het kind naar een ander pleeggezin gaat, mee gegeven aan het kind.
Lid 1, sub d: Op grond van artikel 33 van de Participatiewet moeten als bijzonder inkomen worden aangemerkt de lagere algemene noodzakelijke kosten als belanghebbende(n) de woning bewoond met één of meerdere huurders, onderhuurders of kostgangers indien daarmee nog geen rekening is gehouden bij de vaststelling van de norm, bedoeld in artikel 22a van de Participatiewet (kostendelersnorm).
Op welke wijze de hoogte van deze inkomsten wordt vastgesteld staat beschreven in de Beleidsregels commerciële huur en verhuur Werk en Inkomen Lekstroom. Voor de vaststelling van de hoogte van de inkomsten uit huur- en verhuuur wordt aangesloten bij deze beleidsregels.
Lid 2: In het tweede lid staat over welke periode het inkomen getoetst wordt. Het (gezamenlijk) inkomen wordt bepaald op het moment van aanvraag, dan wel bij wisselende inkomsten op basis van de 3 maanden voorafgaand aan de aanvraag.
Artikel 4.Aanvraag en verplichtingen
Dit artikel geeft aan hoe een voorziening in het kader van de minimaregelingen maatschappelijke participatie kan worden aangevraagd.
De aanvrager is verplicht om uit eigen beweging alle feiten en omstandigheden te melden waarvan redelijkerwijs duidelijk is dat die van belang zijn voor het vaststellen van het recht op vergoeding. Daarnaast dat er volledige medewerking wordt verleend om het recht vast te stellen.
We sluiten voor de uitvoering van dit artikel aan bij artikel 17 van de Participatiewet en Hoofdstuk 6, paragraaf 6.2 tot en met 6.4 van de Participatiewet.
Lid 1: Het kindpakket is bedoeld voor kinderen tot 18 jaar, waarvan de ouder(s)/ verzorger(s) voldoen aan de inkomensvoorwaarden. Zelfstandig wonende inwoners van 18 jaar en ouder kunnen een beroep doen op de regeling maatschappelijke participatie 18+ (artikel 6).
Lid 2: In deze beleidsregels wordt ten opzichte van de verordening minimaregelingen maatschappelijke participatie de doelgroep uitgebreid met kinderen van inwoners die vanwege schulden in een schulhulpverleningstraject of in de Wsnp (Wet schuldsanering natuurlijke personen) zitten en daardoor een besteedbaar inkomen hebben op het niveau van de bijstand. Zij kunnen ook in aanmerking komen voor het kindpakket. Ook al is het (gezamenlijk) inkomen hoger dan 125% van het wettelijk sociaal minimum. In deze situaties vindt geen berekening van het inkomen plaats.
Lid 3: De voorziening is in ieder geval bedoeld voor:
Computer, laptop of tablet en toebehoren (printer of monitor). Per kind kan hiervoor 1 x per 3 jaar een aanvraag voor een tegemoetkoming worden ingediend. Eerder dan na 3 jaar weer een aanvraag doen voor een tegemoetkoming is alleen mogelijk wanneer sprake is van een wijziging van het type voortgezet onderwijs namelijk van middelbaar onderwijs naar beroeps- of hoger onderwijs zoals bijvoorbeeld van Vmbo naar MBO of van Havo naar MBO/HBO. Bewijs van deze wijziging moet worden meegestuurd.
Deze lijst is niet limitatief.
Lid 4: Het Jeugdfonds Sport & Cultuur zien wij als een voorliggende voorziening bij de aanvragen voor de vergoeding van de kosten voor sport- en cultuuractiviteiten.
De inkomensgrens ligt op 120% van het sociaal minimum.
Pas wanneer vergoeding vanuit dit fonds niet (meer) mogelijk is komen kinderen in aanmerking voor een vergoeding vanuit het kindpakket.
Lid 5: Kosten die zijn uitgesloten voor tegemoetkoming onder deze regeling zijn o.a.:
Lid 8: Het resterende bedrag (€ 200,00 voor kinderen op het primair onderwijs en € 260,00 voor kinderen op het voortgezet onderwijs) is te gebruiken als een tegemoetkoming voor bijvoorbeeld de kosten van een laptop, fiets, grafische rekenmachine enz. We hanteren hierbij de richtlijn dat uitbetaling plaats vindt door het overleggen van een betalingsbewijs van minimaal € 25,- per keer. Indien het restantbudget onder de € 25,- zakt, wordt het restantbedrag volledig uitgekeerd.
In overleg kan de vergoeding ook worden uitbetaald op basis van een proforma nota. Dit onder de voorwaarde dat de aanvrager binnen 2 maanden alsnog de officiële nota overlegt.
Indien de factuur niet wordt overlegd binnen de afgesproken termijn, wordt het volledige bedrag teruggevorderd.
Lid 9: In het geval er sprake is van een meerling bedraagt de vergoeding maximaal € 300,- per kind.
Artikel 6. Regeling maatschappelijke participatie 18+
Lid 1: De regeling maatschappelijke participatie 18+ is een voorziening die bedoeld is voor de zelfstandig wonende inwoner vanaf 18 jaar en ouder. Inwoners die 18 jaar of ouder zijn en bij hun ouders/verzorgers inwonen, kunnen geen gebruik maken van deze regeling. Hun ouders/verzorgers kunnen wel gebruik maken van deze regeling, mits zij voldoen aan de (inkomens)voorwaarden.
Lid 2: Meerderjarigen die op het voorgezet onderwijs zitten kunnen geen beroep doen op deze regeling. De basisbeurs van DUO of de WTOS worden voor deze groep inwoners gezien als een voorliggende voorziening. Aanvragers uit de doelgroep graag wijzen op deze mogelijkheden. Daarnaast wijzen op de mogelijkheden voor een bijbaan. Indien een bijbaan niet tot de mogelijkheden behoort omdat de aanvrager een arbeidshandicap heeft, dan wijzen op de mogelijkheid van de Individuele studietoeslag.
Artikel 7. Regeling duurzaam voor ouderen
Lid 2: De regeling is bedoeld voor vervanging van witgoed en/of duurzame gebruiksgoederen. Witgoed is een term die wordt gebruikt om elektrische huishoudelijke apparatuur aan te duiden. Hieronder vallen bijvoorbeeld koelkasten, diepvriezers, wasmachines en droogtrommels.
Duurzame gebruiksgoederen zijn gebruiksgoederen met al of niet een duurzaam karakter die behoren tot de gebruikelijke inventaris van een woning in de meest ruime zin van dit begrip. Voorbeelden van duurzame gebruiksgoederen zijn onder andere een laptop, tv en een nieuw bankstel.
Artikel 8. Onvoorziene omstandigheden
In gevallen waarin deze beleidsregels niet voorzien beslist het college. Het college kan eveneens in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen in deze regeling, indien toepassing van de regeling tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.
Dit kan worden gezien als een hardheidsclausule die kan worden toegepast indien toepassing van de beleidsregels voor een bepaalde persoon in een bepaalde situatie tot onevenredige gevolgen leidt.
Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.