Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Bloemendaal

Verordening rechtspositie raads- en commissieleden 2021

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieBloemendaal
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening rechtspositie raads- en commissieleden 2021
CiteertitelVerordening rechtspositie raads- en commissieleden 2021
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 95, eerste lid, van de Gemeentewet
  2. artikel 95, tweede lid, van de Gemeentewet
  3. artikel 96, eerste lid, van de Gemeentewet
  4. artikel 96, tweede lid, van de Gemeentewet
  5. artikel 98 van de Gemeentewet
  6. artikel 99 van de Gemeentewet
  7. artikel 3.3.2 van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers
  8. artikel 3.3.3, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers
  9. artikel 3.3.3, tweede lid, van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers
  10. artikel 3.3.8 van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

12-01-202201-01-2022Nieuwe regeling

16-12-2021

gmb-2022-11687

2021003252

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening rechtspositie raads- en commissieleden 2021

De raad van de gemeente Bloemendaal;

 

gelezen het voorstel van het presidium van 29 september 2021,

gelet op de artikelen 95, eerste en tweede lid, 96, eerste en tweede lid, 97, 98, en 99 van de Gemeentewet en de artikelen 3.3.2 (ICT). 3.3.3 (Scholing), eerste en tweede lid, 3.3.8 (eindheffingsbestanddelen) van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers;

besluit vast te stellen de volgende verordening:

 

Verordening rechtspositie raads- en commissieleden 2021.

Artikel 1. Reis- en verblijfskosten voor reizen buiten de gemeente

  • 1.

    Voor reizen buiten het grondgebied van de gemeente ter uitvoering van een beslissing van het gemeentebestuur als bedoeld in artikel 97 van de Gemeentewet worden aan een raads- of commissielid vergoed:

    • a.

      De kosten voor het gebruik van openbaar vervoer;

    • b.

      bij gebruik van een eigen auto het maximumbedrag dat door een werkgever aan een werknemer per afgelegde kilometer onbelast kan worden verstrekt.

  • 2.

    Voor reizen buiten het grondgebied van de gemeente, ter uitvoering van een beslissing van het gemeentebestuur, worden aan een raads- of commissielid bij gebruik van de eigen auto ook de parkeer-, veer- en tolkosten vergoed.

  • 3.

    Boetes en naheffingen voor parkeren worden niet vergoed;

  • 4.

    Als een raads- of commissielid een tijdelijke functionele beperking heeft, kan voor reizen als bedoeld in het eerste lid, een voor de beperking geschikte vervoersvoorziening worden vergoed of ter beschikking gesteld.

  • 5.

    De noodzakelijke en redelijkerwijs gemaakte werkelijke verblijfkosten die een raadslid of commissielid maakt in verband met reizen buitenhet grondgebied ter uitvoering van een beslissing van het gemeentebestuur worden ten laste van de gemeente vergoed.

Artikel 2. Nadere regels niet partij politiek georiënteerde scholing

  • 1.

    Een raads- of commissielid dat wil deelnemen aan niet-partijpolitiek georiënteerde scholing in verband met de vervulling van zijn functie als bedoeld in artikel 3.3.3 Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers, dient daartoe vooraf een gemotiveerde aanvraag in bij de griffier.

  • 2.

    Deze aanvraag gaat vergezeld van stukken met inhoudelijke informatie en een kostenspecificatie.

  • 3.

    De maximale vergoeding van de scholing bedraagt:

    • a.

      € 215,-- per jaar per raadslid;

    • b.

      € 215,-- per jaar per commissielid.

  • 4.

    De burgemeester beslist in overleg met de griffier op de aanvraag op basis van de overlegde stukken.

  • 5.

    Indien deze regeling niet of niet voldoende voorziet in de opleidingsbehoeften van de raadsleden kan de burgemeester in overleg met de griffier besluiten om van de bedragen in lid 3 af te wijken.

Artikel 3. Aanwijzing als eindheffingsbestanddeel

  • 1.

    Als eindheffingsbestanddeel als bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 worden aangewezen de vergoedingen, tegemoetkomingen en verstrekkingen, genoemd in artikel 3.3.8 van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers.

  • 2.

    Als eindheffingsbestanddeel als bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 worden verder aangewezen de vergoedingen, tegemoetkomingen en verstrekkingen, genoemd in deze verordening, voor zover deze worden gerekend tot een vergoeding, tegemoetkoming of verstrekking als bedoeld in artikel 31a, tweede lid, onderdelen a tot en met h, van de Wet op de Loonbelasting 1964.

Artikel 4. Betaling en declaratie van onkosten

  • 1.

    De betaling van kosten die op grond van deze verordening voor vergoeding of tegemoetkoming in aanmerking komen vindt plaats door:

    • a.

      betaling uit gemeentelijke middelen, op basis van een rechtstreekse aan de gemeente toegezonden factuur; of

    • b.

      betaling vooruit uit eigen middelen.

  • 2.

    Een aanvraag om vergoeding van de onkosten als bedoeld in dit artikel gaat vergezeld van een declaratieformulier en bewijsstukken.

  • 3.

    Het declaratieformulier en de bewijsstukken worden binnen twee maanden na factuurdatum of betaling bij de griffier ingediend.

Artikel 5. Computer

  • 1.

    Raads- of commissieledenleden aan wie een computer, bijbehorende apparatuur en software in bruikleen ter beschikking wordt gesteld als bedoeld in artikel 3.3.2 van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers, ondertekenen hiervoor een bruikleenovereenkomst met de gemeente.

  • 2.

    Zolang een raads- commissielid niet is afgetreden, ontslagen of herbenoemd, blijft voor hem het desbetreffende artikel van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden, zoals dat luidde voor 1 januari 2019, en de op dat artikel gebaseerde nadere regels, van toepassing, indien hem in 2018 een tegemoetkoming of een vergoeding op grond van dat artikel is verleend.

Artikel 6. Intrekking oude verordening

De Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden 2020 wordt ingetrokken.

Artikel 7. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2021.

Artikel 8. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening rechtspositie raads- en commissieleden 2021.

 

Vastgesteld in de raadsvergadering van 16 december 2021

de voorzitter,

de griffier,