Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Ede

Beleidsregels uitwegen bij particuliere erven

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieEde
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregels uitwegen bij particuliere erven
Citeertitel
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpruimtelijke ordening, verkeer en vervoer
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Regeling is in werking getreden op 21 januari 2013. Vanwege technische beperkingen is een datum voor 1 januari 2015 niet mogelijk in het systeem.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

https://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR644867/1

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-2024hoofdstuk 2, paragraaf 3

07-11-2023

gmb-2023-486452

425115
01-01-201501-01-2024nieuwe regeling

01-01-2015

Ede-Stad 20 januari 2013

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels uitwegen bij particuliere erven

vastgesteld bij besluit van

burgemeester en wethouders van Ede

12 februari 2013

Inhoudsopgave  

 

1. HOOFDUITGANGSPUNTEN

2. INHOUD BELEIDSREGELS

3. TOELICHTING OP DE BELEIDSREGELS

3.1 Aanleiding

3.2 Doel van de beleidsregels

3.3 Begripsbepalingen

3.4 Verhouding beleidsregels tot de APV

3.5 Te onderscheiden woningtypen

3.6 Uitwegen en openbare parkeerplaatsen

BIJLAGE: Voorbeeldsituaties

1. Hoofduitgangspunten  

 

a. Bij de toepassing van de beleidsregels geldt het “Ja, mits” – principe.

b. Op aanvragen om een omgevingsvergunning tot het aanleggen van een uitweg wordt in beginsel positiefbeschikt mits het werk op zichzelf en wat betreft zijn wijze van uitvoering, situering en effecten voldoet aanonderstaande beleidsregels.

c. Een uitweg ten behoeve van een tussenwoning in een rij wordt in beginsel niet vergund

d. In afwijking van het gestelde onder c wordt op aanvragen om een omgevingsvergunning tot het aanleggen vaneen uitweg in beginsel positief beschikt als in de oorspronkelijke stedenbouwkundige opzet van het betreffendewoonperceel is voorzien in parkeren in voortuinen.

2. Inhoud Beleidsregels  

 

  • a.

    omgevingsplan

    Het stallen van voertuigen moet passen in het geldend omgevingsplan;

  • b.

    situering

    Een uitweg ten behoeve van vrijstaande woningen, hoekwoningen, twee-onder-een-kapwoningen of daarmee vergelijkbare woningtypen wordt in beginsel naast de woning aangelegd.

  • c.

    openbaar groen en - parkeerruimte

    De aanleg van een uitweg mag niet leiden tot;

    • 1.

      verlies van openbare parkeerruimte als omschreven in de wegenverkeerswetgeving;

    • 2.

      verlies van groen binnen de hoofdgroenstructuur- of wijkgroenstructuren danwel tot verlies van waardevollebomen en/of –boomstructuren.

      Burgemeester en wethouders kunnen van deze beleidsregel afwijken als een onverkorte toepassing ervan onredelijkzou zijn in vergelijking tot het daarmee te dienen belang.

  • d.

    Opdracht tot uitvoering

    • 1.

      De aanleg vindt in beginsel plaats door of in opdracht van de gemeente Ede.

    • 2.

      In afwijking van het bepaalde onder a kan de direct-belanghebbende vóór de uitvoering van het werk schriftelijkaan de gemeente Ede verzoeken het werk in eigen beheer en met inachtneming van deze beleidsregels uit temogen (laten) voeren.

    • 3.

      Als de gemeente Ede met een particuliere uitvoering instemt kan zij daaraan nader te bepalen voorschriftenverbinden. In dat geval verklaart de direct-belanghebbende schriftelijk de aanleg van de uitweg en alle bijkomendewerken en werkzaamheden uit te (laten) voeren volgens die voorschriften en daarvoor de volledige aansprakelijkheid te aanvaarden.

  • e.

    Kosten van uitvoering

    De uitvoering bedoeld onder d 1 en 2 vindt volledig voor rekening van de direct-belanghebbende plaats die in zijnverzoek schriftelijk verklaart daarmee in te stemmen.

  • f.

    Wijze van uitvoering bij woningen

    • 1.

      De breedte van een uitweg ten behoeve van één woning bedraagt niet meer dan 5.00 meter.1

    • 2.

      Een gecombineerde uitweg ten behoeve van twee woningen bedraagt niet meer dan 7.00 meter.

    • 3.

      Per woning is maximaal één uitweg toegestaan.

    • 4.

      Een uitweg verschaft toegang tot de zijtuin naast een woning. Daarbij dient de breedte van de oprit minimaal 3meter te zijn. Ten behoeve van effectief ruimtegebruik mag de oprit tot maximaal 20% van de betreffendevoorgevelbreedte voor de voorgevel liggen.

    • 5.

      De diepte van de oprit op eigen terrein dient minimaal 5.00 meter te bedragen zodat een daarop geparkeerdvoertuig niet het aansluitend openbaar gebied overschrijdt.

  • g.

    Wijze van uitvoering bij bedrijven

    • 1.

      Voor kantoorpanden bedraagt de maximale breedte van een uitweg 6.00 meter.

    • 2.

      Voor overige bedrijven bedraagt de maximale breedte van een uitweg 12.00 meter, met dien verstande dat burgemeester en wethouders voor bedrijven in gemengde gebieden een geringere breedte kunnen voorschrijven indien de omgevingsfactoren dat naar hun oordeel vereisen.

    • 3.

      Per bedrijf, anders dan een kantoorpand, is maximaal één uitweg per 50 m¹ frontbreedte van het bedrijfsperceeltoegestaan. Als op grond van de frontbreedte meer dan twee uitwegen zijn toegestaan moet daartussen een vrijeruimte van minimaal 50 m¹ worden aangehouden.

    • 4.

      In afwijking van het bepaalde onder g sub 3 kunnen burgemeester en wethouders ten behoeve van bedrijven, nietzijnde kantoorbedrijven, met een frontbreedte van maximaal 50 m¹ bij wijze van uitzondering twee uitwegentoestaan indien:

      • a.

        de direct-belanghebbende aantoont dat dit uit een oogpunt van een doelmatige bedrijfsvoering noodzakelijk is en

      • b.

        alternatieve oplossingen redelijkerwijs ontbreken.

    • 5.

      Bij toepassing van het bepaalde onder 4 geldt dat de kortste afstand tussen beide uitwegen minimaal 6.00 meteren de frontbreedte van het betrokken perceel minstens 30 m¹ bedraagt. Als het daarbij gaat om twee afzonderlijke uitwegen voor oprijden en verlaten van het bedrijfsterrein (beide éénrichting) mogen deze op een kortereonderlinge afstand van elkaar worden aangelegd. Daarbij geldt dat in de uitvoering duidelijk naar voren moetkomen dat het om twee afzonderlijke uitwegen gaat.

    • 6.

      Als ten gevolge van de aanleg van een uitweg openbare parkeerplaatsen verloren gaan dient het verlies binneneen straal van 100 meter van de gevraagde uitweg volledig en op kosten van de aanvrager te wordengecompenseerd.

    • 7.

      De diepte van de opstelplaats op het particuliere erf dient zodanig te zijn dat een daarop geparkeerd voertuig niethet aansluitend openbaar gebied overschrijdt.

  • h.

    Regels m.b.t. de bruikbaarheid en veiligheid van wegen

    • 1.

      Op wegen die volgens de wegcategorisering zijn aangewezen als erftoegangswegen is een uitweg mogelijk. Opgebiedsontsluitingswegen zijn vanuit Duurzaam Veilig geen uitwegen gewenst.

    • 2.

      De constructie van de openbare weg moet ter plaatse van de uitweg berekend zijn op het te verwachten gebruikc.q. de belasting van de uitweg.

    • 3.

      De aanleg van de uitweg mag de bruikbaarheid van parkeerplaatsen op de openbare weg niet verminderen of tenietdoen.

    • 4.

      Een uitweg is niet toegestaan

      • a.

        binnen een afstand van 5 meter van een kruispunt of T-splitsing van wegen;

      • b.

        binnen een afstand van 50 meter van een verkeersregelinstallatie

      • c.

        in een naar het oordeel van burgemeester en wethouders onoverzichtelijke bocht.

    • 5.

      Het zicht vanaf de grens van het te ontsluiten perceel op het verkeer op de openbare weg moet zodanig zijn datnaar oordeel van het bevoegd gezag het gebruik van de uitweg en dat van die openbare weg veilig kunnen plaatsvinden.

    • 6.

      Vanaf de openbare weg moet duidelijk waarneembaar zijn dat de uitweg leidt naar een privéterrein. Burgemeester en wethouders nemen bij de beoordeling van deze regel het Handboek Inrichting Openbare Ruimte inaanmerking.

  • i.

    Regels m.b.t. het beheer van het publieke domein

    • 1.

      Een uitweg mag het gebruik van uitleggers en controleputten in geval van verstopping van openbare afvoervoorzieningen niet belemmeren of beletten.

    • 2.

      Een uitweg mag zich bevinden boven infiltratiekratten en daarmee vergelijkbare voorzieningen. Sterkte endiepteligging van de uitweg dienen voldoende te zijn voor de verkeersbelasting.

    • 3.

      Een uitweg mag niet worden aangelegd onder de kroonprojectie van een boom op openbaar terrein.

    • 4.

      Bij de toepassing van infiltratievoorzieningen vindt door of namens de gemeente Ede toetsing plaats van debergingscapaciteit, het ontwerp en de beheersmogelijkheden.

    • 5.

      Uitwegen worden zoveel mogelijk aangelegd buiten de plaats waar zich kolken bevinden. Indien de aanleg vaneen uitweg de verplaatsing vereist van een kolk komen de kosten daarvan voolledig voor rekening van de directbelanghebbende.

  • j.

    Hardheidsclausule

    Als in de aanleg van een uitweg in deze beleidsregels niet is voorzien of als het onverkort toepassen van die regelsonredelijk zou zijn in verhouding tot het met die regels te dienen belang kunnen burgemeester en wethouders inbeginsel daarvan afwijken. Bij hun besluit tot afwijking van de regels nemen burgemeeser en wethouders het doel daarvan zoveel mogelijk in aanmerking.

Hoofdstuk 3 Toelichting op de beleidsregels

3.1 Aanleiding

Regelmatig vragen bewoners of ze in hun voortuin een uitweg mogen aanleggen. Bedrijven doen hetzelfde, met dit verschil dat hun aanvragen betrekking hebben op bedrijfsgerelateerd verkeer. In beide gevallen is daarvoor volgens de Algemene Plaatselijke Verordening (hierna: APV) een omgevingsvergunning nodig. Met de aanleg van een uitweg worden gronden toegankelijk voor particuliere auto’s, kampeerauto’s, caravans en bedrijfsverkeer. Behalve zo’n vergunning kan het geldend omgevingsplan ook een verbod bevatten om auto’s in voortuinen te parkeren. Een vergelijkbare verbodsbepaling voor bedrijven komt niet voor.

Bij de beslissing over vergunningsaanvragen en de toepassing van het omgevingsplan is een consistente belangenafweging en besluitvorming gewenst. Daarvoor zijn onderstaande beleidsregels opgesteld.

3.2 Doel van de beleidsregels

De beleidsregels hebben een meervoudig doel. In de eerste plaats dragen ze bij aan de eenheid van beleid en uitvoering. Dat geldt zowel voor de APV- alshet omgevingsplan.2 Voor zowel de betrokken burgers en bedrijven als het gemeentebestuur heeft dat voordelen. Het gaat daarbij vooralom een gelijke en consistente behandeling. Ook worden belanghebbenden door het bekendmaken van beleidsregels geïnformeerd over de wijze waarop het college in de toekomst om zal gaan met zijn beslissingsbevoegdheid. Datdraagt bij aan een transparante besluitvorming.

Beleidsregels voorkomen bovendien dat het college van burgemeester en wethouders bij het nemen van besluitentelkens zijn afwegingen in eerdere, soortgelijke individuele gevallen moet herhalen. Door het te voeren beleiduitdrukkelijk neer te leggen in beleidsregels kan het volstaan met een verwijzing naar die regels.

3.3 Begripsbepalingen

Uitweg Waar in deze beleidsregels sprake is van “uitweg” of “uitwegen” wordt daaronderverstaan een uit- in- of oprit bij woningen of bedrijven.

Aanleggen Waar in deze beleidsregels sprake is van “aanleggen” wordt daaronder medeverstaan het vernieuwen, veranderen of vergroten van een uitweg, de aanleg vaneen tweede uitweg daaronder mede begrepen.

Bestaande situaties Onder bestaande situaties wordt verstaan de op het moment van bekendmaking vande beleidsregels bestaande situaties.

Tussenwoning Een woonhuis dat met andere, gelijkvormige of nagenoeg gelijkvormige huizen onderéén kap of in een rij is geplaatst en zich niet op de hoek van die rij bevindt.

3.4 Verhouding beleidsregels tot de APV

Artikel 2:12 van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) verbiedt om zonder omgevingsvergunning uit te wegen op de openbare weg of een bestaande uitweg te verbreden. Bij de beslissing op een aanvraag om vergunning worden de volgende belangen betrokken: het veilig en doelmatig gebruik van de openbare weg, de bescherming van het uiterlijk aanzien van de omgeving en de groenvoorzieningen alsmede de handhaving van het ter plaatse geldende omgevingsplan.

De aanleg van een uitweg en het gebruik van een opstelplaats voor de stalling van voertuigen op particuliere erven betreft vooral het grondgebruik.

3.5 Te onderscheiden woningtypen

Voorzover het gaat om woningen wordt bij de toepassing van de beleidsregels uitgegaan van een differentiatie naar woningtypen. Bij rijenwoningen, met name de tussenwoningen daarvan is de aanleg van een uitweg en het gebruikvan de voortuin als stallingsplaats voor voertuigen in beginsel ongewenst.

Bij kopwoningen van een rij en bij (half)vrijstaande huizen met een voldoende brede oprit op eigen terrein naast de woning is een uitweg in het algemeen wél mogelijk. In die laatste situaties heeft de stalling van een auto, kampeerwagen of caravan op de oprit doorgaans minder invloed op het straatbeeld, vooropgesteld dat de voortuin intact blijft waardoor zijn functie als groene buffer behouden blijft.

Daarnaast zijn er situaties waarin bij de stedenbouwkundige opzet juist is uitgegaan van parkeren in de voortuin. Bijdeze woningtypen is de voortuin nadrukkelijk ontworpen voor het stallen van auto’s (al dan niet onder een carport) of hebben de woningen een daaronder liggende garage (drive-in woningen). Het straatprofiel is hier dan ook opafgestemd. Dat valt bijvoorbeeld op te maken uit de aanwezigheid van lage trottoirbanden of juist het ontbreken vantrottoirs of van parkeerplaatsen langs de weg, concentraties van openbaar groen i.p.v. laanbeplanting etc. In die gevallen vormt een uitweg geen bezwaar. In de bijlage zijn voorbeeldsituaties verbeeld.

3.6 Uitwegen en openbare parkeerplaatsen

Parkeren in voortuinen wordt vaak gezien als oplossing voor een tekort aan parkeerplaatsen in de wijk. De aanleg van een uitweg gaat echter in veel gevallen ten koste van een openbare parkeerplaats langs de weg. Het opheffen vaneen openbare parkeerplaats ten behoeve van een plaats op eigen terrein levert per saldo minderparkeermogelijkheden op. De parkeerplaats kan immers gedurende de dag niet meer door meerdere autobezitters worden gebruikt. In gebieden waar de parkeerdruk hoog is biedt het creëren van parkeerplaatsen op eigen erfhooguit een zekere garantie voor bewoners dat zij vlakbij hun huis kunnen parkeren. Het eventuele parkeertekortwordt daarmee echter niet opgelost, maar eerder vergroot of verplaatst.

Burgemeester en wethouders,

R.Wielinga

de secretaris,

C. van der Knaap

de burgemeester

Voorbeelden wel of niet parkeren in voortuinen