Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Noardeast-Fryslân

Businesscases Versnellingsagenda Noordoost Fryslân

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieNoardeast-Fryslân
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBusinesscases Versnellingsagenda Noordoost Fryslân
CiteertitelBusinesscases Versnellingsagenda Noordoost Fryslân
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerpbeleidsregels Bijlage 1 bij Subsidieregeling Versnellingsagenda regio Noordoost Fryslan 2021

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

11-01-2022nieuwe regeling

20-07-2021

gmb-2022-9928

Tekst van de regeling

Intitulé

Businesscases Versnellingsagenda Noordoost Fryslân

 

 

Programmalijn 1 Onderwijs en arbeidsmarkt:

Businesscase 1a Arbeidsmobiliteit

Businesscase 1b Wendbaar vakmanschap

 

 

Programmalijn 2 Innovatie en ondernemerschap:

Businesscase 2a Bouwen aan de bouw

Businesscase 2b Bouwen aan metaal

Businesscase 2c Lerend ondernemersnetwerk

Businesscase 2d Economisch en ecologisch gebruik landbouwareaal uitgaande van circulaire economie

 

 

Programmalijn 3 Doorontwikkeling regionale samenwerking en marketing:

Businesscase 3b Regiomarketing en destinatiebranding

 

 

Businesscase 1a Arbeidsmobiliteit

1. Doel en beoogde meetbare resultaten/effecten

Door de demografische veranderingen (ontgroening/vergrijzing en krimp) treedt een daling van het werknemerspotentieel op, waardoor bedrijven moeilijker aan personeel kunnen komen. Veel Noordoost Friese bedrijven verwachten in de toekomst knelpunten op de arbeidsmarkt. Op dit moment is in vrijwel alle sectoren een tekort aan arbeidskrachten. Het tekort is niet alleen kwantitatief maar ook kwalitatief (vooral tekort aan MBO 3-4 en HBO). Bedrijven denken echter vaak cyclisch als het gaat over de arbeidsmarkt en anticiperen niet op de verwachte ontwikkelingen. Er kunnen naast tekorten ook overschotten ontstaan, bijvoorbeeld in de administratieve sector.

Sommige bedrijfstakken en bedrijven zijn gevoelig voor- en afhankelijk van de wereldmarkt. Noordoost Fryslân kent relatief veel bedrijven die weliswaar niet de omvang van een multinational hebben, maar wel op wereldschaal actief zijn. De afhankelijkheid van de wereldeconomie leidt tot fluctuaties in vraag en aanbod van het (technische) personeel bij deze bedrijven.

De (maak)industrie is sterk vertegenwoordigd in de regio en heeft behoefte aan goed opgeleid technisch personeel (bijvoorbeeld mbo-geschoolde procesoperators). Door verdergaande automatisering verdwijnt niet alleen werkgelegenheid, er komt ook werkgelegenheid bij, maar dit vraagt wel iets anders van de werknemer van de toekomst. Zij moeten kunnen omgaan met bepaalde machines of software.

De arbeidsparticipatie is weliswaar hoog, maar een aantal mensen is toch nog werkloos. Zowel voor henzelf als voor de bedrijven in de regio is het van belang hen zoveel mogelijk te stimuleren om weer tot de arbeidsmarkt toe te treden en hen zo nodig daarin te begeleiden en bij- of om te scholen. Dat geldt ook voor mensen die vrijwillig het arbeidsproces hebben verlaten en weer aan het werk willen (herintreders). Er is beter zicht nodig op mensen die werk zoeken om over meer arbeidskrachten te beschikken.

Een belangrijke vraag is hoe mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt weer goed functionerende werknemers kunnen worden. Daarbij moet worden uitgegaan van een positieve insteek: de focus op wat werkzoekenden wel kunnen in plaats van op hun beperkingen.

Laaggeletterdheid is een probleem dat zich grotendeels achter de schermen afspeelt. Juist die mensen moeten echter geholpen worden. Dat vraagt niet alleen veel van de betreffende personen, maar ook van de bedrijven. De Participatiewet kan als stok achter de deur fungeren, maar daarnaast zouden ondernemers, overheden en onderwijsinstellingen (de 3 O’s) de handen ineen moeten slaan om een sluitende keten te vormen voor arbeidsmiddeling en –toeleiding. Gezamenlijk kunnen zij mensen op een positieve wijze stimuleren en faciliteren weer tot de arbeidsmarkt toe te treden. Van uitkering naar werk heeft nauwe relaties met andere onderdelen van de arbeidsmarkt die aan de orde komen, met name arbeidsmobiliteit en een leven lang leren. Vaak zal namelijk sprake moeten zijn van bij- of omscholing. Op het WERKplein in Leeuwarden is een LeerWerkLoket ingericht waar de werkgevers en de beroepsbevolking van Friesland op afspraak terecht kunnen met al hun vragen over leren en werken.

Het uiteindelijk doel is om te kunnen anticiperen op veranderingen en fluctuaties in vraag, aanbod, overschotten en tekorten. Hiervoor zijn essentieel: een hoge arbeidsmobiliteit in de regio en bewustwording bij bedrijven door inzichtelijk te maken wat de ontwikkelingen in de komende jaren zullen zijn en hoe daar nu op ingespeeld kan worden. Hiervoor is voldoende aanbod aan her- en bijscholing nodig (zie businesscase 1B). Noordoost Fryslân kan daarmee een proeftuin voor flexibilisering van de arbeidsmarkt worden met oog voor de belangen van bedrijven en werknemers.

De businesscase richt zich niet alleen op werknemers die van baan (moeten) veranderen, maar ook op zij-instromers, mensen met een uitkering (zoals WW en bijstand) niet-uitkeringsgerechtigde werklozen en mensen zonder diploma/voldoende startkwalificaties.

Voor een duurzame inzetbaarheid op de arbeidsmarkt is het bij zowel werkenden als niet-werkenden noodzakelijk om door om- en bijscholing nieuwe skills te ontwikkelen. Dat vraagt om nieuwe vormen van samenwerking tussen ondernemers, onderwijsinstellingen en overheden resulterend in een samenwerkingsovereenkomst. Er lopen al initiatieven: zowel Friese Poort als Friesland College zijn bezig om een soort LTS op te zetten. KEI heeft het initiatief genomen op deze twee initiatieven meer bij elkaar te krijgen. Er is hiermee een koppeling met businesscase 1C Blijvend Ontwikkelen. Een zevental Friese bedrijven in de foodsector hebben samen met de provincie Fryslân en de HBO- en MBO-instellingen in de provincie de PPS ‘wendbaar vakmanschap in lerende organisaties’ afgesloten. Het project richt zich niet alleen op de huidige en toekomstige werknemers, maar ook op de bedrijven als lerende organisaties. Samen met de Kenniswerkplaats kan de PPS in Noordoost Fryslân worden geïmplementeerd en tevens worden verbreed naar andere sectoren dan alleen de foodsector.

De regio heeft verder al een aantal praktische projecten lopen om mensen weer aan het werk te krijgen. Een voorbeeld is het Metselproject Bouma dat de gemeente Achtkarspelen is gestart: mensen uit de bijstand of via het UWV worden omgeschoold voor de bouw- en installatiebranche. Er zijn ook initiatieven, vaak per sector, op een hoger schaalniveau (Noord Nederland). Deze worden momenteel in kaart gebracht.

Er is momenteel sprake van een versnipperde arbeidsbemiddeling (elke gemeente heeft zijn eigen kaartenbak). Samenwerking tussen UWV, gemeenten en bedrijven is daarvoor nodig. Het is gewenst te komen tot één regionale arbeidsbemiddeling (mobiliteitscentrum) om zowel mensen vanuit een uitkering aan werk te helpen als werknemers die van baan willen/moeten veranderen.

 

Beoogde (meetbare) resultaten/effecten:

In 2019 tot een samenwerking (mobiliteitscentrum Noordoost Fryslân) te komen, gebaseerd op een vitale coalitie van UWV, ondernemers en overheden, met onderwijsinstellingen als partner, die gericht is op het matchen van vraag en aanbod op de arbeidsmarkt. Deze partijen en het ministerie van SZW dragen ook zorg voor de benodigde financiering (inclusief bijscholing). Dat maakt het mogelijk om:

o Werkzoekenden ‘in de kaartenbakken’ aan werk te helpen;

o Schaarse beroepen en arbeidskrachten flexibeler in te zetten binnen de regio;

o Bij fluctuaties in productie eenvoudig capaciteit op- of af te bouwen;

o (oudere) Werknemers of herintreders de mogelijkheid te bieden stage te lopen bij (andere) bedrijven.

In 2019 aansluiting bij de PPS ‘wendbaar vakmanschap in lerende organisaties’ en verbreding naar ook andere sectoren dan alleen de bouw/metaal/techniek.

Nadere uitwerking voor doelgroep werkzoekenden

Inrichten pilot voor een aantal bedrijven (in een gemeente of sector) in de regio voor mensen met een uitkering: een soepel lopend proces van sollicitatie tot baan. Een van de lopende projecten op dit gebied kan een aanknopingspunt voor de pilot zijn. Gericht op bedrijven: hoe kunnen werkgevers werkzoekenden zo goed mogelijk aan een baan krijgen?

o 1 aanspreekpunt voor ondernemers over om- en bijscholing

o Samenwerking in regelgeving

o Samenwerking tussen werknemers, werkgevers en overheid

o Maatwerk: verschillende sectoren vragen verschillende dingen van werkzoekenden.

Organiseren van 2 workshops/seminars per jaar over duurzame inzetbaarheid, werknemer van de toekomst en organisatie van de toekomst gelieerde onderwerpen;

30 aangesloten werkgevers < 20 fte en 10 aangesloten werkgevers > 20 fte;

20 succesvolle matches in de arbeidspool per jaar 75 succesvolle matches per jaar in de Bouw/Metaal/Techniek (via opleidingspool en directe matching);

30 BBL-trajecten per jaar tijdens dienstverband na bemiddeling en stage door het mobiliteitscentrum;

Voor 300 langdurig werklozen en arbeidsbeperkten per jaar een beter inzicht in hun capaciteiten en competenties;

Voor 300 langdurig werklozen en arbeidsbeperkten per jaar een e-portfolio samenstellen;

Bestaande initiatieven van uitkering naar werk samen laten werken

Ervaringen pilot voor sector bouw/metaal/techniek gebruiken voor opschalen naar hele regio en alle bedrijven.

Het terugbrengen van het aantal werkzoekende werklozen tot een minimale frictiewerkloosheid door hen actief te begeleiden en te stimuleren bij het (opnieuw) betreden van de arbeidsmarkt.

Oprichten van een opleidingspool om zij-instromers te faciliteren. De opleidingspool bestaat uit zij-instromers vanuit de doelgroepen langdurig werklozen, kortdurend werklozen uit krimpsectoren, potentieel werklozen uit krimpsectoren, baanveranderaars, statushouders, schoolverlaters en arbeidsbeperkten

Flankerende maatregelen analoog aan VDL Nedcar project in Limburg.

De businesscase richt zich in eerste instantie op 100 extra reïntegratietrajecten per jaar vanaf 2019 voor mensen in de bijstand, WW of met een (arbeids)beperking die weer aan een baan worden geholpen. Hiermee komen tot 2025 600 mensen aan een baan.

Nadere uitwerking voor doelgroep om- en bijscholing

Een aparte analyse uit te voeren (door UWV) om in beeld te krijgen wat de risicoberoepen zijn en waar op lange termijn tekorten en overschotten gaan ontstaan.

Een up to date informatiesysteem op te zetten dat voor alle betrokkenen inzicht geeft in vraag en aanbod op de arbeidsmarkt op lange termijn, kwantitatief en kwalitatief (benodigde en beschikbare competenties).

Een hogere mate van arbeidsmobiliteit binnen de regio zorgt voor een grotere veerkracht in de regio, een verbetering van de arbeidsproductiviteit (want werknemers leren meer en hebben meer plezier in hun werk) en mogelijkheid tot een (nog) hogere arbeidsparticipatie <meetbaar maken>.

125 stages per jaar bij werkgevers in de regio via de opleidingspool

Tot 2025 worden ca. 1.500 mensen bemiddeld (ca. 5% van werkgelegenheid bij maximaal potentiescenario).

Om van deze pilots een succes te maken zal tevens in samenspraak met het UWV en het ministerie van SZW moeten worden bezien hoe de regeldruk kan worden verminderd door met name regels die belemmerend werken op te heffen of aan te passen.

 

 

Businesscase 1b Wendbaar vakmanschap

1. Doel en (meetbare) resultaten

De globalisering van de economie en de voortschrijdende technologie vereisen een flexibele arbeidsmarkt met een groot adaptief vermogen van zowel werkgevers en werknemers als het gaat om het ontwikkelen van kennis en skills. Grote technologische bedrijven met veel hoogopgeleide werknemers spelen hier goed op in, voor het in Noordoost Fryslân sterk aanwezige MKB met werkgevers en werknemers met overwegend een vmbo of mbo opleidingsniveau is het een uitdaging. Dit geldt in de eerste plaats voor de drie topsectoren metaal, bouw en het agrifood cluster, maar bijvoorbeeld ook voor de zorg.

De aansluiting tussen (beroeps-)onderwijs en arbeidsmarkt kan beter volgens velen. Zwart-wit gesteld vinden ondernemers het onderwijs niet van voldoende niveau, het onderwijs merkt juist te weinig van ondernemersbetrokkenheid. Bedrijven moeten gestimuleerd worden om verder te kijken dan alleen hun eigen, huidige vraag naar personeel, maar na te denken over de werknemer van de toekomst binnen hun sector. Daarmee kunnen ze gezamenlijk een concrete vraag bij onderwijsinstellingen neerleggen, en samen met het onderwijs een deel van het curriculum opzetten en invullen. Zo kan het onderwijs beter samenwerken met de arbeidsmarkt.

Wendbaar vakmanschap richt zich op verschillende doelgroepen:

- Het begint op de basisschool. Met het project ‘Bouwen aan ambitie’ worden leerlingen in het primair en voortgezet onderwijs vroegtijdig voorbereid op de (technologische) wereld van morgen. Hiermee wordt de basis gelegd voor wendbaar vakmanschap. Zie hiervoor de businesscase 1.C.

- Wie in zijn jeugd onvoldoende opleiding heeft gehad moet op latere leeftijd kunnen bijscholen, wie er pas op latere leeftijd achter komt dat hij of zij iets anders wil doen of talenten ontdekt, moet een opleiding kunnen volgen om een switch te maken en volwassenen moeten in een snel veranderende wereld hun kennis en competenties actueel kunnen houden om zo hun arbeidsmarktpositie op peil te houden en te werken aan verbetering van hun positie. Wendbaar vakmanschap houdt dan ook na de schoolperiode niet op. Werkgevers en werknemers zullen voortdurend moeten bijscholen. Dat kan door terug te gaan naar school. Maar het kan ook binnen bedrijven, bijvoorbeeld voor werknemers die op een lager niveau instromen en worden bijgeschoold door oudere vakbekwame werknemers die dan fysiek minder belastend werk gaan doen (‘schoorsteentrek’).

- Specifieke aandacht is nodig voor de oudere medewerkers (55-65 jaar) die niet meer zo makkelijk meekunnen. De vergrijzing van de arbeidsmarkt en het feit dat werknemers langer door zullen moeten blijven werken (nu 67, in de toekomst misschien 72) betekent dat werknemers hun kennis en competenties meer dan vroeger op peil moeten houden. Voor Noordoost Fryslân met een sterk vergrijzende arbeidsmarkt is dit zeker van belang. Aandachtspunten zijn dat sommige werkgevers en werknemers dit niet (meer) opbrengen en dat er weinig tijd is voor bij- en omscholing.

- Voor mensen die in de kaartenbak van het UWV zitten of hierin dreigen te komen, is het belangrijk dat zij bekend zijn met omscholingsmogelijkheden zowel binnen als tussen sectoren (sector mobiliteit). Niet meer, zoals nu vaak het geval is, eerst werkloos worden en dan omscholen. Met andere woorden; werknemers moeten duurzaam inzetbaar zijn. In die zin is er een raakvlak met businesscase 1.A het mobiliteitscentrum.

- Een extra aandachtspunt is het alfabetiseringsprobleem in de regio. Dit probleem wordt opgepakt met de code-scholen (leerprogramma vanuit Frankrijk). Zie businesscase 1.C.

Een knelpunt is dat de noodzaak van blijvend ontwikkelen vaak bij laag opgeleide werknemers en werkgevers niet urgent wordt gevonden en onvoldoende in beeld is. Voor wat betreft de bedrijven is bewustwording van zowel werknemers als werkgevers essentieel. Werkgevers en werknemers moeten vroegtijdig bekend zijn met de eventuele noodzaak om te scholen. Men moet meer inzicht krijgen in hun eigen loopbaan. Goede voorlichting en communicatie, en mogelijk incentives zijn dan ook heel belangrijk.

In het onderwijs is essentieel dat er goede doorgaande leerlijnen komen vanuit het vmbo en avo naar het mbo (met de nadruk op techniek). Voor het mbo zullen er voldoende moderne, goed geoutilleerde techniekfaciliteiten moeten komen. Dat vraagt om forse investeringen binnen het onderwijs en bedrijfsleven, om het aldaar beschikbaar stellen van faciliteiten. Dit kan leiden tot langere reistijden voor de leerlingen, met als mogelijke consequentie dat leerlingenvervoer noodzakelijk is. Ook doorgaande leerlijnen vanuit mbo naar hbo (en eventueel naar wo) verdient aandacht. Voor specialisatie van het mbo en de doorstroming naar het hbo en eventueel wo is bovenregionale samenwerking nodig (Drachten, Leeuwarden en Groningen).

De kennisoverdracht hoeft ook niet alleen vanuit het onderwijs te komen, maar ook door deskundigen vanuit het bedrijfsleven. De bijdrage van het bedrijfsleven kan verder bestaan uit het bieden van voldoende gekwalificeerde stageplekken.

De businesscase sluit aan en bouwt voort op al lopende initiatieven:

- De Kenniswerkplaats Noordoost Fryslân is bezig met het opzetten van een specifieke project ‘wendbaar vakmanschap’, waarbij wordt gestreefd naar een goede aansluiting van (beroeps-) onderwijs en de huidige en toekomstige arbeidsmarkt in de agrifoodsector. Een zevental Friese bedrijven in de foodsector heeft samen met de provincie Fryslân en de HBO- en MBO-instellingen in de provincie de PPS ‘wendbaar vakmanschap in lerende organisaties’ afgesloten. Het project richt zich niet alleen op de huidige en toekomstige werknemers, maar ook op de bedrijven als lerende organisaties. Het vraagt tevens om nieuwe vormen van samenwerking tussen ondernemers, onderwijsinstellingen en overheden. Samen met de Kenniswerkplaats kan de PPS in Noordoost Fryslân worden geïmplementeerd en tevens worden verbreed naar andere sectoren dan alleen de foodsector, zoals de twee andere topsectoren (metaal en bouw) en mogelijk de zorg.

- Fjildlab kent in de agrifoodsector de kenniskring ’techniek in de landbouw’ ontwikkelt initiatieven in de circulaire economie.

- Een pilot wendbaar vakmanschap in de kleinmetaal, en wendbaar vakmanschap krijgt ook aandacht in het jaarthema van VNO/NCW Noord: “Erken je talent” en “Bright grey”.

- Een landelijk voorbeeld is verder de versnellingsagenda die techniekbranches en het ministerie van OCW voor het techniekonderwijs gaan opstellen om de tekorten aan technische vakmensen terug te dringen.

- NHL-Stenden in Leeuwarden heeft sinds 2016 een lectoraat ‘wendbaar vakmanschap’, dat wetenschappelijke ondersteuning aan de businesscase kan leveren.

De opgave is dan in eerste instantie ook niet het ontwikkelen van nieuwe initiatieven maar het verbinden en stroomlijnen van deze initiatieven en het bundelen van de krachten.

In eerste instantie richt de businesscase zich op koplopers in het bedrijfsleven en het onderwijs, later kan een bredere uitrol plaats vinden. Bovendien moet politiek de vraag worden beantwoord of de overheid dit wil stimuleren.

Met deze inspanningen is het mogelijk om de vervangingsvraag van de toekomst zoveel mogelijk te beantwoorden met arbeidskrachten uit de eigen regio.

 

Beoogde (meetbare) resultaten/effecten:

Het komen tot een duidelijk aanspreekbare organisatiestructuur die het begrip ‘wendbaar vakmanschap’ verder kan concretiseren en een uitwerking geeft in concrete programma’s en (meetbare) resultaten voor de drie topsectoren (landbouw, metaal en bouw) en de zorg. Hierbij wordt aansluiting gezocht bij initiatieven die in de regio en provincie lopen. De hieronder genoemde elementen maken daar deel van uit.

Vanuit Wendbaar Vakmanschap een bijdrage leveren om bedrijven, onderwijsinstellingen en overheden gezamenlijk de transitie te laten realiseren naar een nieuwe manier van continu leren en ontwikkelen. Deze transitie is noodzakelijk om huidige en potentiële toekomstige medewerkers die competenties te laten ontwikkelen die zij nodig hebben in de voortdurend veranderende omgeving. Bedrijven moeten lerende organisaties worden waar studenten en medewerkers gefaciliteerd worden om te leren en waar de hiervoor benodigde kennis beschikbaar is. Scholen moeten studenten en andere lerende voorbereiden op voortdurend veranderende functies. Beide, onderwijs en bedrijfsleven, hebben concepten nodig die medewerkers en studenten stimuleren en faciliteren de regie te nemen op hun eigen ontwikkeling – de ontwikkeling tot wendbare vakmensen.

Het in samenspraak met het bedrijfsleven ontwikkelen van lesprogramma’s door het onderwijs op de verschillende niveaus om te komen tot wendbaar vakmanschap bij werkgevers en werknemers. Het kan daarbij ook gaan om het ontwikkelen van online lesmateriaal voor oudere en jongere werknemers.

Hierbij dient bij onderwijsinstellingen de bereidheid te zijn om het lesaanbod mede te laten bepalen door het bedrijfsleven, uiteraard binnen wettelijke kaders.

Het geschikt maken van het MBO (dit kan zijn jaarplanning, openingstijden, beschikbaarheid docenten enz.)

Het maken van afspraken tussen onderwijsinstellingen binnen en buiten de regio om te komen tot doorgaande leerlijnen van vmbo/avo naar mbo (en eventueel naar hbo/wo). Het waar nodig maken van afspraken tussen onderwijsinstellingen om te komen tot specialisatie van opleidingen.

Het maken van afspraken met bedrijven, kennis- en innovatiecentra om hun expertise beschikbaar te stellen aan het (volwassenen-)onderwijs.

Het maken van afspraken met het bedrijfsleven om stageplekken beschikbaar te stellen, (ook financieel) te investeren in zo nodig goede faciliteiten (vergelijkbaar met technieklokalen) dan wel als alternatief het beschikbaar stellen van eigen faciliteiten.

Om- en bijscholing gaat een integraal onderdeel uitmaken van de Bouwcampus (businesscase 2.B).

In 2018 worden kennissessies gehouden in samenwerking met onderwijsinstellingen over de wensen van het bedrijfsleven voor bij- of omscholing. Op basis hiervan het organiseren van een bewustwordingscampagne bij werkgevers en werknemers over het belang van om- en bijscholing.

In 2019 worden pilots uitgevoerd samen met enthousiaste bedrijven en werknemers die een keuzeprogramma krijgen in verschillende sectoren. Te beantwoorden vragen in de pilots:

Met onderwijsinstellingen een Bedrijfskundig Action Lab (BAL) om 4e jaars studenten bedrijfskunde te laten afstuderen op vraagstukken die worden opgehaald uit de praktijk. Deels gaat het om kennisontwikkeling voor de student, zij leren ondernemer te worden. Maar het gaat ook om oplossingen te vinden voor vraagstukken vanuit het bedrijfsleven. Het idee is om binnen het Kennis- en Innovatiehuis in Buitenpost een ‘hub’ van de Hanze te plaatsen, waar studenten een werkplek hebben. Het KEI kan vraagstukken bij ondernemers ophalen als opdracht binnen Action Lab.

Is de behoefte vanuit het bedrijfsleven voldoende in beeld?

Welke initiatieven lopen al of zijn in ontwikkeling (vermoedelijk versnipperd)?

Hoe kunnen we bedrijven en werknemers voldoende bewust maken van de noodzaak?

Op basis van ervaringen met de pilots stelt het bedrijfsleven samen met het onderwijs een agenda op.

Vanaf 2020 wordt gestart met meerdere trajecten voor werkgevers en werknemers, circa 50 per jaar. Dit loopt in 2025 op naar een vrijwel complete dekkingsgraad van bedrijven in Noordoost Fryslân die personeel faciliteren in een blijvende ontwikkeling.

 

 

Businesscase 2a Bouwen aan de bouw

1. Doel en beoogde meetbare resultaten/effecten

Bouwnijverheid is een belangrijke sector in Noordoost Fryslân. Aantal bedrijven zeer innovatief met o.a. nieuwe serviceconcepten en prefab. Medewerkers staan in Nederland bekend als harde werkers.

Om economische sector van belang te blijven, moet deze zich blijven ontwikkelen en is het van belang dat er voldoende personeel beschikbaar komt en blijft.

De landelijke ambitie uit de Energieagenda om de complete bebouwde omgeving gasloos van energie te voorzien vraagt om meer snelheid in de uitvoering dan nu gebeurt. Om 290.000 woningen in Friesland van het gas af te halen is de hulp van robots nodig en een inzicht in alternatieve energiebronnen.

De provincie Fryslân wil dé ontwikkelregio op het gebied van circulaire economie worden in 2025. Daarvoor zet de provincie samen met Vereniging Circulair Friesland (VCF) een programma op. Onder andere voor het thema bouw wordt een regionale transitieagenda opgesteld, die een uitvoeringsprogramma voorstellen voor samenwerkende partijen binnen overheid, brancheverenigingen en ondernemers. Over de beleidsbrief van de provincie vindt eind maart 2018 in de Provinciale Staten besluitvorming plaats. VCF heeft al aangegeven dat ze waar mogelijk ondersteuning wil bieden op het gebied van circulaire kennisontwikkeling en oplossingsrichtingen voor vraagstukken die bij de bouwcampus/proeftuin (zie laatste bullet) naar voren komen.

Het ontwikkelen van nieuwe constructietechnieken en –materialen is een wenkend perspectief voor de hele regio Noordoost Fryslân. Industrieel bouwen maakt gebruik van gestandaardiseerde, industrieel ontwikkelde en geproduceerde bouwcomponenten. Ook de koppeling met de agrarische sector is kansrijk. Voorbeeld hiervan is het lisdoddenproject.

De sterke sectoren in de regio (bouwnijverheid, maakindustrie en agrarische sector) kunnen hier allen een rol van betekenis in spelen.

Duurzaam bouwen is wereldwijd een van de grootste uitdagingen. De regio heeft hiervoor een goede propositie, vanwege de sterke bouwsector.

De campus heeft als doel een plek te bieden aan MKB-bedrijven om experimenten te doen op het gebied van Industrieel Bouwen met als doel het bevorderen van innovatie en valorisatie in de bouwsector. De campus is gericht op procestechnologie (o.a. automatisering en robotisering), het versnellen van de marktintroductie van producten en de ontwikkeling van circulaire producten voor de bouw. Op de campus wordt de expertise van het MKB en de regionale kennis van de kennisinstellingen gecombineerd om tot een verdere uitwerking, testen (en inbedding) van Industrieel bouwconcept te komen.

Eind 2017 heeft de regio een subsidieaanvraag bij EFRO ingediend met het projectplan Proeftuin Industrieel Bouwen. Bouwgroep Dijkstra Draisma wil in samenwerking met KEI een proeftuin ontwikkelen waar MKB-bedrijven kunnen experimenteren met industrieel (en circulair) bouwen. Bouwgroep Dijkstra Draisma heeft een gerobotiseerde fabriek in gebruik genomen. Er is een aanvraag ingediend om een gebouw in Dokkum te gebruiken als campus.

Er is een duidelijke relatie met de toepassing van duurzame bouwmaterialen en -constructies in het kader van de Biobased Economy Friesland. Voor de regio’s Noordoost Fryslân en Zuidoost Friesland is een PPS ontwikkeld met een looptijd van juli 2017 tot juli 2021. De businesscase kan hierop aansluiten. Zie voor een verdere beschrijving businesscase 2.d.

 

Beoogde (meetbare) resultaten/effecten:

 Het opzetten van een fysieke testlocatie (proeftuin) waarin kennis wordt gedeeld en nieuw te ontwikkelen producten van MKB-bedrijven gericht op industrieel (en circulair) bouwen getest (en gepresenteerd) kunnen worden. Alle innovaties moeten als doel hebben een kwalitatieve en duurzame oplossing binnen het industrieel bouwproces.

Realiseren van (open) samenwerking tussen onderwijs (NHL, Nordwin College), bouwbedrijven en bedrijven in andere sectoren (zoals printing en ICT)

Het delen en verbinden van kennis tussen bedrijven uit verschillende sectoren door middel van maandelijkse scrum sessies met ondernemers en kennisinstellingen.

Het verbreden van de bekendheid van industrieel (en circulair) bouwen en het betrekken van MKB’ers en onderwijsinstellingen in het concept.

Het sluiten van de keten van kennis, naar kunde naar kassa: door meer kleine bedrijven deel te laten nemen aan de campus kan innovatie beter vermarkt worden.

De structurele inzet van 20 studenten per jaar van relevante opleidingen (MBO-HBO-WO) gericht op bouw, techniek, communicatie en ICT. Ook doen studenten waar mogelijk zelf onderzoek in overleg met de gebruikers van de proeftuin.

De ontwikkeling van 3 nieuwe producten op het gebied van industrieel- en circulair bouwen per jaar: ondersteuning bij het financieren en realiseren van businessplan

De realisatie van één start-up per jaar: ondersteuning bij het financieren en realiseren van businessplan

In samenwerking met NHL de realisatie van een doorlopende leerlijn op het gebied van industrieel bouwen.

In samenwerking met het Nordwin College en het Friesland College onderzoek doen naar een nieuwe opleiding gericht op circulaire materialen in de bouw.

Aansluiting bij de PPS Biobased Economy Friesland.

(Bron: Projectplan Call Proeftuinen KEI en BGDD)

 

 

Businesscase 2b Bouwen aan metaal

1. Doel en beoogde meetbare resultaten/effecten

Noordoost Fryslân kent een groot aantal kleine en middelgrote bedrijven in de maakindustrie. De bedrijven houden zich bezig met soortgelijke (productie)activiteiten maar elk op hun eigen manier. Hierdoor vormen ze niet elkaars concurrenten en liggen er kansen op het gebied van onderlinge samenwerking.

De regio wil een grote slag maken op het gebied van digitalisering, robotisering en 3D-printen in de maakindustrie. Veel bedrijven hebben echter niet zelfstandig voldoende massa om grootschalige investeringen te doen in nieuwe faciliteiten, apparaten e.d. Het MKB is ook vaak onvoldoende in staat om zelf kennis binnen te halen en deze kennis om te zetten in nieuwe producten of diensten. Een recent onderzoek van ABN AMRO (december 2017) maakt duidelijk dat Nederland nog achterblijft bij de mondiale ontwikkeling van 3D-metaalprinten gebaseerd op metaalpoeders. Door de krachten te bundelen is het mogelijk concurrerend te blijven en voorop te blijven lopen. Een aantal bedrijven in de regio streeft dan ook naar een gezamenlijke locatie voor faciliteiten als 3D-printers, shared services, een ruimte voor testopstellingen etc.

Vanuit het innovatiecluster metaal is begin 2018 een quick scan uitgevoerd naar de haalbaarheid en behoefte aan een shared facilities center in de regio. In april is in een breder gezelschap van ondernemers verkend hoeveel animo er is voor het opzetten van een concrete businesscase voor één of meerdere opties. De conclusie is dat ondernemers en overheden in Noordoost Fryslân bereid zijn te investeren in een shared facilities center gericht op midtech bedrijven in de metaalsector. Dit in aanvulling op de smart factory die al wordt gebouwd voor het Innovatiecluster Drachten (een internationaal werkend ecosysteem van samenwerkende High Tech bedrijven en kennisinstellingen die vooroplopen met innovaties en concurrerend zijn op de wereldmarkt). Beide projecten vragen om een onderlinge afstemming. Het shared facilities center is niet alleen voor bestaande bedrijven van belang maar ook een stimulans voor nieuwe bedrijven om zich in de regio te vestigen. Hierbij wordt ook gedacht aan start ups in verschillende niches.

Voor het shared facilities center in Noordoost Fryslân zal gezocht worden naar een goede locatie, vermoedelijk een bestaand, te verbouwen bedrijfspand. In het pand worden maximaal drie 3D-printers ondergebracht.

Om de werkgever en de werknemer van de toekomst op te leiden moet ook worden geïnvesteerd in kennis en onderwijs. NHL Stenden is hiervoor belangrijke partner, maar daarnaast zullen ook universiteiten als de TU Twente en de Universiteit Utrecht worden betrokken.

Aanvullend op het shared facilities center project zal de Metaalunie de ontwikkeling van snijrobots in de regio stimuleren. Het gaat hierbij om kleinere investeringen voor bedrijfsspecifieke apparaten.

 

Beoogde (meetbare) resultaten/effecten:

De businesscase verkeert nog in de ontwikkelingsfase. De verschillende fasen van het tot stand komen van de businesscase en het gebruik van de shared facilities zijn als volgt:

1. Vraagverkenning (producten, bedrijven, middelen, locatie)

2. Draagvlak creëren

3. Uitvoeringsplan maken

4. Financieringsplan maken

5. Uitvoering

Het effect voor het regionale bedrijfsleven te zijn:

Samen gebruik kunnen maken van faciliteiten die zelfstandig niet gerealiseerd zouden kunnen worden.

Samenwerking in het gerobotiseerde werkproces

Innovatie en ondernemerschap in de regio daarmee versterken, zowel bij al in de regio gevestigde bedrijven als het aantrekken van nieuwe bedrijven (waaronder start ups)

Arbeidsproductiviteit verhogen

Een uitgebreide ‘providerboog’ waarbinnen efficiënt wordt samengewerkt en kennis kan worden overgebracht.

Een kennismakelaar die vragen vanuit het bedrijfsleven bij de juiste partij in de providerboog neer kan leggen.

Per jaar lopen 20 studenten extra stage en naar verwachting 20 zij-instromers

Bedrijven investeren € 2 miljoen aan R&D (slagingskans 50%)

 

 

Businesscase 2c Lerend ondernemersnetwerk

1. Doel en beoogde meetbare resultaten/effecten

Vanuit concurrentieoverwegingen is het voor veel bedrijven niet aantrekkelijk om innovaties te delen.

Juist in Noordoost Fryslân kan het interessant zijn om procesinnovaties in de (maak)industrie met elkaar te delen. Dit komt omdat veel bedrijven geen directe concurrenten van elkaar zijn, maar juist net in een iets andere branche of niche actief zijn. Zij kennen wel vergelijkbare productieprocessen (related variety).

Bedrijven zouden van elkaars processen kunnen leren om daarmee het ondernemerschap in de regio te versterken, zonder de eigen concurrentiepositie in gevaar te brengen. Het kan daarmee voor iedere deelnemer veel opleveren.

De kennisverspreiding hoeft zich niet noodzakelijkerwijs te richten op de huidige ondernemers. Voor toekomstige ondernemers is ook ondersteuning nodig in de vorm van kennisverspreiding. Het stimuleren van nieuw innovatief ondernemerschap levert immers ook een bijdrage aan de beoogde economische groei.

Voor kennisverspreiding is het belangrijk om ook buiten de regio te kijken, zodat Noordoost Fryslân niet zelf het wiel hoeft uit te vinden. Kennispartners en bedrijven buiten de regio met kennis en kunde die niet in de regio aanwezig is trekken samen met Noordoost Fryslân op.

Lerend ondernemerschap brengt de economie in de versnelling: door kennisverspreiding en het delen van best practices verspreidt innovatie zich over de hele regio en daarbuiten.

 

Beoogde (meetbare) resultaten/effecten:

Kennisverspreiding:

In 2017 is een eerste reeks minimasters van 8 à 9 avonden gestart over ondernemerschap (18-22 uur). Aan één reeks minimasters nemen 15-20 ondernemers deel, iedere avond wordt een nieuw thema behandeld. Er worden webinars georganiseerd, zodat ondernemers ook op afstand kennis tot zich kunnen nemen.

Rabobank gaat meer mini-masters organiseren: er komen voorstellen voor ondernemen en voor de medische wereld. Max 20 ondernemers per avond, doelgroep is eigenaars/directeuren. Ondernemers betalen zelf. Doel is dat er mini-netwerken ontstaan waarin ondernemers met elkaar in gesprek gaan.

Op 2 februari 2018 vond een BIM Kennissessie plaats in Leeuwarden, georganiseerd door KEI NOF, Innovatiecluster Bouw, Cadix en Fritech, voor ondernemers in de bouw- en installatietechniek in Friesland.

Er wordt een LEAN Managementtraject voor midden- en grote bedrijven georganiseerd door het Kennis- en Innovatiehuis in samenwerking met Biddle BV uit Kootstertille. Met LEAN Management worden bedrijfsprocessen verbeterd door o.a. verspillingen te elimineren.

Voor masters op het gebied van agri zoekt de kennismakelaar de afstemming met NFW en Waadhoeke. Het Ambassadeursnetwerk is een groep bedrijven die gemeenschappelijke problematiek bespreken en proberen aan te pakken.

Diverse kennisbijeenkomsten over verschillende onderwerpen die het ondernemerschap versterken.

VNO-NCW MKB Noord (Ondernemer coacht ondernemer), de Rabobank en Kansrijk Eigen Baas gaan om tafel om 1 compleet programma voor verschillende doelgroepen aan te bieden, waarin de minimasters, kansrijk eigen baas en andere projecten een plek krijgen. Zo worden alle losse activiteiten gecoördineerd.

 

Versnellingstafels:

Ondernemers worden ondersteund om innovatieve ideeën door te ontwikkelen naar te realiseren business cases/business plannen: per jaar worden 20 ondernemers ondersteund d.m.v. pitches van hun plan, maken van een business plan, en het betrekken van banken bij de kennisbijeenkomsten.

De organisatie van zogenaamde versnellingstafels analoog aan de praktijk in Zuid-Limburg. Daar wordt de volgende routing doorlopen:

o Een ondernemer dient een innovatief idee in

o Als het idee wordt geselecteerd wordt de ondernemer gekoppeld aan een innovatie expert.

o Pitch Event: het idee wordt gepitcht aan circa 125 ondernemers.

o Ondernemers kunnen zich inschrijven voor de versnellingstafel van het initiatief (circa 8)

o De versnellingstafel werkt de kansen van het initiatief concreet uit onder leiding van een ervaren expert

o Slot Event: presenteren van de ontwikkelde business proposities en duidelijkheid over welke deelnemers samen gaan werken voor de uitwerking.

Als gezamenlijke inspanning van de kennismakelaars en het lerend ondernemersnetwerk worden 20 business plannen gerealiseerd tot 2025. (zie business case 3A)

Circa 15 bijeenkomsten per jaar

Minstens 15 structureel participerende bedrijven.

Voor studenten die afstuderen op ondernemerschap faciliteren dat ze gaan ondernemen in Noordoost Fryslân.

Het stimuleren van nieuw innovatief ondernemerschap

Het toepassen van de methodiek Kansrijk Eigen Baas voor het ondersteunen van startende ondernemers. Deze methode is eerder toegepast in de regio Achterhoek op het Overijssels platteland. Deels richt het zich op mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt, waarmee er een relatie is met businesscase 1a.

 

 

Businesscase 2d Economisch en ecologisch gebruik landbouwareaal uitgaande van circulaire economie

1. Doel en beoogde meetbare resultaten/effecten

Het doel is om in Noordoost Fryslân een economisch slim en ecologisch verantwoorde agrarische sector te hebben, die als kennislab kan fungeren voor de rest van Nederland (‘van krimp naar kraamkamer’). Hierin is ook de verbinding tussen agri en food, tot een agrifoodcluster van belang. Daarvoor is verbinding met de foodsector buiten de regio nodig. De regio kenmerkt zich door een schakering van landbouw en veeteelt, groot- en kleinschalige bedrijven, biologische en traditionele landbouw en veeteelt.

De provincie Fryslân wil dé ontwikkelregio op het gebied van circulaire economie worden in 2025. Daarvoor zet de provincie samen met Vereniging Circulair Friesland (VCF) een programma op. Onder andere voor het thema landbouw wordt een regionale transitieagenda opgesteld, die een uitvoeringsprogramma voorstellen voor samenwerkende partijen binnen overheid, brancheverenigingen en ondernemers. Over de beleidsbrief van de provincie vindt eind maart 2018 in de Provinciale Staten besluitvorming plaats. In de transitieagenda landbouw wordt ingegaan op thema’s als het sluiten van kringlopen, een gezonde bodem, eiwittransitie en optimale waardebenutting. Op deze thema’s worden landbouwdeals gesloten.

Doordat de agrarische sector kapitaalsintensief is en de marges nu al erg smal zijn, is een randvoorwaarde dat de businesscase financieel sluitend is, zo nodig met een (Nederlandse of Europese) financiële impuls gedurende de ontwikkelingsfase.

De basis voor de businesscase is het project “Fjildlab Noordoost Fryslân”. Het project omvat de gemeenten Achtkarspelen, Dantumadiel, Dongeradeel, Ferwerderadiel, Kollumerland c.a. en Tytsjerksteradiel, en daarnaast de buiten de regio gelegen gemeente Smallingerland. Er wordt ingezet op productkennis en kwaliteit en kennis over landbouwgrond, gecombineerd met alle denkbare technologieën en er worden stappen gezet naar uitvoeringsplannen en verdienmodellen. Het samenwerkingsverband richt zich op de volgende acht kernthema’s:

1. Natuur, biodiversiteit, landschap en recreatieve sector: omzetten tot nieuwe producten en diensten

Bijvoorbeeld: energie uit hout, streekproducten als bessen en bramen die in het landschap ingepast worden.

2. Gezonde bodem: als basis voor de circulaire economie

Bijvoorbeeld: productie en toepassing van Bokashi en het bovengronds uitrijden van drijfmest

3. Water en landbouw: verwaarden van blauwe en groene ecosysteemdiensten

Bijvoorbeeld: onderzoek naar nieuwe teelten en producten afkomstig van deze teelten

4. Duurzame energie: regionaal geproduceerd en afgezet

Bijvoorbeeld: opzetten energiecoöperaties, boeren en burgers verbinden bij het plaatsen van zonnepanelen en kleine windmolens

5. Mest: regionale verwerking

Bijvoorbeeld: nieuwe toepassingen voor mest zoals T-shirts uit runderdrijfmest en zoeken naar cross over mogelijkheden

6. Voer: reststromen verwaarden

Bijvoorbeeld: sluiten van de eiwit behoefte

7. Zoet en Zout: zilte producten en diensten

Bijvoorbeeld: onderzoek naar teelt van zilte gewassen

8. Voeding: gezond, regionaal en functioneel

Bijvoorbeeld projecten rondom lokaal geproduceerd voedsel

Uitdiepen van deze kernthema’s moet de cross-over naar een gebiedsgerichte circulaire economie gaan ondersteunen.

Daarnaast is er sinds juli 2017 een publiek private samenwerking Biobased Economy Friesland met een looptijd tot juli 2021. De PPS richt zich op Noordoost Fryslân en Zuidoost Friesland. Om kansen op het gebied van economische ontwikkeling en werkgelegenheid te concretiseren is kennis, ondernemerschap en daadkracht nodig. Er zijn drie pijlers: 1) aansluiting bij BeStart (een initiatief vanuit ondernemers, overheden en kennisinstellingen op het gebied van cleantech). BeStart is een ontwikkelprogramma voor jonge ondernemers die werken aan innovaties op het gebied van biobased of circulaire economie. 2) verdieping binnen twee regionale programma’s rondom Biobased Economy (Better Wetter en Ecomunitypark), met aansluiting bij de regioagenda’s van NO en ZO Fryslân, 3) samenwerking met een aantal individuele, toonaangevende, ambitieuze ondernemers uit NO en ZO Friesland. In Fjildlab Noordoost Fryslân kan aansluiting bij dit programma worden gezocht.

Aansluitend op de PPS Biobased economy is het Brûsplak ontwikkeld. Het Brûsplak is onderdeel van het regionale programma ‘Better Wetter: de proeftuin voor toekomstbestendig waterbeheer, voor ecologie en economie. Door combinatie van factoren zoals bodemdaling in het veenweidegebied, vaak drogere periodes en meer extreme regenbuien, moet er nagedacht worden over een toekomstbestendig waterbeheer en nieuwe verdienmodellen in (zeer) natte omstandigheden. Het Bûtenfjild is een ideale proeftuin om dat te onderzoeken en proeven te doen. Overheid, ondernemers, maatschappelijke organisaties, onderwijs en onderzoek werken hierin nauw samen. Het Brûsplak ligt in het hart van het Bûtenfjild en verbindt alle partijen.

Regionale vertegenwoordigers van de sector ervaren wet- en regelgeving als een knelpunt voor goede ontwikkeling van de sector.

Fjildlab Noordoost Fryslân kan als onderdeel van het ANNO programma ‘Grien & Blau’ worden gezien.

Beoogde (meetbare) resultaten/effecten:

Een samenwerkingsverband dat inhoudelijk is georganiseerd rondom de 8 kernthema’s. Er zijn inmiddels zes van de acht kennistafels van Fjildlab georganiseerd (de thema’s verzilting en voeding worden nog georganiseerd).

4 proefvelden met faciliteiten voor onderzoek, samenwerking, cocreatie, testen, demonstreren en bewustwording.

Een informatie- en communicatiestructuur met een website, filmpjes, vakartikelen, cursussen, expo’s en demo’s met als doel het uitdragen van de bevindingen en het aanleren van vaardigheden.

Een samenhangende reeks van voorstellen, projecten en onderzoeken en verdienmodellen dat zich richt op het realiseren van nieuwe diensten, producten en ideeën aangaande circulaire economie in landbouwgebieden. Deze geven naast antwoord op specifieke onderzoeksvragen vanuit productontwikkeling, ook inzicht in en antwoorden op bredere maatschappelijke vragen als:

- de directe koppeling met circulaire economie initiatieven aan landbouw: het belang van samenwerking, de waarde van ‘goede’ landbouw voor de kwaliteit van producten, het effect van circulaire economie op de kwaliteit van het landbouwgebied);

- een extra impuls voor de werkgelegenheid en het bruto regionaal product door verkorting van de arbeidsketen (meer productie binnen de regio, zoals streekproducten);

- ervaringen met het realiseren van een gebiedsaanpak: socio-economische aspecten, wet- en regelgeving, succes-/ faalfactoren voor verdienmodellen;

- een methodiek gericht op de verwaarding van het gebied als geheel (met kansen en valkuilen).

Vooruitlopend op de bovengenoemde zaken kan in ieder geval gedacht worden aan het volgende:

- inventarisatie van het gewenste gebruik van bodem, water en waterberging en de daarbij behorende randvoorwaarden;

- het opstellen van een grondstoffen stroom analyse in de regio;

- omzetten van inventarisaties van satelliet/dronebeelden in een concreet handelingsperspectief voor de boeren: wat kunnen en wat moeten ze er mee;

- het in beeld brengen en realiseren van de kansen van verzilting voor de agrarische sector, via initiatieven zoals ‘Holwerd aan Zee’, ‘Van Zoet naar Zout’ en de ‘Saltcampus’;

- het afstemmen van vraag en aanbod tussen akkerbouw en veehouderij bedrijven van vraag en aanbod van (rest)producten;

- het in beeld brengen en realiseren van kansrijke crossovers tussen de verschillende branches, zoals duurzame energie, biobased producten voor bouw en chemiesector;

- verkenning van de rol van water rond de 8 kernthema’s, mogelijke schaalsprong en leidende rol van de regio op dit gebied;

- het inventariseren en adresseren van knellende wet- en regelgeving;

- het verkennen en realiseren van pilots. Ook in samenwerking met andere initiatieven in de regio zoals de “Potato Valley”.

Deelname aan Fjildlab Noordoost Fryslân zorgt voor een meetbare ontwikkeling van kennis en kunde naar kassa in een circulaire gebiedseconomie.

Resultaat in 2018: 5 projecten. Tussen 2018 en 2025: een groei van 20 (begin) tot 50 (naar 2025 toe) projecten per jaar. In totaal 200 projecten (3 tot 4

projecten per kernthema/jaar).

Het realiseren van in totaal 50 nieuwe verdienmodellen in 2025.

Het komen tot/deelnemen aan een organisatie die de proeftuin in binnen- en buitenland promoot.

Het aanbieden van leerwerk combinaties in agrarische bedrijven om het personeelbestand op peil te houden.

Waar mogelijk en nodig wordt de samenwerking gezocht met partners buiten Friesland. Kennis die wordt opgedaan in de projecten wordt geëxporteerd naar Nederland en daarbuiten.

Daarnaast is afstemming en verbinding met de PPS Biobased Economy Friesland en het Brûsplak noodzakelijk.

Tot slot zal in samenspraak met UWV en het ministerie van SZW moeten worden bezien hoe de regeldruk kan worden verminderd door met name regels die belemmerend werken op te heffen of aan te passen.

 

 

Businesscase 3b Regiomarketing en destinatiebranding

1. Doel en beoogde meetbare resultaten/effecten

Regiomarketing en destinatiebranding heeft een tweeledig doel: 1) het stimuleren van mensen en bedrijven om in de regio te blijven vanwege een aantrekkelijk woon- en werkklimaat en daarnaast ook het promoten van Noordoost Fryslân als toeristisch aantrekkelijke regio.

Een goede marketing van de regio is een belangrijke acceleratiefactor om de gewenste economische groei te bereiken (geschat aandeel volgens het eindrapport Economische Transformatiemonitor Noordoost Fryslân: 6%). Hetzelfde geldt voor acquisitie (geschat aandeel 8%).

De regio zou daarbij haar bescheidenheid moeten doorbreken: grutsk wêze op het gebied. Het op de kaart zetten van de regio als één merk vraagt om inzicht in wat precies de identiteit, kernwaarden en positionering van Noordoost Fryslân zijn. Een belangrijke vraag hierbij is: hoe onderscheidt de regio zich van de rest van Fryslân of kan beter worden meegelift op de identiteit van Fryslân als geheel? Ook zal sprake moeten zijn van gezamenlijk investeren door ondernemers en overheden met inspraak van de ondernemers.

In economisch opzicht draagt de regio nog te weinig haar identiteit van doeners en makers naar buiten uit. Dit geldt voor alle drie de topsectoren: metaal, bouw en vooral landbouw. Op het terrein van de landbouw wil de regio hét kennislab van Nederland worden voor een intensieve en duurzame agrarische sector, passend binnen het streven van geheel Fryslân om dé ontwikkelregio op het gebied van circulaire economie te worden in 2025.

Een voorwaarde voor het aantrekken van voldoende goed opgeleide jongere werknemers en ondernemers is een aantrekkelijk woon- en werkklimaat. Dat vraagt niet alleen om fysieke en maatschappelijke ingrepen, maar ook een goede marketing van de regio. Gedacht kan worden aan succesvolle en landelijk bekende campagnes als ‘Zuid-Limburg, je zal er maar wonen’ en ‘Zuid-Limburg, je zal er maar werken’.

De regio hanteerde in het verleden ‘Dwaande’ als instrument voor regiomarketing. Deze regiomarketing lijkt niet echt tot een brede externe bekendheid van de regio te hebben geleid en voldoende effect te hebben gehad.

De tijd lijkt dan ook rijp te zijn voor een nieuwe marketingstrategie gericht op het aantrekken van nieuwe bedrijvigheid en vermindering van het vertrek vanuit de regio, het liefst zelfs een vestiging van relatief jonge huishoudens (veelal gezinnen) in de regio. Bij dat laatste kan bijvoorbeeld worden gedacht aan jongeren die vertrokken zijn uit de regio om elders te studeren en die mogelijk onder bepaalde voorwaarden terug willen naar de regio.

Hoewel de eerste verantwoordelijkheid bij de regio ligt (zie de partners), ligt er ook een verantwoordelijkheid bij de gemeenten en individuele bedrijven om de regio te promoten.

Een dergelijke marketingstrategie heeft alleen zin als beloftes in de marketing ook fysiek worden waar gemaakt. Een goed vestigingsklimaat voor bedrijven vraagt om moderne duurzame bedrijventerreinen en een goede bereikbaarheid (die met de aanleg van de Centrale As ook sterk is verbeterd), een goed werkklimaat voor ook hoger opgeleiden vraagt om interessante jobs (in het geval van een meerpersoonshuishouden ook voor de partner) en een aantrekkelijk woonklimaat om een goed en betaalbaar woningaanbod in combinatie met sterke voorzieningen en goede recreatiemogelijkheden. De marketingstrategie kent daarmee een directe koppeling met verscheidene ANNO projecten.

Voorafgaand aan de marketingstrategie is het gewenst om eerst exit interviews te houden met bedrijven en inwoners die in het verleden uit de regio zijn vertrokken en na te gaan om welke redenen zij zijn vertrokken. Als het gaat om ‘push’ factoren kan worden nagegaan in hoeverre deze te beïnvloeden zijn waardoor toekomstig vertrek vermindert. Ook kan worden nagegaan wat de eventuele ‘pull’ factoren zijn geweest die bedrijven en inwoners hebben beïnvloed bij hun keuze voor de regio.

Als het gaat om toerisme en recreatie is Noordoost Fryslân is een aantrekkelijke regio. Er zijn enkele top recreatieparken, het landschap is met de wâlden gevarieerd en de regio grenst direct aan de Waddenzee. Er zijn diverse projecten ontwikkeling, zoals Holwerd aan zee waarmee de directe relatie tussen de regio en de Waddenzee wordt hersteld en het creëren van een doorgaande vaarroute van de Friese meren naar de Waddenzee.

De regio profileert echter landelijk weinig als toeristisch recreatief aantrekkelijk gebied. Inhoudelijk kan de regio nog een slag maken als het gaat om het verbinden van de verschillende toeristisch recreatieve elementen. Het gaat daarbij ook om de samenhang met het aanbod in geheel Friesland, zoals Leeuwarden (culturele hoofdstad van Europa in 2018), de Friese meren en de Waddeneilanden (met name Schiermonnikoog en Ameland gezien de bootverbinding vanuit Holwerd). Maar ook de regiomarketing vraagt de aandacht. De regio is nog weinig bekend in binnen- en buitenland.

Duurzaam toerisme en recreatie kan een pijler zijn voor economische groei, zeker in combinatie met natuurontwikkeling en duurzame landbouw. De doelgroep bestaat uit mensen die rust en ruimte zoeken. Er is ook sprake van een positieve invloed op het woon- en leefklimaat in de regio (een belangrijke vestigingsplaatsfactor voor mensen en bedrijven) en het leidt het tot extra bestedingen in de lokale detailhandel. Gemikt wordt op een groei van het BRP in deze sector tot 2025 met 12% (van € 51 naar € 57 miljoen). Dat vraagt zoals gezegd wel om een ‘totaal product’ van aanbod, waarbij Noordoost Fryslân aansluit bij het aanbod van de gehele provincie.

Beoogde (meetbare) resultaten/effecten:

Het in beeld krijgen bij bedrijven en inwoners wat de push en pull factoren zijn geweest bij hun beslissing om uit de regio te vertrekken c.q. er zich te vestigen.

Het in de markt zetten van een sterk en herkenbaar merk ‘Noordoost Fryslân’, eventueel als onderdeel van een imagoversterking van Fryslân als geheel.

Vergroting van de positieve naamsbekendheid van de regio met 25% in 2020 en 50% in 2025 bij burgers en bedrijven (percentages nader te bezien in relatie tot 0-meting, binnen- en buitenland?) Referentie: uit peilingen van de campagne ‘je zal er maar wonen’ blijkt dat 45 procent van de ondervraagden een positiever beeld van Zuid-Limburg heeft gekregen door de tv-spotjes en dag- en weekbladadvertenties. Ook is 44% van de eigen inwoners positiever gaan denken over de regio.

Een gericht acquisitieprogramma om nieuwe bedrijven in de regio aan te trekken (vooral gericht op een circulaire economie), in het bijzonder in de drie topsectoren en daaraan toeleverende/daarvan afnemende bedrijven (versterking ecosysteem). Concreet doel: het aantrekken van 20 nieuwe bedrijven als direct gevolg van de campagne per 2020 (10 per jaar) en 100 nieuwe bedrijven in de periode 2020-2025 (20 per jaar). Referentie: totale toename aantal bedrijven in de Noordoost Fryslân in 2016: 310, in 2017: 155 (CBS Statline).Naast enkele grote bedrijven kan het vooral ook gaan om kleinschalige ‘footloose’ bedrijven die via internet wereldwijd opereren en waarvan de ondernemers de rust en ruimte van de regio met grote woningen (vrijkomende boerderijen) appreciëren.

Een marketingstrategie die zich gelijk richt op alle drie de topsectoren is waarschijnlijk weinig effectief. Het voorstel is daarom om te beginnen met het aantrekken van bedrijven en toekomstige werknemers in de agrifood sector. Doordat de regio hét kenniscentrum bij uitstek op het terrein van de landbouw wil worden, liggen hier de grootste kansen. Bij gebleken succes kan de marketing zich in een latere fase op de andere topsectoren richten.

Toename binnenlandse vestiging naar de regio met 30% in de periode 2020-2025. Referentie: toename gevestigde personen (binnenlands) in COROP-regio Noord-Fryslân 2010-2016: 19%.

Het in de markt zetten van het toeristisch-recreatieve aanbod in de regio, met als doel 12% meer bestedingen in deze sector in 2025. Gedacht kan worden aan een campagne vergelijkbaar met ‘er gaat niets boven Groningen’. Deze campagne heeft geleid tot een netto groei van de bestedingen met € 90 miljoen.

 

 

Aldus vastgesteld in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Noardeast-Fryslân op 20 juli 2021.