Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Renkum

Besluit Jeugdhulp gemeente Renkum 2022

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieRenkum
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBesluit Jeugdhulp gemeente Renkum 2022
CiteertitelBesluit Jeugdhulp gemeente Renkum 2022
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpalgemeen
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

10-01-2022nieuwe regeling

14-12-2021

gmb-2022-8918

Tekst van de regeling

Intitulé

Besluit Jeugdhulp gemeente Renkum 2022

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Renkum;

gelet op de Verordening jeugdhulp gemeente Renkum 2021;

overwegende dat het college het wenselijk acht nadere regels te stellen ter uitvoering van de hierboven genoemde Verordening;

besluit vast te stellen het Besluit jeugdhulp gemeente Renkum 2022, hierna te noemen het besluit

Artikel 1. Begripsbepaling

  • 1.

    In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

    • a.

      Sociaal Team: uitvoerend team van de gemeente waar inwoners terecht kunnen met vragen op het gebied van welzijn, zorg, jeugd, werk en inkomen dat voorzieningen kan verstrekken.

    • b.

      Verordening: Verordening jeugdhulp gemeente Renkum 2021;

    • c.

      VOG: Verklaring omtrent gedrag;

    • d.

      Wettelijk verwijzer: de huisarts, de jeugdarts of een medisch specialist.

  • 2.

    Alle begrippen die in dit besluit worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Jeugdwet, het Besluit Jeugdwet, de Algemene wet bestuursrecht en de Verordening jeugdhulp gemeente Renkum 2021.

Hoofdstuk 1: Jeugdhulp via huisarts

Artikel 2. Gedragsdeskundige bij de huisarts

  • 1.

    De huisarts heeft de mogelijkheid om gebruik te maken van de expertise van een gedragsdeskundige bij indicering van passende hulp. Dit kan middels een consultatiegesprek tussen de huisarts en de gedragsdeskundige of verkennende gesprekken tussen de gedragsdeskundige en de jeugdige.

  • 2.

    Op basis van de verkennende gesprekken tussen de gedragsdeskundige en de jeugdige, kunnen de huisarts en gedragsdeskundige tot het oordeel komen dat de jeugdige in aanmerking komt voor ondersteuning van de gedragskundige bij lichte problematiek of dat er een verwijzing naar een voorziening nodig is.

Hoofdstuk 2: Individuele voorzieningen

Artikel 3. BSO+

  • 1.

    Jeugdigen van 4-12 jaar die vanwege ontwikkelingsproblemen, sociaal emotionele problemen, een verstandelijke beperking of opvoedingsproblemen geen gebruik kunnen maken van reguliere buitenschoolse opvang (BSO) en die naast naschoolse opvang een extra hulpvraag voor ondersteuning nodig hebben bij het behouden van regie, of bij het versterken van regie of om regieverlies tegen te gaan, kunnen in aanmerking komen voor BSO+.

  • 2.

    De vergoeding van BSO+ bestaat uit:

    • a.

      de meerkosten voor de extra begeleiding die op de BSO wordt aangeboden, of;

    • b.

      de reguliere kosten voor BSO en de meerkosten voor de extra begeleiding die op de BSO wordt aangeboden.

  • 3.

    Wanneer de ouder in aanmerking komt voor kinderopvangtoeslag bij de belastingdienst, worden alleen de meerkosten voor de extra begeleiding die op de BSO wordt aangeboden vergoed. De BSO waar de jeugdige naartoe gaat brengt de reguliere kosten voor BSO direct in rekening aan de ouder. De ouder is zelf verantwoordelijk voor het aanvragen van kinderopvangtoeslag bij de belastingdienst.

  • 4.

    Wanneer de ouder niet in aanmerking komt voor kinderopvangtoeslag wordt het volledige bedrag voor zowel de reguliere kosten voor BSO als de meerkosten voor de extra begeleiding die op de BSO wordt aangeboden, vergoed.

  • 5.

    Het Sociaal Team onderzoekt, in overleg met de ouder, voor welke vorm van vergoeding zoals omschreven in lid 2 en 3 de ouder in aanmerking komt. De ouder geeft het Sociaal Team hiervoor inzicht in de volgende documenten:

    • a.

      een door de ouder in te vullen “verklaring recht/geen recht op kinderopvangtoeslag”; het Sociaal Team verstrekt de ouder hiervoor op zijn verzoek een format;

    • b.

      een door de ouder in te vullen “inkomensverklaring”; het Sociaal Team verstrekt de ouder hiervoor op zijn verzoek een format.

  • 6.

    De bekostiging van vervoer naar de BSO is onderdeel van de tarieven binnen de kinderopvang, dit geldt ook voor de BSO+. Het is dus niet mogelijk om jeugdwet vervoer in zetten voor BSO+. De aanbieder is verantwoordelijk voor het vervoer van de jeugdige indien dat noodzakelijk is.

Artikel 4. Enkelvoudige Ernstige Dyslexie (EED)

  • 1.

    Jeugdigen van 7 t/m 12 jaar kunnen voor diagnose en behandeling van Enkelvoudige Ernstige Dyslexie (EED) in aanmerking komen indien zij staan ingeschreven bij een basisschool.

  • 2.

    Om in aanmerking te komen voor een vergoeding van de kosten voor een diagnosetraject van EED en/of een behandeltraject van EED toont de ouder een dyslexieverklaring van de basisschool, ondertekend door de directeur, aan het Sociaal Team.

  • 3.

    De dyslexieverklaring geldt als aanvraag voor een diagnosetraject dyslexie.

  • 4.

    Indien na afronding van het diagnosetraject is vastgesteld dat er sprake is van EED bij de jeugdige, komt een jeugdige in aanmerking voor behandeling van EED.

  • 5.

    Het product Diagnose Dyslexie kan per jeugdige maximaal 12 uur worden ingezet over een periode van maximaal 5 maanden.

  • 6.

    Het product Behandeling Dyslexie kan per jeugdige maximaal 60 uur worden ingezet over een periode van maximaal 18 maanden.

Artikel 5. Jeugdwetvervoer

Kosten van vervoer van de jeugdige van of naar de jeugdhulpaanbieder, die gemaakt zijn vóór de datum waarop het college het besluit over het jeugdwetvervoer heeft genomen, komen niet voor vergoeding in aanmerking.

Hoofdstuk 3: persoonsgebonden budget

Artikel 6. pgb vaardigheden

  • 1.

    In overeenstemming met artikel 8.1.1 lid 2, sub a van de wet, beoordeelt het Sociaal Team of de budgethouder in staat is om de aan een pgb verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren.

  • 2.

    De budgethouder kan zelf testen of hij in staat is om de aan een pgb verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren, door de pgb-test van Per Saldo op www.pgb-test.nl te doen. De test levert een persoonlijk advies op, aangevuld met waardevolle tips ter uitvoering van het budgethouderschap.

  • 3.

    Het Sociaal Team onderzoekt of de budgethouder over de vaardigheden beschikt die nodig zijn voor het op een passende wijze kunnen vervullen van het budgethouderschap. Een individuele voorziening in de vorm van een pgb kan gemotiveerd worden afgewezen als de budgethouder de taken behorende bij het budgethouderschap niet verantwoord kan uitvoeren.

Artikel 7. Weigeren en beëindigen van een pgb

  • 1.

    Het college kan een pgb weigeren als er tijdens het onderzoek naar aanleiding van de vraag om ondersteuning in de vorm van een pgb overwegende bezwaren bestaan tegen het beheren van een pgb door de budgethouder.

  • 2.

    Overwegende bezwaren zijn er als er een ernstig vermoeden is dat de budgethouder problemen zal hebben met het omgaan met een pgb. De situaties waarbij het risico groot is dat het pgb niet besteed wordt aan het daarvoor bestemde doel zijn bijvoorbeeld:

    • a.

      de budgethouder is verminderd handelingsbekwaam;

    • b.

      de budgethouder heeft als gevolg van een verstandelijke handicap en/of (ernstige) psychische problemen onvoldoende inzicht in de eigen situatie;

    • c.

      er is sprake van schulden- en/of verslavingsproblematiek;

    • d.

      er is eerder misbruik gemaakt van het pgb;

    • e.

      er is eerder sprake geweest van fraude;

    • f.

      er is eerder sprake geweest van surseance van betaling of een faillissement;

    • g.

      er is sprake van schuldsanering op grond van de Wet schuldsanering natuurlijke personen;

    • h.

      er is sprake van een instabiele situatie ten aanzien van de beperkingen;

    • i.

      de budgethouder leeft een zwervend bestaan;

    • j.

      er is sprake van onvoldoende taal-/rekenvaardigheid;

    • k.

      er is sprake van dementie.

  • 3.

    Bovendien kan een pgb beëindigd worden in de volgende onderstaande gevallen:

    • a.

      als blijkt dat de jeugdige of budgethouder onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid;

    • b.

      als de jeugdige of budgethouder niet voldoet aan de aan het toekennen van een pgb verbonden voorwaarden;

    • c.

      als de jeugdige of budgethouder het pgb niet gebruikt of voor een ander doel gebruikt.

  • 4.

    Verder wordt het pgb geweigerd in de volgende gevallen:

    • a.

      Indien de budgethouder een voorstel doet dat zou leiden tot een hoger pgb dan het vergelijkbare zorg in natura aanbod, en de jeugdige weigert het verschil in budget zelf te financieren (we bieden wel de jeugdige de mogelijkheid het verschil in budget zelf te financieren).

    • b.

      Dubbelrol van de professionele zorgaanbieder en bewindvoerder. Indien de professionele ondersteuner tevens de rol van bewindvoerder of wettelijk vertegenwoordiger aanneemt, is dit in strijd met boek 1 van het Burgerlijk Wetboek. Met name als de professionele zorgaanbieder geregistreerd is als bewindvoerder (voert voor meer dan drie personen bewind). Er kan dan sprake zijn van belang dat tegengesteld is aan het belang van de jeugdige.

Artikel 8. Kwaliteitseisen professionele pgb-aanbieder

  • 1.

    Conform artikel 16, lid 2 van de verordening, gelden voor een professionele zorgaanbieder dezelfde kwaliteitseisen als voor een professionele aanbieder die zorg in natura verleent.

  • 2.

    Het Sociaal Team kan na aanlevering van het budgetplan besluiten dat een verificatiegesprek met de zorgaanbieder noodzakelijk is, om te onderzoeken of de zorgaanbieder voldoet aan de kwaliteitseisen.

  • 3.

    De zorgaanbieder levert desgevraagd nader door het Sociaal Team te specificeren documentatie aan, zoals bijvoorbeeld een VOG en SKJ-registraties.

  • 4.

    Wanneer de gevraagde documentatie niet binnen de daarvoor gestelde termijn wordt aangeleverd, wordt de zorgaanbieder eenmalig een hersteltermijn geboden. Wordt ook na deze hersteltermijn de gevraagde documentatie niet of onvolledig aangeleverd, dan kan de kwaliteit van de te bieden hulp niet worden gewaarborgd en kan het Sociaal Team de aanvraag voor het pgb voor de hulp geboden door deze professionele zorgaanbieder afwijzen. Er wordt dan afgezien van het verificatiegesprek.

  • 5.

    Indien het Sociaal Team op basis van de aangeleverde documentatie kan vaststellen dat de zorgaanbieder voldoet aan de kwaliteitseisen, kan het Sociaal Team afzien van het verificatiegesprek.

  • 6.

    Wanneer uit het verificatiegesprek blijkt dat de zorgaanbieder over onvoldoende kwaliteit beschikt, dan kan de kwaliteit van de te bieden hulp niet worden gewaarborgd en kan het Sociaal Team de aanvraag voor het pgb voor de hulp geboden door deze professionele zorgaanbieder afwijzen.

  • 7.

    Wanneer de professionele hulpverlening persoonlijke verzorging betreft, hoeft de aanbieder in afwijking tot artikel 16, lid 2 van de verordening, niet over een SKJ- of BIG-registratie te beschikken.

Artikel 9. Kwaliteitseisen niet- professionele pgb- aanbieder

  • 1.

    De kosten verbonden aan het (aanvragen van) de VOG komen niet voor vergoeding door het college in aanmerking.

  • 2.

    De niet-professionele aanbieder is in staat om binnen de eigen grenzen van kennis en kunde en van (dreigende) overbelasting aan te geven of hij binnen de in de beschikking gestelde tijdsduur aan de doelen zoals gesteld in het persoonlijk plan kan werken. Hierop kan door het college steekproefsgewijs worden gecontroleerd.

  • 3.

    De eis van het overleggen van een VOG geldt niet in het geval de niet-professionele hulpverlener een ouder is van de jeugdige.

Artikel 10. Controle pgb

Het college kan om de kwaliteit van een pgb te waarborgen, in aanvulling op artikel 16 van de verordening, al dan niet steekproefsgewijs, onderzoek doen naar het gebruik van individuele voorzieningen middels een pgb met het oog op de beoordeling van de kwaliteit en de recht- en doelmatigheid.

Hoofdstuk 4: slotbepalingen

Artikel 11. Hardheidsclausule

Het college kan bepalingen van dit besluit buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover toepassing van deze bepalingen leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 12. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Dit besluit treedt in werking op de dag van bekendmaking op overheid.nl.

  • 2.

    Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit Jeugdhulp gemeente Renkum 2022.

 

Aldus vastgesteld door burgemeester en wethouders van Renkum op 14 december 2021

Burgemeester en wethouders van Renkum,

M.G.M. (Maurits) van de Geijn

secretaris

A.M.J. (Agnes) Schaap

burgemeester