Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Wormerland

Nota waardering vaste activa, afschrijving en rente 2020

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieWormerland
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingNota waardering vaste activa, afschrijving en rente 2020
CiteertitelNota waardering vaste activa, afschrijvingen en rente 2020
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

06-01-2022nieuwe regeling

15-12-2020

gmb-2022-4928

2020/66

Tekst van de regeling

Intitulé

Nota waardering vaste activa, afschrijving en rente 2020

1. Inleiding

1.1 Aanleiding

Voor u ligt de Nota waardering vaste activa, afschrijvingen en rente 2020 van de gemeente Wormerland.

 

Eens in de vier jaar wordt het afschrijvings- en rentebeleid onder de loep genomen en zo nodig geactualiseerd in een nota. Dit is nodig om in de financiële functie van de gemeente het afschrijvings- en rentebeleid goed ingekaderd te houden. Voor het laatst is dit beleid in 2016 door de raad vastgesteld. Bij het vaststellen van de Nota waardering vaste activa, afschrijvingen en rente 2020 wordt de nota uit 2016 ingetrokken.

1.2 Doelstelling

De doelstelling van deze nota is het formuleren van beleid en het vaststellen van uniforme regels voor:

  • Waardering van activa;

  • Afschrijven van activa;

  • Rentetoerekening aan activa.

Deze nota legt de formele kaders vast, waarbinnen het college van B&W alsmede de ambtelijke organisatie kunnen opereren met betrekking tot investeringen en afschrijvingen. In de jaarrekening, de kadernota en de begroting wordt zichtbaar hoe in de praktijk met deze kaders en uitgangspunten is omgegaan. In deze nota wordt beschreven hoe de gemeente omgaat met kapitaalgoederen. Dit geeft helderheid bij investeringsbeslissingen. De nota is een kader, waarvan indien nodig kan worden afgeweken. In dergelijke gevallen wordt bij het investeringsvoorstel de raad om instemming van de afwijking gevraagd.

1.3 Wettelijk Kader

Deze nota is een uitwerking van de Financiële verordening ex artikel 212 van de Gemeentewet en van de bepalingen uit het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten (BBV).

 

Sinds het opstellen van het besluit heeft de commissie BBV met de vraag en antwoordrubriek de nodige casuïstiek toegevoegd aan de regelgeving rondom het BBV. Daarnaast heeft de commissie over enkele onderwerpen notities gepubliceerd, die onder meer betrekking hebben op de wijze waarop moet worden omgegaan met investeringen. Bij het opstellen van deze nota is hiermee rekening gehouden.

1.4 Leeswijzer

In de volgende hoofdstukken zal nader worden ingegaan op de uitgangspunten die de gemeente

Wormerland hanteert ten aanzien van investeringen. Hierbij komen de volgende aspecten aan de

orde:

  • Criteria voor het activeren;

  • Afschrijving op activa;

  • Waardering van activa;

  • De toerekening van rente aan activa;

  • De toerekening van kosten eigen apparaat aan activa.

In deze nota worden belangrijke uitgangspunten weergegeven in omkaderde tekstvakken. In de voorafgaande teksten wordt een onderbouwing gegeven van het betreffende uitgangspunt. Een samenvatting van de uitgangspunten is opgenomen in hoofdstuk 9.

2. Activeren

 

Investeringen worden verantwoord op de balans onder de post vaste activa. Onder deze post worden

conform het BBV de volgende vaste activa onderscheiden:

  • Materiële vaste activa;

  • Immateriële vaste activa;

  • Financiële vaste activa.

Dit hoofdstuk gaat in op de wijze van activeren en op de vraag wanneer activeren mogelijk en wenselijk is. Activeren houdt in dat uitgaven die gedaan zijn, worden opgevat als investeringen en om die reden worden opgenomen bij de posten op de debetzijde van de balans. De uitgaven worden opgenomen bij de activa, zodat ze in de loop van de tijd afgeschreven kunnen worden.

2.1 Materiële vaste activa

Het BBV (artikel 35) kent drie soorten materiële vaste activa, te weten:

  • Investeringen met een economisch nut;

  • Investeringen met een economisch nut, waarvoor ter bestrijding van de kosten een heffing kan worden geheven;

  • Investeringen in de openbare ruimte met een maatschappelijk nut.

Van de materiële vaste activa wordt aangegeven welke in erfpacht zijn uitgegeven.

 

Het concrete verschil tussen deze categorieën investeringen is dat investeringen met een economisch nut de mogelijkheid bieden middelen te genereren en / of verhandelbaar zijn. Investeringen met een maatschappelijk nut hebben die mogelijkheid niet. 1

 

1. Alle investeringen worden geactiveerd, met uitzondering van kunstvoorwerpen met een cultuur-historische waarde.

2.2 Immateriële vaste activa

In overeenstemming met het BBV (artikel 34) worden onder de immateriële vaste activa afzonderlijk opgenomen:

  • Kosten verbonden aan het sluiten van geldleningen en het saldo van agio en disagio;

  • Kosten van onderzoek en ontwikkeling voor een bepaald actief;

  • Bijdragen aan activa in eigendom van derden.

In artikel 63 lid 7 van het BBV is bepaald dat passiva – waaronder dus schulden – tegen nominale waarden moeten worden gewaardeerd, met uitzondering van voorzieningen die tegen contante waarde zijn gewaardeerd. Dat houdt in dat de lening voor het totaalbedrag van de aangegane schuld moet worden opgenomen. Het verschil tussen het schuldbedrag en het uitgekeerde bedrag, het (dis)agio, kan naar keuze al dan niet worden geactiveerd.

 

Kosten van onderzoek en ontwikkeling mogen alleen geactiveerd worden als voldaan wordt aan de volgende voorwaarden (artikel 60 BBV):

  • Het voornemen bestaat het actief te gebruiken of te verkopen;

  • De technische uitvoerbaarheid om het actief te voltooien vast staat;

  • Het actief in de toekomst economisch of maatschappelijk nut zal genereren;

  • De uitgaven die aan het actief zijn toe te rekenen betrouwbaar kunnen worden vastgesteld.

Als niet aan de hiervoor genoemde verplicht gestelde voorwaarden wordt voldaan, mogen de kosten van onderzoek en ontwikkeling voor plannen niet worden geactiveerd maar moeten deze in één keer ten laste van de exploitatie worden gebracht.

 

Deze voorwaarden betekenen dat dergelijke kosten alleen dan mogen worden geactiveerd als de plannen betreffende het actief waarvoor de kosten gemaakt worden al redelijk omlijnd zijn, de plannen uitvoerbaar zijn en de kosten in te schatten zijn. Omdat deze kosten meestal deel uitmaken van een investeringskrediet is vaak aan de voorwaarden voldaan en kunnen de kosten van onderzoek en ontwikkeling worden geactiveerd.

 

2. Voor wat betreft de immateriële vaste activa kunnen de kosten verbonden aan het sluiten van geldleningen en disagio worden geactiveerd. Als aan de voorwaarden is voldaan, dan worden ook de kosten van onderzoek en ontwikkeling geactiveerd.

2.3 Financiële vaste activa

Onder Financiële vaste activa worden volgens het BBV (artikel 36) verstaan:

  • Kapitaalverstrekkingen aan:

    • °

      deelnemingen;

    • °

      gemeenschappelijke regelingen;

    • °

      overige verbonden partijen;

  • Leningen aan:

    • °

      openbare lichamen (provincies, gemeenten, waterschappen, lichamen met rechtspersoonlijkheid, ingesteld met toepassing van de Wet gemeenschappelijke regelingen, door Onze Ministers aan te wijzen andere bij wet ingestelde lichamen en organen);

    • °

      woningbouwcorporaties;

    • °

      deelnemingen;

    • °

      overige verbonden partijen;

  • Overige langlopende leningen;

  • Uitzettingen in ’s Rijks schatkist met een rentetypische looptijd van één jaar of langer;

  • Uitzettingen in de vorm van Nederlands schuldpapier met een rentetypische looptijd van één jaar of langer;

  • Overige uitzettingen met een rentetypische looptijd van één jaar of langer.

2.4 Bijdragen aan activa in eigendom van derden

De categorie bijdragen aan activa in eigendom van derden behoeft een nadere toelichting.

Deze kunnen worden geactiveerd indien aan de volgende voorwaarden van het BBV (artikel 61) is voldaan;

  • Er is sprake van een investering door een derde;

  • De investering draagt bij aan de publieke taak;

  • De derde heeft zich verplicht tot het daadwerkelijk investeren, op een wijze zoals is

  • overeengekomen en;

  • De bijdrage kan worden teruggevorderd, indien de derde in gebreke blijft of de gemeente anders recht kan doen gelden op de activa die samenhangen met de investering.

Als vast staat dat aan alle voorwaarden wordt voldaan moet de gemeente de bijdrage behandelen als ware het actief in kwestie in bezit van de gemeente.

 

3. Bijdragen aan activa in eigendom van derden worden, indien is voldaan aan de voorwaarden van artikel 61 BBV, geactiveerd

2.5 Minimumeisen activeren

Om praktische redenen verdient het niet de voorkeur om de investeringen die in aanmerking komen voor activeren in alle gevallen te activeren. Daarom gelden de volgende minimumeisen:

  • Er dient sprake te zijn van een meerjarig nut;

  • Activa met een levensduur van vier jaar of minder worden direct ten laste van de exploitatie gebracht;

  • Activa met een aanschafwaarde van minder dan € 10.000 exclusief BTW worden niet geactiveerd, maar om redenen van efficiency direct ten laste van de exploitatie gebracht;

  • Bij de aanschaf van activa in bulk geldt de totaalprijs als aanschafwaarde voor de activeringsgrens.

Uitzondering vormt de categorie gronden en terreinen. Deze worden conform het BBV altijd geactiveerd.

 

4. Investeringen met een economische levensduur van vier jaar of minder en/of een aanschafwaarde lager dan € 10.000 exclusief BTW niet te activeren maar ineens ten laste van de exploitatie te brengen. Uitzondering vormen de gronden en terreinen. Deze worden altijd geactiveerd.

3. Waardering

3.1 Waarderingsgrondslagen

In het voorgaand hoofdstuk werd de vraag beantwoord welke investeringen worden geactiveerd.

De logische vervolgvraag is welke waardering aan de activa wordt toegekend, oftewel: voor welk bedrag komen ze op de balans te staan.

 

De gekozen systematiek voor de waardering van activa in het stelsel van baten en lasten is van invloed op de exploitatie van de gemeente en daarmee op de financiële resultaten die behaald kunnen worden. In het BBV zijn bepalingen opgenomen voor de waardering van activa. Hiermee wordt enerzijds voorkomen dat via de waardering van vaste activa financiële resultaten worden beïnvloed en anderzijds wordt bereikt dat de financiële gegevens van organisaties in de loop van de tijd vergelijkbaar blijven.

 

De waarderingsgrondslag voor vaste activa wordt bepaald door de aanschaffings- of

vervaardigingsprijs (artikel 63 BBV). Van activa waarvan de bestemming verandert, wordt de actuele waarde van de nieuwe bestemming in de toelichting op de balans opgenomen.

3.2 Vaststelling waarde

In artikel 62 van het BBV is bepaald dat alle vaste activa worden geactiveerd voor het bedrag van de investering. In lid 2 en 3 worden echter uitzonderingen gemaakt, namelijk:

  • Bijdragen van derden die in directe relatie staan met een actief mogen bij de waardering in mindering worden gebracht. Dit kan bijvoorbeeld een subsidie zijn die specifiek voor een bepaalde investering wordt verstrekt;

  • De voorzieningen aan toekomstige vervangingsinvesteringen, waarvoor een heffing wordt geheven. Dit betreft investeringen met een economisch nut, waarvoor ter bestrijding van de kosten een heffing kan worden geheven, zoals de rioolheffing;

5. Bij investeringen worden de bijdragen van derden in mindering gebracht op de investering. Bedragen aan toekomstige vervangingsinvesteringen, waarvoor een heffing wordt geheven worden in mindering gebracht op de investering.

 

Artikel 63 van het BBV geeft een nadere omschrijving van de kosten die geactiveerd mogen worden:

  • Activa worden gewaardeerd op basis van de verkrijgings- of vervaardigingsprijs;

  • De verkrijgingsprijs omvat de inkoopprijs en de bijkomende kosten;

  • De vervaardigingsprijs omvat de aanschaffingskosten van de gebruikte grond- en hulpstoffen en de overige kosten, welke rechtstreeks aan de vervaardiging kunnen worden toegerekend. In de vervaardigingsprijs kunnen voorts worden opgenomen een redelijk deel van de indirecte kosten en de rente over het tijdvak dat aan de vervaardiging van het actief kan worden toegerekend; in dat geval vermeldt de toelichting dat deze rente is geactiveerd;

  • Voor in erfpacht uitgegeven gronden geldt de uitgifteprijs van eerste uitgifte als verkrijgingsprijs. Gronden in eeuwigdurende erfpacht worden gewaardeerd tegen registratiewaarde;

  • Van activa waarvan de bestemming verandert, wordt de actuele waarde van de nieuwe bestemming in de toelichting op de balans opgenomen.

3.2.2. Materiële vaste activa

Indien voor de dekking van de kapitaallasten van een investering een reserve is opgebouwd, mag deze reserve niet in mindering worden gebracht op het bedrag van de investering. De opgebouwde reserve mag jaarlijks worden aangewend ter (gedeeltelijke) dekking van de kapitaallasten conform de afschrijvingstermijn van het bijbehorende actief.

 

6. Wanneer een bestemmingsreserve beschikbaar is voor de verkrijging/vervaardiging van een kapitaalgoed, wordt deze in principe ingezet ter dekking van de kapitaallasten. De bestemmingsreserve wordt dan ingezet voor dekking van kapitaallasten over de gehele afschrijvingsduur.

3.2.3. Immateriële vaste activa

De eventuele kosten verbonden aan het sluiten van geldleningen en disagio kunnen naar keuze worden geactiveerd dan wel direct ten laste van de exploitatie gebracht, agio wordt direct ten gunste van de exploitatie gebracht. De immateriële vaste activa worden gewaardeerd tegen verkrijgings- of vervaardigingsprijs, verminderd met de afschrijvingen.

3.2.4. Financiële vaste activa

Kapitaalverstrekkingen aan deelnemingen, gemeenschappelijke regelingen en overige verbonden partijen worden gewaardeerd tegen nominale waarde.

 

Deelnemingen worden tegen de marktwaarde gewaardeerd indien de marktwaarde lager is dan de verkrijgings- of vervaardigingsprijs (artikel 65, lid 2 BBV).

 

Bijdragen aan activa in eigendom van derden worden geactiveerd en afgeschreven als ware het activum in het bezit van de gemeente (artikel 64, lid 6 BBV).

3.2.5. Voorraden

De balanspost voorraden betreft grondposities, gereed product en handelsgoederen en vooruitbetalingen (artikel 38 BBV).

De in exploitatie genomen gronden zijn opgenomen tegen de vervaardigingsprijs2 , inclusief bijgeschreven exploitatiekosten en verminderd met de opbrengst wegens gerealiseerde verkopen.

3.3 BTW

Met de invoering van het BTW-compensatiefonds per 1 januari 2003 is bepaald dat in principe geen BTW geactiveerd wordt voor zover deze compensabel is. Uitzondering hierop is de riolering waar op grond van art 229b, 2b Gemeentewet dit wel is toegestaan (zie ook de nota riolering van de commissie BBV). Niet compensabele BTW mag wel worden geactiveerd.

 

Voorbeelden zijn o.a.: investeringen in wegen, verlichting en groenonderhoud. Dit betekent tevens dat kostenverhogende BTW (niet compensabel), wordt geactiveerd onder gelijke condities als het betreffende kapitaalgoed.

3.4 Afwaarderen activa

Artikel 65 van het BBV geeft de voorschriften weer voor afwaardering van activa;

  • Naar verwachting duurzame waardeverminderingen van vaste activa worden onafhankelijk van het resultaat van het boekjaar in aanmerking genomen;

  • Voorraden en deelnemingen worden tegen de marktwaarde gewaardeerd indien de marktwaarde lager is dan de verkrijgings- of vervaardigingsprijs;

  • Een actief dat buiten gebruik wordt gesteld wordt afgewaardeerd op het moment van buitengebruikstelling, indien de restwaarde lager is dan de boekwaarde.

Het eerste en tweede lid van artikel 65 BBV hebben betrekking op waardeverminderingen die naar verwachting duurzaam zijn. Het is niet voorzienbaar dat de waardevermindering zal ophouden te bestaan. Gedacht kan worden aan nieuwe inzichten in de technische en/of de economische levensduur van activa of de aantasting van het vermogen van deelnemingen.

 

In het derde lid wordt voorgeschreven dat van een actief dat buiten gebruik wordt gesteld, waarvan de restwaarde lager is dan de boekwaarde, wordt afgeschreven tot de restwaarde. Bij een volledige buitengebruikstelling dient het actief uiteraard te worden afgewaardeerd tot hetzij nul, hetzij tot de restwaarde, indien die redelijkerwijs verwacht kan worden. Een actief dat niet langer bestaat of niet langer eigendom is van de gemeente mag niet op de balans blijven staan. Wanneer een actief gedeeltelijk buiten gebruik wordt gesteld, dient het actief proportioneel te worden afgewaardeerd.

Duurzame waardevermindering van vaste activa wordt onafhankelijk van het resultaat van het boekjaar in aanmerking genomen.

3.5 Desinvesteren

Op het moment dat een desinvestering (ontdoen van het actief) plaatsvindt wordt de boekwinst of het boek verlies ten gunste of laste van het resultaat van het betreffende jaar gebracht. De mogelijke boekwinst wordt niet in mindering gebracht op een nieuwe investering. Dat is niet toegestaan op grond van het BBV (notitie verkrijging/vervaardiging en onderhoud van kapitaalgoederen).

3.6 Componentenbenadering

De componentenbenadering houdt in dat de verschillende samenstellende delen van een materieel vast actief, afzonderlijk worden gewaardeerd en afgeschreven op basis van het waardeverloop van die individuele delen. Per samenstellend deel kan de economische gebruiksduur namelijk verschillen. Bij toepassen van deze benadering, worden afzonderlijke vervangingen opnieuw geactiveerd.

 

De toepassing van de componentenbenadering kan worden geïllustreerd aan de hand van het verkrijgen van een kantoorpand:

  • Grond: niet afschrijven;

  • Gebouw: afschrijving in 60 jaar;

  • Installaties: afschrijving in 20 jaar;

  • Inventaris: afschrijving in 10 jaar.

De kosten voor de te onderscheiden samenstellende delen worden op basis van bovenstaande opdeling afzonderlijk geactiveerd en afgeschreven. In het voorbeeld kan na 20 jaar de vervanging van een cv-ketel opnieuw worden geactiveerd.

 

Met het toepassen van de componentenbenadering wordt bewerkstelligd dat activa die naar aard en gebruik gelijksoortig zijn op dezelfde grondslag worden gewaardeerd en behandeld.

 

7. De componentenbenadering wordt toegepast.

4. Afschrijvingen

 

In de vorige hoofdstukken is behandeld welke investeringen worden geactiveerd en tegen welke waarde ze op de balans komen. De volgende twee hoofdstukken gaan over de exploitatielasten van de geactiveerde investeringen. In dit hoofdstuk komen de afschrijvingen aan de orde en in het volgende hoofdstuk worden aandacht besteed aan de rentelasten.

4.1 Afschrijven

Als een investering is geactiveerd dient op grond van artikel 64 lid 3 BBV daarop te worden afgeschreven. Afschrijven is het op methodische wijze – volgens een stelsel dat is afgestemd op de toekomstige gebruiksduur – ten laste van de exploitatie brengen van de kosten van het kapitaalgoed. Hiermee worden de lasten verspreid over de verwachte economische levensduur van het actief.

4.1.1 Afschrijvingstermijnen

Het BBV kent geen regels voor een sluitend systeem waaraan afschrijvingen moeten voldoen, wel zijn kaders gesteld. De belangrijkste zijn:

  • De methoden volgens welke de afschrijvingen zijn berekend worden in de toelichting op de balans uiteengezet (artikel 51 BBV);

  • Afschrijvingen vinden plaats onafhankelijk van het resultaat van het boekjaar (artikel 64 lid 1 BBV);

  • Op vaste activa met een beperkte gebruiksduur wordt jaarlijks afgeschreven volgens een stelsel dat is afgestemd op de verwachte toekomstige gebruiksduur (artikel 64, lid 3 BBV);

  • De afschrijvingstermijn voor kosten verbonden aan het sluiten van geldleningen en het saldo van agio en disagio is gelijk aan de looptijd van de lening (artikel 64 lid 4 BBV);

  • Kosten van onderzoek en ontwikkeling voor een bepaald actief is maximaal 5 jaar (artikel 64, lid 5 BBV);

  • Voor bijdragen aan de activa in eigendom van derden, is de afschrijvingsduur maximaal gelijk aan die van de activa waarvoor de bijdrage aan derden wordt verstrekt (artikel 64, lid 6 BBV).

De afschrijvingstermijn van een actief is afhankelijk van de gebruiksduur en wordt bepaald door de economische en technische levensduur.

 

Het is mogelijk om voor bepaalde vaste activa een maximale afschrijvingstermijn op te nemen in plaats van een vaste afschrijvingstermijn. Reden hiervoor is dat de economische levensduur van bijvoorbeeld nieuwe riolering duurzamer is en langer meegaat dan die van de oude riolering. Door het opnemen van de maximale afschrijvingstermijn kan voor de oude riolering een kortere afschrijvingstermijn worden toegepast zonder hiervoor in de verordening een aparte bepaling op te nemen.

 

In bijlage 1 is een overzicht opgenomen waarin per activasoort de levensduur wordt weergegeven waarover wordt afgeschreven. Deze bijlage is onderdeel van de Financiële verordening gemeente Wormerland.

 

8. De afschrijvingstermijnen te hanteren zoals beschreven in bijlage 1 van de financiële verordening gemeente Wormerland.

4.1.2 Afschrijving op gronden

Het afschrijven op gronden neemt een bijzondere plaats in omdat gronden duurzame goederen zijn die niet aan slijtage onderhevig zijn, er vindt geen duurzame waardevermindering plaats. Er bestaat dan ook geen noodzaak om hierop af te schrijven. In paragraaf 3.2 is onder Voorraden toegelicht dat voorraden grond tegen vervaardigingsprijs dan wel lagere marktwaarde worden gewaardeerd.

 

9. Op gronden wordt niet afgeschreven.

4.1.3 Methoden van afschrijving

Er zijn verschillende methoden om op basis van de afschrijvingsduur te komen tot de afschrijving per periode waaraan de lasten worden toegerekend.

De belangrijkste methoden zijn:

  • Vast percentage van de aanschafwaarde (lineaire afschrijvingsmethode);

  • Vast percentage van de boekwaarde (degressief afschrijven, niet gebruikelijk bij de overheid);

  • Jaarlijks gelijkblijvende rente- en afschrijvingslasten (annuïtaire afschrijvingsmethode).

De standaard afschrijvingsmethode is in Wormerland annuïtair. Dit vanwege de stabiliteit in de begroting voor de doorberekening van de over de gehele periode gelijkblijvende kapitaallasten.

In bepaalde gevallen is het ook toegestaan om lineair af te schrijven. Dit wordt dan expliciet bij het investeringsvoorstel opgenomen.

 

10. De annuïtaire methode is de standaard methode voor het afschrijven op activa.

4.1.4 Wijziging van methode van afschrijving

In het BBV is artikel 64 lid 2 gewijd aan de wijziging van de afschrijvingsmethode. Hierin staat dat slechts om gegronde redenen de afschrijvingswijze gewijzigd mag worden. De reden en de financiële consequenties van de verandering dienen in de toelichting op de balans te worden uiteengezet. Ook wordt inzicht gegeven in de consequenties hiervan voor de financiële positie en voor de baten en lasten aan de hand van aangepaste cijfers voor het begrotingsjaar of het voorafgaande begrotingsjaar (artikel 64, lid 2 BBV);

 

Daarnaast heeft de commissie BBV in juli 2011 de notitie het BBV en stelsel-/schattingswijzigingen uitgebracht. Hierin wordt een schattingswijziging omschreven als een wijziging van een verwachte toekomstige gebruiksduur c.q. gebruiksintensiteit dan wel de “naar verwachting” duurzaam lagere gebruikswaarde. Een bestaande (rest)boekwaarde wordt niet herrekend, maar over de langere, dan wel kortere, dan wel gelijkblijvende verwachte toekomstige gebruiksduur afgeschreven. Een wijziging van de afschrijvingsmethode valt hiermee onder schattingswijziging, er hoeft daarom geen herberekening of herwaardering over de al afgeschreven waarden plaats te vinden.

4.1.5 Restwaarde

De restwaarde van investeringen is van tevoren veelal moeilijk in te schatten. Op grond van het voorzichtigheidsprincipe wordt er dan ook vanuit gegaan dat de restwaarde nihil is. Indien bij inruil van een productiemiddel sprake is van een restwaarde levert dit in de regel een boekwinst op. In overeenstemming met de wetgeving wordt de boekwinst ten gunste van de exploitatie gebracht.

Hierdoor wordt een inzichtelijk beeld verschaft in de waardering van de vervangende investering.

 

11. Bij afschrijvingen op investeringen wordt geen rekening gehouden met een restwaarde.

4.2 Aanvang kapitaallasten

De commissie BBV doet de aanbeveling om in de financiële verordening/nota activabeleid op grond van artikel 212 van de Gemeentewet op te nemen wanneer met het afschrijven van een nieuw kapitaalgoed wordt begonnen. Om praktische redenen wordt al sinds lange tijd begonnen met afschrijven in het jaar volgend op het jaar waarin het kapitaalgoed gereed komt of verworven wordt.

 

12. De afschrijving start op 1 januari van het jaar dat volgt op het jaar waarin het actief gereed komt dan wel verworven wordt.

5. Rente

 

Een apart hoofdstuk in deze nota is gewijd aan het onderwerp rente. De reden hiervoor is dat rente een bijzondere plek inneemt in relatie tot activa. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de keuzes die gemaakt worden en wordt tevens nader toegelicht hoe keuzes tot stand zijn gekomen.

5.1 Begroting

Voor de rentetoerekening in de begroting wordt voor vaste activa de berekende rekenrente (ook wel omslagrente genoemd) toegepast, over de stand per 1 januari van het begrotingsjaar. Dit vaste percentage wordt jaarlijks vastgesteld het opstellen van de kadernota, op basis van de notitie rente van de Commissie BBV.

 

13. De rekenrente wordt jaarlijks vastgesteld bij het opstellen van de kadernota.

14. Voor investeringen wordt in het jaar nadat het actief in gebruik wordt genomen, de kapitaallasten meegenomen in de begroting berekend op basis van de rekenrente. Bij investeringen met specifieke financiering (projectfinanciering) en verstrekte geldleningen wordt het rentepercentage van de financiering gehanteerd.

 

5.2 Jaarrekening

Voor investeringen wordt in de jaarrekening de kapitaallast opgenomen, met ingang van het jaar volgende op het jaar waarin het actief is gerealiseerd of in gebruik is genomen. Dat wil zeggen een volle, tegen het vaste rentepercentage conform de begroting.

 

15. Voor investeringen wordt in de jaarrekening de kapitaallast opgenomen, met ingang van het jaar volgende op het jaar waarin het actief is gerealiseerd of in gebruik is genomen tegen de rekenrente conform de begroting. Ook voor de grondexploitatie wordt de vaste rekenrente gehanteerd over de boekwaarde per 1 januari.

6. Toerekening kosten eigen apparaat

 

Binnen de huidige voorschriften bestaat de mogelijkheid kosten van het eigen apparaat, gemaakt ten behoeve van de verwerving of vervaardiging van een actief daaraan toe te rekenen. Alom wordt echter geadviseerd hier voorzichtig mee om te gaan. Het is namelijk niet ondenkbaar dat in sommige situaties dergelijke kosten aan activa zouden worden toegerekend met het oogmerk hierdoor op korte termijn de exploitatie te ontzien. Hiermee zouden derhalve exploitatiekosten naar de toekomst kunnen worden verschoven. Een dergelijke handelwijze heeft dus het risico in zich van fluctuaties in de exploitatie en daardoor van een ongelijkmatige belasting daarvan. Dat geeft een vertekend beeld.

 

Wanneer echter door de inzet van eigen personeel toegevoegde waarde wordt geleverd aan de realisatie van vaste activa, bijvoorbeeld bij een groot project, dan is het, ook op bedrijfseconomische gronden, juist deze waarde aan de onderhavige activa toe te rekenen.

 

Verder is het zo, dat bepaalde interne afdelingen of personen zich structureel met name toeleggen op de uitvoering van nieuwe werken. Het risico van het ten onrechte verschuiven van kosten naar de toekomst is in dat geval beperkt.

 

Het is verdedigbaar dat bij investeringen, waarin door eigen personeel een substantiële bijdrage wordt geleverd, (bijvoorbeeld doordat er geen externe krachten ter zake van bepaalde facetten van het werk behoeven te worden ingehuurd of doordat uren kunnen worden doorberekend in kostendekkende tarieven, denk aan rioleringswerken) zulks in het raadsvoorstel inzake een kredietaanvraag op te nemen en na de vaststelling daarvan de betreffende kosten te activeren. Een voorwaarde hierbij is echter wel dat urentoerekening plaatsvindt op een bedrijfseconomisch verantwoorde wijze. Dat betekent concreet dat in de voorcalculatie van een project de inzet van eigen medewerkers wordt bepaald aan de hand van de uit te voeren werkzaamheden. Vervolgens dienen de werkelijk bestede uren in een nacalculatie daaraan bedrijfseconomisch te worden getoetst. Bij de betreffende investeringen is de keuze voor activering dan een terechte.

 

Het is niet wenselijk om alle toe te rekenen uren aan de investeringen door te berekenen. Voor investeringen, die daarvoor in aanmerking komen, geldt een minimumeis aan toe te rekenen eigen uren van 100 per investering.

 

16. Kosten van inzet van het eigen apparaat voor de verwerving of vervaardiging van vaste activa kunnen daaraan worden toegerekend, voor zover deze een duidelijk toegevoegde waarde hebben. Aan de desbetreffende raadsvoorstellen wordt de eis gesteld dat er een goed onderbouwde voorcalculatie aan ten grondslag ligt, die als norm dient voor de nacalculatie. De ondergrens aan toe te rekenen eigen uren wordt gesteld op 100.

7. Bouwgrondexploitatie

 

De complexen van de bouwgrondexploitatie vallen balanstechnisch onder de voorraden. Om de diverse boekwaarden en kapitaallasten in de begroting en jaarrekening inzichtelijk te maken, worden ze in de Staat van de geactiveerde kapitaaluitgaven opgenomen.

 

Op de complexen wordt niet afgeschreven. De kapitaallasten bestaan hier dus alleen uit rentelasten. Als rente wordt gerekend de vastgestelde rekenrente over de boekwaarde per 1 januari.

 

Deze rente wordt, net als de overige lasten (minus baten), als vermeerdering van het desbetreffende complex geboekt. Het financiële doel van de complexen is, om ze bij verkoop (minimaal) budgettair neutraal af te sluiten, waarna ze uit bovengenoemde staat verdwijnen.

 

17. De complexen van de bouwgrondexploitatie worden in de ‘Staat van geactiveerde kapitaaluitgaven’ opgenomen. Er wordt niet op deze complexen afschreven, er wordt alleen rekenrente toegerekend over de boekwaarde per 1 januari.

8. Vrijval kapitaallasten

 

Op het moment dat de gebruiksduur van een vast activum wordt verlengd met één of meerdere jaren, nadat het geheel is afgeschreven, dient uitspraak te worden gedaan over de dan vrijvallende kapitaallasten.

 

De onderhavige vrijval wordt in eerste instantie gereserveerd voor dekking van de vervanging van het betreffende vaste activum. Uitsluitend in het geval niet tot vervanging zal worden overgegaan, valt de kapitaallast vrij en kan deze in principe opnieuw worden ingezet voor nieuwe of (uitbreidings)investeringen.

 

De lasten van nieuwe investeringen en vervangingsinvesteringen dienen in beeld te worden gebracht in een meerjareninvesteringsplan. De (zo mogelijk) verhoogde kapitaallast dient ook voor de vervangingsinvesteringen in dit meerjarenplan tot uitdrukking te worden gebracht.

9. Samenvatting beleidslijn

 

Hieronder worden de belangrijkste beleidslijnen opgesomd:

 

  • 1.

    Alle investeringen worden geactiveerd, met uitzondering van kunstvoorwerpen met een cultuur-historische waarde.

  • 2.

    Voor wat betreft de immateriële vaste activa kunnen de kosten verbonden aan het sluiten van geldleningen en disagio worden geactiveerd. Als aan de voorwaarden is voldaan, dan worden ook de kosten van onderzoek en ontwikkeling geactiveerd.

  • 3.

    Bijdragen aan activa in eigendom van derden worden, indien is voldaan aan de voorwaarden van artikel 61 BBV, geactiveerd.

  • 4.

    Investeringen met een economische levensduur van vier jaar of minder en/of een aanschafwaarde lager dan € 10.000 excl. BTW niet te activeren maar ineens ten laste van de exploitatie te brengen. Uitzondering vormen de gronden en terreinen. Deze worden altijd geactiveerd

  • 5.

    Bij investeringen worden de bijdragen van derden in mindering gebracht op de investering. Bedragen aan toekomstige vervangingsinvesteringen, waarvoor een heffing wordt geheven worden in mindering gebracht op de investering.

  • 6.

    Wanneer een bestemmingsreserve beschikbaar is voor de verkrijging/vervaardiging van een kapitaalgoed, wordt deze in principe ingezet ter dekking van de kapitaallasten. De bestemmingsreserve wordt dan ingezet voor dekking van kapitaallasten over de gehele afschrijvingsduur.

  • 7.

    De componentenbenadering wordt toegepast.

  • 8.

    De afschrijvingstermijnen te hanteren zoals beschreven in bijlage 1 van de financiële verordening gemeente Wormerland.

  • 9.

    Op gronden wordt niet afgeschreven.

  • 10.

    De annuïtaire methode is de standaard methode voor het afschrijven op activa.

  • 11.

    Bij afschrijvingen op investeringen wordt geen rekening gehouden met een restwaarde.

  • 12.

    De afschrijving start op 1 januari van het jaar dat volgt op het jaar waarin het actief gereed komt dan wel verworven wordt.

  • 13.

    De rekenrente wordt jaarlijks vastgesteld bij het opstellen van de kadernota.

  • 14.

    Voor investeringen wordt in het jaar nadat het actief in gebruik wordt genomen, de kapitaallasten meegenomen in de begroting berekend op basis van de rekenrente. Bij investeringen met specifieke financiering (projectfinanciering) en verstrekte geldleningen wordt het rentepercentage van de financiering gehanteerd.

  • 15.

    Voor investeringen wordt in de jaarrekening de kapitaallast opgenomen, met ingang van het jaar volgende op het jaar waarin het actief is gerealiseerd of in gebruik is genomen tegen de rekenrente conform de begroting. Ook voor de grondexploitatie wordt de vaste rekenrente gehanteerd over de boekwaarde per 1 januari.

  • 16.

    Kosten van inzet van het eigen apparaat voor de verwerving of vervaardiging van vaste activa kunnen daaraan worden toegerekend, voor zover deze een duidelijk toegevoegde waarde hebben. Aan de desbetreffende raadsvoorstellen wordt de eis gesteld dat er een goed onderbouwde voorcalculatie aan ten grondslag ligt, die als norm dient voor de nacalculatie. De ondergrens aan toe te rekenen eigen uren wordt gesteld op 100.

  • 17.

    De complexen van de bouwgrondexploitatie worden in de ‘Staat van geactiveerde kapitaaluitgaven’ opgenomen. Er wordt niet op deze complexen afschreven, alleen rekenrente toegerekend over de boekwaarde per 1 januari.

Bijlage 1 Afschrijvingsbeleid, bijgewerkt november 2020

Vastgesteld door de raad op 15 december 2020

Dit afschrijvingsbeleid is onderdeel van de Financiële verordening gemeente Wormerland

 

De afschrijvingstermijnen in de onderstaande lijst worden gehanteerd voor nieuwe investeringen.

Voor bestaande activa wordt de afschrijvingstermijn individueel bepaald op basis van de reële te verwachten levensduur.

 

Afschrijvingsbeleid immateriële vaste activa

 

Enkele voorbeelden van immateriële vaste activa: kosten die zijn verbonden aan het afsluiten van geldleningen, de kosten van onderzoek en ontwikkeling en de bijdragen in eigendom van activa van derden (artikel 34 BBV)

 

De volgende immateriële vaste activa worden annuïtair afgeschreven in:

 

a. maximaal 5 jaar:

bijdragen aan activa in eigendom van derden

b. 5 jaar:

kosten voor onderzoek en ontwikkeling

 

Afschrijvingsbeleid materiële vaste activa

 

Activa met economisch nut en een verkrijgingsprijs van minder dan € 10.000 worden niet geactiveerd, uitgezonderd gronden en terreinen. Gronden en terreinen worden altijd geactiveerd. Het gaat hier over investeringen die verhandelbaar zijn en kunnen bijdragen aan het genereren van middelen. Voorbeelden hiervan zijn: auto’s, gebouwen, computers.

Op gronden en terreinen wordt niet afgeschreven.

 

De volgende materiële vaste activa met economisch nut worden annuïtair afgeschreven in:

 

a. maximaal 40 jaar:

(vrijverval)rioleringen niet onderheid

maximaal 60 jaar:

rioleringen wel onderheid

b. 10 jaar:

aanleg tijdelijke terreinwerken

c. 40 jaar:

nieuwbouw woonruimten, kantoren en bedrijfsgebouwen

d. 60 jaar:

nieuwbouw scholen, MFA’s, peuterspeelzalen, gemeentehuis, gemeentewerf

e. 10 jaar:

nieuwbouw tijdelijke woonruimten en tijdelijke bedrijfsgebouwen

f. minimaal 20 jaar:

renovatie, restauratie en aankoop woonruimten, en schoolgebouwen

g. minimaal 20 jaar:

renovatie, restauratie en aankoop kantoren en bedrijfsgebouwen

h. 20 jaar:

technische installaties in bedrijfsgebouwen

i. 10 jaar:

veiligheidsvoorzieningen bedrijfsgebouwen

j. 5 jaar:

telefooninstallaties

k. 5 jaar:

automatiseringsapparatuur

l. 10 jaar:

kantoormeubilair en schoolmeubilair

m. 5 jaar:

motorvaartuigen

n. 5 jaar:

zware transportmiddelen en schuiten

o. 5 jaar:

aanhangwagens en lichte motorvoertuigen

p. 7 jaar

personenauto’s

 

Afschrijvingsbeleid materiële vaste activa met maatschappelijk nut

 

Dit zijn voorzieningen die duidelijk een maatschappelijk nut dienen, maar geen eigen middelen genereren en niet kunnen worden verhandeld. Voorbeelden hiervan zijn bruggen, wegen, kunstwerken.

 

De volgende materiële vaste activa met maatschappelijk nut met een aanschafprijs boven de € 10.000 worden annuïtair afgeschreven in:

 

a. maximaal 10 jaar:

parken, sportvelden

b. maximaal 15 jaar:

groenvoorzieningen

c. maximaal 30 jaar:

wegen, pleinen en rotondes - in verband met wisselende bodemkwaliteit binnen de gemeente wordt de afschrijvingstermijn per geval beoordeeld

d. maximaal 40 jaar:

tunnels, viaducten en bruggen

e. maximaal 20 jaar:

geluidswallen

f. 15 jaar:

openbare verlichting

g. 10 jaar:

straatmeubilair

h. maximaal 40 jaar:

havens, kades, sluizen en waterkeringen

i. maximaal 40 jaar:

waterwegen, waterbergingen en walbeschoeiing

j. 40 jaar:

pompen en gemalen


1

In het huidige BBV wordt geen onderscheid meer gemaakt in afschrijvingsbeleid tussen investeringen van economische nut en maatschappelijk nut. Wel worden deze apart op de balans weergegeven.

2

De vervaardigingsprijs bestaat onder andere uit aanschaf, bewerking en bouwrijp maken van de grond