Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Purmerend

Beleidsregels Wet Bibob Purmerend 2021

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatiePurmerend
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregels Wet Bibob Purmerend 2021
CiteertitelBeleidsregel Wet Bibob Purmerend 2021
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpopenbare orde en veiligheid
Eigen onderwerpopenbare orde

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Is ook vastgesteld door de burgemeester.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur
  2. artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-2022Nieuwe regeling

21-12-2021

gmb-2021-484543

1560542

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels Wet Bibob Purmerend 2021

 

De burgemeester en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Purmerend, ieder voor zover het hun bevoegdheden betreft,

 

overwegende, dat de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob) hen beleidsruimte verschaft bij de besluitvorming omtrent het toepassen van hun uit deze wet voortvloeiende bevoegdheden,

 

gelet op het bepaalde in de Wet Bibob en artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht,

 

besluiten vast te stellen de;

 

Beleidsregels Wet Bibob Purmerend 2021

 

 

Paragraaf 1: Algemeen

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1.

    De definities in artikel 1.1 van de Wet Bibob zijn van overeenkomstige toepassing op deze beleidsregels, tenzij daarvoor in lid 2 anders is bepaald.

  • 2.

    In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

    • a.

      Apv: de Algemene plaatselijke verordening Purmerend;

    • b.

      Bestuursorgaan: burgemeester en/of de burgemeester en wethouders;

    • c.

      Bibob-toets: de wijze van behandelen van een aanvraag waarbij met toepassing van de wet door het bestuursorgaan wordt beoordeeld of er redenen aanwezig zijn, ontleend aan de wet, om de aanvraag te weigeren, de overeenkomst niet aan te gaan, de beschikking in te trekken of daaraan voorschriften te verbinden, dan wel een advies aan te vragen van het Bureau;

    • d.

      Bibob-vragenformulier: de algemene vragenformulieren om Bibob-informatie op te vragen bij de betrokkene, vastgesteld door de minister van Veiligheid en Justitie in de Regeling Bibob-formulieren. Met de regeling heeft de minister vijf Bibob-vragenformulieren vastgesteld, bijvoorbeeld voor de beschikking inzake verlening van subsidies en voor de vastgoed- of grondtransacties;

    • e.

      gemeente: gemeente Purmerend;

    • f.

      LBB: Landelijk Bureau Bibob;

    • g.

      OM: Openbaar Ministerie;

    • h.

      overheidsopdracht: een opdracht als beschreven in artikel 1 van de wet en waarop de wet kan worden toegepast;

    • i.

      RIEC: Regionaal Informatie- en Expertise Centrum, aanpak georganiseerde criminaliteit;

    • j.

      vastgoedtransactie: een overeenkomst als beschreven in artikel 1 van de wet en waarop de wet kan worden toegepast;

    • k.

      Wabo: Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

    • l.

      wet: Wet Bibob

Artikel 2 Doel

Met de wet beschikt het bestuursorgaan over bevoegdheden waarmee kan worden voorkomen dat de gemeente criminele activiteiten faciliteert. Deze beleidsregels geven aan op welke wijze het bestuursorgaan zijn bevoegdheden toepast.

 

Paragraaf 2: Toepassingsbereik

Artikel 3 Toepassingsbereik

  • 1.

    Het bestuursorgaan past, met inachtneming van deze beleidsregels, de wet in beginsel toe bij aanvragen om de volgende beschikkingen:

    • a.

      exploitatievergunning voor een seksbedrijf als bedoeld in artikel 3:3 van de Apv;

    • b.

      exploitatievergunning voor een horecabedrijf als bedoeld in artikel 2:28 van de Apv als en voor zover het een coffeeshop betreft;

    • c.

      evenementenvergunningen als bedoeld in artikel 2:25 van de Apv. De toepassing blijft beperkt tot de door de burgemeester op grond van artikel 2:24 lid 2 onder f. van de Apv aangewezen vechtsportwedstrijden of -gala’s;

    • d.

      exploitatievergunning uitoefening bedrijf als bedoeld in artikel 2:83 van de Apv.

  • 2.

    Het bestuursorgaan kan, met inachtneming van deze beleidsregels, de wet toepassen bij aanvragen om de volgende beschikkingen:

    • a.

      omgevingsvergunning voor bouwactiviteiten als bedoeld in artikel 2.1, eerst lid aanhef en onder a. van de Wabo bij aanvragen met een bouwsom hoger dan € 250.000,-;

    • b.

      omgevingsvergunning voor bouwactiviteiten als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid aanhef en onder a. van de Wabo bij aanvragen op een woonwagenterrein;

    • c.

      omgevingsvergunning voor bouwactiviteiten als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid aanhef en onder a. van de Wabo bij aanvragen die vallen onder de risico categorieën:

      • i.

        horeca;

      • ii.

        seksinrichtingen;

      • iii.

        coffeeshops;

      • iv.

        speelautomatenhallen;

      • v.

        sportscholen;

      • vi.

        massagesalons;

      • vii.

        zonnestudio’s;

      • viii.

        souvenirwinkels;

      • ix.

        shishalounges;

      • x.

        kapsalons;

      • xi.

        belwinkels;

      • xii.

        internetcafés;

      • xiii.

        gebedshuizen c.q. religieuze instellingen;

      • xiv.

        grow-, smart- en headshops;

      • xv.

        uitzendbureau’s,

      • xvi.

        afvalbewerkings- en verwerkingsbedrijven;

      • xvii.

        kamerverhuur; het toevoegen van voor zelfstanadige bewoning geschikte ruimtes in bestaande bouwwerken;

      • xviii.

        aanvragen voor auto(sloop)- en garagebedrijven in de branches:

        • 1.

          auto-/voertuigdemontage, reparatie, keuring, service en onderhoud;

        • 2.

          auto-/voertuig in-/verkoop- en autoverhuur-/leasebedrijven;

        • 3.

          im- en export van personenauto’s en bedrijfswagens;

        • 4.

          bedrijfswagens;

        • 5.

          landbouwvoertuigen;

        • 6.

          op- en overslag, verwerken, bewerken en/of vernietigen van auto-/voertuigwrakken en/of schroot;

      • xix.

        branches of locaties waarvoor op grond van de APV een exploitatievergunning dient te worden aangevraagd, anders dan in dit lid vermeld;

    • d.

      omgevingsvergunning milieu als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid aanhef en onder e. van de Wabo;

    • e.

      omgevingsvergunning beperkte milieutoets zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid aanhef en onder i. van de Wabo. Voor zover dat onderdeel betrekking heeft op een activiteit waarvoor bij Algemene Maatregel van Bestuur op grond van artikel 2.17 van de Wabo is bepaald, dat de beschikking in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de wet kan worden geweigerd;

    • f.

      exploitaitevergunning voor een horecabedrijf als bedoeld in artikel 2:28 van de Apv;

    • g.

      exploitatievergunning voor een speelgelegenheid als bedoeld in artikel 2:39 van de Apv;

    • h.

      drank- en horecavergunning voor een horecabedrijf als bedoeld in artikel 3 van de Alcoholwet;

    • i.

      wijziging aanhangsel drank- en horecavergunning als bedoeld in artikel 30a van de Alcoholwet;

    • j.

      de aanwezigheidsvergunning als bedoeld in artikel 30b van de Wet op de kansspelen;

    • k.

      de speelautomatenhallenvergunning als bedoeld in artikel 2 van de Speelautomatenhallenverordening Purmerend;

    • l.

      de vergunningen als bedoeld in artikel 8, 21 en 22 van de Huisvestingswet.

  • 3.

    Het bestuursorgaan kan, met inachtneming van deze beleidsregels, de wet toepassen met betrekking tot subsidies zoals bedoeld in de Algemene subsidieverordening Purmerend;

  • 4.

    Het bestuursorgaan kan, met inachtneming van deze beleidsregels, de wet toepassen met betrekking tot aanbestedingen die vallen binnen de sectoren milieu, informatie-communicatie-technologie (ict) of bouw en die, conform de geldende richtlijnen van de gemeente, voor aanbesteden van werken respectievelijk van diensten en leveringen, openbaar moeten worden aanbesteed. In beginsel wordt geen Bibob-toets uitgevoerd bij aanbestedingen van een overheidsopdracht omdat er in de aanbestedingsprocedure voldoende instrumenten aanwezig zijn de integriteit van de deelnemers aan de aanbestedingsprocedures te toetsen;

  • 5.

    Het bestuursorgaan kan, met inachtneming van deze beleidsregels, de wet toepassen met betrekking tot vastgoedtransacties waarbij de gemeente partij is;

  • 6.

    Het bestuursorgaan kan, met inachtneming van deze beleidsregels, de wet ook toepassen bij de intrekking van de in dit artikel genoemde beschikkingen en subsidies;

  • 7.

    Bij aanbestedingen en vastgoedtransacties zal het bestuursorgaan bedingen dat de overeenkomst kan worden ontbonden op de gronden genoemd in artikel 9, tweede en derde lid, van de wet;

  • 8.

    De Bibob- toets zoals bedoeld in lid 2 t/m 5 wordt alleen toegepast als er sprake is vanuit eigen informatie en/of vanuit informatie van één of meerdere partners binnen het samenwerkingsverband RIEC en/of vanuit het OM verkregen informatie als bedoeld in artikel 11 juncto 26 van de wet, er duidelijke aanwijzingen zijn die het vermoeden rechtvaardigen, dat er sprake is van en ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet.

Artikel 4 Uitzondering

Artikel 3 van deze beleidsregel is niet van toepassing als betrokkene een orgaan is van een rechtspersoon die krachtens publiekrecht is ingesteld.

 

Paragraaf 3 Procedure

Artikel 6 Aanvraagformulieren

  • 1.

    In de gevallen dat het bestuursorgaan de Bibob- toets uitvoert, moet betrokkene de op zijn situatie van toepassing zijnde Bibob- vragenformulier invullen.

  • 2.

    Bij de beoordeling van een aanvraag om een beschikking maken de vragenformulieren deel uit van de aanvraag. De ingevulde formulieren moeten met de in de vragenformulieren genoemde documenten bij het bestuursorgaan ingediend te worden.

  • 3.

    Als het vragenformulier deel uitmaakt van de aanvraag en betrokkene weigert in te vullen of vult het niet volledig in, wordt de aanvraag op grond van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht buiten behandeling gesteld.

  • 4.

    Als het vragenformulier geen deel uitmaakt van de aanvraag en betrokkene weigert in te vullen of vult het niet volledig in wordt dit beschouwd als een ernstig gevaar in de zin van de wet op grond waarvan de beschikking wordt ingetrokken.

  • 5.

    Als het vragenformulier deel uitmaakt van een vastgoed- of grondtransactie of een aanbesteding en de betrokkene weigert in te vullen of vult het niet volledig in wordt dit beschouwd als een ernstig gevaar in de zijn van de wet op grond waarvan door het bestuursorgaan wordt afgezien van de transactie of overeenkomst of wordt besloten de overeenkomst te ontbinden.

Artikel 7 Ultimum Remedium

Het bestuursorgaan beoordeelt eerst of er reguliere intrekkings- of weigeringsgronden bestaan. Het bestuursorgaan doet hiernaast eigen onderzoek. Als na het eigen onderzoek vragen blijven bestaan, kan het bestuursorgaan advies vragen aan het LBB.

Artikel 8 Aanleidingen LBB

Er wordt een advies opgevraagd bij het LBB als:

  • 1.

    na het eigen onderzoek vragen blijven bestaan over omstandigheden in de persoon van de aanvrager en/of daarmee in verband te brengen betrokkenen, de financier van de betreffende activiteiten en/of onderneming of de eigenaar van het pand waarin de onderneming is gevestigd;

  • 2.

    na het eigen onderzoek vragen blijven bestaan over de bedrijfsstructuur van aan de uitvoering van het besluit te verbinden onderneming(en);

  • 3.

    na het eigen onderzoek vragen blijven bestaan over de financiering van de aan het betreffende besluit te verbinden activiteiten;

  • 4.

    de officier van justitie de gemeente de tip geeft om in een bepaalde zaak een Bibob- advies aan te vragen.

Artikel 9 Informatieplicht

  • 1.

    Het bestuursorgaan informeert betrokkene schriftelijk over een adviesaanvraag aan het LBB. Betrokkene wordt daarbij gewezen op de opschorting van de beslistermijn als bedoeld in artikel 9 van de wet. Een afschrift van deze brief wordt gevoegd bij het adviesverzoek aan het LBB.

  • 2.

    In geval een van het LBB ontvangen advies leidt tot het voornemen om een gevraagde beschikking te weigeren dan wel een eerdere verleende beschikking in te trekken of voorschriften aan de beschikking te verbinden, of van een gunning van overheidsopdracht af te zien dan wel een ontbinding van de overheidsopdracht/overeenkomst of van het aangaan van een vastgoedtransactie af te zien dan wel ontbinding van de vastgoedovereenkomst, wordt aan de betrokkene een kopie van het geanonimiseerde adviesrapport ter hand gesteld. Betrokkene wordt daarbij door het bestuursorgaan gewezen op zijn geheimhoudingsplicht als bedoeld in artikel 28 van de wet.

Artikel 10 Adviestermijn

  • 1.

    Als het bestuursorgaan een advies aanvraagt bij het LBB, wordt op grond van artikel 31 van de wet, de wettelijke termijn waarbinnen de beschikking dient te worden gegeven, opgeschort voor de duur van de periode die begint met de dag waarop het advies door het LBB in behandeling wordt genomen en eindigt met de dag waarop het advies is ontvangen, met dien verstande dat deze opschorting niet langer duurt dan de termijn, zoals genoemd in artikel 15 lid 1 van de wet.

  • 2.

    Als het LBB het advies niet binnen de in artikel 15 lid 1 van de wet gestelde termijn kan geven, heeft het de mogelijkheid om op grond van artikel 15 lid 3 van de wet, de termijn te verlengen. Deze verlenging bedraagt niet meer dan de termijn, genoemd in artikel 15 lid 3 van de wet.

  • 3.

    Het bestuursorgaan informeert betrokkene onverwijld over een verlenging als bedoeld in het tweede lid.

  • 4.

    De verlenging van de adviestermijn van het LBB, alsmede eventuele tijdelijke opschorting van de adviestermijn van het LBB in gevallen als bedoeld in artikel 15 lid 2 van de wet, leiden tot een verdere opschorting van de wettelijke beslistermijn op de beschikking.

Artikel 11 Weigeren, intrekken en aanvullende voorschriften

  • 1.

    Het bestuursorgaan kan overgaan tot een negatief besluit als uit eigen onderzoek en een eventueel daarop afgegeven advies van het LBB blijkt, dat er sprake is van een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 of 4 van de wet.

  • 2.

    Het bestuursorgaan kan bij mindere mate van gevaar aanvullende voorschriften aan de beschikking stellen. Deze voorschriften zijn gericht op het wegnemen of beperken van dergelijk gevaar. Wanneer het gevaar niet met voorschriften kan worden geweerd kan de aanvraag alsnog worden geweigerd of ingetrokken. De gevolgen van een weigering of intrekking mogen niet onevenredig zijn in verhouding tot de met het besluit te dienen doel.

  • 3.

    Als het bestuursorgaan voornemens is negatief te besluiten op de aanvraag op de beschikking dan wel inschrijving op een overheidsopdracht of het aangaan van een vastgoedtransactie wordt betrokkene in de gelegenheid gesteld daartegen zienswijze in te brengen.

 

Paragraaf 4 Slotbepalingen

Artikel 12 Inwerkingtreding

Deze beleidsregel treedt in werking op de dag na de dag van de bekendmaking.

Artikel 13 Intrekking

Met de inwerkingtreding van deze beleidsregel worden de beleidsregels Wet Bibob Purmerend (vastgesteld op 22 januari 2014) op de dag na bekendmaking van deze beleidsregel ingetrokken.

Artikel 14 Citeertitel

Deze beleidsregel wordt aangehaald als “Beleidsregel Wet Bibob Purmerend 2021”.

 

 

Purmerend, 21 december 2021,

burgemeester en burgemeester en wethouders,

ieder voor zover bevoegd,

de loco-secretaris,

J. Cohen

de burgemeester,

D. Bijl