Organisatie | Katwijk |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening Jeugdhulp gemeente Katwijk 2022 |
Citeertitel | Verordening Jeugdhulp Gemeente Katwijk 2022 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | algemeen |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt de Verordening Jeugdhulp Gemeente Katwijk 2021.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2022 | nieuwe regeling | 23-12-2021 | 2733091 |
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt (mede) verstaan onder:
Deze verordening is geschreven vanuit de lokale realiteit van de gemeente Katwijk, echter behoudt deze op onderdelen de regionale accenten gezien de regionale inkoop van jeugdhulp met de 13 gemeenten in de regio Holland Rijnland. De Jeugdwet en het op 12 maart 2020 vastgestelde Programmaplan Jeugdhulpaanbod vanaf 2021 Duin- en Bollenstreek en de Maatschappelijke agenda 2019-2023 geven de kaders voor deze Verordening. In dit artikel worden de voornaamste uitgangspunten benoemd.
Ouderlijke verantwoordelijkheid: Ouders zijn primair verantwoordelijk voor hun kind. Dit is vastgelegd in het Internationaal Verdrag voor de Rechten van het Kind (artikel 18 IVRK, United Nations, 1989) en de Nederlandse wet (1:247 Burgerlijk Wetboek). Hierin staat beschreven dat de verantwoordelijkheid om een jeugdige op te voeden primair bij de ouder(s) ligt. Jeugdhulp biedt tijdelijke ondersteuning aan jeugdigen en hun ouders. Het samenwerken met ouder(s) is dus een onlosmakelijk en essentieel onderdeel van jeugdhulp.
Eigen kracht: Het vermogen van jeugdigen en/of het gezin om zelf en/of samen oplossingen te bedenken voor hun eigen problemen en deze (deels) ook zelf uit te voeren. Daarbij kan ook het sociale netwerk ingezet worden voor het oplossen van, of het meedenken over de oplossing, van problemen. Door hier gericht ruimte en aandacht aan te geven kan de jeugdige en/ of zijn ouders hun eigen kracht benutten en vergroten. Niet het aanbod van de voorzieningen, maar de vraag van de inwoner, de eigen mogelijkheden van de inwoner en de directe omgeving staan hierbij centraal. Iedere inwoner doet, naar eigen vermogen op maximaal niveau, mee aan de samenleving. Ondersteuning sluit dan ook zoveel mogelijk aan op de eigen initiatieven van inwoners en richt zich op de versterking van het sociaal netwerk, vrijwillige inzet en de activering en participatie van inwoners. Blijkt de eigen kracht van de jeugdige, zijn ouder(s) en hun informele netwerk ontoereikend, pas dan wordt ondersteuning geboden.
Normaliseren: Opvoeden en opgroeien is een natuurlijk en dynamisch proces waarbij ouder(s), jeugdigen en de directe omgeving elkaar beïnvloeden op basis van wederzijds begrip en respect. Soms kan opvoeden ook lastig zijn. Dan moeten informatie, advisering, ondersteuning en hulp beschikbaar zijn. Wanneer er hulp geboden wordt, is dit gericht op het herstel van het normale leven. Het uiteindelijke doel is om, als het kan, zo snel mogelijk (weer) zonder hulp verder te kunnen. Bij voorkeur wordt hulp daarom zoveel als mogelijk thuis geboden of in een situatie die het meest op thuis lijkt. Opname in een verblijfssetting wordt zoveel mogelijk voorkomen. Waar mogelijk worden ambulante alternatieven ingezet in plaats van verblijf. Daarnaast geldt dat het gebruik van jeugdhulp een uitzondering is. Waar passend wordt samen met de jeugdige en het gezin zo snel mogelijk een alternatief voor specialistische jeugdhulp gezocht dat aansluit bij het ‘normale’ leven en de directe omgeving van de jeugdige en het gezin. Er wordt actief ingezet op preventie en vroegsignalering om waar mogelijk te voorkomen dat jeugdigen in een (specialistisch) jeugdhulptraject instromen.
Optimale kansen: Jeugdigen moeten optimale kansen krijgen om zich te ontwikkelen, waardoor zij, nu en later, naar vermogen kunnen deelnemen en bijdragen aan de maatschappij. Dit houdt onder andere in dat alle jeugdigen die onderwijs kunnen volgen, daadwerkelijk onderwijs genieten. Alle mogelijkheden voor het volgen van onderwijs worden benut in samenwerking met samenwerkingsverbanden en scholen, het Wijkteam en jeugdhulpaanbieders. Hierbij wordt ingezet op het creëren van een volledige keten van onderwijs- en jeugdhulpvoorzieningen. Daarnaast gaat optimale kansen ook over het kunnen en mogen meedoen aan de maatschappij door onder andere deelname aan een (sport)club en/of muziekschool. Hierbij worden competenties en talenten van jeugdigen ontwikkeld en dragen de opgedane contacten bij aan het versterken van het netwerk van de jeugdige en het gezin.
Doelgerichte hulpverlening: Het dient voorop te staan dat jeugdigen en gezinnen de juiste zorg en hulp krijgen. Daarbij geldt dat de hulp die wordt geboden zoveel mogelijk direct passend is (first time right). Dit brengt een integrale aanpak met zich mee en houdt in dat zoveel mogelijk voorkomen moet worden dat naar verschillende instanties wordt doorverwezen, voordat de juiste hulp geboden kan worden. Daarnaast wordt er door middel van het ondersteuningsplan gericht aan doelen gewerkt om, de door de jeugdige en/of zijn ouders gestelde, resultaat te behalen.
Artikel 4 Individuele jeugdhulpvoorzieningen
Een individuele jeugdhulpvoorzieningen is een specialistische jeugdhulpvoorziening die door het College wordt toegekend en verstrekt aan de in de gemeente Katwijk woonachtige jeugdige en/of ouder(s). Een individuele jeugdhulpvoorziening kan in natura of als persoonsgebonden budget (pgb) worden verstrekt.
Een individuele jeugdhulpvoorziening kan alleen worden verstrekt indien er geen oplossing gevonden kan worden door, al dan niet gedeeltelijk, gebruik te maken van voorzieningen die beschikbaar zijn op grond van voorliggende wetten als de Wet langdurige zorg, Wet maatschappelijke ondersteuning, Participatie, Wet Passend Onderwijs en de Zorgverzekeringswet.
Het College zorgt ervoor dat inwoners een beroep kunnen doen op kosteloze, onafhankelijke cliëntondersteuning, waarbij het belang van de cliënt uitgangspunt is. Daarnaast wijst het College de jeugdige en/ of ouder(s) op de mogelijkheid hiervan gebruik te maken. Deze cliëntondersteuning kan steun bieden in de gesprekken met het Wijkteam of andere professionals in het jeugdhulpdomein.
Het Wijkteam is een multidisciplinair team bestaande uit sociaal professionals. Zij bieden ondersteuning en zorg aan jeugdigen en volwassenen en verzorgen toeleiding naar algemene en individuele voorzieningen. Zo nodig worden professionals uit verschillende leefdomeinen in een gezamenlijke aanpak bij elkaar gebracht. Het Wijkteam werkt volgens het principe één gezin, één plan en één regisseur.
Hoofdstuk 3. Behandeling Ondersteuningsvraag
Artikel 6 Behandeling ondersteuningsvraag
Het Wijkteam stelt in een of meerdere gesprek(ken) samen met de jeugdige en/of zijn ouders vast:
Op welke wijze de ondersteuningsvraag opgelost kan worden, met daarbij specifiek aandacht voor:
Wat de jeugdige, zijn ouder(s) en het sociale netwerk met de eigen mogelijkheden en probleemoplossend vermogen zelf kunnen doen en wat naar algemene maatstaven van hen verwacht magen worden (gebruikelijke hulp). Als kader kan hierbij gebruik gemaakt worden van hoofdstuk 4 van de CIZ indicatiewijzer versie 7.1 van juli 2014 (toelichting op de beleidsregels indicatiestelling AWBZ 2014);
Als een jeugdige en/of zijn ouders zich bij een jeugdhulpaanbieder meldt met een verwijzing, niet via het Wijkteam, dan beoordeelt de jeugdhulpaanbieder vervolgens met deze verwijzing inhoudelijk welke diensten de jeugdige precies nodig heeft, met welke frequentie en voor hoe lang (de duur en de omvang).
Een jeugdhulpaanbieder past bij de beoordeling zoals genoemd in lid 8 en bepaling van de inhoud van de voorziening de werkwijze toe zoals het Wijkteam deze toepast, en betrekt in haar oordeel de eigen kracht, het sociale netwerk, algemene (voorliggende) voorzieningen en de goedkoopst adequate individuele voorziening. De jeugdhulpaanbieder treedt in overleg met de het Wijkteam als dat nodig is.
Artikel 7 Toekennen individuele jeugdhulpvoorziening
Wanneer het oordeel van de jeugdhulpaanbieder is dat de inzet van jeugdhulp die benodigd is de grenzen van de verordening of de door het College gestelde nadere regels overschrijdt, besluit het College niet over toekenning van een individuele jeugdhulpvoorziening voordat de jeugdhulpaanbieder de overschrijding nader heeft gemotiveerd.
Uiterlijk wanneer een jeugdige 16,5 jaar oud is stelt de betrokken hulpverlener, indien van toepassing samen met het Wijkteam, met de jeugdige een perspectiefplan op. Dit plan gaat naast zorgcontinuïteit in op relevante leefdomeinen zoals wonen, werk, onderwijs, inkomen, gezondheid, financiën en vrije tijd. Er wordt beschreven wat de stand van zaken is en welke doelen nog bereikt gaan worden. Uiteraard wordt steeds gekeken wat nodig is en welke leefdomeinen voor een jongere belangrijk zijn. De jeugdhulpaanbieder begeleidt daarnaast actief bij de realisatie van deze doelen.
Het College blijft verantwoordelijk voor het voortzetten van de jeugdhulp tot 23 jaar, behoudens artikel 1.1, lid 3 Jeugdwet als het om een vorm van jeugdhulp gaat die voor meerderjarigen niet op grond van een andere wet kan worden voortgezet (met name jeugd- en opvoedhulp, niet zijnde - GGZ of jeugd-LVG).
Jeugdhulpaanbieders (voor zowel ZiN als PGB) moeten voldoen aan de volgende eisen. Zij:
werken volgens de norm van verantwoorde werktoedeling; https://professionaliseringjeugdhulp.nl/assets/brochures/kwaliteitskader-Jeugd-v2.1.pdf
Crisishulp start in eerste instantie met een ambulant traject. Plaatsing in een instelling wordt alleen gedaan als blijkt dat een ambulant traject ontoereikend is om de crisissituatie te stabiliseren. De plaatsing wordt zo kort als nodig ingezet waarbij er wordt gewerkt aan een snelle terugkeer naar huis.
Hoofdstuk 5 Persoonsgebonden budget
Artikel 14 Individuele jeugdhulpvoorziening via pgb
Het pgb mag uitsluitend worden gebruikt voor de inkoop van de in de beschikking genoemde voorzieningen en ten behoeve van de verwezenlijking van de bij die voorzieningen genoemde doelen. Het budget kan niet besteed worden aan bemiddelings- en administratiekosten en er is geen eenmalig vrij te besteden bedrag.
Artikel 15 Inzet Niet-professionele zorgverlener
Voor niet-professionele zorgaanbieder geldt een maximum uurtarief van 17 euro per uur voor maximaal 40 uur per week, overeenkomend met de RLZ, artikel 5.22, lid 5. Wanneer een informele hulp ook parttime of fulltime betaalde arbeid verricht, geldt een maximumaantal uren van de te verlenen hulp. De hulp op basis van een Pgb en de betaalde arbeid mag samen het gemiddelde van 48 uren per week niet overschrijden. Dit wordt gemeten over een periode van 16 aaneengesloten werkweken.
Het College staat het niet toe dat de jeugdhulpaanbieder (anders dan de aanbieder van gesloten jeugdhulp; zie artikel 8.1.1.2. van de Jeugdwet) het Pgb beheert, of dat er sprake is van een zakelijke relatie tussen Pgb-beheerder en jeugdhulpaanbieder, dan wel anderszins sprake is van mogelijke belangenverstrengeling. De Pgb-beheerder moet op een neutrale manier toezicht kunnen houden op de levering van de met het Pgb ingekochte diensten.
Hoofdstuk 6 Overige bepalingen
Artikel 16 Nieuwe feiten en omstandigheden, herziening, intrekking of terugvordering
Onverminderd artikel 8.1.2 van de Jeugdwet doen een jeugdige en/of zijn ouder(s) op verzoek of onverwijld uit eigen beweging aan het College mededeling van alle feiten en omstandigheden, waarvan hen redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing aangaande een individuele jeugdhulpvoorziening.
Als het College een beslissing op grond van het tweede lid, onder a, heeft ingetrokken en de verstrekking van de onjuiste of onvolledige gegevens heeft plaatsgevonden, kan het College van degene die onjuiste of onvolledige gegevens heeft verschaft geheel of gedeeltelijk de geldswaarde vorderen van de ten onrechte genoten individuele jeugdhulpvoorziening of het ten onrechte genoten pgb.
Artikel 18 Verhouding prijs en kwaliteit aanbieders jeugdhulp en uitvoerders kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering
Het College houdt in het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding bij de vaststelling van de tarieven die het hanteert voor door derden te leveren jeugdhulp of uit te voeren kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering, in ieder geval rekening met:
Artikel 21 Klachtregeling en Second Opinion
Het College stelt een regeling vast die de jeugdige en/of zijn ouder(s) de mogelijkheid biedt van een herbeoordeling van de hulpvraag door een andere medewerker van het Wijkteam voor de gevallen dat de jeugdige en/of zijn ouder(s) en de medewerker niet tot overeenstemming komen over de inhoud van een ondersteuningsplan.
Het College kan in bijzondere gevallen afwijken van de bepalingen in deze verordening, als toepassing van deze verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.
Algemene toelichting Verordening Jeugdhulp 2022 gemeente Katwijk
De voorliggende Verordening jeugdhulp 2022 is een actualisatie van de huidige verordening jeugdhulp daterende uit 2021. Deze verordening is geschreven vanuit de lokale realiteit van de gemeente Katwijk, echter behoudt deze op onderdelen de regionale accenten gezien de regionale inkoop van jeugdhulp met de 13 gemeenten in de Holland Rijnland. De Jeugdwet en het op 12 maart 2020 vastgestelde Programmaplan Jeugdhulpaanbod vanaf 2021 Duin- en Bollenstreek geven de kaders voor deze verordening.
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Het aantal definities van artikel 1 is beperkt, aangezien de wet al een flink aantal definities kent die ook bindend zijn voor deze verordening. Deze wettelijke definities zijn dan ook niet nogmaals opgenomen in deze verordening. Dit zou overbodig zijn en bovendien voor verwarring kunnen zorgen als er bijvoorbeeld door een latere wetswijziging een verschil zou ontstaan tussen de omschrijving in de verordening en de wettelijke omschrijving.
Ouderlijke verantwoordelijkheid
Jeugdigen hebben een woonomgeving nodig waarin hun fysieke en sociale veiligheid is gewaarborgd is en waar een passend pedagogisch klimaat wordt geboden. Ouders hebben een zorgplicht voor hun kinderen. Dit houdt in: het zorgen voor hun geestelijk en lichamelijk welzijn en het bevorderen van de ontwikkeling van hun persoonlijkheid (en naar draagkracht voorzien in de kosten van dit alles) waarbij stimulans wordt geboden nodig en passend bij hun ontwikkeling naar zelfstandigheid en zelfredzaamheid.
De zorgplicht strekt zich uit over opvang, verzorging, begeleiding en opvoeding die een ouder (of verzorger), onder meer afhankelijk van de leeftijd en verstandelijke ontwikkeling van het kind, normaal gesproken geeft aan een kind, inclusief de zorg bij kortdurende ziekte. Bij uitval van één van de ouders neemt de andere ouder de gebruikelijke zorg voor de kinderen over.
‘Eigen kracht’ kan verschillende zaken inhouden, zoals:
Hoofdstuk 2 is een nadere uitwerking van artikel 2.9, onder a, van de Jeugdwet, waarin is bepaald dat de gemeenteraad bij verordening regels stelt over de door het College te verlenen individuele voorzieningen en overige voorzieningen, in onze verordening de individuele jeugdhulpvoorzieningen en algemene voorzieningen genoemd. Uit de Memorie van Toelichting bij artikel 2.9 komt naar voren dat de burger recht heeft op een duidelijk beeld van het aanbod van de voorzieningen binnen de gemeente. In deze artikelen stelt de raad daarvoor de kaders en bepaalt dat het College nadere regels kan opstellen.
Artikel 3 Voorliggende en algemene voorzieningen
Artikel 3 regelt de jeugdhulpvoorzieningen die vrij toegankelijk zijn. Dit betekent dat een jeugdige en/of de ouder(s)s hier gebruik van kunnen maken zonder dat hiervoor een toegangsbeslissing van de gemeente of verwijzing van een arts noodzakelijk is. De in deze verordening genoemde algemene voorzieningen worden in de Jeugdwet `overige voorzieningen` genoemd.
Voorbeelden van voorliggende voorzieningen zijn:
Artikel 4 Individuele jeugdhulpvoorzieningen
Bij individuele jeugdhulpvoorzieningen gaat het om situaties waarin ernstige of complexe problemen zijn en waarvoor meer of andere hulp nodig is, dan waarin het Wijkteam kan voorzien. In dit geval is het nodig dat de jeugdige en/of ouder(s) een aanvraag indienen. Voor deze niet vrij toegankelijke vormen van hulp zal eerst beoordeeld moeten worden of de jeugdige of zijn ouder(s) deze hulp daadwerkelijk nodig hebben. De gemeente bepaalt zelf welke hulp vrij toegankelijk is en welke niet.
Indien de jeugdige in aanmerking komt voor een Wet langdurige jeugdzorg, is deze wet voorliggend. Wel kunnen de ouder(s) voor vragen bij opvoeden en opgroeien terecht bij de Jeugdwet.
Lid 2 bepaalt dat in afstemming met jeugdhulpaanbieders, onderwijs en andere specialisten in het krachtenveld rondom jeugdhulp (Wet langdurige zorg, Zorgverzekeringswet, Wet passend onderwijs) er nieuwe en duidelijkere kaders geformuleerd zijn voor specifieke vormen van jeugdhulp. De belangrijkste afspraken zijn op het gebied van inhoudelijke afbakening, maximale ureninzet en duur van de inzet. Voor wat betreft het jeugdhulpproduct begeleiding zijn deze afspraken opgenomen in de contracten voor de gecontracteerde aanbieders. Door de toevoeging van dit lid beperken deze afspraken zich niet enkel tot de gecontracteerde zorg.
Lid 7 bepaalt dat waar jeugdhulp in een groep passend is deze vorm van zorg voor gaat op individuele vormen van jeugdhulp. De kracht van groepsbegeleiding is dat jeugdigen kunnen leren van en met elkaar. Het delen van kennis en ervaring draagt bij aan het vergroten van het zelfvertrouwen, zelfredzaamheid en het opbouwen van een steunnetwerk.
In de wet is vastgelegd wanneer iemand toegang heeft tot de Wlz (Art 3.2.1 Wlz): Een verzekerde heeft recht op zorg die op zijn behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden is afgestemd voor zover hij naar aard, inhoud en omvang en uit een oogpunt van doelmatige zorgverlening redelijkerwijs op die zorg is aangewezen omdat hij, vanwege een somatische of psychogeriatrische aandoening of beperking, een psychische stoornis of een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke handicap, een blijvende behoefte heeft aan:
Gaat een jeugdige met psychische klachten naar de huisarts en kan de huisarts deze klachten afdoende behandelen, dan is dit verzekerde zorg die onder de Zvw valt. Als de jeugdige is aangewezen op meer specialistische zorg en begeleiding, dan valt de geestelijke gezondheidszorg aan jeugdigen tot 18 jaar onder de Jeugdwet.
Intensieve Kind Zorg (IKZ) onder de Zvw
Jeugdigen die in aanmerking komen voor Intensieve Kind Zorg, zijn jeugdigen:
Voor intensieve kindzorg geldt dat naast verpleging en daarmee samenhangende verzorging ook begeleiding thuis, verblijf in een kinderhospice, verzorging en begeleiding op school, kortdurend verblijf en opvang in een verpleegkundig kinderdagverblijf inclusief het vervoer van en naar dit dagverblijf onder de Zvw- aanspraak vallen.
Toegang tot intensieve kindzorg en palliatief terminale zorg geschied via de wijkverpleegkundige van een thuiszorginstelling in de regio. Deze stelt de indicatie de indicatie op.
Indien er geen sprake is van IKZ, maar wel van verpleging valt ook dit onder de Zvw. Als verpleging en daarmee samenhangende persoonlijke verzorging samen worden aangeboden, vallen beiden onder de Zvw. Als verpleging wordt aangeboden met begeleiding komt de zorg uit twee wetten: verpleging valt onder de Zvw en de begeleiding valt onder de Jeugdwet.
Alle leerlingen die extra onderwijsondersteuning nodig hebben, zowel als er sprake is van een lichte als van een zware (onderwijs) ondersteuningsbehoefte, komen in aanmerking voor Passend onderwijs. Passend onderwijs houdt in dat scholen extra onderwijsondersteuning bieden. Het gaat dan om didactische en pedagogische ondersteuning die nodig is om de onderwijsdoelen te bereiken.
In de memorie van toelichting bij de Wet passend onderwijs staan de verantwoordelijkheden van de school beschreven: “De extra ondersteuning die leerlingen in het onderwijs ontvangen kan op veel verschillende manieren worden vormgegeven. Afhankelijk van de problematiek van de leerling en de mogelijkheden van de school zal de extra ondersteuning door de school worden ingezet. De ondersteuning zal er altijd op zijn gericht om de leerling verder te helpen in zijn onderwijsontwikkeling. Voorbeelden van ondersteuning van een leerling zijn speltherapie die erop is gericht om spelenderwijs leerproblemen aan te pakken, observatie, onderzoek of tijdelijke begeleiding door een orthopedagoog of een psycholoog, het aanschaffen van aangepast lesmateriaal (bijvoorbeeld pictogrammen of braille leerboeken), remedial teaching, begeleiding bij dyslexie, sociale vaardigheidstraining of kindcoaching.
(Bron: Memorie van Toelichting Wet Passend Onderwijs (TK 2011-2012, 33 106, nr. 3 p. 16).
Ook bij gedragsproblemen heeft de school een verantwoordelijkheid. In 2014 is de AWBZ-indicatierichtlijn aangepast (bij de invoering van de Wet passend onderwijs) en daarin staat beschreven welke verantwoordelijkheden de school heeft. In de AWBZ-indicatiewijzer 7.1 uit 2014 is daarover het volgende opgenomen: Als een kind vanwege een aandoening, stoornis of beperkingen gedrag heeft dat het leren bemoeilijkt, valt de daarbij behorende begeleiding onder het onderwijs. Het gaat daarbij om activiteiten die te maken hebben met de lessen, het leren, de vakinhoud en de pedagogische en didactische omgang én om alle activiteiten onder schooltijd die bij de behandelvorm ‘Behandeling gericht op herstel en/of het aanleren van vaardigheden of gedrag’ horen (p. 214 van de AWBZ-indicatiewijzer 7.1 uit 2014).
Er kan geen individuele jeugdhulpvoorziening worden verstrekt voor vaktherapie, tenzij dit een onderdeel is van een multidisciplinaire geneeskundige behandeling in het kader van de geneeskundige ggz. De desbetreffende jeugdhulpaanbieder kan dan onder eigen regie vaktherapie inzetten. Voor enkel vaktherapie kan geen individuele jeugdhulpvoorziening worden verstrekt en wordt verwezen naar de (aanvullende) zorgverzekering.
De Wet maatschappelijk ondersteuning (Wmo) verplicht gemeenten tot het inrichten van de functie onafhankelijk cliëntondersteuner voor het gehele sociale domein, dus ook voor cliënten van de Jeugdwet. In lid 10 wordt dit ook voor de Jeugdwet cliënten vastgelegd.
Lid 6 Vanuit het segment wordt jeugdhulp op school regionaal ingekocht en aangeboden. De gemeente bepaalt op welke scholen Jeugdhulp op school mag worden ingezet. De school selecteert de jeugdhulpaanbieder die Jeugdhulp op school biedt. Jeugdhulp op school wordt ingezet ter vervanging, ter voorkoming of ter verkorting van ambulante individuele jeugdhulp, dagbehandeling of dagbesteding. De jeugdhulp is aanvullend op de basisondersteuning die de school biedt vanuit de wet Passend Onderwijs en richt zich op het verminderen, stabiliseren, behandelen of omgaan met problemen. De Jeugdhulp op school is individueel en/of in groepsaanbod beschikbaar, afhankelijk van de jeugdhulpvragen van de school. Voor de inzet van deze vorm van jeugdhulp is een toeleiding vereist door de vaste contactpersoon van de het wijkteam op de school, in afstemming met het zorgteam. De inzet van de Jeugdhulp op school is gekoppeld aan het behalen van de doelen, zoals geformuleerd in het Ontwikkelingsperspectiefplan (OPP) of begeleidingsplan.
De jeugdhulpaanbieder werkt volgens een, met gemeenten, onderwijs en de jeugdhulp aanbieder, afgestemd werkproces voor de inzet van jeugdhulp op school. Wanneer ook hulp in de thuissituatie nodig is stemt jeugdhulpaanbieder dit plan af met het gezinsplan (1G1P). Waar mogelijk biedt jeugdhulpaanbieder de ondersteuning ook thuis. Gemeenten bepalen de omvang van het aanbod vooraf.
In Katwijk vormt vanaf 2020 het Wijkteam de spil in de toegang tot ondersteuning op het gebied van wonen, werk, welzijn en zorg. Bij het gemeentelijk Wijkteam kunnen alle inwoners van 0 tot 100 jaar terecht met vragen of problemen. Dit is een multidisciplinair team met beroepskrachten vanuit verschillende disciplines. Inwoners hebben vaak hulpvragen op meerdere leefgebieden. Die vragen beïnvloeden elkaar. Daarom werkt het Wijkteam volgens een integrale werkwijze, waarbij de vragen in samenhang worden benaderd. Deze aanpak heet 1Gezin 1Plan 1Regisseur. De medewerkers die ondersteuning bieden in het kader van de Jeugdwet zijn SKJ geregistreerde jeugdprofessionals.
De ondersteuning van het Wijkteam richt zich op:
Hoofdstuk 3 Behandeling Ondersteuningsvraag
In dit hoofdstuk wordt uitgewerkt hoe de gemeente de toeleiding naar jeugdhulp uitwerkt. In artikel 2.3 lid 1 van de Jeugdwet staat dat er deskundige toeleiding naar en advisering over jeugdhulpvoorzieningen beschikbaar moet zijn voor jeugdigen en ouders die jeugdhulpvragen hebben.
Er bestaat geen instrument of een set van richtlijnen die de toegang tot individuele jeugdhulp kan bepalen. Er zijn een aantal factoren, inschattingen, van belang bij de besluitvorming van professionals. De weging van deze factoren maakt de besluitvorming voor de toegang tot de Jeugdwet een professionele verantwoordelijkheid. Er bestaat voor de Jeugdwet vanwege de decentralisatie geen uniform afwegingskader om de besluitvorming rondom de toegang te faciliteren, zoals in de AWBZ het geval was.
Het College kan het AWBZ-afwegingskader wel gebruiken voor een eerste inschatting of de gevraagde hulp gebruikelijke zorg betreft. Met behulp van de Bijlage bij Hoofdstuk 4 Richtlijnen ten aanzien van gebruikelijke zorg van ouders voor kinderen met een normaal ontwikkelingsprofiel in verschillende levensfasen van het kind kan een inschatting gemaakt worden van de zorg die in ieder geval tot de gebruikelijke zorg wordt gerekend. Dit protocol was bedoeld als weging bij de toegang tot AWBZ zorg en wordt nog steeds gebruikt bij de toegang tot Wlz zorg. Het is echter geen instrument om uitsluitend te gebruiken voor de toegang tot individuele jeugdhulp. Er zal dan ook altijd een inhoudelijke professionele afweging gemaakt worden.
Artikel 6 Behandeling ondersteuningsvraag
Lid 4 bepaalt dat het Wijkteam in overleg met de jeugdige en zijn ouders alle voor het gesprek noodzakelijk en toegankelijke gegevens verzamelt. Deze gegevensverzameling kan ook tijdens het gesprek plaatsvinden als door vraagverheldering alle relevante informatie vergaard wordt om een volledig beeld van de ondersteuningsvraag te krijgen.
Lid 6 bepaalt wat de ondersteuningsvraag is, wat de opgroei- en opvoedingsproblemen zijn, of en welke ondersteuning nodig is en op welke wijze de ondersteuningsvraag kan worden opgelost. Een zorgvuldig onderzoek vereist het op enigerlei doorlopen van de volgende stappen. Dit volgt uit onder andere de uitspraak van de CRvB van 1 mei 2017 (ECLI:NL:CRVB:2017:1477). Voor het onderzoek is in ieder geval het volgende van belang:
Deze onderwerpen worden genoemd in de verordening om een beeld te scheppen van de inhoud van het gesprek en om aan te geven welke afwegingen spelen bij het in behandeling nemen van een jeugdhulpvraag.
Het Wijkteam is deskundig en bepaalt met de jeugdige en/of de ouders de inhoud van het gesprek. Bij het gesprek kunnen ook andere personen aanwezig zijn. Deze andere betrokkenen zijn personen die van belang zijn voor de jeugdige en/of de ouders en voor het bespreken van de jeugdhulpvraag. Dit kunnen bijvoorbeeld mensen zijn uit het sociale netwerk van de jeugdige of ouders, iemand van een specialistische jeugdhulpvoorziening of school. De jeugdige en/of ouders bepalen in overleg met de hulpverlener van het Wijkteam of er andere personen uitgenodigd zullen worden.
Onder i van lid 6d in hoofdstuk 4 van de CIZ indicatiewijzer versie 7.1 van juli 2014 (toelichting op de beleidsregels indicatiestelling AWBZ 2014) worden kaders gegeven wat binnen de grenzen van gebruikelijke hulp valt. Ook wordt er bepaald dat alleen een individuele jeugdhulpvoorziening kan worden verstrekt als de jeugdige niet op eigen kracht of met hulp van zijn ouders of andere personen uit zijn naaste omgeving een oplossing voor zijn jeugdhulpvraag kan vinden.
Lid 7 bepaalt de vastlegging van het ondersteuningsplan. Als tijdens het gesprek is afgesproken dat er een ondersteuningsplan wordt opgesteld, wordt dit plan samen met de jeugdige en/of de ouders en mogelijk andere betrokkenen door de hulpverlener van het Wijkteam opgesteld. Het ondersteuningsplan wordt opgesteld aan de hand van de werkwijze één gezin - één plan. In het ondersteuningsplan staan in de eerste plaats de afspraken over wat de jeugdige en/of de ouders zelf gaan oppakken. Daarnaast wordt beschreven welke vrij toegankelijke jeugdhulpvoorzieningen en welke individuele jeugdhulpvoorzieningen nodig zijn. Het ondersteuningsplan vormt de verbinding met ondersteuning vanuit andere voorzieningen. Ook de eventuele wachtlijsten van jeugdhulpaanbieders en mogelijke tussenoplossingen om deze wachttijden te overbruggen worden in het ondersteuningsplan meegenomen. Het ondersteuningsplan is geen statisch document. Er kunnen afspraken aan toegevoegd worden, wanneer dat naar inzicht van de jeugdige en/of de ouders en het Wijkteam van belang is of indien er meerdere vragen/problemen in een gezin zijn, waardoor deze niet allemaal tegelijkertijd kunnen worden opgepakt.
In dit artikel staat dat het College in crisisgevallen een tijdelijke voorziening kan treffen. Dit is het geval als een spoedmachtiging is afgegeven door de rechter (of andere instantie) omdat onmiddellijke verlening van jeugdhulp noodzakelijk is en de reguliere machtiging niet kan worden afgewacht. De Jeugdwet noemt de inzet jeugdhulp in crisissituaties in artikel 6.1.3 en 6.1.8. Het kan zijn dat vanwege de crisis er nog geen goed gemotiveerde aanvraag is en dat nog niet duidelijk is of aan de voorwaarden voor een individuele voorziening is voldaan. Na het treffen van een tijdelijke voorziening zal daarin later worden voorzien.
Artikel 13 Jeugdhulp bij kinderbeschermingsmaatregel en jeugdreclassering
Het artikel gaat over de verplichtingen die de gemeente heeft als er een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering is opgelegd door de rechter. Zowel de kinderbeschermingsmaatregel als de jeugdreclassering worden uitgevoerd door een gecertificeerde instelling. De jeugdbeschermer en jeugdreclassering mogen in het kader van de maatregel, besluiten tot inzet van jeugdhulp. Dat de jeugdbeschermer en de jeugdreclasseerder deze bevoegdheid hebben staat in artikel 3.5 van de Jeugdwet. In het eerste lid wordt verwoord dat de gemeente zorg draagt voor een toereikend aanbod van jeugdhulpvoorzieningen, zodat de uitspraak van de rechter (of een andere instantie) kan worden uitgevoerd. Hiervoor verstrekt het College geen beschikking als bedoeld in artikel 6.
Hoofdstuk 5 Persoonsgebonden budget
Artikel 14 Individuele jeugdhulpvoorziening via pgb
Een persoonsgebonden budget (pgb) is een geldbedrag waarmee een persoon zelf jeugdhulp in kan kopen. Sinds 2015 wordt het pgb via trekkingsrecht geregeld. Bij trekkingsrechten komt het budget niet meer op de rekening van de budgethouder, maar bij de Sociale Verzekeringsbank (SVB) op de bankrekening te staan. De budgethouder stuurt de rekeningen voor het betalen van zorgverleners naar de SVB en zij controleert vooraf of het om verzekerde zorg gaat.
Lid 1 bepaalt de pgb-vaardigheid van de aanvrager. Het Wijkteam toetst deze pgb-vaardigheid op de volgende onderdelen.
Een budgethouder is in staat om de doelstellingen en de resultaten, uit het ondersteuningsplan te kunnen vertalen in een persoonlijk budgetplan. De budgethouder zal voordat het pgb wordt toegekend een persoonlijk budgetplan moeten overleggen inclusief een daarbij horende zorgovereenkomst. Het invullen van het persoonlijk budgetplan en zorgovereenkomst vereist bepaalde vaardigheden.
Deze vaardigheid brengt de volgende eisen mee die gesteld worden aan een budgethouder of beheerder:
Een budgethouders moet in staat zijn een administratie te kunnen voeren. Deze vaardigheid brengt de volgende eisen mee:
In staat zijn om de doelstellingen in het ondersteuningsplan te volgen en te bewaken. Deze vaardigheid brengt de volgende eisen mee:
De budgethouder moet in staat zijn de werkgeversverplichtingen voortkomend uit het pgb te kunnen vervullen (indien van toepassing). Deze vaardigheid brengt de volgende eisen mee:
In lid 2. onder d wordt geregeld dat jeugdige en/of ouder(s) die vallen onder de Jeugdwet, gemotiveerd dienen aan te geven waarom een voorziening in natura niet passend en toereikend is. In die zin is zorg in natura voor Jeugdhulp een voorliggende voorziening ten opzichte van een pgb.
Hoofdstuk 6 Overige bepalingen
Artikel 16 Nieuwe feiten en omstandigheden, herziening, intrekking of terugvordering
Volgens de Jeugdwet is een jeugdige en/of de ouders verplicht mede te delen wanneer er zich nieuwe feiten en omstandigheden voordoen waarvan men redelijkerwijs kan verwachten dat die van invloed op het persoonsgebonden budget kunnen zijn. Dit wordt benadrukt in lid 1. Met deze Verordening wordt geregeld dat deze informatieplicht ook geldt voor zorg in natura.
In lid 2 wordt aangegeven dat de gemeente ook zelf de situatie kan bekijken en kan besluiten om een beslissing over individuele jeugdhulpvoorziening te herzien, in te trekken of terug te vorderen en onder welke omstandigheden de gemeente dit mag doen.
Artikel 18 Verhouding prijs en kwaliteit aanbieders jeugdhulp en uitvoerders kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering
In artikel 2.12 van de Jeugdwet staat omschreven dat de gemeente in de verordening moet regelen dat het College hierover afspraken moet maken. Via dit artikel voldoet de gemeente hieraan en geeft de raad deze opdracht aan het College. Naast de in dit artikel genoemde aspecten kunnen ook andere zaken in overweging genomen worden, zoals de NZA-richtlijnen (Nederlandse Zorgautoriteit) voor prijzen van jeugdhulp.
De vertrouwenspersoon wordt landelijk geregeld. Gemeenten hebben er gezamenlijk voor gekozen dat de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) dit namens alle gemeenten inkoopt bij het Advies- en Klachtenbureau Jeugdzorg (AKJ), een stichting die op dit moment ook het vertrouwenswerk voor de jeugdzorg uitvoert.
Artikel 20 Inspraak en medezeggenschap
In dit artikel zijn bepalingen opgenomen over inspraak en medezeggenschap bij de gemeente. Opgemerkt wordt dat regeling van de inspraak en medezeggenschap in artikel 2.1.3, derde lid, van de Wmo 2015, op grond van artikel 2.10 van de Jeugdwet van overeenkomstige toepassing wordt verklaard. Dit leidt ertoe dat bij verordening moet worden bepaald op welke wijze ingezetenen worden betrokken bij de uitvoering van deze wet.
Artikel 21 Klachtregeling en Second Opinion,
Deze bepaling is aanvullend op de klachtregeling uit artikel 4.2.1 van de Jeugdwet en hoofdstuk 9 Klachtenbehandeling van de Algemene wet bestuursrecht. Het is zo dat de aanbieder in eerste instantie zal (moeten) worden aangesproken bij klachten van jeugdigen en/of ouders over de behandeling. Het Programmaplan zegt daarover ‘Het effectief en laagdrempelig bemiddelen bij en afhandelen van klachten van cliënten is een verantwoordelijkheid van de jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen’.
Artikel 22 Toepassen verordening en stellen nadere regels
Omdat de interpretatie van de verordening tot misverstanden kan leiden is in lid 1 van dit artikel geregeld dat bij dergelijke misverstanden moet worden teruggegrepen naar de Jeugdwet (inclusief memorie van toelichting). Zo kan worden achterhaald wat er precies met een bepaald woord of bepaalde term wordt bedoeld.
In lid 2 geeft de raad aan het College de bevoegdheid om nadere regels te stellen ten behoeve van de uitvoering van deze verordening.
Lid 3 regelt dat het College met huisartsen, medisch specialisten en jeugdartsen afspraken zal maken over de voorwaarden waaronder en de wijze waarop de verwijzing zoals bedoeld in artikel 5, eerste lid plaatsvindt. Dit komt overeen met artikel 2.7, lid 4 van de Jeugdwet. Waarschijnlijk zullen deze afspraken regionaal of op landelijk niveau worden gemaakt en worden daarna lokaal onder regie van de gemeente uitgewerkt.
Dit artikel geeft het College de bevoegdheid om van deze verordening af te wijken in zeer schrijnende gevallen waarvoor geen passende voorziening volgens de regelgeving mogelijk is. De hardheidsclausule kan dan door het College ingezet worden bij uitzonderingsgevallen.
Artikel 24 Intrekking oude verordening en overgangsrecht
De bedoeling daarvan is dat deze jeugdigen die recht hebben op een lopende voorziening een overgangsperiode krijgen waarin er voor hen niets verandert en zij zich kunnen instellen op de nieuwe situatie. De overgangsperiode verschilt naar gelang de resterende looptijd van het indicatiebesluit, maar eindigt in elk geval een jaar na inwerkingtreding van deze verordening.
Dit artikel regelt de inwerkingtreding. De verordening zelf dient voor 1 januari 2022 te zijn vastgesteld door de raad.
Dit artikel geeft de officiële benaming weer. De verordening zal via deze naam zijn terug te vinden (conform de wet elektronische bekendmaking).