Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Wormerland

Verordening Jeugdhulp gemeente Wormerland 2022

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieWormerland
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening Jeugdhulp gemeente Wormerland 2022
CiteertitelVerordening Jeugdhulp gemeente Wormerland 2022
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpalgemeen
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Verordening Jeugdhulp gemeente Wormerland 2018.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 2.9 van de Jeugdwet
  2. artikel 2.10 van de Jeugdwet
  3. artikel 2.12 van de Jeugdwet
  4. artikel 8.1.1, vierde lid, van de Jeugdwet
  5. artikel 149 van de Gemeentewet
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-2022nieuwe regeling

21-12-2021

gmb-2021-483245

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening Jeugdhulp gemeente Wormerland 2022

De raad van de gemeente Wormerland,

 

gelet op artikel 2.9, 2.10, 2.12, 8.1.1. vierde lid en van de Jeugdwet en artikel 149 van de Gemeentewet,

 

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van gemeente Wormerland;

 

Besluit de volgende verordening vast te stellen: Verordening Jeugdhulp gemeente Wormerland 2022

 

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

 

Aanvraag

schriftelijk verzoek om jeugdhulp in de vorm van een individuele voorziening, bestaande uit een ondertekend perspectiefplan dan wel een verzoek om zorgtoewijzing zoals genoemd in art. 5.10, tweede lid van deze verordening.

Algemene voorziening

voorziening op grond van de wet die rechtstreeks toegankelijk is zonder toegangsbeoordeling of op basis van een beperkte toegangsbeoordeling.

Andere voorziening

voorziening op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning of werk en inkomen, niet vallend onder de wet.

College

het college van B&W van de gemeente Wormerland.

Familiegroepsplan

hulpverleningsplan of plan van aanpak zoals bedoeld in de wet, opgesteld door de ouders, samen met bloedverwanten, aanverwanten of anderen die tot de sociale omgeving van de jeugdige behoren.

Gecertificeerde Instelling (GI)

rechtspersoon die in het bezit is van een certificaat of voorlopig certificaat als bedoeld in artikel 3.4 van de wet en die een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering uitvoert.

Hoog-specialistische jeugdhulp

individuele voorzieningen, als bedoeld in artikel 3.2 van de wet, zijnde voorzieningen voor jeugdhulp die een zeer intensieve aanpak en/of zeer hoge dan wel zeer specifieke – vaak multidisciplinaire – expertise vragen.

Individuele voorziening

de op de jeugdige en/of zijn ouders toegesneden voorziening die door het college in natura of bij persoonsgebonden budget wordt verstrekt op basis van een besluit.

Intensiteit

de duur en omvang van de individuele voorzieningen voor specialistische of hoog-specialistische jeugdhulp die geboden worden binnen een ondersteuningsprofiel.

Jeugdteam

een multidisciplinair team van professionals, zoals bedoeld in artikel 3.5 van deze verordening, dat de hulpvraag van jeugdigen en/of zijn ouders behandelt en door het college is aangewezen om waar nodig de gemeentelijke toegang naar de individuele voorzieningen te verzorgen.

Melding

een door de jeugdige, ouders of namens de jeugdige en/of ouders ingediend verzoek om ondersteuning.

Multi-probleem gezin

een gezin met meervoudige en complexe problemen met verschillende kenmerken en problemen die tegelijkertijd op verschillende domeinen in het gezin en in de context/leefsituatie rond het gezin spelen. Zij zijn vaak overbelast.

Waarbij het lastig is de juiste hulp in te zetten en ondanks dat vaker hulp is ingezet geen duurzaam resultaat is bereikt.

Ondersteuningsprofiel

een cluster van hulpvragen waarmee de ondersteuningsbehoefte van de jeugdige en zijn ouders wordt gecategoriseerd.

Onderwijszorgarrangement

een gecombineerde inzet van specialistische jeugdhulp en onderwijs-ondersteuning die geboden wordt in een klassikale setting buiten het reguliere (voortgezet (speciaal)) onderwijs.

Ouder

gezaghebbende ouder, adoptiefouder, stiefouder of een ander die een jeugdige als behorend tot zijn gezin verzorgt en opvoedt, niet zijnde een pleegouder op grond van de wet.

Persoonsgebonden budget

het persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 8.1.1 van de wet, zijnde een door het college verstrekt budget aan een jeugdige of zijn ouders, dat hen in staat stelt de jeugdhulp die tot de individuele voorziening behoort van derden te betrekken.

Perspectiefplan

het document waarin de ondersteuningsbehoefte van de jeugdige en/of zijn ouders is vastgelegd, samen met de doelen (beoogde resultaten), de bijdragen die zowel het college als de hulpvrager en het sociale netwerk hieraan kunnen leveren.

Professional

een hulpverlener die op grond van de Jeugdwet of Wet publieke gezondheid beroepsmatig zorg verleent en in de regel geregistreerd staat als in het SKJ of het BIG dan wel in een vergelijkbaar kwaliteitsregistratiesysteem.

Veilig Thuis Zaanstreek-Waterland

advies en meldpunt huiselijk geweld en kindermishandeling.

Specialistische jeugdhulp

individuele voorzieningen, zoals bedoeld in artikel 5.1, zijnde voorzieningen voor jeugdhulp die een intensieve aanpak en/of hoge dan wel specifieke expertise vragen.

Wet

de Jeugdwet.

Hoofdstuk 2 Algemene uitgangspunten

Artikel 2.1 Transformatiedoelen

Deze verordening geef invulling aan de transformatiedoelen. Deze doelen zijn:

  • a.

    preventie en uitgaan van eigen verantwoordelijkheid en eigen mogelijkheden van jongeren en hun ouders met inzet van hun sociale netwerk;

  • b.

    eerder de juiste hulp op maat bieden om dure en gespecialiseerde hulp te verminderen;

  • c.

    integrale hulp aan gezinnen volgens het uitgangspunt ‘één gezin, één plan, één regisseur’;

  • d.

    meer ruimte voor professionals;

  • e.

    demedicaliseren, ontzorgen en normaliseren.

Artikel 2.2 Geen voorziening op grond van de Jeugdwet

  • 1.

    Voor zover de hulpvraag van een jeugdige of de ouders/verzorgers met een algemene voorziening opgelost kan worden, bestaat geen recht op een individuele voorziening op grond van de wet.

  • 2.

    Voor zover de jeugdige aanspraak heeft op ondersteuning of een voorziening op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz), Zorgverzekeringswet, Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo 2015) of de onderwijswetten, zijn deze andere wetten voorliggend op de Jeugdwet en bestaat geen recht op een individuele voorziening op grond van de Jeugdwet.

Hoofdstuk 3 Algemene voorzieningen

Artikel 3.1 Algemene voorziening

  • 1.

    Een algemene voorziening is een voorziening op grond van de wet die rechtstreeks toegankelijk is, in beginsel zonder toegangsbeoordeling.

Artikel 3.2 Ondersteuning bij het maken van een familiegroepsplan

Ouders en of jeugdigen die, samen met bloedverwanten, aanverwanten of anderen die tot de sociale omgeving van de jeugdige behoren, een familiegroepsplan willen opstellen, worden op hun verzoek ondersteund door de door de gemeente ingekochte organisatie(s).

Artikel 3.3 Jeugdgezondheidszorg en opvoed- en opgroeiondersteuning

  • 1.

    Er is een Centrum voor Jeugd en Gezin in de gemeente.

  • 2.

    Het Centrum voor Jeugd en Gezin voert het basispakket jeugdgezondheidszorg uit en levert rond opvoeden en opgroeien:

    • a.

      op preventie gerichte informatie en activiteiten;

    • b.

      deskundig advies aan personen die (beroepsmatig) met jeugdigen werken.

Artikel 3.4 Huiselijk geweld en kindermishandeling

  • 1.

    Er is een advies- en meldpunt huiselijk geweld en kindermishandeling Veilig Thuis Zaansteek-Waterland;

  • 2.

    Veilig Thuis Zaanstreek-Waterland voert de volgende taken uit:

    • a.

      een herkenbaar en toegankelijk meldpunt zijn voor alle gevallen of vermoedens van huiselijk geweld en kindermishandeling;

    • b.

      7 x 24 uur advies en ondersteuning geven aan hulpvragers en omstanders en professionals bij huiselijk geweld en kindermishandeling;

    • c.

      het - indien noodzakelijk - inschakelen van passende hulpverlening;

    • d.

      bijdragen aan de uitvoering van door of namens de burgemeester opgelegde tijdelijk huisverboden en preventief inzetten van tijdelijk huisverboden.

Werkzaamheden Jeugdteam

Artikel 3.5 Jeugdteam

  • 1.

    Er is een Jeugdteam in de gemeente. Het Jeugdteam voert taken uit behorende bij de algemene voorziening en taken behorende bij een individuele voorziening.

  • 2.

    De door het Jeugdteam geboden ondersteuning en hulp is primair gericht op het versterken van het normale leven en het versterken van het probleemoplossend vermogen van de jeugdige en zijn ouders.

  • 3.

    Het Lokale team voert de volgende taken uit:

    • a.

      het in kaart brengen en versterken van het eigen netwerk van de jeugdige en zijn ouders;

    • b.

      het bevorderen van de opvoedcapaciteiten van ouders en de sociale omgeving;

    • c.

      vraagverheldering en basisdiagnostiek bij hulpvragen van de jeugdige en/of zijn ouders;

    • d.

      bieden van hulp bestaande uit opvoed- en opgroeiondersteuning, begeleiding en basiszorg bij psychische klachten en problemen, psychosociale problemen, gedragsproblemen of een verstandelijke beperking van de jeugdige, inclusief intensief vrijwillige hulp;

    • e.

      ondersteuning bij het opstellen van een perspectiefplan;

    • f.

      regie over de inzet van hulp wanneer meerdere hulpverleners betrokken zijn en dit gewenst wordt door de jeugdige of zijn ouders, met als uitzondering wanneer een jeugdige een maatregel in het gedwongen kader heeft;

    • g.

      het bieden van nazorg;

    • h.

      deskundig advies aan personen die beroepsmatig met jeugdigen werken;

    • i.

      verwijzer tot specialistische en hoog-specialistische jeugdhulp;

  • 4.

    Wanneer de hulpvraag verder gaat dan alleen de ondersteuning van de jeugdige en/of zijn ouders met betrekking tot de jeugdige, zal het Jeugdteam in samenwerking met het onderwijs of andere betrokken (zorg)organisaties een perspectiefplan opstellen;

  • 5.

    Het college kan nadere regels stellen over de omvang en toegang tot de in het eerste lid bedoelde voorzieningen.

Artikel 3.6 Intensief vrijwillige hulp

  • 1.

    Er is een dekkend aanbod van intensieve vrijwillige hulp voor gezinnen waarvan de ouders onvoldoende zorgdragen voor een veilige opvoedingssituatie of onvoldoende meewerken aan de noodzakelijke hulpverlening.

  • 2.

    De intensieve vrijwillige hulp wordt uitgevoerd door het Jeugdteam of de gecertificeerde instellingen.

  • 3.

    De gecertificeerde instelling wordt ingezet door het Jeugdteam, Veilig Thuis of de Raad voor de Kinderbescherming met instemming van de ouders en schriftelijk bevestigd richting de ouders.

  • 4.

    De daartoe gemandateerde professional van de uitvoerder van intensieve vrijwillige hulp neemt namens het college besluiten met betrekking tot het toekennen van specialistische en hoog-specialistische jeugdhulp.

Hoofdstuk 4 Individuele voorzieningen - algemeen

Artikel 4.1 Toegang individuele voorzieningen

  • 1.

    Jeugdigen of ouders kunnen slechts in aanmerking komen voor een individuele voorziening voor zover zij geen oplossing kunnen vinden voor de hulpvraag:

    • a.

      binnen hun eigen mogelijkheden en probleemoplossend vermogen, waaronder in ieder geval wordt verstaan:

      • I.

        gebruikelijke hulp van ouders en hulp van andere personen uit het sociale netwerk;

      • II.

        het aanspreken van een aanvullende verzekering die is afgesloten.

    • b.

      door gebruik te maken van een algemene voorziening of een andere voorziening.

  • 2.

    De individuele voorziening is altijd gebaseerd op de goedkoopst passende voorziening.

  • 3.

    Voor een aanvraag die betrekking heeft op kosten voor jeugdhulp die de jeugdige of de ouder maximaal drie maanden vóór de aanvraag heeft gemaakt, kan het college slechts een voorziening verstrekken als:

    • a.

      op het moment van de aanvraag nog steeds sprake is van opgroei- of opvoedingsproblemen, psychische problemen of stoornissen waarvoor de hulp is ingezet en;

    • b.

      voor zover het college achteraf nog kan beoordelen of sprake was van een noodzakelijke en goedkoopst passende voorziening.

  • 4.

    Het college kan nadere regels vaststellen ten aanzien van de toegang tot individuele voorzieningen.

Artikel 4.2 Gebruikelijke hulp en eigen kracht

  • 1.

    Gebruikelijke hulp is de hulp die naar algemeen aanvaarde opvattingen in redelijkheid mag worden verwacht van ouders en/of andere verzorgers of opvoeders, ook als sprake is van een jeugdige met een ziekte, aandoening of beperking.

  • 2.

    Eigen kracht ziet toe op de eigen mogelijkheden van de jeugdige, ouders en/of andere verzorgers of opvoeders, of door inzet van het eigen netwerk om de problemen zelf op te lossen. Het college onderzoekt de mogelijkheden van eigen kracht.

  • 3.

    In beginsel wordt geen voorziening toegekend voor gebruikelijke hulp.

  • 4.

    Als ouders en/of andere verzorgers of opvoeders in staat zijn de benodigde hulp te leveren, óók als dit boven-gebruikelijke hulp betreft, wordt in beginsel geen individuele voorziening toegekend.

  • 5.

    Het college kan nadere regels vaststellen over de wijze waarop de begrippen gebruikelijke hulp en eigen kracht worden onderzocht en ingevuld.

Hoofdstuk 5 Soorten individuele voorzieningen

Paragraaf 1 Specialistische jeugdhulp

Artikel 5.1 Specialistische jeugdhulp

  • 1.

    In aanvulling op de algemene voorzieningen draagt het college zorg voor de beschikbaarheid van specialistische jeugdhulp.

  • 2.

    Bij de ondersteuning die geboden wordt vanuit specialistische jeugdhulp gaat het om:

    • -

      Jeugdigen met een enkelvoudige ondersteuningsbehoefte;

    • -

      waarvoor inzet vanuit maar één hulpverlener noodzakelijk is;

    • -

      met een beperkt aantal contactmomenten of beperkte hoeveelheid tijd per maand;

    • -

      waarbij die contacten plaats kunnen vinden in de thuissituatie van de jeugdige, het netwerk van de jeugdige, op het kinderdagverblijf, de school, de locatie van de jeugdhulpaanbieder of enig ander passende locatie.

Artikel 5.2 Hoog-specialistische jeugdhulp

  • 1.

    In aanvulling op de algemene voorzieningen draagt het college zorg voor de beschikbaarheid van hoog-specialistische jeugdhulp.

  • 2.

    Bij de ondersteuning die geboden wordt vanuit hoog-specialistische jeugdhulp gaat het om:

    • -

      jeugdigen met complexe eigen problematiek;

    • -

      vaak in combinatie met ouders die zich onmachtig voelen in het ouderschap,vaak als gevolg van complexe (eigen) problematiek bij (één van de) ouders;

    • -

      is sprake van meervoudige en/of zeer specialistische of niet vaak voorkomende hulpvragen, in voorkomende gevallen op meerdere leefdomeinen bij de jeugdige zelf;

    • -

      waarvoor multidisciplinaire inzet noodzakelijk is;

    • -

      waarbij de contacten plaats kunnen vinden in de thuissituatie van de jeugdige, het netwerk van de jeugdige, op het kinderdagverblijf, de school of de locatie van de jeugdhulpaanbieder of enig ander passende locatie.

Artikel 5.3 Jeugdhulp met verblijf

  • 1.

    Het college draagt zorg voor de beschikbaarheid van verblijfsvoorzieningen zoals:

    • a.

      pleegzorg;

    • b.

      gezinsgericht verblijf;

    • c.

      verblijf zonder behandeling;

    • d.

      verblijf met behandeling;

    • e.

      crisiszorg;

    • f.

      gesloten jeugdhulp.

  • 2.

    De inzet van een voorziening voor verblijf is gericht op zo thuis mogelijk.

  • 3.

    Bij de ondersteuning die geboden wordt bij jeugdhulp met verblijf gaat het om:

    • -

      jeugdigen met complexe eigen problematiek; vaak in combinatie met ouders die zich ernstig onmachtig voelen in het ouderschap, vaak als gevolg van complexe (eigen) problematiek bij (één van de) ouders;

    • -

      de jeugdige kan (tijdelijk) niet meer bij het eigen gezin wonen en is de jeugdige kortdurend of voor langere tijd aangewezen op een vorm van 24-uursverblijf.

Artikel 5.4 Ernstige dyslexiezorg

  • 1.

    Het college draagt zorg voor de beschikbaarheid van dyslexiezorg, bestaande uit:

    • a.

      diagnostiek bij een vermoeden van ernstige dyslexie;

    • b.

      behandeling van ernstige dyslexie.

  • 2.

    Het college kan nadere regels stellen met betrekking tot de afbakening van de in het eerste lid bedoelde dyslexiezorg en de doelgroep.

Artikel 5.5 Vervoersvoorziening

  • 1.

    Ouders zijn in beginsel verantwoordelijk voor het vervoer naar de locatie voor jeugdhulp.

  • 2.

    Het college kan ten behoeve van het bezoek aan een locatie voor jeugdhulp aan de jeugdige aan wie een individuele voorziening jeugdhulp is verstrekt, een vervoersvoorziening toekennen.

  • 3.

    De vervoersvoorziening wordt toegekend indien en voor zover dit naar het oordeel van het college noodzakelijk is in verband met een medische noodzaak of beperkingen in de zelfredzaamheid van de jeugdige, en/of het gezin en/of het netwerk.

  • 4.

    Het college kan nadere regels vaststellen ten aanzien van de voorwaarden waaronder een vervoersvoorziening kan worden toegekend.

     

Paragraaf 2. Toegang individuele voorzieningen

Artikel 5.6 Melding

  • 1

    Een melding van een hulpvraag van een jeugdige en/of zijn ouders kan schriftelijk, digitaal of telefonisch worden ingediend bij het Jeugdteam.

  • 2

    Het Jeugdteam neemt na de melding zo snel mogelijk, maar uiterlijk binnen 5 werkdagen, contact op met de jeugdige en/of ouders en informeert hen over de verder te volgen procedure.

Artikel 5.7 Onderzoek en aanvraag

  • 1

    Het Jeugdteam stelt namens het college met de jeugdige en/of zijn ouders vast:

    • a.

      de hulpvraag is op de verschillende leefgebieden;

    • b.

      de opgroei- en opvoedingsproblemen zijn;

    • c.

      wat de jeugdige, zijn ouders en het sociale netwerk zelf kunnen doen om de hulpvraag te beantwoorden

    • d.

      of er mogelijkheid is om gebruik te maken van een algemene voorziening;

    • e.

      of er mogelijkheid is om gebruik te maken van een andere voorziening;

    • f.

      of en welke extra ondersteuning nodig is in de vorm van een individuele voorziening;

    • g.

      als een jeugdige en/of de ouders gemotiveerd van oordeel zijn dat een Pgb noodzakelijk is om de jeugdhulp in te kopen, worden de jeugdige en/of de ouders op begrijpelijke wijze geïnformeerd over de consequenties van een Pgb en dient een budgetplan te worden ingediend zoals bedoel in artikel 5.15;

    • h.

      op welke wijze de zo nodig in te zetten ondersteuning wordt afgestemd met andere voorzieningen op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning of werk en inkomen; en,

    • i.

      wat de doelen (beoogde resultaten) zijn van de ondersteuning.

  • 2

    Het Jeugdteam stelt ouders in de mogelijkheid om een familiegroepsplan op te stellen en in te dienen.

  • 3

    Het Jeugdteam kan voor het gesprek beschikbare, toegankelijke gegevens bekijken en verzamelen. Het Jeugdteam kan informatie inwinnen bij andere instanties, zoals de huisarts en/of onderwijs en met deze in gesprek gaan over de problemen en de meest aangewezen hulp.

  • 4

    Het Jeugdteam en de jeugdige en/of zijn ouders leggen de zaken genoemd in het eerste lid vast in een perspectiefplan, dat door de jeugdige en/of zijn ouders en de gemandateerde professional ondertekend wordt.

  • 5

    Het ondertekende perspectiefplan wordt beschouwd als een aanvraag indien een individuele voorziening gewenst is en kan door het Jeugdteam worden opgeslagen in de eigen administratie.

  • 6

    Het ondertekende perspectiefplan wordt, voor zover van toepassing voor een effectieve uitvoering van de specialistische of hoog-specialistische jeugdhulp, gedeeld met de betrokken jeugdhulpaanbieder met inachtneming van de geldende privacyregelgeving. De medewerkers van het Jeugdteam zijn bevoegd te signaleren in de Landelijke Verwijsindex Risicojongeren.

  • 7

    Wanneer sprake is van een perspectiefplan, vindt er minimaal 1 maal per jaar, of bij grote wijzigingen in de situatie van het gezin of jeugdigen en in ieder geval 4 maanden voor afloop van de indicatie, een evaluatie plaats tussen gezin, aanbieder en Jeugdteam/GI.

  • 8

    Het college kan nadere regels vaststellen met betrekking tot de inhoud van en de wijze waarop het onderzoek wordt uitgevoerd.

Artikel 5.8 Inhoud beschikking

  • 1.

    In dit artikel en artikel 5.9 wordt verstaan onder jeugdhulpaanbieder: de jeugdhulpaanbieder in de zin van de wet die specialistische of hoog-specialistische jeugdhulp aanbiedt.

  • 2.

    Het college kent specialistische en hoog-specialistische jeugdhulp en verblijf toe door middel van een schriftelijk besluit dat toegang geeft tot specialistische of hoog-specialistische jeugdhulp en verblijf binnen een bepaald segment en ondersteuningsprofiel en met een bepaalde intensiteit.

  • 3.

    Het besluit tot toekenning van een individuele voorziening wordt vastgelegd in een beschikking en bevat dan wel vermeldt:

    • I.

      welke voorziening in natura of op grond van een Pgb wordt verstrekt;

    • II.

      in geval van zorg in natura of er sprake is van specialistische, hoog specialistische jeugdhulp of verblijf, het ondersteuningsprofiel, de intensiteit bij hoog specialistische jeugdhulp en de geldigheidsduur. De maximale geldigheidsduur is tot het moment waarop de beoogde resultaten zijn behaald en/of de betrokken jeugdhulpaanbieder de jeugdhulp heeft beëindigd en het college (Jeugdteam) daarvan op de hoogte heeft gesteld;

    • III.

      in geval van een Pgb; de hoogte van het budget en hoe dit is berekend, welke kwaliteitseisen gelden voor de besteding van het Pgb en de wijze van verantwoording van de besteding van het Pgb. Met een in het besluit vastgestelde geldigheidsduur tot maximaal het moment waarop de jeugdige de leeftijd van 18 jaar bereikt, dit alles beschreven in een budgetplan;

    • IV.

      de beoogde resultaten van de toegekende voorziening;

    • V.

      het perspectiefplan maakt onderdeel uit van de beschikking.

  • 4.

    Ook het besluit tot afwijzing van een individuele voorziening wordt vastgelegd in een beschikking en bevat de motivering van de afwijzing.

  • 5.

    De geldigheid van het besluit vervalt als ouders en/of de jeugdige zich niet binnen een termijn van drie maanden hebben gemeld bij een jeugdzorgaanbieder, dan wel als niet binnen drie maanden gestart is met besteding van het Pgb voor het doel waarvoor dit verstrekt is.

  • 6.

    Het college kan nadere regels vaststellen ten aanzien van de segmenten, ondersteuningsprofielen en intensiteit zoals bedoeld in het tweede lid.

Artikel 5.9 Herleven

Een toekenningsbesluit herleeft als een jeugdige en of zijn ouder(s) zich binnen vier maanden na een volgens plan beëindigd jeugdhulptraject, dat gericht was op herstel, opnieuw met dezelfde hulpvraag bij de jeugdhulpaanbieder meldt/melden.

Artikel 5.10 Geen onderzoek

  • 1.

    Het onderzoek door het college kan achterwege gelaten worden, wanneer:

    • a.

      de huisarts, jeugdarts of medisch specialist conform artikel 2.6 eerste lid onder e van de wet verwezen heeft naar specialistische jeugdhulp;

    • b.

      in crisissituaties waar de onmiddellijke uitvoering van specialistische of hoog-specialistische jeugdhulp of verblijf geen uitstel duldt.

  • 2.

    In de gevallen genoemd in het voorgaande lid onder a, neemt het college het verzoek van de betrokken jeugdhulpaanbieder tot zorgtoewijzing over zonder nader onderzoek, met uitzondering van hoog-specialistische jeugdhulp, specialistische jeugdhulp voor multi-probleem gezinnen en/of verblijf, of als meer dan één voorziening op grond van de wet is toegekend. In deze gevallen dient het onderzoek van artikel 5.7 te worden uitgevoerd;

  • 3.

    Wanneer een jeugdige en/of zijn ouders in het geval van hoog-specialistische jeugdhulp zwaarwegende bezwaren hebben tegen de betrokkenheid van het Jeugdteam kunnen zij gebruik maken van een opt-out-regeling. Het college neemt dan het besluit enkel op aanwijzing van de jeugdhulpaanbieder dat inzet van hoog-specialistische jeugdhulp, specialistische jeugdhulp voor multi-probleem gezinnen en/of verblijf noodzakelijk is. De jeugdhulpaanbieder voert dan zelf het onderzoek uit zoals bedoeld in artikel 5.7. Gebruik maken van een opt-out regeling is niet mogelijk bij een Pgb aanvraag.

Artikel 5.11 Crisis-procedure

  • 1.

    In crisisgevallen treft het college zo spoedig mogelijk een passende tijdelijke maatregel.

  • 2.

    Een crisis is een onverwachte, ingrijpende en ernstige verstoring van het evenwicht tussen draagkracht en draaglast, waarbij onmiddellijk hulp verleend moet worden om schade bij een jeugdige en/of diens ouders te voorkomen. Voorbeelden hiervan zijn:

    • a.

      acute, ernstige onveiligheid als gevolg van huiselijk geweld, (kinder)mishandeling en/of verwaarlozing;

    • b.

      acute en levensbedreigende situaties;

    • c.

      huisuitzetting of uithuisplaatsing van een jeugdige inwoner;

    • d.

      eerwraak.

  • 3.

    Er hoeft in crisisgevallen niet gewacht te worden op een ondertekende aanvraag. Het besluit (de beschikking) en het perspectiefplan worden binnen vier weken verstrekt.

Artikel 5.12 Overbruggingshulp

  • 1.

    In het geval van een wachttijd langer dan drie maanden vanaf de toekenning van een individuele voorziening is de betreffende jeugdhulpaanbieder verplicht om binnen twee weken samen met het Jeugdteam of Gecertificeerde Instelling te bepalen of de jeugdige kan wachten of dat overbruggingshulp geboden moet worden.

  • 2.

    Indien de jeugdhulpaanbieder de overbruggingshulp gaat bieden, geeft het Jeugdteam of Gecertificeerde Instelling hiervoor een indicatie af.

  • 3.

    Wanneer de jeugdhulpaanbieder en het Jeugdteam of Gecertificeerde Instelling het oneens zijn over de in te zetten overbruggingshulp of over de vraag of de jeugdige kan wachten, kan de casus voorgelegd worden aan een onafhankelijk deskundige.

Artikel 5.13 Toegang via de gecertificeerde instellingen

Een gecertificeerde instelling kan in overleg met het college, bij een door de rechter opgelegde kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering, een individuele voorziening toekennen.

 

Paragraaf 3. Toegang ernstige dyslexiezorg

Artikel 5.14 Toegang ernstige dyslexiezorg

  • 1.

    Het college kent een individuele voorziening voor diagnostisch onderzoek toe om vast te stellen of sprake is van ernstige dyslexie.

  • 2.

    Indien uit de uitgevoerde diagnostiek blijkt dat sprake is van ernstige dyslexie kent het college een individuele voorziening voor behandeling toe.

  • 3.

    Het college neemt het besluit als bedoeld in het eerste lid op grond van een controle van het leerling-dossier van de basisschool door de daartoe gemandateerde poortwachter dyslexiezorg of een coördinator werkzaam binnen het samenwerkingsverband of het schoolbestuur.

  • 4.

    Het college kan nadere regels vaststellen met betrekking tot de werkwijze van de poortwachter dyslexiezorg of coördinator bij het samenwerkingsverband of het schoolbestuur en de eisen waaraan het leerling-dossier dient te voldoen.

     

Paragraaf 4 Persoonsgebonden budget

Artikel 5.15 Het Persoonsgebonden budget

  • 1.

    Het college verstrekt een Pgb in overeenstemming met artikel 8.1.1 van de wet;

  • 2.

    Bij de aanvraag voor een verstrekking in de vorm van een Pgb dienen de jeugdige en/of zijn ouders hiertoe in aanvulling op het perspectiefplan een budgetplan op te stellen waarin is opgenomen:

    • a.

      de motivatie waarom zorg in natura niet passend is en een Pgb gewenst is;

    • b.

      de voorgenomen uitvoerder van de individuele voorziening;

    • c.

      de kwalificaties van de uitvoerder;

    • d.

      op welke wijze de kwaliteit van de hulp is gewaarborgd;

    • e.

      de kosten, uitgedrukt in aantal eenheden en tarief, van de uitvoering.

  • 3.

    Een Pgb kan alleen worden aangewend voor jeugdhulp in de zin van de wet zoals omschreven in het perspectiefplan en het budgetplan. Het Pgb kan niet worden aangewend voor de betaling van tussenpersonen, belangenbehartigers, begeleidingskosten, cursus(materiaal) of administratieve kosten.

  • 4.

    Het college kan nadere regels stellen met betrekking tot de uitvoering van het bepaalde in deze paragraaf.

Artikel 5.16 Hoogte van het Pgb

  • 1.

    De hoogte van het Pgb is gebaseerd op het budgetplan en:

    • a.

      bedraagt niet meer dan de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst passende beschikbare voorziening in natura;

    • b.

      bedraagt niet meer dan de kostprijs van in de betreffende situatie vergelijkbare voorzieningen op grond van vergelijkbare wetten zoals de zorgverzekeringswet, wet langdurige zorg en/of Wet maatschappelijke ondersteuning;

    • c.

      is toereikend om effectieve en kwalitatieve zorg in te kopen en

    • d.

      is gebaseerd op de volgende categorieën jeugdhulp:

      • -

        ambulante jeugdzorg (uurtarief op HBO en WO niveau);

      • -

        dagbehandeling jeugdzorg (dagdeeltarief MBO/HBO niveau);

      • -

        verblijf jeugdzorg (etmaaltarieven op MBO, HBO en WO niveau);

      • -

        generalistische basis ggz (uurtarief op HBO niveau );

      • -

        specialistische ggz (uurtarief op WO niveau);

      • -

        begeleiding individueel/groep (uur- en dagdeeltarieven op MBO/HBO niveau of informeel)

      • -

        persoonlijke verzorging (uurtarief op MBO niveau of informeel);

      • -

        kortdurend verblijf (etmaaltarief op MBO niveau);

      • -

        behandeling (licht)verstandelijke beperking (uur- en dagdeeltarieven op MBO, HBO en WO niveau);

      • -

        verblijf (licht)verstandelijke beperking (etmaaltarief op MBO, HBO en WO-tarief);

    • e.

      voor de categorieën genoemd in het eerste lid onder d. is het tarief gebaseerd op de tarieven van 2022 voor zorg in natura welke jaarlijks met ingang van 2023 worden geïndexeerd.

  • 2.

    Het tarief bij de inzet van een professionele hulpverlener is 85% van het in lid 1 onder d beschreven bij het inschakelen van een zelfstandige zonder personeel.

  • 3.

    Het tarief voor ernstige dyslexiezorg zoals genoemd in artikel 5.4 bedraagt maximaal:

    • a.

      100% van de kostprijs van de goedkoopste door het college jaarlijks geïndexeerd ingekochte vergelijkbare voorziening bij de inzet van een medewerker in loondienst bij een zorgaanbieder;

    • b.

      85% van de kostprijs van de goedkoopste door het college jaarlijks geïndexeerd ingekochte vergelijkbare voorziening bij een zelfstandige zonder personeel.

  • 4.

    Het tarief van niet professionele ondersteuning (voor begeleiding en persoonlijke verzorging) bedraagt maximaal € 22,- per uur en wordt jaarlijks met ingang van 2023 geïndexeerd.

  • 5.

    Het college stelt de maximumtarieven vast voor de categorieën genoemd in het eerste lid onder d met inachtneming van het bepaalde in het eerste lid onder c;

  • 6.

    Het college kent geen vrij besteedbaar bedrag toe vanuit het Pgb.

Artikel 5.17 Onderscheid professionele en niet-professionele hulp

  • 1.

    Van professionele, ook wel formele hulp, is sprake als de hulp verleend wordt door onderstaande personen, met uitzondering van bloed- of aanverwanten in de 1e of 2e graad van de budgethouder:

    • a.

      personen die werkzaam zijn bij een instelling die ten aanzien van de voor het pgb uit te voeren taken en/of werkzaamheden ingeschreven staan in het Handelsregister (conform artikel vijf Handelsregisterwet 2007), en die beschikken over de relevante diploma’s die nodig zijn voor uitoefening van de desbetreffende taken, of;

    • b.

      personen die aangemerkt zijn als zelfstandige zonder personeel. Daarnaast moet men ten aanzien van de voor het persoonsgebonden budget uit te voeren taken/werkzaamheden ingeschreven staan in het Handelsregister (conform artikel 5 Handelsregisterwet 2007) en beschikken over de relevante diploma’s die nodig zijn voor uitoefening van de desbetreffende taken, of;

    • c.

      personen die ingeschreven staan in het register, bedoeld in artikel 3 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (BIG-register) en/of artikel 5.2.1 van het Besluit Jeugdwet, voor het uitoefenen van een beroep voor het verlenen van jeugdhulp (Stichting Kwaliteitsregister Jeugd).

  • 2.

    Als de jeugdhulp wordt geboden door een bloed- of aanverwant in de1e of 2e graad van de budgethouder, is altijd sprake van niet-professionele hulp (ook wel informele hulp).

  • 3.

    Als de hulp wordt verleend door een andere persoon dan beschreven in lid 1 onder a, b of c is altijd sprake van niet-professionele hulp.

Artikel 5.18 Algemene Voorwaarden Pgb

  • 1.

    De regie en het beheer van het Pgb mag niet worden neergelegd bij de Pgb-hulpverlener tenzij hiervoor door het college toestemming is verleend.

  • 2.

    De aanvrager, als vertegenwoordiger van de jeugdige, mag het Pgb niet aan zichzelf uitkeren als zijnde Pgb-hulpverlener tenzij dit de ouders/verzorgers in 1e en 2e graad betreft.

  • 3.

    De Pgb-hulpverlener zorgt voor verslaglegging van de resultaten en dient deze op verzoek van het college te tonen;

  • 4.

    De Pgb-hulpverlener biedt ondersteuning die voldoet aan de eisen van de van toepassing zijnde wet- en regelgeving en aan de criteria van de verantwoorde werktoedeling.

Artikel 5.19 Voorwaarden Pgb professionele hulp

  • 1.

    Het college kent een Pgb voor professionele hulp alleen toe indien de zorgverlener:

    • a.

      voldoet aan de vereisten van artikel 5.17, eerste lid;

    • b.

      werkt op basis van een hulpverleningsplan;

    • c.

      werkt met een systeem voor kwaliteitsbewaking;

    • d.

      de verplichte meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling, de meldplicht calamiteiten en de meldplicht geweld bij de verlening van jeugdhulp hanteert; en

    • e.

      een vertrouwenspersoon in staat stelt zijn taak uit te voeren.

Artikel 5.20 Voorwaarden Pgb niet-professionele hulp

  • 1.

    Het college kent een Pgb voor niet-professionele hulp alleen toe:

    • a.

      als wordt gemotiveerd waarom de inzet van niet-professionele hulp leidt tot een gelijk of beter resultaat dan de inzet van professionele hulp;

    • b.

      indien de persoon die de niet-professionele hulp verleent voldoet aan de volgende minimale (kwaliteits)criteria:

      • I.

        beschikt over de voor de hulpvraag benodigde competenties, kennis en vaardigheden om verantwoorde hulp te bieden;

      • II.

        beschikt over een geldige verklaring omtrent gedrag (VOG) (behalve als de zorgverlener een ouder is, zoals bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet);

      • III.

        neemt bij (een vermoeden van) huiselijk geweld en kindermishandeling contact op met Veilig Thuis voor advies of het doen van een melding;

      • IV.

        meldt calamiteiten direct aan het Jeugdteam;

      • V.

        werkt op basis van een plan; en

    • c.

      als de ondersteuning aan de jeugdige of zijn ouders niet leidt tot overbelasting bij de persoon die deze niet-professionele hulp verleent.

  • 2.

    Ondersteuning kan niet worden geboden door iemand vanuit het sociaal netwerk als die, conform het afwegingskader voor een verantwoorde werktoedeling op basis van het Kwaliteitskader Jeugd, geboden moet worden door een geregistreerde professional.

Hoofdstuk 6 Nieuwe feiten en omstandigheden

Artikel 6.1 Nieuwe feiten en omstandigheden, herziening, intrekking, terugvordering of opschorting

  • 1.

    Degene aan wie krachtens deze verordening een individuele voorziening is verstrekt, is verplicht zo spoedig mogelijk aan het college mededeling te doen van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een besluit aangaande een individuele voorziening.

  • 2.

    Het college kan een besluit aangaande een individuele voorziening herzien dan wel intrekken als het college vaststelt dat:

    • a.

      de jeugdige of zijn ouders onjuiste of onvolledige gegevens hebben verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid;

    • b.

      de jeugdige of zijn ouders niet langer op de individuele voorziening zijn aangewezen;

    • c.

      de individuele voorziening niet meer toereikend is te achten;

    • d.

      de jeugdige of zijn ouders niet voldoen aan de voorwaarden van de individuele voorziening;

    • e.

      de jeugdige of zijn ouders de individuele voorziening of het (daarmee samenhangende persoonsgebonden) budget niet of voor een ander doel gebruiken dan waarvoor het is bestemd;

    • f.

      sprake is van (dreigende) overbelasting bij een op basis van Pgb ingehuurde niet-professionele zorgverlener.

  • 3.

    Als het college een besluit op grond van het tweede lid, onder a heeft ingetrokken, kan het college geheel of gedeeltelijk de geldwaarde vorderen van de ten onrechte genoten individuele voorziening of het ten onrechte genoten Pgb.

  • 4.

    Het college onderzoekt, al dan niet steekproefsgewijs, de bestedingen van het Pgb.

  • 5.

    Het college wijst een toezichthouder aan die belast is met het houden van toezicht op de naleving van rechtmatige uitvoering van de wet, waaronder de bestrijding van misbruik, oneigenlijk gebruik en niet-gebruik van deze wet.

  • 6.

    Opschorting Pgb

    • a.

      Het college kan de Sociale Verzekeringsbank gemotiveerd verzoeken te beslissen tot een geheel of gedeeltelijke opschorting van betalingen uit het Pgb voor ten hoogste dertien weken, als er ten aanzien van de persoon aan wie het Pgb is verstrekt een ernstig vermoeden is gerezen dat er sprake is misbruik.

    • b.

      Indien de jeugdige langer dan twee maanden verblijft in een instelling als bedoeld in de Wet langdurige zorg of de Zorgverzekeringswet kan het college de Sociale Verzekeringsbank gemotiveerd verzoeken te beslissen tot een gehele of gedeeltelijke opschorting van betalingen uit het Pgb voor de duur van de opname.

Hoofdstuk 7 Cliëntondersteuning, vertrouwenspersoon en klachten

Artikel 7.1 Cliëntondersteuning

  • 1.

    Het college zorgt ervoor dat een jeugdige en/of ouders een beroep kunnen doen op kosteloze onafhankelijke cliëntondersteuning, gericht op het geven van informatie en advies, en algemene ondersteuning die bijdraagt aan het versterken van de zelfredzaamheid en participatie en het verkrijgen van een zo integraal mogelijke dienstverlening.

  • 2.

    Het Jeugdteam wijst de jeugdige en/of ouders in het eerste gesprek op de mogelijkheid van cliëntondersteuning.

Artikel 7.2 Vertrouwenspersoon

  • 1.

    Het college zorgt ervoor dat jeugdigen en/of hun ouders een beroep kunnen doen op een onafhankelijke vertrouwenspersoon, die hen bij kan staan bij problemen in het kader van de geboden jeugdhulp.

  • 2.

    Het Jeugdteam wijst jeugdigen en ouders erop dat zij zich desgewenst kunnen laten bijstaan door deze onafhankelijke vertrouwenspersoon.

Artikel 7.3 Klachten

  • 1

    De Jeugdwet regelt het klachtrecht met betrekking tot jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen in paragraaf 4.2.a van de wet.

  • 2

    De Klachtenregeling gemeente Wormerland is van toepassing op klachten met betrekking tot de toegang, uitgevoerd door het Jeugdteam.

Hoofdstuk 8 Afstemming

Artikel 8.1 Toekomstplan naar volwassenheid

  • 1.

    Voor jeugdigen vanaf het 16e levensjaar dient de aanbieder een “toekomstplan naar volwassenheid” op te stellen met daarin opgenomen:

    • a.

      of zo ja welke hulp of ondersteuning nodig is vanaf de 18e verjaardag;

    • b.

      hoe en vanuit welke andere wet (Wmo 2015, Wlz of Zorgverzekeringswet) deze ondersteuning vanaf het 18e levensjaar wordt ingezet.

  • 3.

    De aanbieder betrekt een half jaar voor dat de jeugdige de leeftijd van 18 jaar bereikt, de jeugdige, het gezin en het Jeugdteam bij (het opstellen van) het toekomstplan;

  • 4.

    Het Jeugdteam monitort of de aanbieder de verplichting uit het eerste lid nakomt.

Artikel 8.2 Afstemming gezondheidszorg

  • 1.

    Het college draagt er zorg voor dat wanneer het Jeugdteam een besluit neemt over de inzet van zorg die vanaf de 18e verjaardag valt onder het basispakket van de Zorgverzekeringswet en er de reële verwachting is dat deze zorg na de 18e verjaardag van de jeugdige door zal lopen, het besluit voldoet aan de eisen die daaraan gesteld worden door de zorgverzekeraars.

  • 2.

    Het college draagt er zorg voor dat het Jeugdteam, in de gevallen bedoeld in het eerste lid, de jeugdige en zijn ouders wijst op de consequenties dat de zorg vanaf de 18e verjaardag van de jeugdige onder de Zorgverzekeringswet valt en zich inspant voor de continuïteit van de zorg indien noodzakelijk.

Artikel 8.3 Afstemming langdurige zorg

  • 1

    Het college draagt er zorg voor dat het Jeugdteam de jeugdige en/of zijn ouders ondersteunt richting het Centraal Indicatieorgaan Zorg, indien er gegronde redenen zijn om aan te nemen dat de jeugdige in aanmerking kan komen voor zorg op grond van de Wet langdurige zorg.

  • 2

    Indien de jeugdige en/of zijn ouders weigeren mee te werken aan het verkrijgen van een besluit van het Centraal Indicatieorgaan Zorg, is het college niet gehouden een individuele voorziening toe te kennen op grond van deze verordening.

Artikel 8.4 Afstemming voorschoolse voorzieningen, onderwijs en leerplicht

  • 1

    Het college draagt er zorg voor dat alle locaties voor kinderopvang, peuterspeelzaalwerk, primair en voorgezet onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs een contactpersoon hebben bij het Jeugdteam.

  • 2

    Het college draagt zorg voor een goede afstemming tussen de in het eerste lid genoemde partijen en de leerplichtambtenaren.

  • 3

    Afspraken over de afstemming van jeugdhulpvoorzieningen, onderwijszorg en leerplichtzaken worden vastgelegd in het perspectiefplan van de jeugdige en zijn ouders.

  • 4

    Het college kan nadere regels stellen met betrekking tot de afbakening voorschoolse voorzieningen, onderwijs en de Jeugdwet.

Artikel 8.5 Afstemming maatschappelijke ondersteuning

  • 1.

    Het college zorgt voor een goede afstemming binnen het Jeugdteam, indien een jeugdige en/of zijn ouders naast jeugdhulpvoorzieningen ook in aanmerking komen voor voorzieningen op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning.

  • 2.

    Het college zorgt ervoor dat wanneer de begeleiding van een jeugdige na het achttiende jaar voortgezet moet worden onder de Wet maatschappelijke ondersteuning, de continuïteit gewaarborgd wordt en het Jeugdteam een besluit hiertoe zo nodig (mede) voorbereidt.

Artikel 8.6 Afstemming werk en inkomen

  • 1.

    Het college zorgt ervoor dat het Jeugdteam en de gecertificeerde instellingen financiële belemmeringen voor het slagen van preventie en jeugdhulp vroegtijdig signaleren en waar nodig jeugdigen en hun ouders helpen de juiste ondersteuning vanuit de gemeentelijke of landelijke voorzieningen te verkrijgen om deze belemmeringen weg te nemen.

  • 2.

    Wanneer een jeugdhulpaanbieder bij de jeugdige en/of zijn ouders betrokken is in het kader van specialistische of hoog-specialistische jeugdhulp of verblijf, ondersteunt deze de jeugdige en/of zijn ouders bij het verminderen van de belemmeringen die armoede- en schuldenproblematiek vormen voor het slagen van de jeugdhulp.

  • 3.

    Wanneer de jeugdhulpaanbieder er niet in slaagt om de financiële belemmeringen voor het slagen van de jeugdhulp weg te nemen, stelt zij hiervan het Jeugdteam dan wel de betrokken gecertificeerde instelling op de hoogte, die zich vervolgens inspant de jeugdige en/of zijn ouders naar de betreffende gemeentelijke voorzieningen toe te leiden.

Artikel 8.7 Afstemming wonen

  • 1.

    Wanneer de woonsituatie in fysiek, sociaal of financieel opzicht, de juiste jeugdhulp voor de jeugdige en/of zijn ouders in de weg staat en daardoor een verhuizing noodzakelijk is, kan het gezin voorgedragen worden voor urgentie.

  • 2.

    Het college zorgt voor de begeleiding wanneer een in het eerste lid bedoelde gezin op grond van de afgegeven urgentie een woning toegewezen krijgt en legt zo nodig afspraken vast in een bewonersovereenkomst.

Artikel 8.8 Afstemming met gecertificeerde instellingen

  • 1.

    Het college maakt afspraken met de gecertificeerde instellingen over de aansluiting tussen de algemene voorzieningen als bedoeld in hoofdstuk 3 en de gecertificeerde instellingen.

  • 2.

    Het college maakt afspraken met de gecertificeerde instellingen over:

    • a.

      het overleg over de aangewezen jeugdhulp in het kader van de kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering, zoals bedoeld in art.3.5 lid 1 van de wet;

    • b.

      het overleg over de eventuele gewenste jeugdhulp na beëindiging van de kinderbeschermings-maatregel of jeugdreclassering;

    • c.

      de vorm en inhoud van het besluit tot inzet van jeugdhulp van de gecertificeerde instelling en hoe het college daarvan op de hoogte wordt gesteld;

    • d.

      wanneer en onder welke voorwaarden de gecertificeerde instelling budgethouder van een Pgb kan zijn namens de jeugdige en zijn ouders;

    • e.

      hoe te handelen wanneer een gecertificeerde instelling meent dat niet gecontracteerde jeugdhulp ingezet dient te worden.

  • 3.

    Het college en de gecertificeerde instelling leggen de afspraken vast in een protocol als bedoeld in art. 3.5 lid 3 van de wet.

Artikel 8.9 Afstemming met het justitiedomein

  • 1.

    Het college maakt afspraken met de gecertificeerde instellingen, de Raad voor de Kinderbescherming en Justitiële Jeugdinrichtingen over het overleg over de inzet van jeugdhulp bij de uitvoering van een strafrechtelijke beslissing en jeugdreclassering als bedoeld in artikel 2.4 lid 2 onderdeel b van de wet;

  • 2.

    Het college en de betrokken instellingen nemen de afspraken zoals bedoeld in het eerste lid op in het protocol zoals bedoeld in artikel 8.8 lid 3 van deze verordening en het protocol bedoeld in artikel 3.1 lid 5 van de wet.

Hoofdstuk 9 Waarborging prijs-kwaliteit

Artikel 9 Waarborging prijs-kwaliteit

Het college houdt in het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding bij de vaststelling van de tarieven die het hanteert voor door derden te leveren jeugdhulp of uit te voeren kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering, in ieder geval rekening met:

  • a.

    de aard en omvang van de te verrichten taken;

  • b.

    de voor de sector toepasselijke cao schalen in relatie tot de zwaarte van de functies;

  • c.

    een redelijke toeslag voor overheadskosten;

  • d.

    een voor de sector reële mate van non-productiviteit van het personeel als gevolg van verlof, ziekte, scholing en werkoverleg, en;

  • e.

    kosten voor bijscholing van het personeel.

Hoofdstuk 10 Cliëntparticipatie

Artikel 10 Cliëntparticipatie

In de Verordening Cliëntenparticipatie 2017 heeft de gemeente uitvoering gegeven aan artikel 2.10 van de Jeugdwet waarin is opgenomen dat jeugdigen en/ of hun ouders vroegtijdig worden betrokken bij onder andere de totstandkoming van verordeningen en beleid.

Hoofdstuk 11 Slotbepalingen

Artikel 11.1 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de jeugdige en/of zijn ouders afwijken van de bepalingen van deze verordening indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 11.2 Evaluatie

Het college zendt binnen twee jaar na de inwerkingtreding van de verordening aan de gemeenteraad een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze verordening en de nadere regels in de praktijk.

Artikel 11.3 Inwerkingtreding, citeertitel en overgangsrecht

  • 1.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening Jeugdhulp gemeente Wormerland 2022;

  • 2.

    deze verordening treedt in werking op 1 januari 2022 onder gelijktijdige intrekking van de Verordening Jeugdhulp gemeente Wormerland 2018;

  • 3.

    een jeugdige en/of ouder houdt recht op een lopende voorziening, verstrekt op grond van de Verordening Jeugdhulp gemeente Wormerland 2018 tot het moment dat een nieuw besluit is genomen;

  • 4.

    meldingen en aanvragen die zijn ingediend vóór de inwerkingtreding van deze verordening waar nog niet op is beslist, worden afgehandeld krachtens de verordening die op het moment van de melding of aanvraag geldt.

Artikelsgewijze toelichting Verordening Jeugdhulp gemeente Wormerland 2022

Alleen die bepalingen die verdere toelichting behoeven worden hieronder behandeld.

 

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

 

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

Begrippen die in de Jeugdwet (en Besluit Jeugdwet) gedefinieerd worden, worden – in de regel – niet opgenomen in de begripsbepaling van de verordening

 

Melding

een door de jeugdige, ouders of namens de jeugdige en/of ouders ingediend verzoek om ondersteuning. De jeugdige en/of ouders kunnen de melding ook door bijvoorbeeld een schoolmaatschappelijk werker of huisarts laten doen.

Aanvraag

een uit het onderzoek (na de melding) voortkomend schriftelijk verzoek om jeugdhulp in de vorm van een individuele voorziening bestaande uit een ondertekend perspectiefplan. Het kan ook een verzoek om toewijzing jeugdhulp betreffen zoals genoemd in artikel 5.10, eerste en tweede lid van deze verordening.

Algemene voorziening

de term ‘algemene voorziening’ komt uit de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015. In de Jeugdwet wordt (maar alleen in artikel 2.9) van ‘overige voorziening’ gesproken. Deze laatste term kan verwarrend werken en doet geen recht aan de belangrijke positie van de vrij toegankelijke voorzieningen in het nieuwe jeugdstelsel. Zij zijn geen restcategorie

Andere voorziening

alle voorzieningen die niet onder de Jeugdwet vallen. Dit kan gaan om voorzieningen op grond van een ander wettelijk kader zoals de Wmo, Wlz, Zorgverzekeringswet, Onderwijswetten of Participatiewet. Nu het gaat om alle voorzieningen die niet onder de Jeugdwet vallen, is dit echter niet beperkt tot andere wettelijke voorzieningen. Ook voorzieningen die bijvoorbeeld met behulp van een fonds verkregen worden, vallen onder deze definitie. Daar waar een andere voorziening kan voorzien in de hulpvraag gaat deze voorziening voor op een individuele voorziening op grond van de jeugdwet.

Hoog specialistische jeugdhulp

in de verordening wordt, als het gaat om niet vrij toegankelijke jeugdhulp-voorzieningen, een onderscheid gemaakt tussen specialistische en hoog-specialistische jeugdhulp. Het onderscheidende karakter van de hoog-specialistische jeugdhulp ten opzichte van specialistische jeugdhulp is voor gelegen in de hoogte van de kosten en de schaarste van het aanbod. Hoog specialistische jeugdhulp kan vanuit de aard van de zorg slechts geboden worden door een beperkt aantal jeugdhulpaanbieders, die vaak bovenregionaal of zelfs landelijk werken. De kosten van de trajecten voor hoog-specialistische jeugdhulp liggen in de regel aanmerkelijk boven die van specialistische jeugdhulp (zie hieronder).

Individuele voorziening

‘individuele voorziening’ is de term die in de Jeugdwet gebruikt wordt voor wat in de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 een ‘maatwerkvoorziening’ heet. De term individuele voorziening wordt in de Jeugdwet niet gedefinieerd, vandaar dat in de verordening een begrispbepaling is toegevoegd. Ofschoon de term (net als de term ‘overige voorziening’) verwarring op kan roepen – het gaat niet noodzakelijkerwijze om individueel geboden hulp, maar ook om groepsaanbod – is in dit geval er voor gekozen om de formele term uit de Jeugdwet te gebruiken aangezien deze in meerdere bepalingen van de Jeugdwet een rol speelt.

Intensiteit

in de specialistische en hoog-specialistische jeugdhulp worden diverse onder-steuningsprofielen onderscheiden (zie onder ondersteuningsprofiel). Elk ondersteuningsprofiel kent een zekere ‘intensiteit’ die iets zegt over de duur en omvang (en daarmee de kosten) van de jeugdhulp. Er worden in de nadere regels vier intensiteiten onderscheiden: perspectief, intensief, duurzaam licht en duurzaam zwaar voor specialistische jeugdhulp en voor hoog-specialistische jeugdhulp gelden acht intensiteiten voor herstel en acht intensiteiten voor duurzame trajecten.

Ondersteuningsprofiel

het ondersteuningsprofiel probeert de ondersteuningsbehoefte van de jeugdige en zijn ouders in te delen naar verschillende categorieën. Dit is vooral belangrijk in het kader van het inkoop- en toewijzingsproces richting aanbieders. Op deze manier kan de specifieke expertise van aanbieders goed beschreven worden. Het perspectiefplan (zie hieronder) is bedoeld om de hulpvraag breed in beeld te brengen, maar uiteindelijk wordt (indien van toepassing) de toegang naar specialistische of hoog specialistische jeugdhulp altijd geformuleerd in termen van één ondersteuningsprofiel. Gekozen wordt dan voor het ondersteunings-profiel dat het beste bij de hulpvraag van de jeugdige en/of zijn ouders past, ook al zouden wellicht meerdere profielen passend zijn.

Ouder

het begrip ouder is overgenomen van de Jeugdwet. De pleegouder wordt in de begripsomschrijving in de wet van dit begrip uitgesloten. Dit omdat de pleegouder niet in de plaats treedt van de ouder. De pleegouder moet worden gezien als onderdeel uitmakend van de jeugdhulp en in dit kader vallend onder de verantwoordelijkheid van de jeugdhulpaanbieder. Op grond van de Jeugdwet, artikel 4.1.3, derde lid vindt naast overleg met de ouder ook met de pleegouder overleg plaats over het hulpverleningsplan.

Perspectiefplan

het perspectiefplan is van de jeugdige en/of zijn ouders. Zij stellen het op (al dan niet) in samenspraak met de betrokken professional(s) van het Jeugdteam, huisarts, jeugdarts en/of medisch specialist en eventueel ook anderen uit het bredere sociale netwerk van de jeugdige en zijn ouders. Het perspectiefplan bundelt hulpvraag en afspraken over de ondersteuning, niet alleen op het terrein van jeugdhulp, maar ook op andere terreinen, indien van toepassing voor de jeugdhulp. Denk hierbij aan hulp voor één van de ouder(s), het bestaan van broertjes en/of zusjes met een hulpvraag, schuldproblematiek, huisvestingsproblematiek en zo verder. Deze context kan van belang zijn bij het bepalen van de hulpvraag voor de jeugdige en is specifiek van belang bij de inzet van hoog-specialistische jeugdhulp en jeugdhulp met verblijf. Uit onderzoek is meerdere malen gebleken dat de inzet van hoog-specialistische jeugdhulp en jeugdhulp met verblijf voor een kind altijd in samenhang dient te worden bepaald met de gezinssituatie, omdat deze nagenoeg nooit los van elkaar staan. Met andere woorden: schulden, of woonproblemen, of andere problemen van de ouders kunnen invloed hebben op de hulpvraag van de jeugdige.

 

Wanneer besloten wordt dat de inzet van specialistische, hoog-specialistische jeugdhulp of jeugdhulp met verblijf nodig is, wordt ook dit in het perspectiefplan vastgelegd. Voor de jeugdhulpaanbieder is het perspectiefplan vervolgens uitgangspunt voor het verder vormgeven van het hulpverleningstraject. Het perspectiefplan kan echter ook gebruikt worden wanneer specialistische jeugdhulp (nog) niet nodig is en het Jeugdteam bijvoorbeeld zelf met de jeugdige en zijn ouders aan de slag gaat.

 

Het perspectiefplan onderscheidt zich van het hulpverleningsplan van de jeugdhulpaanbieder (vaak behandelplan genoemd), het plan van aanpak van de gecertificeerde instelling en het familiegroepsplan van het gezin – die allemaal in de Jeugdwet zelf verankerd zijn. Het hulpverleningsplan (of behandelplan) is een nadere uitwerking van (het jeugdhulpdeel van) het perspectiefplan door de jeugdhulpaanbieder. Het plan van aanpak van de gecertificeerde instelling is goed vergelijkbaar met het perspectiefplan, omdat hierin ook altijd breed de gezinssituatie in ogenschouw genomen wordt. Het verschil met het perspectiefplan is gelegen in het feit dat het plan van aanpak door de gecertificeerde instelling opgesteld wordt in het kader van een rechterlijke dwangmaatregel. De veiligheid van de jeugdige zal daarin dus altijd een prominente(ere) plek hebben. Het familiegroepsplan is het gezinsplan dat zonder betrokkenheid van hulpverleners (Jeugdteam, jeugdhulpaanbieder of gecertificeerde instelling) wordt opgesteld. Als een familiegroepsplan is opgesteld dient dit als basis van het perspectiefplan.

Specialistische jeugdhulp

het onderscheidende karakter van specialistische jeugdhulp ten opzichte van hoog-specialistische jeugdhulp is dat zij in de regel minder specifieke kennis en een minder intensieve en veelomvattende aanpak vraagt. De kosten zijn daardoor in de regel lager. Specialistische jeugdhulp kan door een grote groep jeugdhulpaanbieders geboden worden (waaronder vrijgevestigde), waarvoor ook een eenvoudiger proces geldt om gecontracteerd te worden.

 

Artikel 2.1 Transformatiedoelen

De met de Jeugdwet bedoelde transformatiedoelen zijn als algemeen uitgangspunt opgenomen in deze verordening om kenbaar maken dat deze doelen centraal staan bij alle overwegingen op grond van deze verordening.

 

Één van de transformatiedoelen is de inzet van het sociaal netwerk. Tot het sociaal netwerk worden gerekend de personen uit de huiselijke kring (waaronder (ex-) partners, gezinsleden, familieleden, of mantelzorgers) en andere personen met wie iemand een sociale relatie onderhoudt. Met dat laatste worden personen bedoeld, met wie de jeugdige of ouder regelmatig contacten onderhoudt, zoals buren, medeleden van een vereniging, vrienden, enz. Het begrip ‘sociaal netwerk’ komt ook voor in de Wmo 2015. Bij de uitvoering van de Jeugdwet wordt aangesloten bij deze begripsomschrijving. De vraag of er personen in het sociaal netwerk zijn die betrokken zijn bij de oplossing van de hulpvraag, komt aan de orde bij het onderzoek dat de gemeente verricht als een jeugdige of ouder zich meldt met een ondersteuningsvraag. Wanneer dit niet het geval is, kan het versterken van iemands sociaal netwerk onderdeel zijn van het perspectiefplan.

 

In een ander transformatiedoel wordt het woord ontzorgen gebruikt. Met ontzorgen wordt bedoeld dat kwetsbaarheid weliswaar lastig kan zijn, maar het ook hoort bij het dagelijks leven. Onnodig problematiseren en etiketteren dient te worden tegengegaan (normaliseren). Kwetsbare gezinnen hebben naast een veilige en stimulerende opvoedomgeving ook een vorm van zorg nodig die de eigen kracht weet te versterken en de sociale omgeving kan activeren en benutten (ontzorgen). Ontzorgen van dagelijkse opvoedproblemen en het (weer) zelfstandig kunnen organiseren van het gewone dagelijks leven. Dat hoeft nadrukkelijk geen zware zorg te zijn, maar ondersteuning dicht bij huis vanuit de mogelijkheden in het gezin en in een vertrouwde sociale omgeving. Ontzorgen betekent niet dat iemand of iets alles overneemt, in tegendeel. Ontzorgen betekent dat je die zaken oplost en wegneemt waardoor jeugdige en/of gezin toekomt aan het begrijpen van de situatie waarin hij zich bevindt. De principes van ontzorgen en normaliseren behoren aan de basis van de eerstelijns jeugd- en gezinszorg te liggen. Denk hierbij onder meer aan het opvoedkundig klimaat versterken in gezinnen, wijken, scholen en in voorzieningen als kinderopvang en peuterspeelzalen. Vanuit deze uitgangspunten kan gewerkt worden aan een eenvoudiger jeugdzorgsysteem, waarin de veerkracht van gezinnen de basis is en ondersteund wordt door vakbekwame en betrokken professionals.

 

Artikel 2.2 Geen voorziening op grond van de Jeugdwet

In dit artikel zijn de afwijzing algemene voorziening en andere voorziening opgenomen. Als de hulpvraag ook opgelost kan worden met een algemene voorziening óf er aanspraak bestaat op grond van een ander wettelijke kader, dan wordt geen voorziening getroffen op grond van de Jeugdwet.

 

Hoofdstuk 3 Algemene Voorzieningen

 

Artikel 3.1 Algemene voorziening

Een groot deel van de algemene voorzieningen is vrij toegankelijk voor jongeren en/of ouders. In sommige gevallen is een lichte toegangsbeoordeling nodig. Denk bijvoorbeeld aan toegang tot een voorziening als een autisme café of een brusjes groep. Dit is een algemene voorziening, maar wel voor een specifieke doelgroep. Dit zijn slechts enkele voorbeelden.

 

Artikel 3.2 ondersteuning bij het maken van een familiegroepsplan

De jeugdwet biedt jeugdigen en/of ouder de mogelijkheid om zelf een plan, het familiegroepsplan te maken en in te dienen bij een jeugdteam. Daarbij kunnen ze ondersteuning krijgen bij door de gemeente gecontracteerde aanbieders.

 

In het familiegroepsplan staat welke problemen de jeugdige of het gezin heeft, welke hulp nodig is en wie die hulp geeft. Ouders, familieleden of andere direct betrokkenen kunnen een familiegroepsplan maken. Op deze manier kunnen zij meedenken en helpen aan een oplossing en wordt dus geput uit de eigen kracht.

 

Artikel 3.3 Jeugdgezondheidszorg en opvoed- en opgroeiondersteuning

Het Centrum Jong is de plek waar ouders/verzorgers, kinderen, jongeren tot 23 jaar en professionals terecht kunnen met al hun vragen over opvoeden en opgroeien. Het Centrum Jong is het Centrum voor Jeugd en Gezin in de regio Zaanstreek. Het Centrum Jong is vrij toegankelijk. De meest bekende diensten zijn het consultatiebureau en de onderzoeken in de schoolleeftijd. Voor meer informatie over wat de Centra Jong doen kunt u terecht op de website van Centrum Jong Wormerland.

 

Artikel 3.4 huislijke geweld en kindermishandeling

Er is het advies- en meldpunt huiselijk geweld en kindermishandeling Veilig Thuis Zaansteek-Waterland. Zij geven advies en zo nodig passende hulp(verlening) bij huiselijk geweld en kindermishandeling aan inwoners en professionals.  

 

Werkzaamheden Jeugdteam

 

Artikel 3.5 Jeugdteam

In de gemeente Wormerland vormen Jeugdteams een lokaal dekkende structuur voor het bieden van jeugdhulp-verlening. De Jeugdteams zijn vrij toegankelijk en bestaan uit specialisten op verschillende gebieden. Zij beschikken over expertise op het gebied van onder meer: maatschappelijke dienstverlening, (jeugd)gezondheids-zorg, jeugdhulp, (jeugd)GGZ en jeugd met een verstandelijke beperking. De experts in de Jeugdteams hebben een integrale kijk op mogelijke hulpbehoeften buiten hun eigen expertisegebied. Tijdens het gesprek met een medewerker van het Jeugdteam is aandacht voor de diverse omstandigheden waar een jeugdige zich in bevindt. De ondersteuning van het Jeugdteam kan bestaan uit het verhelderen van de hulpvraag op alle leefgebieden, advisering over de beschikbare vormen van jeugdhulp en het zelf bieden van jeugdhulpverlening.

 

De Jeugdteams zijn zichtbaar in de wijk, bieden advies en ondersteuning dichtbij huis en werken nauw samen met sleutelfiguren en organisaties in de wijk, met de Centra Jong, de Sociale Wijkteams, het onderwijs, de politie en andere relevante partners. De medewerkers van de Jeugdteams bieden bijvoorbeeld ambulante hulp en trainingen aan. Meer informatie is te vinden op de website van de Jeugdteams

 

Artikel 3.6 Intensief vrijwillige hulp

De intensief vrijwillige hulp wordt geboden door het lokale team. De gecertificeerde instellingen die in de regio Zaanstreek-Waterland de jeugdbescherming en –reclassering uitvoeren, mogen in opdracht van het college ook gezinnen begeleiden zonder dat er sprake is van een kinderbeschermings- of jeugdreclasseringsmaatregel. In die gevallen wordt gesproken van intensieve vrijwillige hulp. In de meeste gevallen zal, wanneer zij het niet zelf kunnen oppakken, een Jeugdteam in goed overleg met de jeugdige en zijn ouders een gezin aanmelden bij de gecertificeerde instelling. Ook een melding bij Veilig Thuis kan aanleiding zijn om een gezin in contact te brengen met een gecertificeerde instelling. De intensieve vrijwillige hulp is altijd vrijwillig.

 

Hoofdstuk 4 Individuele voorzieningen algemeen

 

Artikel 4.1 Toegang individuele voorzieningen

In het eerste lid van dit artikel wordt aangegeven dat slechts een individuele voorziening kan worden toegekend voor zover jeugdigen en/of ouders niet zelf een oplossing kunnen vinden voor hun hulpvraag, waarbij gebruikelijke hulp, een aanvullende verzekering, een algemene voorziening of een andere (wettelijke) voorziening altijd aan de toekenning van een individuele voorziening vooraf gaat.

Het tweede lid ziet op de mogelijkheid om, onder voorwaarden, met terugwerkende kracht van maximaal drie maanden een voorziening toe te kennen.

Het derde lid geeft aan dat de voorziening altijd is gebaseerd op de goedkoopst passende voorziening waarmee wordt bedoeld dat in het geval van meerdere oplossingen, altijd gekozen wordt voor de oplossing die zowel passend als de meest goedkope individuele voorziening is. Als een jeugdige en/of ouders een duurdere voorziening willen (die ook passend is) komen de meerkosten voor de rekening van de jeugdige/ouders. Dit betekent ook dat als de voorziening in de vorm van PGB verstrekt wordt, het PGB-bedrag gebaseerd wordt op de goedkoopst passende voorziening.

 

Artikel 4.2 Gebruikelijke hulp en eigen kracht

De (visie op) gebruikelijke hulp en eigen kracht wordt in de nadere regels nader ingevuld.

 

Hoofdstuk 5 Individuele voorzieningen

 

Paragraaf 1

 

Artikel 5.1 Specialistische jeugdhulp (Segment B)Specialistische jeugdhulp wordt gezien als aanvullend op het vrij toegankelijke aanbod aan preventie en jeugdhulp zoals omschreven in hoofdstuk 2. De hulpverlener vanuit het Jeugdteam kan betrokken blijven bij de ondersteuning van de jeugdige en zijn ouders. 

 

Specialistische jeugdhulp wordt voor het grootste gedeelte ambulant gegeven en in de regel dichtbij. De aard van de zorg kan heel divers zijn, van een gedragstherapeutische behandeling tot persoonlijke verzorging. Ook adviezen richting het sociale netwerk van de jeugdige kunnen behoren tot de specialistische jeugdhulp. NB: de opsomming ‘in de thuissituatie, kinderdagverblijf, de school of de locatie van de aanbieder’ is niet limitatief. Er kunnen ook andere locaties zijn waar specialistische jeugdhulp ambulant geboden kan worden. 

 

Specialistische Jeugdhulp wordt in de regel dichtbij geboden, in de directe leefomgeving van de jeugdige en zijn ouders: in de thuissituatie, op het kinderdagverblijf, de school, de locatie van de jeugdhulpaanbieder of op enige andere locatie. Bij dit laatste valt bijvoorbeeld te denken aan een sportveld mocht dit nodig zijn. De opsomming qua locatie is overigens niet limitatief. Zie ook de toelichting bij de begripsbepaling.

 

Artikel 5.2 Hoog-specialistische jeugdhulp (Segment C)

Ook hoog-specialistische jeugdhulp wordt gezien als aanvullend op het vrij toegankelijke aanbod aan preventie en jeugdhulp omschreven in hoofdstuk 3. Omdat het aanbod van hoog-specialistische jeugdhulp in de regel een stuk intensiever en veelomvattender is, zal de rol van de professionals vanuit de algemene voorzieningen (met name Jeugdteams) in de regel (in verhouding) beperkter zijn. De aard van de hoog-specialistische jeugdhulp betekent ook dat deze soms niet in de directe woonomgeving van de jeugdige geboden kan worden, hoewel dit wel het streven is. In sommige gevallen zal de jeugdige voor een (dag)behandeling moeten reizen of zelf korter of langer elders dan in het ouderlijk huis zijn. Ook in die gevallen is het streven om het Jeugdteam betrokken te houden, zodat een terugkeer naar de normale opvoedsituatie bevorderd wordt. Zie ook de toelichting bij artikel 1.1 de begripsbepaling.

 

Artikel 5.3 Jeugdhulp met verblijf (Segment V)

Verblijfsvoorzieningen waar de jeugdige in een instelling of gezinshuis verblijft, vallen altijd onder verblijf. Ook gesloten jeugdzorg valt onder deze categorie.  

 

Met zo thuis mogelijk opgroeien wordt als uitgangspunt genomen dat het verblijf de gezinssituatie zoveel mogelijk benadert. Ieder kind heeft een stabiele omgeving nodig. Dat betekent dat het kind zo min mogelijk heen en weer wordt geplaatst als het niet meer thuis kan wonen. En het liefst zo dichtbij mogelijk. Hiervoor is nodig dat de jeugdhulp zich naar het kind beweegt in plaats van andersom. Verblijf maakt zoveel mogelijk deel uit van een ambulant traject. Het streven is jeugdigen uit Noord Holland binnen Noord-Holland te helpen het te plaatsen

 

Lokaal wordt ingezet op het voorkomen van zwaardere hulp dan pleegzorg en residentiële zorg door de inzet van Buurtgezinnen. Hiermee wordt een schakel toegevoegd aan de keten van jeugdhulpverlening. Er is een aanpak in ontwikkeling gericht op het bieden van perspectief aan kinderen die verblijven in een gezinshuis of in een andere vorm van verblijf waarbij toegewerkt wordt naar een snellere en veilige terugkeer naar huis, naar het wonen bij een pleeggezin of naar (begeleid) zelfstandig wonen. Hiervoor wordt, in een vroeg stadium van de plaatsing van het kind, in bijvoorbeeld een gezinshuis een vangnet voor het kind gecreëerd, door relevante partners (zoals de school en de woningcorporatie) intensief te betrekken bij het verblijf.

 

Artikel 5.4 Ernstige Dyslexiezorg

Dyslexiezorg voor jeugdigen met ernstige dyslexie viel tot 1 januari 2015 onder de Zorg-verzekeringswet en het regiem van de geestelijke gezondheidszorg. Met inwerkingtreding van de Jeugdwet is de gemeente verantwoordelijk geworden voor deze zorg en valt zij onder de noemer ‘jeugdhulp’. In de Jeugdwet (of het Besluit of Regeling Jeugdwet) is deze vorm van jeugdhulp niet nader afgebakend. Vanaf 1 januari 2015 is door gemeente de voor die tijd gegroeide praktijk voortgezet. De afbakening van dyslexiezorg krijgt vorm in de nadere regels.

 

Artikel 5.5 Vervoersvoorziening

In beginsel zijn ouders verantwoordelijk voor het vervoer van hun kind naar de locatie waar de jeugdhulp wordt gegeven. Een vervoersvoorziening kan bij uitzondering worden toegekend als sprake is van een medische noodzaak tot vervoer, of op grond van beperkingen in zelfredzaamheid van de jeugdige, gezin en/of opvoeder en/of het (sociale) netwerk. De voorwaarden voor vervoer worden in nadere regels uitgewerkt.

 

Paragraaf 2 Toegang individuele voorzieningen

 

Artikel 5.6 Melding

Het is belangrijk dat de jeugdige en/of ouders zich laagdrempelig kunnen melden bij het Jeugdteam en dat er zo spoedig mogelijk contact is. Het betreft hier bijvoorbeeld telefonische of schriftelijke (algemene) jeugdhulp vragen.

 

Artikel 5.7 Onderzoek en aanvraag

Er wordt in de verordening (en nadere regels) niets vastgelegd over de wijze waarop het gesprek gevoerd wordt tussen Jeugdteam en jeugdige en/of zijn ouders (en eventuele andere betrokken). Dit zou de handelingsvrijheid van de jeugdige, zijn ouders én de professionals te veel beperken. In de verordening ligt alleen vast wat er in het gesprek aan de orde kan komen (indien van belang), niet welke methodiek of instrumentarium gebruikt moet worden of wie er precies bij betrokken dienen te zijn. Natuurlijk gelden hierbij wel de eisen die de Jeugdwet en het Besluit Jeugdwet stellen aan de kwaliteit van de toegang. 

 

Belangrijk is dat onderzocht en vastgesteld wordt wat de opgroei- en opvoedingsproblemen, de psychische problemen, stoornissen van de jeugdige en omstandigheden op verschillende levensgebieden zijn om zo te kunnen bepalen welke ondersteuning passend is bij de vraag van de jeugdige en/of ouders. Een essentieel onderdeel van het onderzoek is het verkennen van de eigen kracht van de jeugdige en het gezin en ondersteuning vanuit het eigen sociaal netwerk en het eventueel creëren van een eigen sociaal netwerk. Eigen kracht en een (op te bouwen) sociaal netwerk kan voorkomen dat de inzet van specialistische jeugdhulp noodzakelijk is of kan zorgen dat die inzet maar van tijdelijke aard hoeft te zijn.  

 

Tweede lid: het familiegroepsplan

Jeugdige en/of ouders hebben de mogelijkheid om zelf een familiegroepsplan in te dienen zoals dat verder in de wet wordt toegelicht.  

 

Derde lid: Verzamelen van beschikbare gegevens

Doel hiervan is dat jeugdigen en/of hun ouders niet belast worden met vragen over zaken die bij het college al bekend zijn of die op grond van artikel 7.4.0 van de wet door het college opgevraagd mogen worden in het kader van het onderzoek en de toegang tot Jeugdzorg. Hierbij zijn de regels met betrekking tot de privacy van betrokkenen en gegevensuitwisseling die gelden op grond van de wet en de Algemene Verordening Gegevensbescherming van toepassing.  

 

Vierde tot en met zesde lid: het perspectiefplan

Ook de inhoud van het perspectiefplan is in de verordening niet in detail beschreven, behalve dat in het perspectiefplan de in het eerste lid (onderzoek) genoemde onderwerpen aan de orde komen.

Het ondertekende perspectiefplan wordt, als wordt ingezet op een individuele voorziening, beschouwd als een aanvraag. De wederzijdse ondertekening is vooral bedoeld om het karakter van het perspectiefplan als gezamenlijk plan te bekrachtigen en zeker niet om het karakter van een privaatrechtelijke overeenkomst te geven.  

 

Het feit dat een gezamenlijk getekend perspectiefplan als aanvraag wordt beschouwd, neemt niet weg dat ook als géén perspectiefplan wordt opgesteld toch sprake kan zijn van een aanvraag in de zin van de Awb, als aan de voorwaarden van een aanvraag uit artikel 4:2 Awb is voldaan. 

 

NB: het besluit tot inzet van (hoog)specialistische jeugdhulp wordt toegevoegd aan het perspectiefplan, maar is juridisch gezien een eenzijdige, publiekrechtelijke, beslissing van het college (de facto de gemandateerde professional van het Jeugdteam). Het besluit wordt wel genomen op grond van het perspectiefplan. 

 

Het perspectiefplan is van de jeugdige en/of zijn ouders. Als er tot de inzet van specialistische jeugdhulp besloten is, is het wel van het grootste belang dat de aldus betrokken jeugdhulpaanbieder weet heeft van de gezinssituatie en afspraken en doelen zoals vastgelegd in het perspectiefplan. De relevante informatie uit het perspectiefplan kan door de jeugdige en/of zijn ouders zelf of door het Lokale Team aan de betrokken jeugdhulpaanbieder overgedragen worden. De ouders/jeugdige zijn hier in eerste instantie zelf de verantwoordelijke partij voor. 

 

Als het gaat om hoog-specialistische jeugdhulp heeft de gemeente ook in haar contracten met de jeugdhulp-aanbieders bepaald, dat zij niet mogen starten met de hulpverlening voordat een perspectiefplan opgesteld is. Voor deze complexe en in de regel meervoudige jeugdhulp is het brede perspectief van het grootste belang om effectieve jeugdhulp te kunnen verlenen. 

 

Natuurlijk gelden bij het delen van het perspectiefplan de privacyregels zoals die onder andere vastgelegd zijn in de Jeugdwet zelf (zie § 7.3 rond dossiervorming). Ouders worden niet gedwongen privacygevoelige informatie te delen die niet van belang is voor de hulp aan een jeugdige. Het is aan de ouders om in samenspraak met het Jeugdteam (of arts) te bepalen welke informatie in het perspectiefplan terecht moet komen en gedeeld moet worden met de jeugdhulpaanbieder om een effectieve ondersteuning mogelijk te maken. Bij verschil van inzicht tussen de jeugdige en/of zijn ouders aan de ene kant en het Jeugdteam (of arts) aan de andere kant over de noodzaak om bepaalde informatie te delen dient het recht op privacy en het belang van de jeugdige tegen elkaar afgewogen te worden. De principes van subsidiariteit (kan het doel ook op een andere manier bereikt worden), noodzakelijkheid en proportionaliteit (staat het doorbreken van het recht op privacy in verhouding tot het doel: effectieve hulp) staan daarbij centraal. In de privacy protocollen van de uitvoerders zal hieraan aandacht besteed worden.  

 

Zevende lid: evaluatie perspectiefplan

In het perspectiefplan wordt opgenomen wanneer evaluatie van het plan plaats vindt. Dit is in ieder geval 1x per jaar. Daarnaast vindt evaluatie plaats bij essentiële wijzigingen of 4 maanden voor afloop van een indicatie.   

 

Artikel 5.8 Inhoud beschikking

Paragraaf 2 handelt over de toegang naar de (hoog)specialistische jeugdhulp. Waar in deze paragraaf gesproken wordt over jeugdhulpaanbieder wordt dan ook een jeugdhulpaanbieder van (hoog)specialistische jeugdhulp bedoeld, tenzij anders vermeld. NB: de term jeugdhulpaanbieder is gedefinieerd in de Jeugdwet zelf en kan bijvoorbeeld ook aanbieders van jeugdhulp als algemene voorziening betreffen (hoofdstuk 2).  

 

Tweede lid: aard besluit tot inzet individuele voorzieningen

Het besluit tot toekenning wordt vastgelegd in een beschikking. Een beschikking is een schriftelijk besluit dat op een concreet geval/een individuele persoon is gericht. De inhoud van de beschikking is beperkt. Alleen de keuze specialistisch of hoog specialistisch, het ondersteuningsprofiel en bij hoog-specialistische jeugdhulp ook de intensiteit, liggen in het besluit vast. Andere zaken – zoals omschrijving hulpvraag en het resultaat – worden vastgelegd in het perspectiefplan. Hiermee wordt ook voorkomen dat te veel privacygevoelige gegevens in de gemeentelijke beschikkingenadministratie vast komen te liggen. De jeugdige en/zijn ouders kunnen met het besluit zelf voor één van de door de gemeente gecontracteerde jeugdhulpaanbieders kiezen. Het Jeugdteam kan hierbij adviseren. De keuze voor een bepaalde aanbieder ligt niet vast in het besluit. 

 

In het derde lid van dit artikel zijn de zaken/onderdelen opgenomen die in een beschikking behoren te staan. Uit de beschikking moet voor de aanvrager immers duidelijk zijn waar zij recht op hebben en hoe tot dat besluit is gekomen. Ook als geen recht bestaat op een individuele voorziening, moet dit in een beschikking worden vastgelegd en moet duidelijk blijken waarom er geen recht is. 

 

Wat betreft de duur/looptijd van een beschikking geldt in beginsel voor zowel ZIN als bij een Pgb een maximale geldigheidsduur tot de jeugdige de leeftijd van 18 jaar heeft bereikt. In beginsel omdat dit anders kan zijn als sprake is van verlengde jeugdzorg.  

 

Wanneer er sprake is van pleegzorg, loopt de beschikking wettelijk gezien door tot de jeugdige de leeftijd van 21 jaar bereikt. Een pleegzorgrelatie kan alleen eindigen voor het 21e levensjaar wanneer pleegkinderen dit zelf willen.  

 

Een besluit is niet onbeperkt geldig en moet daadwerkelijk ingezet worden. Wanneer de jeugdige en/of zijn ouders zich niet binnen drie maanden melden bij een aanbieder of gestart zijn met de inzet van het PGB, vervalt het besluit.

 

Lid 5: bij specialistische jeugdhulp bepaalt de jeugdhulpaanbieder (eventueel op basis van het advies van het Jeugdteam) de intensiteit van de jeugdhulp. De intensiteit voor specialistische jeugdhulp ligt daarom – in tegenstelling tot de intensiteit van hoog-specialistische jeugdhulp – niet in het besluit van het college vast. In de zorgtoewijzing die het college richting de jeugdhulpaanbieder afgeeft, ligt de intensiteit altijd wel vast. Als jeugdhulpaanbieder en college (het Jeugdteam) het niet eens zijn over de intensiteit (of het ondersteunings-profiel), is contractueel vastgelegd dat de jeugdhulpaanbieder, het Jeugdteam en het gezin er éérst in gezamenlijk overleg uit moeten komen. Indien dat om wat voor reden dan ook niet lukt, geeft een onafhankelijk deskundige een bindend advies of er sprake is van specialistische of hoog-specialistische jeugdhulp, en wat het ondersteuningsprofiel en/of intensiteit moet zijn. Op grond van dit advies herziet het college (d.w.z. de gemandateerde professional) dan het besluit.

 

Artikel 5.10 Geen onderzoek

Het onderzoek zoals weergegeven in artikel 5.8 hoeft niet altijd (volledig) uitgevoerd te worden.

Dit is opgenomen in het eerste en tweede lid, waarbij sprake is van een verwijzing naar specialistische jeugdhulp.

Huisarts, jeugdarts en medisch specialist hebben op grond van de Jeugdwet de eigenstandige bevoegdheid om toegang te verlenen tot alle jeugdhulp. In deze verordening wordt deze bevoegdheid voor specialistische jeugdhulp en hoog-specialistische jeugdhulp verschillend ingevuld. 

 

Uitgangspunt bij een artsverwijzing naar specialistische jeugdhulp (dus niet zijnde hoog-specialistische jeugdhulp) is dat in de regel de afstemming met een Jeugdteam en daarmee de integrale afweging van zorgbehoeften in een perspectiefplan niet perse nodig is. Als het gaat om specialistische jeugdhulp kan een arts dus zonder betrokkenheid van een Jeugdteam naar een jeugdhulpaanbieder verwijzen. Ook de jeugdhulpaanbieder is dan niet verplicht contact op te nemen met het Jeugdteam (maar wel met de gemeente in het kader van de zorgtoewijzing). 

 

In crisissituaties kan soms niet gewacht worden met de inzet van (hoog)specialistische jeugdhulp tot een perspectiefplan is opgesteld. In dit soort gevallen is het de jeugdhulpaanbieder toegestaan de spoedhulp te verlenen voordat een gesprek met het Jeugdteam heeft plaatsgevonden en een perspectiefplan is opgesteld. NB: het gaat dan om kortdurende inzet (zie nadere regels, artikel 3.1 vierde lid). Wanneer daarna langdurig (hoog)specialistische jeugdhulp nodig is (vanuit een ander ondersteuningsprofiel dan profiel 11), dient alsnog een perspectiefplan opgesteld te worden 

 

In het derde lid is de situatie weergegeven wanneer verwezen wordt naar hoog-specialistische hulp.

Voor hoog-specialistische jeugdhulp wordt ervan uitgegaan dat altijd – ook bij een artsverwijzing –een perspectiefplan waarbij een Jeugdteam betrokken is, nodig is. Het gaat in die gevallen immers bijna altijd om hoogcomplexe en veelomvattende/meervoudige jeugdhulp, waarbij een integrale aanpak en continuïteit van het hoogste belang zijn. De arts kan wel zelfstandig verwijzen naar de jeugdhulpaanbieder, maar er zal dan vervolgens alsnog een perspectiefplan opgesteld moeten worden (door ouders zelf, al dan niet met hulp van de arts of het Jeugdteam). Dit perspectiefplan dient ook geaccordeerd te worden door het Jeugdteam, voordat de inzet van hoog-specialistische jeugdhulp kan starten. Deze afspraken zijn ook vastgelegd in de contracten met de jeugdhulpaanbieders.   

 

Vierde lid, opt-outregeling

Wanneer de jeugdige en/of zijn ouders zwaarwegende bezwaren hebben tegen de betrokkenheid van het Jeugdteam, kunnen zij, indien er sprake is van een artsverwijzing, gebruik maken van een opt-out-regeling. Ook in die gevallen dient een perspectiefplan te worden opgesteld voordat de hoog-specialistische jeugdhulp kan starten, maar deze zal dan tot stand komen zonder betrokkenheid (accordering) van het Jeugdteam. Het college besluit dan tot de inzet van hoog-specialistische jeugdhulp op basis van de melding van de jeugdhulpaanbieder dat een arts verwezen heeft en een perspectiefplan aanwezig is, maar de jeugdige en/of zijn ouders van de opt-out-regeling gebruik wensen te maken.

 

Artikel 5.11 Crisisprocedure

Een crisis is een onverwachte acute onveiligheid. De draaglast van het systeem is groter dan de draagkracht met onveiligheid als gevolg. Een persoon is in direct fysiek gevaar. Diens veiligheid is de komende dagen niet gegarandeerd en hij of zij heeft direct bescherming nodig.

 

Paragraaf 3: Toegang dyslexiezorg

 

Artikel 5.14 Toegang tot dyslexiezorg

Eerste en tweede lid

Het besluit tot toekennen van een individuele voorziening voor dyslexiezorg geeft recht op diagnostisch onderzoek door een erkende dyslexiebehandelaar. Wanneer op basis van het onderzoek vastgesteld wordt dat het inderdaad om ernstige dyslexie gaat, kan de dyslexiebehandelaar ook gelijk verder met de behandeling. Hiervoor is dan geen tweede besluit nodig. 

 

Bij ernstige dyslexiezorg gaat het om hardnekkige problemen bij het leren lezen en/of schrijven (spellen), die ook met extra ondersteuning in de klas niet verholpen kan worden. 

 

Het onderzoek en de behandeling dient plaats te vinden conform de professionele (landelijk) standaard voor dyslexiezorg. Hierover worden afspraken gemaakt in de contracten met de aanbieders.  

 

Derde lid

Een door het college aangewezen poortwachter of een coördinator werkzaam binnen het samenwerkingsverband of schoolbestuur, is verantwoordelijk voor de controle van het leerlingdossier. Indien dit niet volledig is, koppelt de poortwachter dit terug naar de verwijzende school zodat zij alsnog passende extra begeleiding kan inzetten. Indien het leerlingdossier op orde is geeft de poortwachter goedkeuring aan de doorverwijzing en kunnen ouders en school contact leggen met een gecontracteerde dyslexieaanbieder naar keuze. Daarnaast spreekt de poortwachter scholen aan op het moment dat zij signaleren dat er veel onvolledige dossiers worden aangeleverd.  

 

Vierde lid

De poortwachter werkt volgens de landelijke, professionele, standaard voor dyslexiezorg. Met dit lid wordt de mogelijkheid open gehouden dat college (kern)elementen van deze standaard ook vastlegt in nadere regels.

 

Paragraaf 4: Het persoonsgebonden budget (pgb)

 

Artikel 5.15 Het pgb

Tweede en derde lid

Het budgetplan vormt een aanvulling op het perspectiefplan, maar vervangt deze niet. De hulpvraag en te bereiken resultaten liggen vast in het perspectiefplan. De details met betrekking tot de motivatie voor de aanvraag van een pgb, uitvoerder van de pgb-zorg en de kosten liggen vast in het budgetplan.

 

Artikel 5.16 Hoogte van het pgb

Eerste lid, d

In dit lid is vastgelegd op welke wijze de hoogte van het pgb wordt vastgesteld door categorieën jeugdhulp te benoemen die kunnen worden ingezet bij een pgb. Aan de verschillende categorieën is een maximumtarief verbonden. Het tarief dat aan de categorie is gekoppeld, maakt de inzet van kwalitatief toereikende zorg mogelijk. In de nadere regels is nadere uitwerking gegeven aan de categorieën en maximale tarieven.  

 

Categorie ambulante jeugdzorg: onder formele hulp als het gaat om ambulante jeugdzorg door inzet van specialistische begeleiding, wordt verstaan: specialistische begeleiding gericht op jeugdige en gezin waarbij het zwaartepunt ligt op het aanleren van vaardigheden en/of gedrag met een systemische aanpak. 

 

Categorie dagbehandeling jeugdzorg: onder formele hulp als het gaat om dagbehandeling of –begeleiding in groepsverband door inzet van specialistische behandeling in groepsverband, wordt verstaan: specialistische begeleiding in groepsverband gericht op jeugdige en/of gezin waarbij het zwaartepunt ligt op het aanleren van vaardigheden en/of gedrag en/of waarbij de bron/oorzaak aangepakt wordt om problemen op te lossen of hanteerbaar te maken. Hiervoor is betrokkenheid van een behandelverantwoordelijke (gedragsdeskundige en/of medisch specialist) noodzakelijk. 

 

Categorie verblijf jeugdzorg: onder formele hulp als het gaat om verblijf binnen een jeugdhulpinstelling door inzet van verblijf met specialistische begeleiding, wordt verstaan: 24-uurs verblijf gericht op jeugdige en/of gezin waarbij het zwaartepunt ligt op het aanleren van vaardigheden en/of gedrag, in groepsverband aangevuld met individuele begeleiding. Hiervoor is betrokkenheid van een behandelverantwoordelijke (gedragsdeskundige en/of medisch specialist) noodzakelijk.  

 

Categorie generalistische basis ggz: onder formele hulp als het gaat om generalistische ggz door inzet van specialistische behandeling, wordt verstaan: (Kortdurende) GGZ-behandeling waarbij de bron/oorzaak aangepakt wordt om problemen op te lossen of hanteerbaar te maken. Bij vermoeden van een DSM-IV benoemde stoornis met lichte/matige/ernstige/ chronische symptomen. Hiervoor is betrokkenheid van een behandelverantwoordelijke (gedragsdeskundige en/of medisch specialist) noodzakelijk.

 

Categorie specialistische ggz: onder formele hulp als het gaat om specialistische ggz door inzet van specialistische behandeling, wordt verstaan: (kortdurende) GGZ-behandeling waarbij de bron/oorzaak aangepakt wordt om problemen op te lossen of hanteerbaar te maken. Het betreft altijd een multidisciplinaire behandeling in een gespecialiseerde setting. Hiervoor is betrokkenheid van een behandelverantwoordelijke (gedragsdeskundige en/of medisch specialist) noodzakelijk.

 

Categorie begeleiding individueel/groep: onder formele hulp als het gaat om begeleiding in groepsverband en/of individueel door inzet van praktische begeleiding en ondersteuning, wordt in het algemeen verstaan: het in groepsverband (langdurig) en/of individueel aansturen en/of inslijten van gedrag, sociale vaardigheden en algemene dagelijks levensverrichtingen. Één-op-één begeleiding aan het kind (geen gezinsondersteuning) betreft het bieden van activiteiten gericht op bevordering, behoud of compensatie van de zelfredzaamheid. Groepsbegeleiding wordt ook wel dagbesteding of dagactiviteiten genoemd om vaardigheden te onderhouden, zoveel mogelijk zelfstandigheid te bewaren, om te het leren omgaan met gedragsproblemen.

 

Categorie persoonlijke verzorging: onder formele hulp als het gaat om persoonlijke verzorging door inzet van praktische ondersteuning en overname van verzorgingstaken, wordt verstaan: het verzorgen, aansturen en/of stimuleren van verzorgende taken. 

 

Categorie kortdurend verblijf: onder formele hulp als het gaat om kortdurend verblijf, wordt verstaan: 24-uurs verblijf gericht op ontlasting van het gezin en op aansturen en/of inslijten van gedrag, sociale vaardigheden en algemene dagelijks levensverrichtingen. Inclusief begeleiding en/of persoonlijke verzorging. 

 

Categorie behandeling (licht)verstandelijke beperking: onder formele hulp als het gaat om behandeling (licht)verstandelijke beperking door inzet van specialistische behandeling, wordt verstaan: (kortdurende) behandeling waarbij de bron/oorzaak aangepakt wordt om problemen op te lossen of hanteerbaar te maken. Hiervoor is betrokkenheid van een behandelverantwoordelijke (gedragsdeskundige en/of medisch specialist) noodzakelijk. 

 

Categorie verblijf (licht)verstandelijke beperking: onder formele hulp als het gaat om verblijf binnen een jeugdhulpinstelling door inzet van verblijf met specialistische behandeling, wordt verstaan: 24-uurs verblijf voor jeugdigen met (ernstige) (lichamelijke) beperkingen waarbij specialistische kennis nodig is en/of medische handelingen uitgevoerd moeten worden waarbij de bron/oorzaak aangepakt wordt om problemen op te lossen of hanteerbaar te maken. Hiervoor is betrokkenheid van een behandelverantwoordelijke (gedragsdeskundige en/of medisch specialist) noodzakelijk.  

 

Eerste lid, e

In dit lid is vastgelegd dat de tarieven jaarlijks door het college worden geïndexeerd. De indexatie gebeurt aan de hand van het consumentenprijsindex-percentage van het CPI van het tweede kalenderjaar voorafgaand aan het desbetreffende kalenderjaar.  

 

Vijfde lid 

Voor het berekenen van de maximale hoogte van het budget wordt uitgegaan van een maximaal tarief per categorie. De in de nadere regels vastgelegde tarieven zijn rekentarieven die gebruikt worden om de hoogte van het Pgb te berekenen. Het staat budgethouders vrij om een zorgverlener te contracteren die een hoger of lager tarief hanteert. Bij een hoger tarief dan het rekentarief dient de budgethouder zelf de extra kosten voor zijn/haar rekening te nemen (of genoegen te nemen met minder uren, dagdelen of etmalen inzet). Wanneer het tarief lager is dan het rekentarief heeft de budgethouder de vrijheid om meer uren zorg in te zetten.  

 

Het college draagt zorg voor de bekendmaking van de geïndexeerde/maximale bedragen.

 

Artikel 5.17 Onderscheid professionele en niet professionele hulp

Voor de bepaling van het pgb-tarief wordt onderscheid gemaakt tussen professionele en niet professionele hulp. Voor professionele hulp geldt het hogere pgb-tarief en voor niet professionele hulp geldt het lagere tarief op basis van het wettelijk minimumloon. Dit sluit aan bij de systematiek die binnen de Wet langdurige zorg (Wlz) en Zorgverzekeringswet (Zvw) wordt gehanteerd.

 

Van professionele hulp is kortweg sprake als de hulp verleend wordt in het kader van de uitoefening van een bedrijf of beroep. De hulp wordt dan verleend door een jeugdhulpaanbieder of door een zelfstandige jeugdhulpverlener (ZZP-er), die onder toezicht staat van de in de Jeugdwet aangewezen inspecties. Van professionele hulp is ook sprake, als de hulpverlener een BIG- of SKJ-registratie heeft. Hierop geldt één (belangrijke) uitzondering en dat is, als de hulpverlener een bloed- of aanverwant is in de 1ste of 2de graad, o.a. (groot)ouders, broers, zussen, en (adoptie)kinderen. Bij hulpverlening door een bloed- of aanverwant in de 1ste of 2de graad is altijd sprake van niet professionele hulp. Ook al gaat het om een hulpverlener, die bijvoorbeeld BIG-geregistreerd is en voldoet aan de criteria genoemd in lid 1 van deze bepaling; dan nog geldt dat in het kader van deze verordening als niet professionele hulp. De achtergrond daarvan is, dat ook familieleden met een zorg-gerelateerd beroep of opleiding in eerste instantie een affectieve relatie hebben met de budgethouder. Dat is dan ook doorslaggevend voor het bijbehorende BTW-tarief.

Niet professionele hulp is derhalve alle hulp, die geboden wordt door bloed- of aanverwanten in de 1ste of 2de graad, of door personen die niet beroeps- of bedrijfsmatig jeugdhulp verlenen. In de praktijk gaat het dan eigenlijk altijd om personen uit het sociale netwerk.

 

Bloedverwanten

Bloedverwantschap ontstaat door:

  • geboorte;

  • afstamming van dezelfde voorvader;

  • erkenning;

  • gerechtelijke vaststelling van het vaderschap;

  • adoptie.

Bloedverwanten zijn in de:

Eerste graad:

  • (adoptie)ouders;

  • (adoptie)kinderen.

Tweede graad:

  • Grootouders;

  • Kleinkinderen;

  • Broers en zussen.

Artikel 5.18

Tweede lid

Artikel 8.1.1 tweede lid aanhef en onder a van de wet stelt – voor zover van belang – als voorwaarde voor het verstrekken van een Pgb dat de cliënt naar het oordeel van het college (te weten de gemandateerde professional) met hulp van zijn sociale netwerk of van zijn vertegenwoordiger, in staat is te achten de aan een Pgb verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren. Het betreft onder andere taken als het aangaan van een overeenkomst, het aansturen van de hulpverleners en het bijhouden van een administratie. Als een hulpverlener het Pgb beheert waaruit hij tevens bekostigd wordt, kan dit leiden tot belangenverstrengeling. Dit is ongewenst, omdat het belang van de hulpverlener niet boven dat van de cliënt mag gaan. Opgemerkt wordt dat het in gevallen denkbaar is dat de dubbelrol onvermijdelijk is. Het gaat dan om gevallen van bijvoorbeeld ouders waarin er niemand anders is die het Pgb kan beheren.

 

Artikel 5.20

Eerste lid, b III

In dit lid is opgenomen dat de informele hulpverlener beschikt over een geldige verklaring omtrent het gedrag (VOG). Uitzondering hierop is als de informele hulpverlener een ouder is, zoals bedoeld in de Jeugdwet. De verlener van informele hulp is verplicht de VOG desgevraagd te overhandigen aan het Jeugdteam. De VOG mag niet ouder zijn dan drie maanden.  

 

Eerste lid, c  

Deze bepaling is opgenomen ter voorkoming van overbelasting van de informele hulp. De overbelasting wordt getoetst aan de arbeidstijdenwet. Verricht een informele hulpverlener ook betaalde arbeid dan mag hij in totaal gemiddeld 48 uur per week werken, conform de Arbeidstijdenwet. Het Pgb kan in deze gevallen (deels) geweigerd worden om zo overbelasting te voorkomen.

 

Tweede lid

In dit lid is opgenomen dat als uit de toepassing van het afwegingskader voor een verantwoorde werktoedeling blijkt dat hulp geboden moet worden door een geregistreerde professional, dit de inzet van iemand uit het sociaal netwerk uitsluit.

 

Paragraaf 6: Nieuwe feiten en omstandigheden

 

Artikel 6.1 Nieuwe feiten en omstandigheden, herziening, intrekking en terugvordering

Op grond van artikel 2.9 onderdeel d van de wet is de gemeente verplicht bij verordening regels te stellen voor de bestrijding van het ten onrechte ontvangen van een individuele voorziening of pgb. De tekst van dit artikel is grotendeels ontleend aan de bepalingen rond bestrijding van misbruik die de wet stelt in het kader van het verstrekken van pgb’s (artikel 8.1.2 tot en met 8.1.4). We herhalen in de verordening de wet om de leesbaarheid te vergroten. Bovendien wordt de toepassing van deze regels verbreed naar voorzieningen in natura. Ten slotte, het intrekken of herzien van een besluit kan natuurlijk ook relevant zijn als in gevallen waar geen sprake is van misbruik, maar gewoon van een gewijzigde (inschatting van de) situatie.

 

Hoofdstuk 7 Cliëntondersteuning, vertrouwenspersoon en klachten

 

Artikel 7.1 Cliëntondersteuning

Als jeugdige en of ouder kan je vragen hebben over de problemen die je hebt, maar die je niet alleen met de professional wilt bespreken. Daarvoor kunnen jeugdigen en/of ouders gebruikmaken van onafhankelijke cliëntondersteuners. Zij geven informatie en advies en kunnen ondersteunen bij een gesprek. De cliënt-ondersteuners hebben kennis op verschillende terreinen (o.a. verstandelijke beperking en geestelijke gezondheid) en hebben in een aantal gevallen zelf ervaring met Jeugdhulp (ervaringsdeskundige jongeren en ouders).

 

Artikel 7.2 Vertrouwenspersoon

Als de jeugdhulp niet zo verloopt als verwacht of als er problemen zijn met de ingezette Jeugdhulp, kan er een beroep gedaan worden op een onafhankelijke vertrouwenspersoon. Zoals de wet dit voorschrijft, is deze persoon onafhankelijk, beschikbaar en toegankelijk om ouders en/of jeugdigen bij te staan.

 

Artikel 7.3 Klachten

De Klachtenregeling Wormerland 2015 bevat de interne procedure voor de behandeling van klachten en verzoeken van de ombudsman, ter uitwerking van de klachtenregeling opgenomen in hoofdstuk 9 van de Awb. 

 

Op grond van artikel 5 lid 6 van deze klachtenregeling wordt bij het opdragen van gemeentelijke taken en specifieke vormen van gemeentelijke dienstverlening, externe opdrachtnemers van de gemeente of andere overheden dat klachten over medewerkers van deze opdrachtnemers op gelijke wijze worden behandeld als klachten over medewerkers van de gemeente, tenzij wettelijke regels zich hiertegen verzetten. De klachtenregeling Wormerland is van toepassing op de klachten die betrekking hebben op de uitvoering door de Jeugdteams. De coördinatie van de klacht vindt vanuit de gemeente plaats.

 

Hoofdstuk 8 Afstemming met andere voorzieningen

 

Op basis van de Jeugdwet artikel 2.9 zijn gemeenten verplicht in hun verordening op te nemen hoe de afstemming met andere voorzieningen geregeld is. Afstemming met andere voorzieningen is belangrijk in het kader van het perspectiefplan, dat immers over alle domeinen betreft.

 

Artikel 8.1 Toekomstplan naar volwassenheid

De aanbieder heeft de verplichting om samen met cliënten die in zorg zijn vanaf het 16e jaar een toekomstplan naar volwassenheid op te stellen met een duidelijk omschreven en haalbare tijdslijn naar volwassenheid. Ook wordt hierin aangegeven of en zo ja welke hulp en/of ondersteuning nog nodig is en hoe deze vanuit de Wmo 2015, Wlz, Zorgverzekeringswet wordt ingezet vanaf de 18e verjaardag. De aanbieder betrekt minimaal een half jaar voordat een jongere de leeftijd van 18 jaar (voor pleegzorg en gezinshuis 21 jaar) bereikt, de verwijzer bij (het opstellen van) het toekomstplan.

 

Artikel 8.2 Afstemming gezondheidszorg

Hier wordt gedoeld op de specialistische jeugdhulp die voorheen viel onder de jeugd-geestelijke gezondheidszorg. Deze zorg valt vanaf de achttiende verjaardag van de jeugdige onder de Zorgverzekeringswet. Zorgverzekeraars stellen aan zorgaanbieders de eisen met betrekking tot de toegang. Er moet een rechtmatige verwijzer zijn in de vorm van een huisarts, jeugdarts of medisch specialist. Het Jeugdteam kan voor een dergelijke verwijzing zorgen, of door contact op te (laten) nemen met de huisarts, of door de jeugdarts een verwijzing te laten schrijven.

 

Artikel 8.3 Afstemming langdurige zorg

Eerste lid

Wanneer jeugdigen levenslang en levens-breed zorg nodig hebben, vallen zij onder de Wet langdurige zorg. Bij kinderen is dit echter nog niet altijd makkelijk vast te stellen. Het Jeugdteam, ondersteunt de jeugdige en zijn ouders (zo nodig) bij de aanvraag bij het Centraal indicatieorgaan zorg (CIZ), die over toegang tot de langdurige zorg gaat.  

 

Tweede lid

Dit lid is een nadere uitwerking van de Jeugdwet, artikel 1.2 eerste lid onderdeel c:”Het college is niet gehouden een voorziening op grond van deze wet te treffen:...indien het college gegronde redenen heeft om aan te nemen dat de jeugdige in aanmerking kan komen voor zorg op grond van de Wet langdurige zorg en de jeugdige of zijn wettelijke vertegenwoordiger weigert mee te werken aan het verkrijgen van een besluit daartoe.” Hierbij zal natuurlijk altijd het belang van de jeugdige voorop staan. De jeugdige mag nooit het slachtoffer worden van onwillige ouders.

 

Artikel 8.4 Afstemming voorschoolse voorzieningen, onderwijs en leerplicht

Eerste lid

Korte lijnen tussen onderwijs, kinderopvang en peuterspeelzaalwerk en de jeugdteams zijn belangrijk. Kinderen brengen immers een groot deel van hun tijd op die plekken door. Zorgen om kinderen kunnen zo makkelijk gedeeld worden, advies ingewonnen en zo nodig gestart worden met het bespreken met kind en/of ouders welke ondersteuning, jeugdhulp geboden kan worden.

 

Artikel 8.5 Afstemming maatschappelijke ondersteuning

Het hier gestelde betekent dat het Jeugdteam, indien de situatie zich voordoet, afstemming zoekt met het Sociaal Wijkteam. Deze afstemming start uiterlijk een half jaar voor de 18e verjaardag. De jeugdige wordt begeleid en voorbereid op de veranderingen na het 18e jaar, met als beoogd resultaat continuïteit van zorg.

 

Artikel 8.6 Afstemming werk en inkomen

Het hebben van schulden en/of het leven in armoede kan gezinnen veel stress opleveren. Deze stress maakt dat mensen op een andere manier beslissingen nemen. Armoede- en schuldenproblematiek kunnen zo op de voorgrond treden dat ouders hun rol als opvoeder niet meer goed kunnen invullen, maar ook dat jeugdhulp minder of niet effectief is. Het is daarom belangrijk om armoede en financiële problemen tijdig te signaleren en ouders zo nodig snel naar de juiste financiële hulp en armoedevoorzieningen toe te leiden. Hierbij kan het jeugdteam of gecertificeerde instelling een actieve rol spelen: aanvragen van armoedevoorzieningen, het voeren van een gesprek over armoede, zelf een afspraak maken voor de ouder en de drempel zo laag mogelijk maken door bijvoorbeeld samenwerking met de Sociaal Wijkteams. Het is belangrijk te toetsen of het gezin huur- en/of zorgtoeslag, kind gebonden budget ontvangt en/of aangevraagd heeft, dit om een tekort of het ontstaan van grote schulden te voorkomen. Ook van jeugd-hulpaanbieders wordt een actieve houding verwacht. Wanneer het hen echter niet lukt om financiële belemmeringen weg te nemen, kunnen zij een beroep doen op het Jeugdteam of (indien van toepassing) de gecertificeerde instelling.

 

Artikel 8.7 Afstemming wonen

Het Jeugdteam kunnen samen met de ouder(s) een gezin voordragen voor urgentie. De Huisvestingswet 2014 bepaalt dat gemeenten die willen sturen op verdeling van sociale huurwoningen de regels op dat gebied moeten vastleggen in een huisvestingsverordening.

 

De regels over urgentie en voorrang zijn opgenomen in de Huisvestingsverordening gemeente Wormerland en Beleidsregels urgentie gemeente Wormerland 2016. De beleidsregels geven de specifieke voorwaarden en criteria per urgentiecategorie en doelgroep aan. Zo ook voor gezinnen met kinderen die dakloos dreigen te raken of een ouder met de dagelijkse zorg voor kinderen die gevlucht is voor huiselijk geweld.

 

Artikel 8.8 Afstemming met gecertificeerde instellingen

De gecertificeerde instellingen kunnen zelfstandig jeugdhulp inzetten bij de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering (gedwongen kader). Dit artikel benoemt een aantal concrete onderwerpen waarover afspraken moeten worden gemaakt. De afspraken worden vastgelegd in een samenwerkingsprotocol met de gecertificeerde instellingen.

 

Artikel 8.9 Afstemming met justitiedomein

In de strafrechtelijke beslissing– in het kader van een taakstraf of (gedrag beïnvloedende) maatregel – kan de rechter besluiten tot de inzet van jeugdhulp. In de regel zal de Raad voor de Kinderbescherming (RvdK) hierover adviseren. Bij (jeugdreclasserings)maatregelen zal de gecertificeerde instelling betrokken zijn bij de uitvoering hiervan. Gaat het om taakstraffen, dan is dat de RvdK. Daarnaast kan de selectiefunctionaris, de inrichtingsarts, of directeur van de justitiële jeugdinrichting besluiten tot de inzet van jeugdhulp in het kader van het scholings‐ en trainingsprogramma in het nazorgtraject. De gemeente is betrokken in het trajectberaad. Afspraken hierover zijn vastgelegd in het samenwerkingsprotocol met de RvdK. Tevens worden afspraken hierover vastgelegd in een samenwerkingsprotocol met de gecertificeerde instellingen.

 

Hoofdstuk 9 Waarborging prijs-kwaliteit

 

Op grond van artikel 2.12 van de wet dient de gemeente bij verordening regels te stellen ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering van jeugdhulp of de uitvoering van een kinderbeschermings-maatregel of jeugdreclassering en de eisen die worden gesteld aan de kwaliteit daarvan. Dit is gevat in dit artikel. Hierbij is gebruik gemaakt van de tekst uit de modelverordening van de VNG.

 

Hoofdstuk 10 Cliëntparticipatie

 

Met de inwerkingtreding van de Verordening Cliëntenparticipatie 2017 kent de gemeente Wormerland een nieuwe werkwijze met betrekking tot cliëntenparticipatie en wordt hiermee uitvoering gegeven aan artikel 2.10 van de Jeugdwet. Voor jeugdigen en/of hun ouders moet het mogelijk zijn om invloed uit te oefenen op het lokale beleid en de uitvoering van de Jeugdwet. Cliëntenparticipatie is onmisbaar voor de totstandkoming en uitvoering van beleid waarin de cliënt centraal staat. ‘Meepraten over hulp en ondersteuning’, is een nieuwe vorm van cliëntenparticipatie. De gemeente wil zo (beter) weten wat nu goed gaat, maar vooral ook wat beter kan. Op verschillende manieren wordt de inbreng van jeugdigen en/of ouders opgehaald, meer hierover kunt u vinden op de gemeentelijke website.

 

Hoofdstuk 11 Slotbepalingen

 

Artikel 11.1 Hardheidsclausule

Dit artikel bepaalt dat het college in bijzondere gevallen ten gunste van de jeugdige of zijn ouders kan afwijken van de bepalingen van deze verordening (en dus niet van de in de wet zelf genoemde bepalingen). Zo nodig wordt hierbij advies ingewonnen. Afwijken kan alleen maar ten gunste, en nooit ten nadele van de betrokken jeugdige of zijn ouders.

 

Verder is met nadruk gemeld: in bijzondere gevallen. Het gebruik maken van de hardheidsclausule moet beschouwd worden als een uitzondering en niet als een regel. Gaat het om het verlenen van individuele jeugdhulpvoorzieningen, dan verplicht artikel 2.3 Jeugdwet het college reeds maatwerk te verrichten. In uitzonderingsgevallen zou het bijvoorbeeld kunnen spelen bij de regels rondom het verstrekken van een pgb.

Bij toepassing van de hardheidsclausule moet het college uitgebreid motiveren waarom in de desbetreffende situatie van de verordening wordt afgeweken.

 

Artikel 11.2 Evaluatie

Hiermee stelt de gemeenteraad het college verplicht binnen twee jaar een evaluatie van de verordening op te stellen. Deze periode loopt synchroon met (initiële) contractperiode in het kader van de nieuwe inkoopstrategie.

 

Artikel 11.3 Inwerkingtreding, citeertitel en overgangsbepalingen.

Tweede lid

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2022 onder gelijktijdige intrekking van de Verordening jeugdhulp gemeente Wormerland. Indien deze verordening niet voor of op 1 januari 2022 gepubliceerd is, treedt deze verordening in werking op de dag na die waarop het is bekendgemaakt en werkt terug tot 1 januari 2022;

 

Derde lid

Er wordt een onderscheid gemaakt tussen het recht op zorg dat een jeugdige heeft ontvangen op grond van de ‘oude’ verordening, en de afspraken die gemeente met jeugdhulpaanbieders maakt over de financiering van de hulp in de overgang van 2021 naar 2022. Door het recht op zorg te waarborgen is de continuïteit van jeugdhulp voor de jeugdige en/of zijn ouders gegarandeerd. Geen kind mag de dupe worden van de gewijzigde contractafspraken tussen gemeenten en jeugdhulpaanbieders.

Feit is wel dat gemeenten en jeugdhulpaanbieders in onderling overleg en op basis van de nieuwe contractafspraken met elkaar mogen besluiten om de hulp anders te benoemen, dan wel te financieren.