Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Culemborg

Beleidsregels Jeugdhulp Gemeente Culemborg

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieCulemborg
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregels Jeugdhulp Gemeente Culemborg
CiteertitelBeleidsregels Jeugdhulp gemeente Culemborg 2022
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-2022nieuwe regeling

14-12-2021

gmb-2021-482818

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels Jeugdhulp Gemeente Culemborg

Hoofdstuk 1. Algemeen

1.1 Definities en begrippen

In deze beleidsregels en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a)

    Specialistische behandelaar: psychiater, klinisch psycholoog, klinisch neuropsycholoog, psychotherapeut, verslavingsarts ingeschreven in profielregister KNMG (enkel specialistisch behandelaar in de verslavingszorg), verpleegkundig specialist GGZ, GZ-psycholoog, VG arts, orthopedagoog-generalist NVO, kinder- en jeugdpsycholoog NIP, medisch specialist en gedragswetenschapper (basis orthopedagoog of ontwikkelpsycholoog)

  • b)

    Ouders: degene(n) die gezag heeft/hebben over de jeugdige

  • c)

    Sociaal netwerk: een netwerk van betekenisvolle personen (bloedverwanten, aanverwanten of anderen die tot de sociale omgeving van de jeugdige en/of het gezin behoren) dat functioneert als ondersteuningsbron voor het eigen welzijn en welbehagen en dat van de personen in het netwerk.

  • d)

    Consulent: medewerker van de gemeente Culemborg die gemandateerd is om beschikkingen over de inzet van maatwerkvoorzieningen af te geven

  • e)

    Maatwerkvoorziening: voorziening die voorziet in individuele zorg wanneer vrij toegankelijke voorzieningen niet toereikend zijn. Hier is een beschikking voor nodig. Jeugdigen komen hier alleen voor in aanmerking als zij worden doorverwezen door een huisarts, medisch specialist of als de gemeente daar toestemming voor heeft gegeven via het SWT of team Jeugd.

Alle begrippen die niet nader zijn omschreven maar wel in deze beleidsregels worden gebruikt, hebben dezelfde betekenis als in de Jeugdwet en de Verordening maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp gemeente Culemborg 2020 (hierna de verordening).

1.2 Algemene inleiding

De gemeente heeft in december 2019 de “Verordening maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp gemeente Culemborg 2020” vastgesteld. In deze verordening staat in hoofdlijnen aangegeven hoe de gemeente invulling geeft aan de uitvoering van de Jeugdwet. Voor de verdere uitwerking van deze verordening heeft de gemeente Culemborg deze nadere beleidsregels voor jeugdhulp opgesteld. Deze beleidsregels geven meer in detail aan op welke wijze de gemeente uitvoering geeft aan wat er in de verordening is beschreven. In beleidsregels wordt bijvoorbeeld nader omschreven welke voorzieningen onder de jeugdwet vallen en met welk doel deze worden ingezet. De beleidsregels geven inwoners inzicht in de afwegingen die gemaakt worden bij de inzet van jeugdhulp.

Hoofdstuk 2 Verantwoordelijkheid jeugdigen en ouders

2.1 Algemeen

In de Jeugdwet is het uitgangspunt dat de verantwoordelijkheid voor het gezond en veilig opgroeien van jeugdigen allereerst bij de ouders en de jeugdige zelf ligt. Ouders hebben een zorgplicht voor hun jeugdige(n). Dit houdt in dat zij zorgen voor het mentale en lichamelijke welzijn van de jeugdige(n) en bijdragen aan het bevorderen van de ontwikkeling van hun persoonlijkheid. Deze zorgplicht strekt zich uit over opvang, vervoer, verzorging, begeleiding en opvoeding die een ouder onder meer afhankelijk van de leeftijd en verstandelijke ontwikkeling van de jeugdige, normaal gesproken geeft aan zijn jeugdige. Vandaar dat zorg die naar algemeen aanvaardbare opvattingen in redelijkheid mag worden verwacht van ouders, inwonende jeugdigen of andere huisgenoten niet ondersteund wordt met een maatwerkvoorziening. Er moet daarbij wel sprake zijn van een leefeenheid die gemeenschappelijk een woning bewoond.

 

In het onderzoek dat uitgevoerd wordt door de consulent wordt beoordeeld of de gevraagde zorg of ondersteuning naar algemeen aanvaardbare opvattingen in redelijkheid verwacht mag worden van ouders, inwonende jeugdigen, of andere huisgenoten en of de zorg ook daadwerkelijk geleverd kan worden door deze personen. Ook wordt gekeken naar mogelijkheden voor ondersteuning door familie en/of vrienden.

 

Hierbij wordt onderscheid gemaakt in kortdurende en langdurige situaties:

 

  • Kortdurend: er is uitzicht op herstel. Het gaat hier over een periode van in principe maximaal drie maanden;

  • Langdurig: het gaat om chronische situaties waarbij naar verwachting de hulp langer dan drie maanden nodig zal zijn.

In kortdurende situaties is het uitgangspunt dat deze zorg onder de verantwoordelijkheid van de ouders, inwonende jeugdigen of andere huisgenoten valt. Door het kortdurend karakter treedt doorgaans geen overbelasting op. Hiervoor zal dan ook geen beschikking afgegeven worden. In die (uitzonderlijke) situaties waarin toch overbelasting optreedt, wordt gekeken hoe hierop ingespeeld kan worden (maatwerk).

 

Bij langdurige situaties bepaalt de consulent of de zorg naar algemene aanvaardbare opvattingen in alle redelijkheid mag worden verwacht of dat er een beschikking afgegeven moet worden voor een maatwerkvoorziening.

2.2 Mogelijkheden van ouders en hun netwerk

Bij het bepalen van de inzet en de omvang van jeugdhulp zijn de mogelijkheden en vaardigheden van ouders en het omringende netwerk medebepalend. Wat kunnen ouders of het netwerk zelf betekenen en doen? Naarmate ouders meer vaardig zijn of het netwerk meer ondersteunend is, kan dit betekenen dat er minder ondersteuning in de vorm van een maatwerkvoorziening wordt ingezet.

 

Voor veel ouders/verzorgers blijkt het moeilijk te zijn om mensen vanuit hun eigen netwerk in te schakelen. Om ouders/verzorgen te ondersteunen om het netwerk te benutten kan de Gemeente Culemborg twee instrumenten inzetten: de inschakeling van het Sociaal Wijkteam en de “Eigen Kracht Conferentie”(EKC). Tijdens een EKC gaan ouders onder begeleiding van een Eigen Kracht Coördinator in gesprek met mensen uit hun netwerk. Uitkomst van een EKC kan zijn dat ouders veel meer steun uit hun eigen netwerk ontvangen. De gemeente Culemborg kan stellen dat de inzet van het Sociaal Wijkteam en/of een EKC voorafgaat aan het verstrekken van een maatwerkvoorziening jeugdhulp.

2.3 Kan het probleem worden opgelost zonder de inzet van jeugdhulp?

Bij het opgroeien en opvoeden van een jeugdige kunnen zich zorgen of problemen voordoen. Veruit de meeste zorgen en/of problemen hebben betrekking op opvoedingsopgaven die horen bij de ontwikkelingsfase waarin een jeugdige zich bevindt.

In hoofdstuk 4 is omschreven welke zorgen of problemen normale leeftijdsspecifieke problemen zijn waarvan wordt verwacht dat ouders voldoende competent zijn om hun jeugdigen in te begeleiden. Soms kan het zijn dat ouders en/of jeugdigen toch advies of een lichte vorm van ondersteuning nodig hebben om goed om te kunnen gaan met leeftijdsspecifieke problematiek.

Hoofdstuk 3 Algemene voorzieningen

3.1 Algemene voorziening

Wanneer blijkt dat jeugdigen en/of hun ouders niet op eigen kracht of met hulp van het sociaal netwerk tot een oplossing kunnen komen, wordt beoordeeld of er zogenaamde algemene voorzieningen zijn die de problemen die jeugdigen en ouders ervaren (gedeeltelijk) kunnen oplossen. In dit hoofdstuk wordt dieper ingegaan op welke diensten er onder algemene voorzieningen vallen, welke algemene voorzieningen voor jeugdigen en/of ouders voortvloeien uit andere wetten en wat de (wettelijke) mogelijkheden zijn vanuit het onderwijs en de kinderopvang.

3.2 Algemene voorzieningen vrij toegankelijk voor iedere jeugdige en/of ouder

Algemene voorziening is een breed begrip. Het betreft voorzieningen waar iedereen, zonder beschikking of andere vorm van toegang, gebruik van kan maken. Algemene voorzieningen zijn dus vrij toegankelijk. Het kunnen commerciële diensten zijn, maar ook diensten zonder winstoogmerk, zoals sportclubs of jeugdactiviteiten in de buurt. Ook maatschappelijk werk, schuldhulpverlening, GGD, Welzijnswerk en Jongerenwerk en voorzieningen als het Jeugdfonds voor Sport en Cultuur behoren tot de algemene voorzieningen.

 

In elke individuele situatie moet worden beoordeeld of een algemene voorziening passend en toereikend is. Als dit zo is, komen jeugdigen en ouders niet in aanmerking voor een maatwerkvoorziening. Dit geldt indien de algemene voorziening:

 

  • daadwerkelijk beschikbaar is voor de jeugdige en/of de ouder;

  • passend en toereikend is voor de jeugdige en/of de ouder;

  • financieel gedragen kan worden door het gezin. Het college beoordeelt of het gezin in redelijkheid de algemene voorziening kan betalen. Het is vervolgens aan de ouders om dit te weerleggen. De ouders moeten aannemelijk maken dat de algemene voorziening financieel niet gedragen kan worden.

Is dit niet het geval, dan zal alsnog een (aanvullende) individuele jeugdhulpvoorziening worden aangeboden. Indien jeugdigen en/of hun ouders geen gebruik wensen te maken van een beschikbare algemene voorziening leidt dat niet automatisch tot het verlenen van een maatwerkvoorziening.

 

De gemeente Culemborg biedt vrij toegankelijke voorzieningen gericht op het versterken van ouders en jeugdigen. Deze vormen van advies en ondersteuning vallen niet onder de maatwerkvoorzieningen jeugdhulp zoals in deze beleidsregels nader worden toelicht. De website www.culemborgkanmeer.nl geeft inzicht in deze mogelijkheden. Het Sociaal Wijkteam ondersteunt inwoners die moeite hebben om de weg naar deze voorzieningen te vinden.

 

De gemeente Culemborg verstrekt geen maatwerkvoorziening jeugdhulp als uit het gesprek met ouders/verzorgers, jeugdigen blijkt dat met de inzet van vrij toegankelijke ondersteuning ook invulling kan worden gegeven aan de vraag.

 

Bij een kleine groep jeugdigen is sprake van ernstige problematiek. De opvoeding vraagt meer van ouders en ook de jeugdige ondervindt hinder met betrekking tot het eigen functioneren. In die situaties kan wel een maatwerkvoorziening jeugdhulp worden ingezet. In hoofdstuk 4 staat per leeftijdsgroep aangegeven welke ontwikkelingsopgaven, opvoedingsopgaven en veel voorkomende normale en ernstige problemen per leeftijdsgroep er zijn. Deze beschrijving is van Van Yperen (2009) en gebruikt de gemeente Culemborg om te beoordelen wat normale en wat ernstige problemen zijn.

 

Kinderopvang is ook een algemene en vrij toegankelijke voorziening. Het biedt jeugdigen in een georganiseerd verband een ontwikkelingsgericht aanbod op het moment dat ouders werken, studeren of als jeugdigen een taal- of ontwikkelingsachterstand hebben. De kinderopvang is de verantwoordelijkheid van ouders, werkgever en overheid. Een kinderopvang is ook voor jeugdigen met een (lichte) beperking. Het leren omgaan van leidsters met een jeugdige met een beperking is in eerste instantie de taak van ouders. Alleen in uitzonderlijke situaties; als een jeugdige extra begeleiding nodig heeft die niet door leidsters kan worden geboden en niet van ouders kan worden verwachten, kan begeleiding vanuit de Jeugdwet worden geïndiceerd.

3.3 Algemene voorzieningen voor jeugdige en/of ouder voortvloeiend uit andere wetten

Algemene voorzieningen voor jeugdigen en ouders die niet voortvloeien uit de Jeugdwet, vloeien met name voort uit de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo 2015), de Wet langdurige zorg (Wlz), de Zorgverzekeringswet (ZVW), het minimabeleid van de gemeente Culemborg en de Beginselenwet Justitiële jeugdinrichtingen (Beginselenwet JI) en de onderwijswet. Hieronder wordt dit kort toegelicht.

 

Wmo 2015

Ondersteuning, wonen/verblijf en persoonlijke verzorging voor jeugdigen tot 18 jaar zijn in de Jeugdwet ondergebracht. De hulpmiddelen en rolstoelen voor jeugdigen vallen onder het lokale beleid behorend bij de Wmo 2015. Hetzelfde geldt voor de woningaanpassingen voor jeugdigen onder de 18 jaar, die thuis blijven wonen.

Aangezien de gemeente zelf verantwoordelijk is voor zowel de uitvoering van de Jeugdwet als van de Wmo 2015, zorgen we ervoor dat jeugdigen die zowel vóór als ná hun 18e verjaardag hulp nodig hebben, geen last hebben van de overgang naar een ander wettelijk kader.

 

Minimabeleid gemeente Culemborg

Het minimabeleid van de gemeente Culemborg is gericht op het bieden van talentontwikkeling van jeugdigen. Het programma van de Brede School Culemborg is voor iedereen toegankelijk. Voor populaire onderdelen van het programma kunnen wachtlijsten zijn. Via hulpverleners kunnen jeugdigen voorrang krijgen voor wie deelname aan het programma belangrijk is in het kader van jeugdzorg.

 

Wlz, ZVW, Beginselenwet JI

Voorliggend op de Jeugdwet is een voorziening op grond van een andere wettelijke regeling, zoals de Wet langdurige zorg (Wlz), Zorgverzekeringswet (ZVW) of Beginselenwet Justitiële jeugdinrichtingen, mogelijk. Jeugdigen die gebruik kunnen maken van voorzieningen in het kader van deze genoemde wetten maken geen aanspraak op jeugdhulp in het kader van de Jeugdwet. Ouders en jeugdigen die een aanvraag voor jeugdhulp doen, worden verwezen naar de instantie waar een aanvraag voor een voorziening op basis van de voornoemde wetten kan worden behandeld.

Als een jeugdige zorg vanuit de Wlz ontvangt is het niet mogelijk om zorg vanuit de jeugdwet te ontvangen. Pleegzorg is hierop een uitzondering.

 

Wet passend onderwijs

Bij een vraag om jeugdhulp op school in te zetten is altijd afstemming nodig met school. Er wordt eerst gekeken welke zorg de school biedt vanuit de wet passend onderwijs. Deze wet heeft tot doel alle jeugdigen een plek te bieden die past bij hun kwaliteiten en mogelijkheden. Daarbij worden ook de mogelijkheden van het speciaal basisonderwijs, of het speciaal voortgezet onderwijs in het bieden van passende ondersteuning onderzocht. In Culemborg zorgt het samenwerkingsverband Betuws Primair Passend Onderwijs (BePO) en het SWR (Samenwerkingsverband Rivierenland, voor Voortgezet onderwijs) voor een passende onderwijsondersteuning voor alle leerplichtige leerlingen. Zij stellen middelen beschikbaar om voor leerlingen een passend onderwijsprogramma en passende onderwijsplek te bieden. Het BePO geeft de toelaatbaarheidsverklaring af waarmee leerlingen met een extra zorgbehoefte naar het bijzonder onderwijs kunnen. Hiervoor is een routekaart ontwikkeld die te vinden is op www.swvbepo.nl.

Daarnaast wordt onderzocht of de jeugdige in aanmerking komt voor een indicatie voor de WLZ (Wet Langdurige Zorg).Als deze vragen beantwoord zijn kan worden bepaald of extra inzet vanuit jeugdhulp noodzakelijk is. Inzet van jeugdhulp binnen het onderwijs gebeurt altijd in de vorm van een onderwijs/zorgarrangement. Zie verder onder het kopje onderwijs zorgarrangement.

 

Bij jeugdigen die in de leeftijd 3 tot 6 jaar dagbehandeling vanuit de jeugdwet ontvangen wordt standaard gekeken naar de mogelijkheden om onderwijs te (gaan)volgen. Uitgangspunt is dat jeugdigen in het kader van passend onderwijs zo snel mogelijk een passende plek binnen het onderwijs vinden. Om te komen tot een goede aansluiting tussen dagbehandeling en passend onderwijs wordt in een onderwijszorgarrangement vastgelegd hoe de overgang vorm krijgt.

 

Is de jeugdige nog geen vier jaar dan wordt uiterlijk 3 maanden voor de vierde verjaardag een onderwijszorgarrangement opgesteld met de afspraken hoe de jeugdige goed kan instromen in het basisonderwijs.

 

Jeugdhulp kan ook worden ingezet in combinatie met extra ondersteuning vanuit het (speciaal)onderwijs. Deze gecombineerde inzet wordt een onderwijszorgarrangement genoemd. Bij onderwijszorgarrangementen wordt ondersteuning ingezet vanuit zowel de wet op het passend onderwijs als de jeugdwet. Dit betekent dat school en gemeente gezamenlijk met ouders in gesprek gaan over de ondersteuning die nodig is. Met een onderwijszorgarrangement wordt de jeugdhulp en de ondersteuning vanuit school goed op elkaar afgestemd en in één plan beschreven. Voor het inzetten van een onderwijszorgarrangement is samen met een onderwijs een routekaart ontwikkeld.

 

Bij een onderwijszorgarrangement gelden voor de inzet van jeugdhulp dezelfde afwegingen die eerder in deze beleidsregels zijn beschreven.

3.4 Algemene voorzieningen vanuit onderwijs

Dit zijn andere wettelijke regelingen vanuit onderwijs waarop de jeugdige aanspraak kan maken als zij maatschappelijke ondersteuning nodig hebben. Ondersteuning van jeugdigen met een hulpvraag gerelateerd aan school is de verantwoordelijkheid van school zelf. Samen met de school kan worden gekeken naar de mogelijkheden die vanuit de Wet passend onderwijs aangereikt worden. Alleen in uitzonderlijke situaties; als toezicht en aansturen meer vraagt dan wat van school en ouders kan worden verwacht én de mogelijkheden vanuit de Wet passend onderwijs ontoereikend zijn, kan begeleiding worden geïndiceerd vanuit de Jeugdwet.

3.5 Algemene voorzieningen ten behoeve van het onderwijs

Binnen de scholen zijn schoolmaatschappelijk werkers actief vanuit het Sociaal Wijkteam en de GGD. Het schoolmaatschappelijk werk is zowel binnen het reguliere basisonderwijs als het voortgezet onderwijs actief. Dat geldt ook voor de jeugdarts en de jeugdverpleegkundige. School, ouder en jeugdige kunnen op hen een beroep doen indien zij te maken hebben met problematiek die de schoolgang van een leerling belemmert.

Hoofdstuk 4 Maatwerkvoorziening

4.1 Jeugdhulp volgens de jeugdwet

Volgens de Jeugdwet is de gemeente Culemborg verantwoordelijk voor de toegang tot alle vormen van jeugdhulp. Het gaat om opvoedondersteuning, preventieve taken, wijk- of jeugdteams, geestelijke gezondheidszorg voor de jeugd, zorg voor jeugdigen met een beperking en jeugd- en opvoedhulp. De rechter beslist of jeugdbescherming of jeugdreclassering ingezet moet worden. Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de uitvoering daarvan.

 

Ouders en/of verzorgers zijn primair verantwoordelijk voor de opvoeding en ondersteuning van hun jeugdigen. Soms is het nodig om extra of meer gespecialiseerde ondersteuning in te zetten zodat jeugdigen zich veilig en gezond kunnen ontwikkelen.

 

De beleidsregels jeugdhulp gaan over het verstrekken van deze extra ondersteuning ook wel maatwerkvoorzieningen jeugdhulp genoemd. Het woord maatwerk geeft aan dat het wordt ingezet naar aanleiding van een vraag van een ouders/verzorgers, jeugdigen of eventueel een jeugdbeschermer of voogd. Het kan ook zijn dat de rechter ouders, jeugdigen jeugdhulp oplegt. Ook in die gevallen is de jeugdhulp er op gericht op een situatie te verbeteren in belang van de ontwikkeling van jeugdigen en jongeren.

 

Volgens de wet is een maatwerkvoorziening jeugdhulp gericht op:

  • -

    ondersteuning van en hulp en zorg, niet zijnde preventie, aan jeugdigen en hun ouders bij het verminderen, stabiliseren, behandelen en opheffen van of omgaan met de gevolgen van psychische problemen en stoornissen, psychosociale problemen, gedragsproblemen of een verstandelijke beperking van de jeugdige, opvoedingsproblemen van de ouders of adoptie gerelateerde problemen;

  • -

    het bevorderen van de deelname aan het maatschappelijk verkeer en van het zelfstandig functioneren van jeugdigen met een somatische, verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke beperking, een chronisch psychisch probleem of een psychosociaal probleem en die de leeftijd van achttien jaar nog niet hebben bereikt, en

  • -

    het ondersteunen bij of het overnemen van activiteiten op het gebied van de persoonlijke verzorging gericht op het opheffen van een tekort aan zelfredzaamheid bij jeugdigen met een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke beperking of een somatische of psychiatrische aandoening of beperking, die de leeftijd van achttien jaar nog niet hebben bereikt.

De gemeente Culemborg is verantwoordelijk voor de volgende vormen van Jeugdhulp:

  • -

    Ambulante jeugdhulp

  • -

    Begeleiding thuis bij problemen in het gezin (ambulante jeugdhulp)

  • -

    Pleegzorg (hulp door pleegouders)

  • -

    JeugdzorgPlus (hulp voor jongeren met ernstige problemen)

  • -

    Hulp in een instelling voor jeugd- en opvoedhulp

  • -

    Jeugd-ggz (hulp voor jeugdigen met psychische problemen)

  • -

    Jeugdzorg voor jeugdigen met een verstandelijke beperking

  • -

    Ondertoezichtstelling en voogdij/ jeugdbescherming

  • -

    Jeugdreclassering

4.2 Beschikking voor Jeugdhulp

Om gebruik te maken van jeugdhulp is een beschikking nodig. Een beschikking (ook wel indicatie of verwijzing genoemd) geeft toegang tot de jeugdhulp. In de jeugdwet staat aangegeven wie mogen verwijzen naar jeugdhulp: een jeugdconsulent van de gemeente, jeugdarts, huisarts of medisch specialist. Ook een jeugdbeschermer of rechter mag verwijzen naar jeugdhulp als sprake is van een onder toezichtstelling.

 

Voordat een jeugdige een beschikking krijgt, wordt samen met de ouders/verzorgers en/of jeugdigen gekeken naar de aard en de ernst van de problemen. De verwijzer doet onderzoek: wat is de oorzaak? Welke extra ondersteuning is nodig, welk resultaat moet worden bereikt met de extra ondersteuning en welke ondersteuning is het meest passend? Het kan ook zijn dat de verwijzer een verwijzing voor nader onderzoek afgeeft.

 

Van alle verwijzers vragen wij als gemeente dit gesprek goed te voeren. Verwijzers zijn medeverantwoordelijk voor de effectieve inzet van de Jeugdhulp. Deze effectiviteit moet leiden tot de juiste en spoedige hulp, maar ook tot efficiënte inzet van de beschikbare middelen voor Jeugdhulp.

 

Dyslexiezorg is onderdeel van de Jeugdwet en kent een speciale route. Het onderzoek of er sprake is van ernstige of enkelvoudige dyslexie gebeurt op school. Indien er zorg nodig lijkt te zijn, loopt een aanvraag voor dyslexiezorg via het Bureau Dyslexiezorg Betuwe. Dat is verbonden aan het Samenwerkingsverband Betuws Primair Passend Onderwijs. De uiteindelijke beschikking wordt wel door de gemeente Culemborg verstuurd.

4.3 Afwegingen bij het toekennen van jeugdhulp

Een maatwerkvoorziening jeugd is geen voorziening waar inwoners zondermeer recht op hebben. Om te onderzoeken of de inzet van jeugdhulp noodzakelijk is wordt in het gesprek met ouders de volgende vragen gesteld:

  • wat de ernst en de aard is van de problemen die worden ervaren?

  • welke factoren het probleem veroorzaken of instandhouden?

  • wat de gevolgen nu en in de toekomst zijn er geen hulp wordt geboden?

  • wat er wel goed gaat?

Bij het al dan niet verwijzen naar jeugdhulp spelen een aantal overwegingen een rol:

  • Kan de zorg of het probleem ook worden opgelost zonder de inzet van jeugdhulp?

  • Wat zijn de mogelijkheden en het zelf oplossend vermogen van ouders en hun netwerk?

  • Betreft het gebruikelijke of boven gebruikelijke zorg?

  • Is er andere wetgeving van toepassing? Zoals bijvoorbeeld ondersteuning vanuit de wet langdurige zorg, de zorgverzekeraar of de wet op het passend onderwijs?

In het onderstaande overzicht staat per leeftijd aangegeven wat de opvoedingsopgave van de ouder is en wat ernstige problemen zijn:

 

+/- 0-2 jaar, belangrijke opvoedmilieus: gezin, opvang

Ontwikkelingsopgave jeugdige

  • Fysiologische zelfregulatie

  • Veilige hechting

  • Exploratie

  • Autonomie en individuatie

Opvoedingsopgave ouder

  • Soepele verzorging

  • Sensitieve en responsieve interactie bieden

  • Beschikbaarheid

  • Ruimte en steun geven

Normale problemen

  • Voedingsproblemen

  • Slaapproblemen

  • Scheidingsangst

  • Angst voor vreemden, donkerte en geluiden

Ernstige problemen

  • Eet/slaapstoornis

  • Reactieve hechtingsstoornis

  • Huilbaby

+/- 2-4 jaar, belangrijke opvoedmilieus: gezin, opvang, (voor)school

Ontwikkelingsopgave jeugdige

  • Representionale vaardigheden (o.a. taal)

  • Constructieve omgang met leeftijdsgenoten

  • Internaliseren van eisen (w.o. zindelijkheid)

  • Sekse rol-identificatie

Opvoedingsopgave ouder

  • Sensitiviteit voor cognitief niveau

  • Positieve en bevestigende omgang

  • Omgaan met ambiguïteit jeugdige

  • Disciplinering

  • Sekse specifieke benadering

Normale problemen

  • Angst voor vreemden, donkerte en geluiden

  • Driftbuien

  • Agressie

  • Ongehoorzaamheid

  • Druk gedrag/overactiviteit

  • Angst i.s.m. sekse rol en identiteit

  • Niet zindelijk

Ernstige problemen

  • Scheidingsangst

  • Fobische/sociale angststoornis

  • Stoornis in taal, spraak, motoriek

  • Encopresis

  • ADHD

  • Gedragsstoornis beperkt tot gezin

  • Oppositionele gedragsstoornis jonge jeugdige

+/- 5-12 jaar, belangrijke opvoedmilieus, gezin, school, vriendengroep, verenigingen

Ontwikkelingsopgave jeugdige

  • Decentratie

  • Schoolvaardigheden

  • IJver (industry)

  • Acceptatie door leeftijdsgenoten

Opvoedingsopgave ouder

  • Gelegenheid geven voor omgang met leeftijdsgenoten

  • Schools onderricht

  • Waardering voor schoolwerk

  • Democratische en warme opvoedingsstijl

Normale problemen

  • Ruzies

  • Concentratieproblemen

  • Laag prestatieniveau

  • Schoolweigering

  • Stelen of vandalisme als incident

  • Ritualistisch gedrag

Ernstige problemen

  • Enuresis

  • Stoornissen in schoolvaardigheden

  • Sociale terugtrekking

  • Persistente schoolweigering

  • Geslachtsidentiteit

  • Gedragsstoornis of vroege delinquentie

  • Neurosen en somatoforme stoornissen

+/- 12-19 jaar, belangrijke opvoedmilieus

Ontwikkelingsopgave jeugdige

  • Emotionele (en praktische) zelfstandigheid

  • Omgaan met eigen en andere sekse

  • Ontwikkeling van waardesysteem

  • Persoonlijkheidsontwikkeling school, beroep en samenleving

Opvoedingsopgave ouder

  • Emotionele steun bieden

  • Tolerantie voor experimenten

  • Leeftijdsadequate grenzen stellen

  • Voorbeeldfunctie vervullen

  • Meer symmetrische relatie met jeugdige aangaan

Normale problemen

  • Gebruik psychoactieve stoffen (alcohol, drugs)

  • Twijfels over identiteit en/of toekomst

  • Problemen met uiterlijk

  • Problemen met autoriteiten

  • Incidenteel spijbelen

Ernstige problemen

  • Alcohol en drugs

  • Stoornis in de identiteit

  • Anorexia en boulimia (nervosa)

  • Problemen bij seksuele oriëntatie

  • Suïcide

  • Oppositionele gedragsstoornis puber

  • Gedragsstoornis in groepsverband

  • Delinquentie

  • Schooluitval

 

Bij het bepalen van de inzet van jeugdhulp wordt ook gekeken of er sprake is van gebruikelijk zorg die van ouders verwacht kan worden of dat sprake is van boven gebruikelijke zorg. Deze afweging is aan de orde als er sprake is van chronische lichamelijke, zintuigelijke, verstandelijke en psychische beperkingen bij jeugdigen.

De omvang van de boven gebruikelijke zorg is afhankelijk van de leeftijd van het jeugdige. Voor het bepalen van het aandeel boven gebruikelijke zorg maakt de gemeente Culemborg gebruik van het afwegingskader van het CIZ (Centrum Indicatiestelling Zorg). In onderstaand overzicht is per leeftijdsgroep aangegeven wat als gebruikelijke zorg wordt gezien. Bijvoorbeeld continue toezicht is voor de leeftijdsgroep 0-2 jaar gebruikelijke zorg maar voor de leeftijd 4-12 deels boven gebruikelijk.

 

Bij gebruikelijke zorg wordt uitgegaan van een zekere bandbreedte waarin jeugdigen zich kunnen ontwikkelen. Zo is het niet zindelijk zijn op een leeftijd van 4 jaar niet per definitie boven gebruikelijke zorg.

 

Als er sprake is van langdurige boven gebruikelijke zorg dan wordt gekeken of een jeugdige valt onder de Wet Langdurige Zorg (WLZ) valt. Als een jeugdig een WLZ-indicatie van het CIZ krijgt vervalt het recht op ondersteuning vanuit de jeugdwet.

 

Uitgangspunten hulp/zorg van ouder(s) voor jeugdigen bij het bepalen van gebruikelijke zorg volgens het afwegingskader van het CIZ:

 

Jeugdigen van 3 tot 3 jaar:

Hebben bij alle activiteiten zorg van een ouder nodig

Ouderlijk toezicht is zeer nabij nodig

Zijn in toenemende mate zelfstandig in bewegen en verplaatsen

Hebben begeleiding en stimulans nodig bij hun psychomotorische ontwikkeling

Hebben een beschermende woonomgeving nodig waarin de fysieke en sociale veiligheid is gewaarborgd en een passend pedagogisch klimaat wordt geboden

Jeugdigen van 3 tot 5 jaar:

Kunnen niet zonder toezicht van volwassenen. Dit toezicht kan binnenshuis korte tijd op gehoorafstand (bijv. ouder kan was ophangen in andere kamer)

Hebben begeleiding en stimulans nodig bij hun psychomotorische ontwikkeling

Kunnen zelf zitten en op gelijkvloerse plaatsen zelf staan en lopen

Ontvangen zindelijkheidstraining en ouders/verzorgers

Hebben gedeeltelijk hulp en volledig stimulans en toezicht nodig bij aan- en uitkleden, eten en wassen, in- en uit bed komen, dag- en nachtritme en dagindeling bepalen

Hebben begeleiding nodig bij hun spel en vrijetijdsbesteding

Zijn niet in staat zich zonder begeleiding in het verkeer te begeven

Hebben een beschermende woonomgeving nodig waarin de fysieke en sociale veiligheid is gewaarborgd en een passend pedagogisch klimaat wordt geboden

Jeugdigen van 5 tot 12 jaar:

Jeugdigen vanaf 5 jaar hebben een reguliere dagbesteding op school, oplopend van 22 tot 25 uur per week

Kunnen niet zonder toezicht van volwassenen. Dit toezicht kan op enige afstand (bijv. jeugdige kan buiten spelen in directe omgeving van de woning als ouder thuis is)

Hebben toezicht nodig en nog maar weinig hulp bij hun persoonlijke verzorging

Hebben begeleiding en stimulans nodig bij hun psychomotorische ontwikkeling

Zijn overdag zindelijk en ’s nachts merendeel ook. Ontvangen zo nodig zindelijkheidstraining van de ouders/verzorgers

Hebben begeleiding van een volwassene nodig in het verkeer wanneer zij van en naar school, activiteiten ter vervanging van school of vrijetijdsbesteding gaan.

Hebben een beschermde woonomgeving nodig waarin de fysieke en sociale veiligheid is gewaarborgd en een passend pedagogisch klimaat wordt geboden

Jeugdigen van 12 tot 18 jaar:

Hebben geen voortdurend toezicht nodig van volwassenen

Kunnen vanaf 12 jaar enkele uren alleen gelaten worden

Kunnen vanaf 16 jaar dag en nacht alleen gelaten worden

Kunnen vanaf 18 jaar zelfstandig wonen

Hebben bij hun persoonlijke verzorging geen hulp en maar weinig toezicht nodig

Hebben tot 18 jaar een reguliere dagbesteding op school/opleiding

Hebben begeleiding en stimulans nodig bij ontplooiing en ontwikkeling (bv. huiswerk of het zelfstandig gaan wonen)

Hebben tot 18 jaar een beschermende woonomgeving nodig waarin de fysieke en sociale veiligheid is gewaarborgd en een passend pedagogisch klimaat wordt geboden

 

4.4 Inzet van jeugdhulp op een kinderdagverblijf of naschoolse opvang

Jeugdhulp is niet bedoeld voor de bekostiging van kinderopvang. Jeugdhulp op een kinderdagverblijf of naschoolse opvang is alleen mogelijk als dit voorziet in de zorg die de jeugdige nodig heeft.

 

De inzet van Jeugdhulp op een kinderdagverblijf of naschoolse opvang is alleen mogelijk in groepsvorm. De inzet van Jeugdhulp voor behandeling is vastgesteld op maximaal 4 dagdelen per week. De inzet van Jeugdhulp voor begeleiding is vastgesteld op maximaal 6 dagdelen per week. Het aantal dagdelen dat in totaal voor een jeugdige bekostigd kan worden vanuit de Jeugdwet is maximaal 6 dagdelen per week. De onderbouwing hiervoor is dat het veelal om jonge tot zeer jonge jeugdigen gaat. De belasting van de jeugdige voor begeleiding van meer dan zes dagdelen is groot. Daarnaast is het beoogde effect van behandeling van meer dan vier dagdelen gering. Met het oog op het effectief inzetten van de beschikbare middelen is de inzet van jeugdhulp op kinderdagverblijven en naschoolse opvang op deze manier gemaximeerd.

4.5 Andere wetgeving en voorliggende voorzieningen

Naast de jeugdwet bestaan meerdere wetten op basis waarvan ondersteuning worden ingezet. Bijvoorbeeld de zorgverzekeringswet, de wet op het passend onderwijs en de wet langdurige zorg. Als er aanspraak op één van deze wetten kan worden gedaan vervalt de aanspraak op de jeugdwet.

 

Jeugdconsulenten van de gemeente Culemborg hebben kennis van andere wetgeving en kunnen met ouders/verzorgers meedenken welke wet van toepassing is op een ondersteuningsvraag.

4.6 Overbelasting ouders

Bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening is er aandacht voor de draagkracht en draaglast van ouders. Als ouders te zwaar belast zijn om de zorg voor hun jeugdigen op een goede wijze nog uit te voeren zal de inzet van ondersteuning er mede op gericht zijn om de balans voor ouders weer te herstellen. In deze situaties kan o.a. respijtzorg worden ingezet. Dit is een vorm van zorg waarbij de jeugdige tijdelijk (van één weekend in de maand tot een beperkte periode) ergens anders wordt opgevangen. Uitgangspunt is en blijft dat een jeugdige thuis kan opgroeien.

 

Als de overbelasting van ouders/verzorgers voortkomt uit bijvoorbeeld zorgen over schulden/rondkomen of werk dan wordt met ouders gekeken hoe dit als eerste kan worden aangepakt. Hiervoor schakelt de jeugdconsulent het Sociaal Wijkteam of team Schuldhulpverlening in. Het doel is om ouders te ondersteunen om hun zelfredzaamheid en belastbaarheid duurzaam te vergroten.

 

Ook bij overbelasting van ouders geldt dat eerst gekeken wordt of algemene voorzieningen of het netwerk ingezet kunnen worden. Voor dit doel kan ook een Eigen Kracht Conferentie georganiseerd worden.

4.7 Vervoersvoorzieningen

Ouders/verzorgers zijn zelf verantwoordelijk voor het vervoer van hun jeugdige naar en van afspraken voor jeugdhulp. De kosten van vervoer zijn voor eigen rekening. Ook de vervoerskosten die worden gemaakt als een jeugdige (tijdelijk) niet thuis woont zijn voor rekening van de ouders/verzorgers.

Alleen als er aantoonbare beperkingen zijn in de zelfredzaamheid van ouders kan er een vervoersvoorziening worden verstrekt naar jeugdhulp buiten de gemeente Culemborg. Voor vervoer naar jeugdhulp binnen de gemeente Culemborg wordt geen vergoeding vergoed. Het werk of de werktijden van ouders zijn geen reden om een vervoersvoorziening te verstrekken.

 

Vervoer van en naar gespecialiseerde buitenschoolse opvang valt onder de jeugdwet en niet onder het leerlingenvervoer. Dat betekent dat ouders zelf verantwoordelijk zijn voor het halen en brengen van hun jeugdige.

Hoofdstuk 5 Overgang 18+

5.1 Jeugdhulp na 18e levensjaar

De inzet van jeugdhulp vindt plaats op basis van de Jeugdwet en het Burgerlijk Wetboek, waarbij de leeftijdsgrens van 18 jaar wordt gehanteerd. De Wet geeft in artikel 1.1 onder de definitie ‘jeugdige’ aan dat jeugdhulp soms ook mogelijk is tot de leeftijd van 23 jaar (verlengde jeugdhulp). Dit kan voorkomen als:

  • De hulp niet onder een ander wettelijk kader valt, bijvoorbeeld: WLZ, Zvw of Wmo (in geval van begeleiding);

  • De hulp al voor het 18e jaar is begonnen en er een verleningsbesluit is genomen voor het 18e jaar;

  • Na het afsluiten van jeugdhulp binnen een half jaar blijkt dat opnieuw jeugdhulp nodig is;

  • De cliënt het ermee eens is;

  • Wanneer de jeugdhulp wordt geboden in het kader van straffen en maatregelen of van reclasseringstoezicht. De kinderrechter kan een machtiging gesloten jeugdhulp verlengen. Dit kan tot maximaal 6 maanden na de 18e verjaardag.

5.2 Procedure jeugdhulp na 18e levensjaar

De zorgaanbieder die de ondersteuning voor het 18e jaar levert stelt vroegtijdig (minimaal 12 maanden voor de 18e verjaardag) een plan op waarin de doorloop van ondersteuning na het 18e levensjaar centraal staat. Het opstellen van het plan gebeurt in samenspraak met de jeugdige en/of ouders en samen met een eventuele aanbieder die na het 18e levensjaar wordt ingezet. In het plan is expliciet aandacht voor veranderingen in:

  • benodigde ondersteuning en indien van toepassing een zorgvuldige en geleidelijke overdracht naar een andere zorgverlener/behandelaar (NB: uitdrukkelijke wens is om hier zo min mogelijk in te wisselen);

  • huisvesting;

  • financiën;

  • school/werk/dagbesteding.

In het plan wordt bekeken of ondersteuning die na het 18e levensjaar wordt ingezet gefinancierd kan worden uit de Wmo, ZVW of WLZ. Als de zorgbehoefte van een 18-jarige jeugdige niet onder een van deze wetten valt, dan kan de verlengde Jeugdwet worden ingezet. Daarvoor moet in elk geval worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • Jeugdige krijgt jeugdhulp en voortzetting van deze hulp na 18 jaar is noodzakelijk.

  • Vóórdat jeugdige 18 jaar is, is bepaald dat jeugdhulp na het 18e noodzakelijk is.

  • Na beëindiging jeugdhulp - die startte voordat de jeugdige 18 jaar was -, is bepaald dat hervatting van deze hulp binnen 6 maanden noodzakelijk is. Daarnaast valt alle jeugdhulp die verleend wordt in het kader van een strafrechtelijke beslissing of jeugdreclassering onder de Jeugdwet. Dit geldt ook als de jeugdige ouder is dan 18 jaar en/of als de hulp ook door een andere wet kan worden gefinancierd.

5.3 Verlengde pleegzorg

Een pleegzorgrelatie kan alleen eindigen voor het 21e jaar wanneer pleegkinderen dit zelf willen. Pleegzorg als vorm van verlengde jeugdhulp, zoals beschreven in de Jeugdwet, blijft mogelijk vanaf 21 jaar tot 23 jaar. Pleegkinderen kunnen tot een half jaar na hun 21e verjaardag een beroep doen op verlengde jeugdhulp zoals beschreven in Verordening WMO Jeugd 2020.

Hoofdstuk 6 Beschikking

6.1 Algemeen

De jeugdige of zijn ouders moet(en) met de beschikking de informatie krijgen die nodig is om hun rechtspositie te bepalen en te begrijpen. Hiervoor is nodig dat de beschikking de jeugdige of zijn ouders goed en volledig informeert.

 

Bij het toekennen of afwijzen van een maatwerkvoorziening door de gemeente, of het tussentijds wijzigen van de rechten en plichten rondom een jeugdhulpvoorziening, zal het college een schriftelijke beschikking afgeven. Bij toekenning door een huisarts, medisch specialist of jeugdarts wordt op verzoek van de jeugdige en/of zijn ouders een beschikking afgegeven. In dit hoofdstuk wordt de inhoud van de beschikking voor een maatwerkvoorziening alsmede de geldigheidsduur besproken.

6.2 Beschikking

In de beschikking voor het verstrekken van een maatwerkvoorziening wordt daarom het volgende vastgelegd:

  • a)

    de maatwerkvoorziening die wordt verstrekt;

  • b)

    het beoogde resultaat daarvan;

  • c)

    de ingangsdatum en duur van de verstrekking;

  • d)

    de directe tijd die met de voorziening gepaard gaat;

  • e)

    een zo concreet als nodige beschrijving van de toegekende zorg;

  • f)

    of de voorziening in natura of in PGB wordt verstrekt, en indien van toepassing;

  • g)

    welke andere voorzieningen relevant zijn of kunnen zijn en welk resultaat daarmee wordt beoogd.

Bij het verstrekken van een voorziening in de vorm van een PGB vermeldt de beschikking naast de bovengenoemde zaken bovendien:

  • a)

    hoe de bekwaamheid van de aanvrager is getoetst en dat PGB passend wordt geacht;

  • b)

    de hoogte van het PGB

  • c)

    het PGB-plan waarin staat beschreven welke ondersteuning voor welk doel wordt ingezet en wat de beoogde resultaten zijn

  • d)

    welke kwaliteitseisen gelden voor de besteding van het PGB

  • e)

    hoe de feitelijke betaling ten laste van het te verstrekken PGB plaatsvindt

  • f)

    de wijze van verantwoording van de besteding van het PGB

Een door de zorgaanbieder ingevuld afsprakenoverzicht, waarin onder andere is vastgelegd aan welke doelen gewerkt gaat worden, is onderdeel van de beschikking.

6.3 Bezwaar en beroep

In de beschikking wordt tevens aangegeven hoe bezwaar tegen de beschikking kan worden gemaakt. De mogelijkheid om bezwaar in te dienen tegen de beschikking en ook de daaropvolgende mogelijkheid van beroep bij de rechter is geregeld in de Awb en geldt in beginsel voor alle beschikkingen.

6.4 Langdurige inzet van jeugdhulp

Bij een kleine groep zorg intensieve jeugdigen kan de inzet van jeugdhulp langdurig zijn. Een beschikking voor jeugdhulp wordt voor maximaal één jaar afgegeven. Bij langdurige hulp wordt jaarlijks aan de hand van een evaluatie een nieuwe beschikking verleend. Aan de hand van de hulpvraag en de doelen bespreken de jeugdconsulenten samen met ouders/verzorgers of de inzet van zorg nog passend is en/of tussentijds bijstelling van zorg moet plaatsvinden.

6.5 Veiligheid en vertrouwen

Aan de hand van ervaringen van ouders en jeugdigen wil de gemeente Culemborg continu leren en verbeteren om zo de toegang tot jeugdhulp als de jeugdhulp zo goed mogelijke te organiseren. Dit doet de gemeente door in het contact met ouders actief te vragen naar ervaringen als ook door middel van onderzoek of focusgroepen door een extern bureau.

 

De Gemeente wil dat ouders, jeugdigen zich veilig voelen om minder goede ervaringen delen. Dit doet de gemeente door open te luisteren en in samenspraak te kijken op welke punten verbeteringen nodig zijn en daar ook uitvoering aan te geven.

 

Voor elke inwoner is het mogelijk om gebruik te maken van een onafhankelijk vertrouwenspersoon

Een ouder of jongere kan een vertrouwenspersoon benaderen als er al hulp is en daar vragen, problemen of klachten over ontstaan. De vertrouwenspersoon ondersteunt een cliënt bij het bespreekbaar maken van vragen, problemen of klachten en daarover helderheid te krijgen. Als dit is opgelost, dan stopt ook de ondersteuning van de vertrouwenspersoon. De vertrouwenspersoon ondersteunt niet bij inhoudelijke hulpverleningsgesprekken, maar enkel bij vraag/klachtgesprekken.

6.6 Delen informatie

Het kan zijn dat er meerdere jeugdhulpaanbieders betrokken zijn bij de zorg rond een jeugdige. De gemeente Culemborg wil dat de inzet van de aanbieders in onderlinge afstemming gebeurt waarbij het belang van de ontwikkeling van het jeugdige voorop staat.

 

Om tot goede afstemming te komen is het van belang dat er informatie onderling wordt gedeeld. Uitgangspunt is dat het onderling delen van informatie gebeurd met toestemming van ouders/verzorgers.

Indien er redenen zijn waarbij het belang van het delen van informatie van groot belang is voor de ontwikkeling en veiligheid van de jeugdige kan dit ook zonder toestemming plaatsvinden. De professional kan in dat geval altijd aan ouders uitleggen waarom ervoor is gekozen om informatie zonder toestemming van ouders te delen.

Hoofdstuk 7 Persoonsgebonden Budget (PGB)

Tijdens het onderzoek wordt bepaald of en welke noodzaak er is voor het inzetten van jeugdhulp.

Jeugdhulp kan op twee manieren worden gefinancierd:

  • in de vorm van een maatwerkvoorziening, waarbij een door de gemeente gecontracteerde aanbieder de ondersteuning/voorziening biedt. Dit wordt ‘zorg in natura’ (ZIN) genoemd. De gemeente betaalt de kosten hiervoor.

  • door middel van een persoonsgebonden budget (PGB). Cliënt koopt hierbij zelf de ondersteuning/voorziening in.

Het is van belang dat de aanvrager van het PGB een bewuste keuze maakt en weet welke verantwoordelijkheden daarmee samenhangen. Voor wat betreft het laatste gaat het naast het beheren van het budget ook om het regievoeren en het aansturen van de hulp. De toekenning van een PGB is gebaseerd op de individuele situatie van de aanvrager. Als een aanvrager aangeeft dat hij/zij een PGB wil, wordt gekeken of de aanvrager de verantwoordelijkheden kan dragen. Ook wordt gekeken of hij/zij zich heeft georiënteerd op het aanbod in natura en of het voorstel voor invulling van de ondersteuning aansluit op de resultaten die worden beoogd. Als de aanvrager niet zelf beschikt over de benodigde vaardigheden om de regie te voeren over het PGB, kan iemand uit het netwerk of een wettelijk vertegenwoordiger de regierol op zich nemen. Een PGB kan alleen verstrekt worden indien sprake is van een plan (het PGB-plan) waarin beschreven staat welke resultaten behaald moeten worden en welke voorwaarden daaraan zijn verbonden.

7.1 Keuzevrijheid maatwerkvoorziening

De aanvrager van het PGB mag zelf een hulpverlener kiezen. Deze moet wel voldoen aan de door de gemeente gestelde kwaliteitseisen. Als een hulpverlener gecontracteerd is door de gemeente, kan er geen PGB worden afgegeven. In dat geval kan er alleen jeugdhulp vanuit ZIN worden ingezet.

7.2 Eisen voor een PGB

Om in aanmerking te komen voor een PGB zijn een aantal ingevulde formulieren nodig. Deze formulieren zijn een verdere uitwerking van artikel 13 van de verordening.

  • 1.

    Het PGB plan: hierin staat aan welke doelen er gewerkt gaat worden en hoe dat gaat gebeuren. Hierin wordt ook gevraagd de keuze voor een PGB te motiveren. Een onderdeel van dit plan is ook het budgetplan.

  • 2.

    Kwaliteitseisen (informele) zorgverlener: hierin staan de eisen waar een zorgverlener en budgethouder aan moet voldoen. Dit formulier dient ondertekent te worden.

  • 3.

    VOG: de zorgverlener dient een VOG te overleggen, behalve als het gaat om een PGB die ouders zelf inzetten voor persoonlijke verzorging.

  • 4.

    Zorgovereenkomst: Een zorgovereenkomst is een contract waarin afspraken staan tussen iemand die een Persoonsgebonden budget (PGB) krijgt en een zorgverlener. Op de website van de SVB staan de verplichte zorgovereenkomsten. Een wijziging in de zorgovereenkomst moet altijd gemeld worden bij de gemeente.

Bij een nieuw PGB of een verlenging van een lopend PGB zullen de eerste 6 maanden gelden als proefperiode. In deze periode zullen er twee controle-momenten plaatsvinden. Tijdens deze momenten zal er getoetst worden op de kwaliteitseisen waar de (informele) zorgverlener aan moet voldoen. Ook zal er gekeken worden naar de bestedingen van het PGB.

7.3 Derdenbeding

De gemeente kan een toegekend bedrag in het kader van een PGB terugvorderen indien niet aan de regels wordt voldaan. Om dit mogelijk te maken is een verplichte bepaling in de modelzorgovereenkomst opgenomen. Dit heet het ‘Derdenbeding’.

Deze verplichting vloeit voort uit een ministeriële regeling waar het ‘Derdenbeding’ als volgt is omschreven:

‘een beding, inhoudende dat het college een vordering heeft op de persoon die ten laste van een persoonsgebonden budget jeugdhulp/ maatschappelijke ondersteuning levert, indien het persoonsgebonden budget naar aanleiding van toerekenbaar handelen van die persoon is ingetrokken of herzien, ter hoogte van het bedrag dat gelijk is aan het door die persoon vanwege dat toerekenbaar handelen ten laste van het persoonsgebonden budget ten onrechte ontvangen bedrag’.

Deze bepaling geeft gemeenten/zorgkantoren de mogelijkheid om bij de zorgverlener terug te vorderen als de zorgverlener de vordering kan worden toegerekend. Een eventuele vordering gaat altijd alleen om het gedeelte van het budget wat niet conform de regels is uitgegeven.

Het derdenbeding zorgt ervoor dat de gemeente een privaatrechtelijke vordering heeft op de zorgverlener, wanneer voldaan is aan de vereisten van dit beding. De grondslag voor deze vordering is het derdenbeding. De SVB heeft geen taak bij de terugvordering op grond van het derdenbeding. De juridische afdeling van een gemeente kan adviseren hoe een dergelijke vordering daadwerkelijk in gang gezet kan worden.

7.4 Beheer PGB door derde

Als de cliënt niet zelf in staat is tot beheer van het PGB, kan hij daarvoor iemand anders inschakelen. Overwegende bezwaren zijn er als er een ernstig vermoeden is dat de budgethouder problemen zal hebben met het omgaan met een PGB. De situaties waarbij het risico groot is dat het PGB niet besteed wordt aan het daarvoor bestemde doel. Bijvoorbeeld wanneer de client handelingsonbekwaam is:

  • -

    Client heeft als gevolg van een verstandelijke beperking of ernstige psychische problemen onvoldoende inzicht in de eigen situatie;

  • -

    Er is sprake van schuldenproblematiek;

  • -

    Er eerder misbruik gemaakt is (fraude);

  • -

    Er sprake is van verslavingsproblematiek

De volgende voorwaarde is hierin van toepassing.

  • het is een persoon die niet tevens uitvoerder is van de ondersteuning die met het PGB wordt ingekocht tenzij de consulent van de gemeente onderbouwt van oordeel is dat dit passend is.

7.5 Combinatie PGB en zorg in natura

Een cliënt kan ervoor kiezen een arrangement voor dienstverlening gedeeltelijk in de vorm van een PGB en gedeeltelijk in natura te ontvangen. In dat geval moet uit het budgetplan duidelijk zijn hoe de cliënt deze verdeling wil maken en ligt de verplichting bij de cliënt of zijn vertegenwoordiger om de ondersteuning te coördineren en op elkaar af te stemmen. Er is geen combinatie van PGB en ondersteuning in natura mogelijk binnen dezelfde soort dienstverlening, tenzij dit in goed overleg met de gemeente plaats vindt.

7.6 Trekkingsrecht

Het bedrag voor PGB wordt overgemaakt op rekening van de Sociale Verzekeringsband (SVB). De budgethouder geeft het te betalen bedrag (bon/factuur) door aan de SVB. Vervolgens verzorgt de SVB, na diverse controles, de betalingen aan de zorgverlener of zorginstelling. Zowel de budgethouder als de gemeente krijgt inzicht in de besteding van het PGB en ontvangen overzichten, waarin duidelijk wordt hoeveel van het PGB waaraan is besteed en wat er nog over is. Niet of verkeerd bestede bedragen worden teruggestort aan de gemeente. De volgende afspraken zijn gemaakt met de SVB:

  • 1.

    Budget dat niet rechtstreeks aan zorg wordt uitgegeven, zoals administratiekosten, bemiddelingskosten, een eenmalige uitkering en een feestdagenuitkering niet uit het PGB te vergoeden.

  • 2.

    Vergoeding van reiskosten aan de zorgverlener niet uit het PGB toe te staan.

  • 3.

    Na einde PGB buiten schuld om van de budgethouder wordt maximaal één volledig maandsalaris uitbetaald (bij voldoende budget) ter compensatie van het verlies van inkomsten van de particuliere zorgverlener.

  • 4.

    Mandaat aan de SVB te verstrekken om incidentele betalingen voor eenmalige verstrekkingen uit te voeren.

Voor zover het PGB valt onder het trekkingsrecht bij de Sociale Verzekeringsbank, zal de cliënt moeten voldoen aan de verplichtingen die aan dit trekkingsrecht zijn verbonden.

7.7 Formele of informele ondersteuning

De hoogte van het PGB voor dienstverlening is afhankelijk van de vraag of er sprake is van formele (professionele) of informele (sociaal netwerk) ondersteuning, de tarieven hiervoor zijn beschreven in de verordening. Het maandbudget wordt berekent op basis van het uurtarief maal het aantal uren per week, maal 52 weken, gedeeld door 12 maanden. Een PGB gaat altijd in op de eerste dag van de maand en wordt niet met terugwerkende kracht toegekend. In urgente situaties kan hier van afgeweken worden.

Jeugdhulp in de vorm van een PGB waar ouders de begeleiding bieden, wordt afgewezen.

Als uitgangspunt in het VN-Kinderrechtenverdrag, maar ook de Jeugdwet geldt: opvoeden is een ouderlijke taak. Door de geboorte van een kind ontstaat voor de ouders de plicht hun kind op te voeden. Aan wat onder opvoeden valt is geen grens gesteld. Dat kan per kind verschillen. Daarbij is het uitgangspunt dat van ouders gevraagd wordt dat ze aanbieden wat ze kunnen bieden. Meer dan dat hoeft niet. Als ouders hun grens hebben bereikt kunnen zij een beroep doen op de Jeugdwet.

In de Jeugdwet staat dat het college alleen gehouden is om een voorziening te verstrekken, voor zover de jeugdige en zijn ouders er op eigen kracht niet uitkomen. Een pgb waarbij het gaat om opvoedkundige handelingen om een kind op te laten groeien tot een volwassene, zal daarom bijna nooit door de ouders ingevuld kunnen worden. De ouders hebben dat immers tot het moment dat zij hulp vroegen geprobeerd zonder dat dit gelukt is. Wel kan er dan een zorgaanbieder via ZIN of een externe professional via een PGB ingezet worden.

7.8 Vermoeden van misbruik of oneigenlijk gebruik PGB

De SVB geeft bij vermoeden van misbruik of oneigenlijk gebruik binnen het PGB dit door aan de budgetverstrekkers (gemeenten,zorgkantoren) en opsporingsdiensten zoals de Inspectie voor SZW. Ook verstrekt de SVB informatie in het kader van fraudeonderzoeken en voert zij betalingsblokkades uit in opdracht van gemeenten en zorgkantoren. In het portal van de SVB kan de gemeente informatie vinden over budgethouders, zorgverleners en betalingen. De gemeente kan een informatieverzoek indienen met de omschrijving wat we nodig hebben in het kader van rechtmatigheids- of fraudeonderzoek. Het informatieverzoek is voorzien van een wettelijke grondslag en zo volledig mogelijke doelbinding (iemand mag alleen informatie opvragen t.b.v. welbepaalde, uitdrukkelijk omschreven en gerechtvaardigde doeleinden). Hieruit moet blijken op grond waarvan de SVB de gevraagde informatie kan verstrekken.

Hoofdstuk 8 Woonplaatsbeginsel

8.1 Toepassing woonplaatsbeginsel in de jeugdwet

Per 1 januari 2022 zal het woonplaatsbeginsel worden aangepast. Het woonplaatsbeginsel in de Jeugdwet regelt welke gemeente (financieel) verantwoordelijk wordt als er zorg nodig is. Het nieuwe woonplaatsbeginsel gaat uit van de woonplaats waar de jeugdige staat ingeschreven op het moment van de zorgvraag. Deze wijziging van het woonplaatsbeginsel betekent dat, vanaf datum inwerkingtreding van de Wet wijziging woonplaatsbeginsel de nieuwe instroom beoordeeld dient te worden aan de hand van bovenstaand nieuwe woonplaatsbeginsel. Ook de migratiegroep, de zittende populatie van jeugdigen die nu en op datum inwerkingtreding van de wet jeugdhulp ontvangen uit hoofde van de Jeugdwet, valt onder de Wet wijziging woonplaatsbeginsel. Deze groep moet dus her-beoordeeld worden. Bij een verhuizing, een wijziging in het gezag of als de jeugdige meerderjarig wordt kan de situatie ook veranderen. Voor de nieuwe situatie zal dan opnieuw aan de hand van de geldende criteria worden gekeken welke gemeente (financieel) verantwoordelijk is.

Hoofdstuk 9 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van belanghebbende afwijken van deze beleidsregels, indien toepassing gelet op het doel en strekking van deze regeling leidt tot onbillijkheden van overwegende aard.

Hoofdstuk 10 Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking op de dag na bekendmaking. De beleidsregels worden aangehaald als “Beleidsregels Jeugdhulp gemeente Culemborg 2022”.

Culemborg, 1 januari 2022

Het college van burgemeester en wethouders van Culemborg,

Secretaris,

M. Knaapen

Burgemeester,

G. van Grootheest