Organisatie | Zuid-Holland |
---|---|
Organisatietype | Provincie |
Officiële naam regeling | Verordening nazorgheffing gesloten stortplaatsen Zuid-Holland 2022 |
Citeertitel | Verordening nazorgheffing gesloten stortplaatsen provincie Zuid-Holland 2022 |
Vastgesteld door | provinciale staten |
Onderwerp | milieu |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt de Verordening nazorgheffing gesloten stortplaatsen provincie Zuid-Holland 2014.
Deze regeling bevat de vroegst mogelijke datum van inwerkingtreding.
artikel 15.44 van de Wet milieubeheer
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
16-02-2023 | bijlage | 09-11-2022 | |||
01-01-2022 | 16-02-2023 | nieuwe regeling | 15-12-2021 | PZH-2021-788486751 |
Provinciale staten van Zuid-Holland;
Gelezen het voorstel van gedeputeerde staten van Zuid-Holland van 2 november 2021, PZH-2021-788486751;
Gelet op artikel 15.44 van de Wet milieubeheer;
Overwegende dat het wenselijk is de Verordening nazorgheffing gesloten stortplaatsen provincie Zuid-Holland 2014 te actualiseren;
Overwegende dat het wenselijk is, gezien de omvangrijke wijziging als gevolg van genoemde actualisatie, de voornoemde verordening in te trekken en te vervangen door een nieuwe verordening;
Besluiten vast te stellen het volgende besluit:
Verordening nazorgheffing gesloten stortplaatsen Zuid-Holland 2022
In deze verordening wordt verstaan onder:
nazorgheffing: directe provinciale belasting waarbij een heffing wordt geheven ter bestrijding van de kosten gemoeid met (a) de in artikel 8.49, eerste lid, van de wet bedoelde zorg voor de in de provincie Zuid- Holland gelegen stortplaatsen of (b) de dekking van de aansprakelijkheid, bedoeld in artikel 6:176, vierde lid, van het Burgerlijk Wetboek;
De nazorgheffing wordt geheven van de exploitant die een stortplaats drijft en wordt geheven per stortplaats.
De nazorgheffing wordt niet geheven op baggerspeciestortplaatsen, die worden gedreven of mede worden gedreven door de minister van Infrastructuur en Waterstaat.
Artikel 4 Maatstaf van de heffing
De nazorgheffing is gebaseerd op het doelvermogen waarbij de bepaling van het doelvermogen plaatsvindt op het door gedeputeerde staten van Zuid-Holland vastgestelde beleid.
De nazorgheffing wordt zodanig vastgesteld dat uit de opbrengst van de heffing en de daarover verkregen rentebaten en beleggingsresultaten de kosten kunnen worden bestreden, die naar verwachting gemoeid zullen zijn met de uitvoering van het in artikel 8.49, derde en vierde lid van de wet bedoelde nazorgplan en de daarop afgegeven beschikking waarmee gedeputeerde staten hebben ingestemd, of indien geen nazorgplan geldt, de in artikel 8.49 eerste en tweede lid van de wet bedoelde zorg voor die stortplaats.
In het jaar dat de sluitingsverklaring wordt afgegeven is het tarief van de heffing gelijk aan het verschil tussen (i) het doelvermogen zoals dat op het moment van afgifte van de sluitingsverklaring kan worden bepaald en (ii) het werkelijk opgebouwd vermogen ten behoeve van de nazorg van de stortplaats zoals die blijkt uit de jaarrekening van dat fonds welke is vastgesteld voorafgaand aan het jaar van afgifte van de sluitingsverklaring. In het jaar van de sluiting is artikel 5 lid 4 en 5 van deze verordening niet van toepassing.
Als het werkelijk opgebouwd doelvermogen in enig kalenderjaar minder bedraagt dan 95% van het gecalculeerd doelvermogen in dat kalenderjaar, wordt de nazorgheffing in dat kalenderjaar zodanig vastgesteld dat het werkelijk opgebouwd doelvermogen in dat kalenderjaar 100% bedraagt van het gecalculeerd doelvermogen in dat kalenderjaar.
Als het werkelijk opgebouwd doelvermogen in enig kalenderjaar meer bedraagt dan 105% van het gecalculeerd doelvermogen in dat kalenderjaar, wordt de nazorgheffing in dat kalenderjaar zodanig vastgesteld dat het werkelijk opgebouwd doelvermogen in dat kalenderjaar 100% bedraagt van het gecalculeerd doelvermogen in dat kalenderjaar.
Den Haag, 15 december 2021
Provinciale staten van Zuid-Holland
B.S.M. Sepers, griffier
drs. J. Smit, voorzitter