Organisatie | Leusden |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregel toepassing Wet Bibob Leusden 2021 |
Citeertitel | Beleidsregel toepassing Wet Bibob Leusden 2021 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
30-12-2021 | Nieuwe regeling | 14-12-2021 | 2980 |
Het college van burgemeester en wethouders van gemeente Leusden en de burgemeester van gemeente Leusden, ieder voor zover het hun bevoegdheden betreft,
dat de Wet bevordering integriteitbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob) beleidsruimte verschaft bij de besluitvorming omtrent het toepassen van de uit deze wet voortvloeiende bevoegdheden;
Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen
In deze beleidsregel wordt verstaan onder:
RIEC: Regionaal Informatie en Expertise Centrum (RIEC). Het RIEC is een regionaal samenwerkingsverband en ondersteunt de samenwerking tussen de convenantpartners1 waarbij het RIEC zich richt op bestrijding van ondermijnende criminaliteit.
Artikel 1.2 Toepassing beleidsregel
Deze beleidsregel heeft uitsluitend betrekking op de toepassing van de Wet Bibob door de gemeente Leusden en haar bestuursorganen. Deze beleidsregel laat onverlet dat binnen de grenzen van de wet op andere wijze een integriteitstoets wordt uitgevoerd en dat de uitkomsten daarvan bij nadere besluitvorming wordt betrokken.
Artikel 2.1 Horeca, openbare inrichtingen, speelgelegenheden en seksinrichtingen
Het bestuursorgaan voert tevens een Bibob onderzoek uit indien op grond van:
vragen ontstaan of bestaan over de betrokkene en/of zijn potentiele, huidige of voormalige Bibob-relaties als bedoeld in artikel 3, vierde lid van de Wet Bibob en/of over de organisatiestructuur en/of wijze van financiering.
In afwijking van lid 1 kan het bestuursorgaan ten aanzien van para-commerciële horeca-inrichtingen en slijterijen als bedoeld in artikel 4 van de Alcoholwet en artikel 2:34 b en 2:34 c van de APV Leusden 2019 pas een Bibob-onderzoek starten indien sprake is van een situatie zoals bedoeld in artikel 2.1 tweede lid.
In geval van een (wijziging van een) aanvraag voor een evenementenvergunning, zoals bedoeld in de artikelen 2:24, 2:25 en 2:25a van de APV, kan het bestuursorgaan in beginsel een Bibob-onderzoek starten, indien op grond van:
vragen ontstaan of bestaan over de betrokkene en/of zijn potentiele, huidige of voormalige Bibob-relaties als bedoeld in artikel 3, vierde lid van de Wet Bibob en/of over de organisatiestructuur en/of wijze van financiering.
Artikel 2.3 Omgevingsvergunning bouw
In geval van een aanvraag voor een vergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a van de Wabo of in geval van een reeds verleende vergunning als bedoeld in artikel 5.19 vierde lid onder b van de Wabo, kan het bestuursorgaan in beginsel een Bibob-onderzoek verrichten, indien op grond van:
vragen ontstaan of bestaan over de betrokkene (dan wel degene die op grond van artikel 2.20 van de Wabo met hem gelijkgesteld kan worden) en/of zijn potentiele, huidige of voormalige Bibob-relaties als bedoeld in artikel 3, vierde lid van de Wet Bibob en/of over de organisatiestructuur en/of wijze van financiering.
Artikel 2.4 Omgevingsvergunning milieu
In geval van een aanvraag voor een (wijziging van een) vergunning of bij een reeds verleende vergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder e. van de Wabo, voor zover dat onderdeel betrekking heeft op een inrichting als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van die wet, en artikel 2.1, eerste lid onder i. van de Wabo, voor zover dat onderdeel betrekking heeft op een activiteit waarvoor bij algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 2.17 van die wet is bepaald dat de beschikking in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3, kan worden geweigerd, kan het bestuursorgaan in beginsel een Bibob-onderzoek verrichten, indien op grond van:
vragen ontstaan of bestaan over de betrokkene (dan wel degene die op grond van artikel 2.20 van de Wabo met hem gelijkgesteld kan worden) en/of zijn potentiele, huidige of voormalige Bibob-relaties als bedoeld in artikel 3, vierde lid van de Wet Bibob en/of over de organisatiestructuur en/of wijze van financiering.
Artikel 2.5 (Overige) vergunningen als bedoeld in artikel 7 van de Wet Bibob en vergunningen op grond van de Huisvestingswet
In geval van een aanvraag voor een (wijziging van een) vergunning als bedoeld in artikel 7 van de Wet Bibob (een gemeentelijke vergunning die op grond van een verordening verplicht is gesteld voor inrichting of bedrijf) anders dan de situaties bedoeld in artikel 2.1, tweede lid, sub c van deze beleidsregel en in geval van een aanvraag voor een vergunning als bedoeld in de artikelen 8, eerste lid, 21 en 22 van de Huisvestingswet en de geldende Urgentieverordening van de gemeente Leusden, kan het bestuursorgaan in beginsel een Bibob-onderzoek starten indien op grond van:
vragen ontstaan of bestaan over de betrokkene en/of zijn potentiele, huidige of voormalige Bibob-relaties als bedoeld in artikel 3, vierde lid van de Wet Bibob en/of over de organisatiestructuur en/of wijze van financiering.
In geval van een aanvraag voor (het vaststellen van) een subsidie, zoals bedoeld in de geldende Subsidieverordening, kan het bestuursorgaan in beginsel een Bibob-onderzoek starten, indien op grond van:
vragen ontstaan of bestaan over de betrokkene en/of zijn potentiele, huidige of voormalige Bibob-relaties als bedoeld in artikel 3, vierde lid van de Wet Bibob en/of over de organisatiestructuur en/of wijze van financiering.
Artikel 2.7 Verleende beschikking
In geval van een reeds verleende beschikking, als bedoeld in dit hoofdstuk, kan het bestuursorgaan in beginsel een Bibob-onderzoek starten indien op grond van:
vragen ontstaan of bestaan over de betrokkene en/of zijn potentiele, huidige of voormalige Bibob-relaties als bedoeld in artikel 3, vierde lid van de Wet Bibob en/of over de organisatiestructuur en/of wijze van financiering.
HOOFDSTUK 3 PRIVAATRECHTELIJKE OVEREENKOMSTEN
Artikel 3.1 Vastgoedtransacties screening vooraf
De gemeente kan een Bibob-onderzoek verrichten alvorens een beslissing wordt genomen over het aangaan van een vastgoedtransactie indien op grond van:
vragen ontstaan of bestaan over de betrokkene en/of zijn potentiele, huidige of voormalige Bibob-relaties als bedoeld in artikel 3, vierde lid van de Wet Bibob en/of over de organisatiestructuur en/of wijze van financiering.
Artikel 3.2 Vastgoedtransacties screening achteraf
De gemeente kan, nadat de vastgoedtransactie tot stand is gekomen, in beginsel een Bibob-onderzoek verrichten, indien in de overeenkomst een Bibob-beëindigingclausule als bedoeld in artikel 5a, sub b van de Wet Bibob is opgenomen én indien op grond van:
vragen ontstaan of bestaan over de betrokkene en/of zijn potentiele, huidige of voormalige Bibob-relaties als bedoeld in artikel 3, vierde lid van de Wet Bibob en/of over de organisatiestructuur en/of wijze van financiering.
Artikel 3.3 Overheidsopdrachten
In geval van een overheidsopdracht die onder het bereik van de Wet Bibob valt, kan de gemeente in beginsel een Bibob-onderzoek starten, indien op grond van:
vragen ontstaan of bestaan over de betrokkene en/of zijn potentiele, huidige of voormalige Bibob-relaties als bedoeld in artikel 3, vierde lid van de Wet Bibob en/of over de organisatiestructuur en/of wijze van financiering.
HOOFDSTUK 4 GEVOLGEN VAN DE BIBOB-PROCEDURE BIJ BESCHIKKINGEN
Artikel 4.1 Gevolgen van gebrekkige informatievoorziening door betrokkene
Artikel 4.2. Gevolgen van een beëindigde relatie tussen de betrokkene en een derde
Indien de betrokkene in relatie staat tot strafbare feiten die, al dan niet vermoedelijk, gepleegd zijn door een derde als bedoeld in artikel 3, vierde lid van de Wet Bibob, dan kan het bestuursorgaan de feiten van die derde na het verbreken van de relatie tussen de betrokkene en de derde, gedurende drie jaren volledig betrekken bij de beoordeling van de vraag of er sprake is van een ernstig of minder ernstig gevaar zoals bedoeld in de wet Bibob.
Voor het bepalen van het moment waarop de relatie tussen de betrokkene en de derde formeel en feitelijk is beëindigd, wordt bij de toepassing van het eerste lid uitgegaan van gegevens uit het handelsregister, en/of andere documentatie die naar het oordeel van het bestuursorgaan voldoende uitsluitsel geeft over de beëindiging van de relatie.
HOOFDSTUK 5 GEVOLGEN VAN DE BIBOB-PROCEDURE BIJ PRIVAATRECHTELIJKE OVEREENKOMSTEN
Artikel 5.1 Gevolgen van een Bibob-onderzoek bij vastgoedtransacties
De gemeente kan overgaan tot het afbreken van de onderhandelingen, indien uit het eigen onderzoek en/of een eventueel daarop afgegeven advies van het Bureau blijkt dat één van de onderstaande situaties zich voordoet:
betrokkene heeft nagelaten de op grond van artikel 7a, tweede lid en artikel 7a, derde lid Wet Bibob gevraagde gegevens en bescheiden te verschaffen en/of heeft nagelaten de vragen die hem door de gemeente zijn gesteld op basis van dat artikel binnen de door de gemeente gestelde termijn volledig en naar waarheid te beantwoorden;
Artikel 5.2 Gevolgen van een beëindigde relatie tussen de betrokkene en een derde
Indien de betrokkene in relatie staat tot strafbare feiten die, al dan niet vermoedelijk, gepleegd zijn door een derde als bedoeld in artikel 3, vierde lid van de Wet Bibob, dan kan de gemeente de feiten van die derde na het verbreken van de relatie tussen de betrokkene en de derde, gedurende drie jaren volledig betrekken bij de beoordeling van de vraag of er sprake is van een ernstig of minder ernstig gevaar zoals bedoeld in de wet Bibob.
Voor het bepalen van het moment waarop de relatie tussen de betrokkene en de derde formeel en feitelijk is beëindigd, wordt bij de toepassing van het eerste lid uitgegaan van gegevens uit het handelsregister, en/of andere documentatie die naar het oordeel van de gemeente voldoende uitsluitsel geeft over de beëindiging van de relatie.
Artikel 5.3 Gevolgen van een Bibob-onderzoek bij aanbestedingen
De gemeente kan besluiten een overheidsopdracht niet te gunnen, in geval van het niet of niet volledig invullen van het Bibob-vragenformulier, dan wel het niet of niet volledig verstrekken van de op basis van het Bibob-vragenformulier verzochte gegevens en bescheiden, mits de betrokkene de gelegenheid heeft gehad tot herstel van dit gebrek.
De huidige Bibob-beleidslijn Horeca en Recreatie-inrichtingen gemeente Leusden 2006/2144 is in 2006 vastgesteld. Gelet op de wijzigingen in de landelijke wetgeving is het gewenst om het Bibob beleid van de gemeente Leusden te actualiseren. In de nieuwe beleidslijn wordt de werkingssfeer verder uitgebreid. Ditbiedt het bestuursorgaan meer mogelijkheden om tot toepassing van de wet over te gaan. Om te zorgen voor een effectieve inzet van het instrument in de regio Midden-Nederland en om het zogenoemde ‘waterbedeffect’ tussen verschillende gemeenten in de regio te voorkomen, is er door een aantal gemeenten en het RIEC Midden-Nederland (Veiligheidscoalitie) gewerkt aan een regionaal modelbeleid Wet Bibob. Dit regionaal modelbeleid ligt ten grondslag aan de actualisering van het Bibob beleid van de gemeente Leusden.
Het doel van de wet Bibob is het beschermen van de integriteit van de overheid. De wet Bibob heeft een preventief karakter en is bedoeld om te voorkomen dat de overheid criminele activiteiten faciliteert door het afgeven van een vergunning, subsidieverstrekking, vastgoedtransacties aan te gaan of door het verstrekken van overheidsopdrachten. Op grond van de wet is het mogelijk om een diepgaand onderzoek in te stellen naar de achtergrond van een persoon of onderneming.
De Wet Bibob is in 2003 in werking getreden en is sedert dat moment meerdere keren gewijzigd:
In 2013 (Wet van 28 maart 2013) is een wetswijziging doorgevoerd waarmee o.a. het bereik van de wet is verbreed: onder de Bibob wetgeving vallen voortaan alle vergunningen in de gemeentelijke verordeningen, WABO (bouw en milieu), alle subsidies, aanbestedingen en inkoop (bouw, ict en milieu) en vastgoedtransacties.
Op 1 augustus 2020 is de wet Bibob verder verruimd. De belangrijkste wijziging bestaat erin dat overheden in het vervolg naast justitiële gegevens van de aanvrager ook gegevens van de zakelijke omgeving van de aanvrager (zij die feitelijk zeggenschap hebben) kunnen opvragen om na te gaan of er ernstig gevaar voor strafbare feiten bestaat. Ook wordt het Bibob-onderzoek uitgebreid naar alle overheidsopdrachten en beperkt het zich niet langer alleen tot de sectoren bouw, ict en milieu.
In de beleidslijn wordt een onderscheid gemaakt tussen situaties waarbij gemeente Leusden standaard in alle gevallen een Bibob-toets uitvoert en situaties waarbij pas een onderzoek wordt ingesteld na voorafgaande signalen (de ‘kan’ bepaling). Dit heeft te maken met de integriteitsrisico’s van de betreffende branche. Sommige branches worden gekwalificeerd als risicovolle(re) branches, omdat deze meer dan andere vatbaar zijn voor criminele beïnvloeding. Een voorbeeld daarvan is de horeca (art. 2.1). Het toepassen van de Wet Bibob heeft voor deze gevallen dan ook een preventief karakter. In het geval van branches die minder vatbaar zijn, maar niet uitgezonderd van criminele beïnvloeding, of in het geval reguliere wetgeving al bepaalde waarborgen biedt, wordt gekozen voor een risicogerichte benadering (‘kan-bepaling’). De toepassing blijft in die zaken beperkt tot de gevallen waarin er sprake is van informatie of van bepaalde signalen waardoor er mogelijk een vergroot risico bestaat op criminele invloeden en dus een grote(re) kans op het schaden van de (eigen) integriteit. In de beleidsregel wordt in de meeste gevallen de ‘kan’ bepaling toegepast; deze biedt in de praktijk voldoende waarborgen.
Bepaalde handelsactiviteiten en bepaalde branches zijn meer dan andere gevoelig voor criminele beïnvloeding. Bij deze risicobranches is het van belang om alert te zijn op mogelijke signalen van ondermijning. Deze lijst van risicobranches kan veranderen aan de hand van nieuwe lokale of regionale prioriteiten en/of inzichten. Daarom is ervoor gekozen de lijst met risicobranches geen onderdeel te laten zijn van de beleidsregel zelf, maar deze lijst jaarlijks te actualiseren, dit aan de hand van signalen van partners zoals de politie en het RIEC, regionale prioriteiten en andere nieuwe ontwikkelingen.
2.1 Horeca en exploitatie openbare inrichtingen
Alcoholwet en Horeca-exploitatievergunning APV
In artikel 2.1 zijn de beschikkingen opgenomen, waarbij het wenselijk is om bij elke aanvraag om (een wijzing van) een vergunning een Bibob-toets te doen. Bij wijziging van bestaande vergunningen kan ervoor worden gekozen om een lichtere toets uit te voeren. De keuze hiertoe is ingegeven door ervaringen in de achterliggende jaren, waarbij gebleken is, dat de onderhavige bedrijfsmatige activiteiten middels deze beschikkingen gekenmerkt worden door:
Voor horecaondernemers geldt dat zij op grond van de alcoholwet een vergunning moeten hebben als zij alcohol schenken. Op grond van de APV moeten ondernemers een exploitatievergunning aanvragen, om toestemming te verkrijgen tot het exploiteren van een openbare inrichting. Beide vergunningen zijn in beginsel ‘onbeperkt’ geldig, tenzij er tussentijds wijzigingen optreden in de bedrijfsvoering of de inrichting.
Seksinrichtingen en escortbedrijven: artikel 3:4 en 3:5 van de APV
Een aanvraag om een exploitatievergunning voor een seksinrichting en/of escortbedrijf wordt standaard getoetst gezien de kwetsbaarheid van de branche die gevoelig is voor uitbuiting en mensenhandel.
Speelgelegenheden zoals genoemd in de artikelen 2:38a en 2:39 van de APV Leusden 2019
Deze branche is eveneens kwetsbaar is voor criminele beïnvloeding. Een aanvraag om een exploitatievergunning voor een speelautomatenhal wordt daarom standaard getoetst.
Para commerciële instellingen en slijterijen2
Para commerciële instellingen zijn verenigingen en stichtingen die horeca-activiteiten uitvoeren die ondergeschikt zijn aan hun hoofddoelstelling. Voorbeelden zijn een dorpshuis, buurthuis, clubhuis of kantine van een sportvereniging waarvan de horeca in eigen beheer is en niet is verpacht. Omdat de horeca-activiteit niet de hoofddoelstelling is van de organisatie, worden para commerciële instellingen uitgezonderd van het verplicht toepassen van de wet Bibob. Dit geldt ook voor slijterijen. Para commerciële instellingen en slijterijen worden alleen getoetst aan de Wet Bibob in het geval daar aanwijzingen voor zijn (kan-bepaling).
Voor evenementen wordt de ‘kan’ bepaling toegepast: onderzoek kan plaatsvinden wanneer er signalen voor onregelmatigheden zijn. In de evenementensector gaat het vaak om kleinere bedragen en jaarlijks terugkerende aanvragen zodat het integriteitsrisico kleiner is en eenvoudiger is in te schatten. Ook zal er bij de verantwoording sprake zijn van een accountantsverklaring en een toets op rechtmatigheid en doelmatigheid. Deze toetsen dienen ook als barrière om risico’s op misbruik te beperken.
Bouwactiviteiten met een bedrijfsmatig karakter kunnen in het kader van de Wet Bibob aan een onderzoek worden onderworpen. Bepaalde handelsactiviteiten en bepaalde branches zijn meer dan andere gevoelig voor criminele beïnvloeding. Hiervoor is een aparte lijst met risicobranches opgesteld die periodiek wordt geactualiseerd. Ook hier geldt de ‘kan’ bepaling. Indien er voorafgaande signalen op onregelmatigheden zijn, dan kan er een Bibob toets plaatsvinden in het kader van de aanvraag voor een omgevingsvergunning. Er wordt echter niet in alle gevallen standaard een Bibob toets uitgevoerd. Dit is ook niet nodig omdat er bij deze risico categorieën binnen de reguliere wet- en regelgeving vaak ook al andere controlemogelijkheden voorhanden zijn. Twee branches kunnen als voorbeeld worden genoemd. Bij zorgaanbieders kan naast het Bibob onderzoek ook toezicht worden ingesteld via contractmanagement of via de inspectie door de GGD en meldingen van verdachte situaties kunnen worden gedaan bij het Informatie Knooppunt Zorgfraude. Bij zonneparken, een kapitaalintensieve branche, geldt dat eventuele risico’s ook worden gemonitord doordat een financieringscheck op externe financiers door bijvoorbeeld banken (credibiliteitstoets) al in het voortraject aanwezig is. Sommige categorieën zoals horeca, speelautomatenhallen en seksinrichtingen vallen voor een gedeelte ook al binnen een regulier vergunningstelsel. Zoals in de algemene toelichting is aangegeven wordt de lijst met risicobranches periodiek geactualiseerd.
2.4 Omgevingsvergunning voor milieu
Voor de omgevingsvergunning milieu is de ‘kan’ bepaling van toepassing. Indien er voorafgaande signalen op onregelmatigheden zijn, dan kan er een Bibob toets plaatsvinden in het kader van de aanvraag voor een omgevingsvergunning. De genoemde ‘kan’ bepaling in relatie met de reeds genoemde lijst met risicobranches biedt vooralsnog voldoende waarborgen op het signaleren van eventuele onregelmatigheden.
2.5 (Overige) vergunningen als bedoeld in artikel 7 van de Wet Bibob en vergunningen op grond van de Huisvestingswet
In dit artikel is de toepasbaarheid ook mogelijk gemaakt voor een aantal beschikkingen, die volgen uit een lokale huisvestingsverordening. Dit betreft een uitbreiding in de Bibob-wetgeving die bestuursorganen eventueel kunnen inzetten in de problematiek rondom huisjesmelkers.
Voor subsidies is de ‘kan’ bepaling van toepassing: onderzoek kan plaatsvinden wanneer er signalen voor onregelmatigheden zijn. Bij subsidies geldt net als voor de evenementensector dat het in gemeente Leusden vaak om kleinere bedragen en jaarlijks terugkerende aanvragen gaat zodat het integriteitsrisico kleiner is en eenvoudiger in te schatten. Ook zal er bij de verantwoording bij hogere bedragen sprake zijn van een accountantsverklaring en een toets op rechtmatigheid en doelmatigheid. Deze verplichte toetsen die zijn opgenomen in de Algemene Subsidieverordening dienen ook als barrière om risico’s op misbruik tegen te gaan.
2.7 Reeds verleende beschikkingen
Indien er signalen zijn, dan kan een reeds verleende beschikking weer worden ingetrokken. De ‘kan’ bepaling is hierbij van toepassing.
3.1 en 3.2 Vastgoedtransacties
De uitbreiding van de Bibob-wetgeving op dit onderwerp beperkt zich tot de gevallen, waarin een bestuursorgaan middels een privaatrechtelijke transactie partij is. Daarbij is het niet gewenst om bij elke transactie tot inzet van dit instrument te besluiten. In artikel 3.1 van deze paragraaf wordt de toepasbaarheid bij vastgoedtransacties omschreven. Dit betreft een uitbreiding van het Bibob-instrument in een sector, die in zijn algemeenheid als krachtig en betrouwbaar wordt beschouwd. Op onderdelen is echter gebleken dat deze sector erg kwetsbaar kan zijn. Ervaring leert dat de sector ‘vastgoed’ vatbaar is voor criminele inmenging dan wel dat er vaker sprake is van ondoorzichtige financieringsstructuren. Bij vastgoedtransacties geldt dat de ‘kan’ bepaling wordt toegepast: indien er voorafgaande signalen op onregelmatigheden zijn dan kan ook bij een vastgoedtransactie een Bibob onderzoek worden opgestart. Daarnaast wordt er een lijst met risicobranches opgesteld die periodiek wordt geactualiseerd. Beide bepalingen bieden in samenhang voldoende waarborgen op het beperken van mogelijke integriteitsrisico’s. In artikel 3.2 (onderzoek achteraf) wordt de mogelijkheid weergegeven om ook indien een overeenkomst reeds tot stand is gekomen een Bibob onderzoek uit te voeren indien er naderhand signalen op onregelmatigheden zijn
Overheidsopdrachten met een aanzienlijke maatschappelijke of economische waarde zijn kwetsbaar voor criminele activiteiten. Daarom is bij de wijziging van de Wet Bibob die op 1 augustus 2020 in werking is getreden, bepaald dat het Bibob onderzoek zich uitstrekt naar alle overheidsopdrachten en zich niet alleen beperkt tot de sectoren bouw, ICT en milieu. De maatregel geldt ook voor de zakelijke relaties van de wederpartij van de overheid bij een overheidsopdracht (net zoals bij een vastgoedtransactie). Dit is een uitbreiding omdat voorheen alleen justitiële gegevens konden worden verstrekt over de wederpartij maar niet de zakelijke relaties van deze wederpartij.
In artikel 3.3. is de ‘kan’ bepaling opgenomen; een Bibob onderzoek kan plaatsvinden indien er signalen van onregelmatigheden worden geconstateerd.
Hoofdstuk 4 Gevolgen van de bibob procedure bij beschikkingen
In dit hoofdstuk worden de gevolgen beschreven van de situatie waarin de aanvrager niet voldoet aan zijn plicht om (voldoende) informatie te verstrekken. De aanvraag kan worden geweigerd c.q. buiten behandeling worden gesteld.
Hoofdstuk 5 Gevolgen van de bibob procedure bij privaatrechtelijke transacties
In dit hoofdstuk worden de gevolgen beschreven voor privaatrechtelijke transacties. De onderhandelingen kunnen worden afgebroken of de overeenkomsten kunnen worden ontbonden, mits daarvoor in de overeenkomst is voorzien.
In hoofdstuk 6 staan de slotbepalingen vermeld. De nieuwe beleidsregel (‘Beleidsregel toepassing Wet Bibob Leusden 2021’) treedt in werking een dag na bekendmaking.
Gemeenten, Provincies, Openbaar Ministerie (OM), Nationale Politie, Belastingdienst, Belastingdienst/Toeslagen, Douane, Fiscale inlichting en opsporingsdienst (FIOD), Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Inspectie SZW), Koninklijke Marechaussee, Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND), Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) en Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA).