Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Maastricht

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Maastricht houdende regels omtrent de afvoer van hemel- en grondwater Maastricht 2022

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieMaastricht
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening van de gemeenteraad van de gemeente Maastricht houdende regels omtrent de afvoer van hemel- en grondwater Maastricht 2022
CiteertitelHemel- en grondwaterverordening gemeente Maastricht 2022
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmilieu
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 10.32a van de Wet milieubeheer
  2. artikel 149 van de Gemeentewet
  3. artikel 156 van de Gemeentewet
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-2024artikel 1, 4, 5

19-12-2023

gmb-2023-565029

01-01-202201-01-2024nieuwe regeling

21-12-2021

gmb-2021-479370

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Maastricht houdende regels omtrent de afvoer van hemel- en grondwater Maastricht 2022

DE RAAD DER GEMEENTE MAASTRICHT,

 

gezien het voorstel van Burgemeester en Wethouders d.d.23 november 2021., organisatieonderdeel BO Ruimte, no. 2021-32875;

 

gelet op artikel 10.32a van de wet Milieubeheer en artikel 149 en 156, van de Gemeentewet;

 

BESLUIT VAST TE STELLEN DE VOLGENDE VERORDENING:

 

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Maastricht houdende regels omtrent de afvoer van hemel- en grondwater Maastricht 2022

(hemel- en grondwaterverordening Maastricht 2022)

 

Paragraaf 1 Algemene bepalingen

 

Artikel 1 Definities

In de verordening wordt verstaan onder:

  • -

    college: het college van burgemeester en wethouders van Maastricht;

  • -

    gebouw: bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke overdekte geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

Paragraaf 2 Waterberging

 

Artikel 2 Verplichting tot waterberging

  • 1.

    Met het oog op het beperken van wateroverlast wordt in het hemelwaterbergingsgebied (vooralsnog het gehele grondgebied) geen hemelwater vanaf nieuwe gebouwen in een openbaar riool geloosd, tenzij een hemelwaterberging is aangebracht en in stand gehouden, met uitzondering van nieuwe gebouwen waarbij sprake is van (een toename van) een bebouwd oppervlak van minder dan 100 m².

  • 2.

    De minimale capaciteit van de hemelwaterberging is:

    • -

      80 liter per m² (bui die valt in 120 minuten) bij een toename van het verhard oppervlak gelijk of meer dan 50 m²

  • 3.

    De hemelwaterberging wordt zo ontworpen en in stand gehouden dat deze tussen 24 uur en 48 uur weer voor 90% beschikbaar is. De leegloop van de voorziening kan plaatsvinden in de bodem, op het openbaar riool of in de openbare ruimte. Voor de aansluiting op de riolering is een aansluitvergunning noodzakelijk.

  • 4.

    Het in de hemelwaterberging opgevangen water wordt bij voorkeur hergebruikt of geïnfiltreerd. Is beide niet mogelijk dan kan vertraagd worden afgevoerd naar het gemeentelijk riool.

  • 5.

    De hoeveelheid hemelwater die (na vulling van de hemelwaterberging op eigen terrein) niet kan worden geborgen, kan worden geloosd in het openbare riool of in de openbare ruimte.

  • 6.

    Het college kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van de verplichting om een hemelwaterberging aan te brengen, voor zover het aanbrengen van de hemelwaterberging redelijkerwijs niet mogelijk is.

Artikel 3 Maatwerkvoorschrift

Het college kan maatwerkvoorschriften stellen over de inrichting en het beheer van de hemelwaterberging.

 

Paragraaf 3 Overige bepalingen

 

Artikel 4 Werkingsgebied

[vervallen]

Artikel 5 Toezichthouders

[vervallen]

Artikel 6 Overgangsrecht

Artikel 2 is niet van toepassing op (principe)verzoeken om wijziging van het bestemmingsplan of aanvragen om omgevingsvergunning die worden ingediend voor de formele inwerkingtreding van deze verordening en waarop schriftelijk door het college is medegedeeld, dat er (onder voorwaarden) mee kan worden ingestemd, gedurende de termijn waarvoor de principemedewerking is afgegeven.

Artikel 7 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2022.

Artikel 8 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als “hemel- en grondwaterverordening gemeente Maastricht 2022”.

Aldus besloten door de Raad der gemeente Maastricht in zijn openbare vergadering van

21 december 2021

De Griffier,

H-J. Bodewitz.

De Voorzitter,

J.M. Penn-te Strake.

Toelichting

Artikel 2

 

Lid 1

Via de regel om bij nieuwbouw te voorzien in een minimale waterbergingscapaciteit van 80 mm per m² verhard oppervlak, wordt hemelwater langer vastgehouden op eigen terrein. Op die manier wordt de belasting op de openbare riolering geleidelijk aan teruggebracht.

 

 

Lid 2

Een capaciteit van 80 liter per m2 betekent dat voor een perceel met een totaal bebouwd oppervlak van 1000 m² moet worden voorzien in een vorm van waterberging met een totale capaciteit van 1000 maal 80 liter, dit is 80.000 liter of 80 m³.

 

Lid 3

Bij extreme neerslag, die de verplichte waterbergingscapaciteit in het betreffende werkingsgebied te boven gaat, kan gebruik worden gemaakt van de gemeentelijke voorzieningen voor inzameling en transport van afvalwater. Bij voorkeur wordt het overtollige regenwater dan geloosd in het openbare hemelwaterstelsel. Het vijfde lid maakt duidelijk dat de waterberging niet bedoeld is om alle mogelijke regenbuien op te vangen. De gemeente zorgt voor openbare voorzieningen als noodoverloop. Dit artikellid geeft invulling aan de wettelijke zorgplicht die de gemeente heeft voor het verwerken van hemelwater, als dat redelijkerwijs niet van de perceeleigenaar kan worden gevergd.

 

Lid 4

Het is niet zo dat de hemelwaterverordening situaties die niet voldoen aan de waterbergingseis uit het eerste lid zonder meer verbiedt. Er zijn situaties denkbaar waarin het realiseren van de voorgeschreven hoeveelheid waterberging erg lastig is, of zelfs onmogelijk. Bijvoorbeeld als de grondwaterstand erg hoog is op de (enige) plaats waar een initiatiefnemer waterberging kan realiseren. Een initiatiefnemer kan, in dit soort gevallen, een omgevingsvergunning aanvragen om geen waterberging te hoeven aanleggen. Dit is in lijn met de opdracht in art. 10.32a lid 2 Wm om geen lozingsverbod in te stellen als van de perceeleigenaar redelijkerwijs geen andere wijze van afvoer kan worden gevergd.

 

Artikel 3

In dit artikel is geregeld dat het college een maatwerkvoorschrift kan stellen over de inrichting en het beheer van een waterberging. Bij beheermaatregelen valt te denken aan bijvoorbeeld de manier van onderhouden van afvoerleidingen of infiltratiekratten, deze kunnen verstopt raken. Met een maatwerkvoorschrift kan de gemeente specifieke voorschriften geven over de inrichting en het beheer van een waterberging in concrete situaties. Het maatwerkvoorschrift is een besluit waartegen rechtsbescherming open staat.

 

Artikel 4

De gemeenteraad heeft de verordenende bevoegdheid op grond van artikel 147 van de Gemeentewet. Op grond van artikel 156 van de Gemeentewet kan de gemeenteraad deze bevoegdheid delegeren aan het college. Voor het wijzigen van het hemelwaterbergingsgebied maakt de gemeenteraad hier gebruik van. Het college is ook de beheerder van het gemeentelijk riool en gaat over het verlenen van de omgevingsvergunning op grond van deze verordening.

 

Bij het wijzigen van het hemelwaterbergingsgebied houdt het college rekening met het gemeentelijk rioleringsplan (GRP) of de opvolger van het GRP in bijvoorbeeld een waterprogramma. Het GRP bezit een wettelijke basis en is in elke gemeente aanwezig, omdat de Wet milieubeheer dit in artikel 4.22 verplicht stelt. Met de inwerkingtreding van de Omgevingswet komt deze planvorm te vervallen.

 

Artikel 5

In artikel 5:11 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) wordt aangegeven dat onder toezichthouder wordt verstaan: een natuurlijk persoon, die bij of krachtens een wettelijk voorschrift is belast met het houden van toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens enig wettelijk voorschrift. Een persoon die aangewezen is als toezichthouder beschikt in beginsel over alle in afdeling 5.2 van de Awb opgenomen bevoegdheden.

 

Artikel 6

Ruimtelijke initiatieven kennen vaak een lange doorlooptijd. Een overgangsregeling is daarom van belang om duidelijkheid en rechtszekerheid te bieden aan initiatiefnemers en belanghebbenden. (Principe)verzoeken om wijziging van het bestemmingsplan of aanvragen om omgevingsvergunning die worden ingediend voor de formele inwerkingtreding van de verordening en waarop schriftelijk door het college is medegedeeld, dat er (onder voorwaarden) mee kan worden ingestemd, hoeven niet te voldoen aan de eisen zoals opgenomen in artikel 2. Dit geldt alleen voor de termijn waarvoor de principemedewerking is afgegeven. Deze termijn bedraagt één jaar.

 

Als de aanvraag om omgevingsvergunning gedurende deze termijn niet wordt ingediend, vervalt de principemedewerking.