Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Altena

Beleidsregels Vervoer Jeugdhulp gemeente Altena 2022

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieAltena
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregels Vervoer Jeugdhulp gemeente Altena 2022
CiteertitelBeleidsregels Vervoer Jeugdhulp gemeente Altena 2022
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 2.3, tweede lid, van de Jeugdwet

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-04-2022nieuwe regeling

21-12-2021

gmb-2021-479353

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels Vervoer Jeugdhulp gemeente Altena 2022

Het college van Burgemeesters en Wethouders van de gemeente Altena;

 

Gelet op de artikelen 2.3, tweede lid van de Jeugdwet en artikel 2, derde lid van de Integrale Verordening sociaal domein gemeente Altena 2022

 

besluit vast te stellen de

 

Beleidsregels Vervoer Jeugdhulp gemeente Altena 2022

 

Algemene toelichting

Artikel 2.3, tweede lid, van de Jeugdwet en 6.7 van de Integrale Verordening sociaal domein gemeente Altena 2022 bepalen dat het college aan de jeugdigen aan wie een individuele voorziening is verstrekt een vervoersvoorziening toe kan kennen ten behoeve van het vervoer van een jeugdige van en naar de locatie waar de jeugdhulp wordt geboden, mits dit naar het oordeel van het college noodzakelijk is in verband met een medische noodzaak of beperkingen in de zelfredzaamheid (artikel 2.3 lid 2 van de Jeugdwet).

Artikel 1. Uitgangspunt is verantwoordelijkheid van de ouders en de jeugdige zelf

Uitgangspunt is dat het college bij de beoordeling van de hulpvraag ook eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen betrekt, als genoemd in het eerste lid, van artikel 2.3 van de Jeugdwet. Uitgangspunt is ook bij vervoer de eigen verantwoordelijkheid van ouders en jeugdige. Pas wanneer vast is komen te staan dat er sprake is van boven gebruikelijke zorg, en ouders en/of jeugdige zijn niet in staat zelf vervoer van en naar de voorziening van jeugdhulp te organiseren, treden de beleidsregels vervoer in werking.

Artikel 2. Doelgroep, moment van toekenning en doorgeven van wijzigingen

  • a.

    De regeling is alleen van toepassing als het gaat om een vervoersvraag voor:

    • i.

      Een jeugdige,

    • ii.

      Die een indicatie heeft voor een individuele voorziening jeugdhulp,

    • iii.

      De vervoersvraag is voor vervoer van en/ of naar een jeugdhulplocatie,

    • iv.

      En er bestaat geen recht op vervoer door middel van de voorliggende voorziening leerlingenvervoer voor (een deel van) het vervoer naar de jeugdhulplocatie

  • b.

    In de praktijk kan er een samenloop zijn met leerlingenvervoer. Vanuit het leerlingenvervoer kunnen kinderen in aanmerking komen voor een vervoersvoorziening van huis naar school en van school naar huis. De vraag om een voorziening vervoer jeugdwet zal meestal tegelijk met een aanvraag voor de jeugdhulp aan de orde zijn en wordt dan meegenomen in het besluit. Het is echter ook mogelijk de vervoersvoorziening later toe te kennen, als zich na verloop van tijd een medische noodzaak of beperkingen in de zelfredzaamheid voordoen. Deze beperkingen hoeven geen relatie met de jeugdhulp te hebben.

  • c.

    De voorziening wordt toegekend vanaf de datum dat de jeugdhulp in de toekomst zal starten. Verstrekking met terugwerkende kracht, dus voor de datum van de aanvraag en toekenning, is niet mogelijk.

Artikel 3. Redenen voor vervoersvoorziening

  • a.

    Een voorziening in het kader van vervoer jeugdwet is mogelijk indien er sprake is

    • van de situaties beschreven onder B in combinatie met C, of

    • B in combinatie met D èn E èn F. Bij deze situatie wordt het afwegingskader uit artikel 5 toegepast.

  • b.

    Als er door een wettelijk verwijzer of het College het risico is gesignaleerd dat de jeugdige niet (of niet altijd) de jeugdhulp op locatie kan krijgen die hij/zij nodig heeft.

     

  • c.

    Het gaat hier om jeugdigen die niet in staat zijn zelfstandig te reizen. Er is sprake van medisch vervoer (ziekenvervoer) dat redelijkerwijs niet door ouder(s)/verzorger(s) of het netwerk kan worden geboden of waarbij ouder(s)/verzorger(s) en het netwerk niet beschikken over het benodigde vervoersmiddel, de benodigde medische apparatuur of de benodigde medische of verpleegkundige vaardigheden. Een medische noodzaak kan vastgesteld worden middels een medische verklaring van een arts, medisch specialist of door OnS Altena. De noodzaak tot medisch vervoer hoeft geen relatie te hebben met de noodzaak tot jeugdhulp. Het afwegingskader zoals opgenomen in artikel 5 hoeft dan niet doorlopen te worden. Het betreft hier niet jeugdigen die in aanmerking komen voor zittend ziekenvervoer, dit valt binnen de WLZ.

     

  • d.

    Beperkingen in de zelfredzaamheid die te maken hebben met leeftijd, stoornis, beperking of ziekte, die tijdelijk of chronisch van aard kan zijn. Van ouders en jeugdigen wordt verwacht dat ze zelf en/of met behulp van hun sociale netwerk, zorg dragen voor vervoer van en naar jeugdhulp. Als ouders en/of de jeugdige niet in staat zijn het vervoer te organiseren of wel in staat zijn, maar er sprake is van boven gebruikelijke zorg kan een vervoersvoorziening toegekend worden. Leidraad bij de beoordeling is of er sprake is van boven gebruikelijke zorg. Dit is zorg die, gelet op leeftijd en ontwikkelingsniveau boven de normale, dagelijkse zorg uitgaat die van ouders en/of netwerk verwacht kan worden. Bij jeugdigen die wel zelfstandig kunnen reizen kan het in bepaalde gevallen ook gaan om boven gebruikelijke zorg. De beperking in de zelfredzaamheid hoeft geen relatie te hebben met de noodzaak tot jeugdhulp. Het niet kunnen betalen van vervoer kan niet worden aangemerkt als een beperking in de zelfredzaamheid.

     

  • e.

    Er is sprake van intensieve jeugdhulp, namelijk minimaal acht contactmomenten (behandeling, dagbesteding, kort verblijf of begeleiding) per maand én

     

  • f.

    De afstand voor een enkele reis naar de jeugdhulplocatie bedraagt minimaal 6 kilometer volgens de ANWB-routeplanner voor de kortste, veilige route, ongeacht het vervoersmiddel of de route die feitelijk wordt gebruikt. Indien sprake is van reizen met het OV met een begeleider dan tellen de kilometers voor een enkele reis dubbel.

Artikel 4. Verschillende vervoersvoorzieningen

De volgende vormen van een vervoersvoorziening vervoer jeugdwet worden onderscheiden:

  • a.

    Een vergoeding voor openbaar vervoer indien sprake is van boven gebruikelijke kosten (zoals beschreven onder 6b) voor vervoer naar of vanaf een jeugdhulpvoorziening.

  • b.

    Een vergoeding voor openbaar vervoer met begeleiding, met als doel zelfstandig leren reizen, indien sprake is van boven gebruikelijke kosten (zoals beschreven onder 6b) voor vervoer naar of vanaf een jeugdhulpvoorziening.

  • c.

    Een vergoeding voor eigen vervoer, indien sprake is van boven gebruikelijke kosten (zoals beschreven onder 6b) voor vervoer van naar of vanaf een jeugdhulpvoorziening.

  • d.

    Aangepast vervoer (taxivervoer) dat in natura wordt geboden door de jeugdhulpaanbieder of het door de ouders uitgekozen taxibedrijf. Het inzetten van aangepast vervoer (taxi/taxibus) wordt pas mogelijk als alle bovengenoemde opties naar het oordeel van het College niet mogelijk zijn.

Een combinatie van deze voorzieningen behoort tot de mogelijkheden, mits onderbouwd wordt door de aanvrager waarom hiervoor wordt gekozen.

Artikel 5. Afwegingskader

Indien sprake is van een risico op het niet krijgen van noodzakelijke jeugdhulp (artikel 3a, situatie B in combinatie met D, E en F) vanwege een belemmering in de vervoerssituatie, dan wordt op de volgende volgorde een afweging voor een passende voorziening gemaakt. Pas als een jeugdige niet op de beschreven manier (per optie) kan reizen, komt de volgende, daaronder beschreven optie in beeld. Het inzetten van aangepast vervoer (taxi/taxibus) is pas mogelijk als alle onderstaande opties naar het oordeel van het College niet mogelijk zijn:

  • a.

    De jeugdige fietst naar de jeugdhulplocatie.

  • b.

    De jeugdige fietst naar de jeugdhulplocatie onder begeleiding van ouder(s)/verzorger(s) of het sociale netwerk.

  • c.

    De jeugdige heeft de draagkracht en vaardigheden om in afzienbare tijd zelfstandig te leren reizen met het openbaar vervoer naar de jeugdhulplocatie begeleid door ouder(s)/verzorger(s), het sociale netwerk, een vrijwilliger of een jeugdprofessional.

  • d.

    De jeugdige gaat met zijn/haar brommer/scooter naar de jeugdhulplocatie.

  • e.

    De jeugdige reist zelfstandig met het openbaar vervoer naar de jeugdhulplocatie. Er zijn 3 redenen waarom openbaar vervoer geen optie is, namelijk een gebrek aan zelfstandigheid van de jeugdige, het ontbreken van openbaar vervoer of een reistijd van meer dan 90 minuten voor een enkele reis. Daarbij wordt uitgegaan van de reisduur tussen in- en uitstaphalte of – station.

  • f.

    De jeugdige reist onder begeleiding van ouder(s)/verzorger(s) of het sociale netwerk met het openbaar vervoer naar de jeugdhulplocatie. Deze optie vervalt als de jeugdige niet in staat is om met begeleiding in het openbaar vervoer te reizen, openbaar vervoer ontbreekt, de reistijd meer dan 90 minuten enkele reis is (de reistijd van begin- tot eindhalte of - station) of ouder(s)/verzorger(s) kunnen aantonen dat begeleiding van de leerling door henzelf of anderen onmogelijk is dan wel tot ernstige benadeling van het gezin zal leiden.

  • g.

    De ouder(s)/verzorger(s) of het netwerk brengen en halen de jeugdige met gemotoriseerd vervoer (auto, bestelbus, motor enz.)

  • h.

    Er wordt een vrijwilliger geworven die de jeugdige begeleidt (B en F) of vervoert (G).

  • i.

    De jeugdhulpaanbieder verplaatst de begeleiding/behandeling naar het verblijfadres van de jeugdige.

Voor de opties D, E, F, G en H is eventueel een vergoeding mogelijk. De regels voor vergoedingen en de berekening daarvan zijn opgenomen in artikel 6.

Artikel 6. Vergoeding voor eigen vervoer en openbaar vervoer

  • a.

    Een vergoeding voor het vervoer naar jeugdhulp kan alleen worden aangevraagd bij en verstrekt door het college. Om in aanmerking te komen voor vergoeding op basis van de reiskosten voor eigen vervoer moet dit zowel de goedkoopst passende oplossing zijn.

  • b.

    Een vergoeding is mogelijk voor boven gebruikelijke kosten, mits voldaan wordt aan de criteria beschreven in artikel 3 zonder B. Alleen de boven gebruikelijke vervoerskosten voor vervoer Jeugdwet worden vergoed. De gebruikelijke vervoerskosten zijn bepaald op € 30 per maand. Dit op basis van de berekening 8 contactmomenten x 5 km x twee (retour) x €0,19 = €15,20.

  • c.

    Het berekenen van de vervoersvergoeding voor eigen vervoer gaat als volgt:

     

    Aantal contactmomenten jeugdhulp (≥ 8) x aantal kilometers van het verblijfadres naar de

    jeugdhulplocatie (≥ 5 km) x twee (retour) x kilometervergoeding

    Reisregeling binnenland* - € 30 = gebruikelijke kosten.

    * In 2022 bedraagt de vergoeding € 0,19 per km.

  • d.

    De te vergoeden kilometers worden berekend op basis van de kortste, veilige route via de ANWB-routeplanner.

  • e.

    Het berekenen van de vervoersvergoeding voor openbaar vervoer gaat als volgt: Werkelijke kosten voor openbaar vervoer per maand - € 30 gebruikelijke kosten.

  • f.

    Tot de werkelijke kosten behoren zowel de kosten voor het openbaar vervoer van de jeugdige als de kosten voor het openbaar vervoer van de begeleider voor de vervoersbewegingen waarbij de jeugdige aanwezig is. In overleg met OnS Altena wordt binnen de mogelijkheden van de jeugdige (en de begeleider) de optimale route bepaald en vervolgens de minimale kosten voor deze route (bijvoorbeeld een maand- of jaarkaart).

  • g.

    Het uitkeren van de vergoeding gebeurt door middel van het gebruik van het declaratieformulier.

Artikel 7. Goedkoopst adequate vervoersvoorziening

  • a.

    Een vervoersvoorziening wordt toegekend over de afstand tussen het hoofdverblijf en/of schoollocatie van de jeugdige en de dichtstbijzijnde goedkoopst adequate voorziening jeugdhulp.

  • b.

    In het geval dat de jeugdige en/of zijn ouders ervoor kiezen de jeugdhulp te betrekken van een aanbieder die de hulp verder weg biedt, dan komen de meerkosten hiervan, de (hogere) vervoerskosten, voor eigen rekening.

Artikel 8. Het maken van een uitzondering

Indien naar oordeel van het College, ondanks dat niet wordt voldaan aan de criteria voor vervoer jeugdwet in deze beleidsregels, een vorm van vervoer in het kader van de jeugdwet nodig is, dan kan het College besluiten om een uitzondering te maken. Deze uitzondering moet worden vastgelegd in een besluit.

Artikel 9. Ingangsdatum en citeertitel

  • 1.

    Deze beleidsregel treedt in werking op 1 april 2022.

  • 2.

    Deze beleidsregels worden aangehaald als de ‘Beleidsregels Vervoer Jeugdhulp gemeente Altena 2022.

Vastgesteld in de vergadering van Het college van burgemeester en wethouders van Altena op 21-december 2021.

De secretaris

drs. R.J.M. van Wuijtswinkel MPA

De burgemeester

drs. E.B.A. Lichtenberg MCM