Organisatie | Intergemeentelijke Sociale Dienst (ISD) Bollenstreek |
---|---|
Organisatietype | Regionaal samenwerkingsorgaan |
Officiële naam regeling | Uitvoeringsbesluit maatschappelijke ondersteuning ISD Bollenstreek 2022 |
Citeertitel | Uitvoeringsbesluit maatschappelijke ondersteuning ISD Bollenstreek 2019 |
Vastgesteld door | dagelijks bestuur |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Geen
Onbekend
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2022 | nieuwe regeling | 16-12-2021 |
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 3. Gedifferentieerd tarief
Daarbij gelden de volgende uitgangspunten:
Onder Zorginstellingstarief wordt verstaan: het tarief voor de maatwerkvoorziening in de vorm van een pgb indien de ingekochte ondersteuning wordt geleverd door gekwalificeerd personeel dat in loondienst is bij een erkende zorginstelling, waarbij de bij de sector behorende CAO nageleefd wordt. In dit tarief is rekening gehouden met de werkgeverslasten die gebruikelijk zijn voor een dergelijke zorginstelling.
Onder ZZP tarief wordt verstaan het tarief voor de maatwerkvoorziening in de vorm van een pgb waarbij de ondersteuning wordt geleverd door een persoon die beroepsmatig is gekwalificeerd voor de betreffende ondersteuning, blijkend uit een diploma van een erkende (Nederlandse) instelling voor beroepsonderwijs. En bij de Belastingdienst en Kamer van Koophandel geregistreerd staat als zelfstandige, eenmansbedrijf of freelancer. Ook personen die werkzaam zijn binnen een collectief van zelfstandig werkende professionals vallen hier onder én zorginstellingen die de in de sector geldende CAO niet naleven. In al deze situaties is sprake van het ontbreken van of minder werkgeverslasten waardoor a.g.v. aannemelijke minder kosten het maximale tarief verlaagd wordt met 20%.
Onder Sociaal netwerk tarief wordt verstaan: het tarief voor de maatwerkvoorziening in de vorm van een pgb indien de ondersteuning wordt geleverd door een persoon uit het sociaal netwerk van belanghebbende of door daartoe niet opgeleid persoon. Deze vorm van hulp kan onder de Regeling Dienstverlening aan Huis 1 vallen (art 5 wet LB 1964). Via deze regeling is de budgethouder gevrijwaard van het afdragen van loonheffingen, premies werknemersverzekeringen en heeft daarnaast geen administratieve verplichtingen. Personen niet behorende tot het sociaal netwerk maar wel vallen onder de Regeling dienst verlening aan huis vallen ook onder dit tarief. Het in dit besluit gehanteerde tarief ligt ruim boven het wettelijk minimumloon. Voor individuele begeleiding is aangesloten bij het tarief dat gehanteerd wordt bij de Wet langdurige zorg en de Zorgverzekeringswet voor niet-professionals.
Om in aanmerking te kunnen komen voor het Zorginstellingstarief dienen de volgende documenten aangeleverd te worden:
De inschrijving in het Handelsregister waaruit blijkt dat er sprake is van er een onderneming als bedoeld in artikel 5, onderdelen a, c, d, of e van de Handelsregisterwet 2007 waarvan de activiteiten blijkens de inschrijving van het Handelsregister, bedoeld in artikel 2 van die wet, geheel of voor het grootste deel bestaan uit het verlenen van (Wmo)zorg.
Om in aanmerking te komen voor het ZZP tarief dienen de volgende documenten ingediend te worden:
De inschrijving in het Handelsregister waaruit blijkt dat er sprake is van er een onderneming als bedoeld in artikel 5, onderdelen a, c, d, of e van de Handelsregisterwet 2007 waarvan de activiteiten blijkens de inschrijving van het Handelsregister, bedoeld in artikel 2 van die wet, geheel of voor het grootste deel bestaan uit het verlenen van (Wmo)zorg.
Artikel 6. Verantwoording van het persoonsgebonden budget
De steekproef zoals genoemd in de Uitvoeringsregels maatschappelijke ondersteuning ISD Bollenstreek 2018 heeft minimaal een omvang van 10% van de verstrekte pgb’s . De controle vindt plaats na afloop van de verstrekking dan wel na afloop van elk kalenderjaar.
Artikel 8. Duur opleggen eigen bijdrage
De duur van de oplegging van de eigen bijdrage is als volgt:
Artikel 9. Geen bijdrage voor maatwerkvoorzieningen of pgb’s
Voor de volgende maatwerkvoorzieningen wordt geen eigen bijdrage geïnd:
Indien een instelling voor algemeen maatschappelijk werk, de Raad voor de Kinderbescherming of het AMHK van mening is dat het opleggen van een eigen bijdrage tot mishandeling, verwaarlozing of ernstige schade voor de opvoeding en ontwikkeling van een minderjarige kan leiden. Het oordeel tot het verlenen van vrijstelling voor de bijdrage in de kosten voor een maatwerkvoorziening ligt bij het Dagelijks Bestuur.
Hoofdstuk 2 Bedragen persoonsgebonden budget voor maatwerkvoorzieningen Wmo
NB: sociaal netwerktarief, hieronder valt ook zorg door een daartoe niet opgeleid persoon. Begeleiding wordt uitbetaald op het gemiddelde van de klasse, analoog aan de zorg in natura. Waarbij voor klasse 1 geldt dat gemiddelde van de klasse 0,95 is maar uitbetaald wordt op 1,5.
Bedragen persoonsgebonden budget hulpmiddelen (alle varianten) |
De tegenwaarde van de goedkoopste adequate voorziening die door de ISD Bollenstreek in natura zou zijn verstrekt. |
Hoofdstuk 3 Overige bepalingen
Artikel 10. Primaat van verhuizen
Het bedrag waarboven het primaat van de verhuizing wordt gehanteerd bedraagt € 25.400,-.
Sportvoorzieningen, in de vorm van een hulpmiddel, worden uitsluitend in de vorm van een pgb verstrekt.
Artikel 12. Kwaliteitseisen maatschappelijke ondersteuning
Lid 1. De persoon of instelling die het pgb uitvoert, voldoet aan de van toepassing zijnde wet- en regelgeving en voldoet aan de voorwaarden die de ISD Bollenstreek stelt aan de voorziening.
Lid 2. De persoon of instelling die het pgb ontvangt, garandeert dat de uitvoering in overeenstemming zal zijn met de geldende en gangbare zorgvuldigheidsmaatstaven. De reikwijdte van deze verplichting wordt beperkt door de eigen verantwoordelijkheid van klant om naar vermogen bij te dragen aan de uitvoering en het resultaat van de maatwerkvoorziening.
Artikel 13. Betrekken van ingezetenen bij beleid
Lid 1. Het Dagelijks bestuur stelt, zoals aangegeven in artikel 17 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning 2018, ingezetenen vroegtijdig in de gelegenheid voorstellen voor het beleid betreffende maatschappelijke ondersteuning aangaande maatwerkvoorzieningen te doen, advies uit te brengen bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen betreffende maatschappelijke ondersteuning aangaande maatwerkvoorzieningen, en voorziet hen van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen.
Lid 2. Het Dagelijks bestuur zorgt ervoor, zoals aangegeven in artikel 17 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning 2018, dat ingezetenen kunnen deelnemen aan periodiek overleg, waarbij zij onderwerpen voor de agenda kunnen aanmelden, en dat zij worden voorzien van de voor een adequate deelname aan het overleg benodigde informatie en ondersteuning.
Lid 3. Het Dagelijks Bestuur maakt daarbij gebruik van de binnen de Bollenstreek gemeenten fungerende Wmo Adviesraden, waarin de hiervoor onder 1. en 2. beschreven activiteiten zijn belegd.
Lid 4. Afhankelijk van specifieke onderwerpen gaat het Dagelijks bestuur de dialoog aan met andere groeperingen en/of organisaties dan de Wmo Adviesraden van de Bollenstreek gemeenten die specifieke en waardevolle kennis kunnen delen. Naast groeperingen kunnen ook individuele burgers of belangenbehartigers van individuen gevraagd worden mee te denken over te vormen beleidskaders.
Het Dagelijks bestuur kan jaarlijks per 1 januari de in het kader van het Uitvoeringsbesluit maatschappelijke ondersteuning geldende bedragen verhogen of verlagen aan de hand van de prijsindex voor de gezinsconsumptie (september) of aan de hand van de ontwikkelingen van het minimumloon, bedoeld in artikel 8 eerste lid onderdeel a van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag, zoals bepaald in artikel 3.7 van het (Landelijk) Uitvoeringsbesluit Wmo 2015.
Het dagelijks bestuur van de ISD Bollenstreek heeft op 16 december 2021 dit Uitvoeringsbesluit 2022 vastgesteld.
D.T.C. Salman
voorzitter
mr. R.J. ‘t Jong
secretaris
Tenzij anders is vermeld wordt aangesloten bij de begripsbepaling van de Wmo 2015.
Artikelsgewijze toelichting Enkel die bepalingen die nadere toelichting behoeven, worden hieronder behandeld.
Artikel 2. Hoogte persoonsgebonden budget (pgb)
In sub a is geregeld dat het pgb bestaat uit het bedrag dat de tegenwaarde is van de voorziening die de belanghebbende op dat moment ontvangen zou hebben als deze in natura zou zijn verstrekt. In geval dat de ISD Bollenstreek een voorziening in natura huurt, wordt een bedrag beschikbaar gesteld gelijk aan de huurprijs inclusief de eventueel daarin opgenomen kosten van onderhoud en reparatie. Hiermee wordt belanghebbende dan in principe geacht om de voorziening aan te kunnen schaffen en daarmee is de goedkoopst-adequate voorziening gegarandeerd.
Artikel 3. Gedifferentieerd tarief
In artikel 3 maakt de ISD Bollenstreek onderscheid tussen welke persoon de ondersteuning levert. Er worden twee verdelingen gemaakt
Er geldt een lager tarief voor een persoon die niet werkt via een daartoe gekwalificeerde instelling. Daarbij wordt in de tariefstelling ook nog een onderscheid tussen een opgeleid persoon en een niet opgeleid persoon gemaakt.
Voor een niet opgeleid persoon geldt dat dit (ook) een mantelzorger kan zijn of iemand uit het sociale netwerk van de klant. Uitgangspunt hierbij blijft dat dit waar mogelijk als voorliggende voorziening gezien wordt en om die reden onbetaald verricht wordt.
Voor de pgb tarieven voor een opgeleid persoon die niet werkt via een daartoe gekwalificeerde instelling geldt dat het gangbare praktijk is dat deze circa 20% lager kunnen liggen dan tarieven waarmee vergelijkbare zorg in natura wordt ingekocht. Dat heeft ermee te maken dat er minder overheadkosten hoeven te worden mee berekend.
Het pgb is aan maxima gebonden. Hiermee wordt bewerkstelligd dat niet méér vergoed wordt dan de daadwerkelijke kosten die belanghebbende maakt, voor zover deze lager liggen dan het maximum. Belanghebbende moet in dat kader inzichtelijk maken wat de concrete kosten zijn, voordat het pgb wordt uitbetaald.
Ten aanzien van sub b onder 3 is van belang dat in de nota naar aanleiding van het verslag (Kamerstukken II 2013/14, 33 841, nr. 34) de regering heeft aangegeven dat onder genoemde personen het sociale netwerk inclusief mantelzorgers kunnen vallen. Wel is de regering van mening dat de beloning van het sociale netwerk in elk geval beperkt moet blijven tot die gevallen waarin het de gebruikelijke hulp overstijgt en dit aantoonbaar tot betere en effectievere ondersteuning leidt en aantoonbaar doelmatiger is. Overeenkomstig de huidige Wmo-praktijk met betrekking tot informele hulp wordt hierbij in ieder geval gedacht aan diensten (zorg van mantelzorgers bijvoorbeeld). Informele hulp bij hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen is minder goed denkbaar. Ingeval ook hiervoor een pgb wordt aangevraagd is voor de ISD Bollenstreek van belang dat slechts een pgb wordt verstrekt indien naar het oordeel van het Dagelijks bestuur is gewaarborgd dat de in te kopen diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen veilig, doeltreffend en cliëntgericht worden verstrekt (artikel 2.3.6, tweede lid, onder c, van de wet). Bij het beoordelen van de kwaliteit als bedoeld in artikel 2.3.6, tweede lid, onder c, van de wet weegt het Dagelijks bestuur mee of de diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen in redelijkheid geschikt zijn voor het doel waarvoor het pgb wordt verstrekt (artikel 2.3.6, derde lid, van de wet).
Artikel 6. Verantwoording van het persoonsgebonden budget
In dit artikel is vastgelegd dat bij pgb’s een steekproefsgewijze controle kan plaatsvinden na afloop van de verstrekking of na afloop van enig kalenderjaar. De wijze van verantwoording en de daartoe te overleggen bewijsstukken zijn vastgelegd in de Uitvoeringsregels.
Artikel 8. Duur opleggen eigen bijdrage
Dit artikel regelt de duur waarover de cliënt een eigen bijdrage is verschuldigd. De Wmo 2015 maakt het mogelijk een eigen bijdrage te vragen tot de kostprijs is voldaan. Gekozen is dit op te nemen maar te maximeren tot 7 jaar voor alle woon- en vervoersvoorzieningen, niet in bruikleen, of 10 jaar voor aard- en nagelvaste woningaanpassingen.
Artikel 9. Geen bijdrage voor maatwerkvoorzieningen of pgb’s
In een aantal gevallen mag op grond van de geldende regelgeving geen eigen bijdrage worden geheven dan wel wordt dit niet opportuun geacht. Artikel 9 geeft hier nadere invulling aan.
Een eigen bijdrage voor een rolstoel (in natura dan wel met een pgb) is, gezien het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 niet toegestaan.
Uitzondering daarop vormen de accessoire die het mogelijk maken de rolstoel buitenshuis te gebruiken als zelfstandige vervoersvoorziening (vergelijkbaar met een scootmobiel).
Een elektrische aandrijfsysteem voor een rolstoel of een aankoppelfiets zijn accessoires die bedoeld zijn voor lokaal verplaatsen. In huis is dit soort hulpstuk namelijk niet nodig. De rolstoel verandert daarmee in een vervoersvoorziening, echter voor de rolstoel zelf kan nog steeds geen bijdrage gevraagd worden. Voor het elektrische aandrijfsysteem of de aankoppelfiets wel. Deze zijn namelijk niet onlosmakelijk verbonden met de rolstoel. Zonder deze accessoires functioneert de rolstoel namelijk nog steeds als rolstoel.
De eigen bijdrage is niet van toepassing op duwondersteuning op een rolstoel als bijvoorbeeld de partner of mantelzorger onvoldoende kracht heeft om de rolstoel te duwen. In dit geval wordt de rolstoel met accessoire namelijk geen zelfstandige vervoersvoorziening. De cliënt kan de rolstoel met accessoire niet zelfstandig bedienen.
Ook voor een voorziening in een gemeenschappelijke ruimte van een wooncomplex wordt geen eigen bijdrage gevraagd. Van een voorziening in een gemeenschappelijke ruimte kunnen ook anderen gebruik maken. Deze kunnen daarmee ook ten goede komen van andere personen met een beperking. Om die reden wordt in dat geval bij de individuele belanghebbende geen eigen bijdrage geheven.
Artikel 10.Primaat van verhuizen
Dit artikel bepaalt bij welk bedrag (wanneer) het primaat van verhuizen beoordeelt dient te worden aan de hand van de in de Uitvoeringsregels genoemde afwegingspunten.
Artikel 12. Kwaliteitseisen maatschappelijke ondersteuning
Dit artikel is een uitwerking van het bepaalde in artikel 17 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning 2020.
Het Dagelijks Bestuur kan jaarlijks per 1 januari de in dit Besluit geldende bedragen verhogen of verlagen aan de hand van de geldende prijsindex.
Artikel 16. Inwerkingtreding; citeertitel
Dit artikel benoemt de citeertitel van dit Besluit en geeft aan wanneer het Uitvoeringsbesluit in werking treedt.
Dit artikel bepaalt dat de geldigheidsduur van dit Uitvoeringsbesluit gelijk loopt aan de duur van de Verordening. Het in de Verordening gestelde met betrekking tot periodieke evaluatie van het gemeentelijke beleid en dientengevolge eventuele bijstelling van de Verordening is eveneens van toepassing op dit Uitvoeringsbesluit.
De klassen voor Reguliere of Gespecialiseerde Begeleiding zijn als volgt bepaald:
klasse 1: 0 – 1,9 uur per week
klasse 2: 2 – 3,9 uur per week
klasse 3: 4 – 6,9 uur per week
klasse 4: 7 – 9,9 uur per week
klasse 5: 10 – 12,9 uur per week
klasse 6: 13 – 15,9 uur per week
klasse 7: 16 – 19,9 uur per week
klasse 8: 20 – 24,9 uur per week
Voor dagbesteding zijn de klassen vastgesteld in termen van dagdelen.
klasse 1: een dagdeel per week
klasse 2: twee dagdelen per week
klasse 3: drie dagdelen per week
klasse 4: vier dagdelen per week
klasse 5: vijf dagdelen per week
klasse 6: zes dagdelen per week
klasse 7: zeven dagdelen per week
klasse 8: acht dagdelen per week
klasse 9: negen dagdelen per week
De klassen voor Tijdelijk Beschermd Wonen LVB 18+ (incl. intramuraal) zijn als volgt bepaald:
Klasse 1: 0 - 1,9 uur per week
Klasse 2: 2 - 3,9 uur per week
Klasse 3: 4 - 6,9 uur per week
Klasse 4: 7 - 9,9 uur per week
Klasse 5: 10 - 12,9 uur per week
Klasse 6: 13 - 15,9 uur per week
Klasse 7: 16 - 19,9 uur per week
Klasse 8: 20 - 24,9 uur per week
Genoemde bedragen zijn exclusief BTW omdat ervan uitgegaan wordt dat per 1 januari 2015 alle genoemde diensten vrijgesteld zijn daarvan. Als een of meer genoemde diensten niet zijn vrijgesteld van BTW dan worden de tarieven aangepast.
Vergoeding van kosten van onderhoud en keuring ingevolge artikel 13 lid 1 sub j Verordening maatschappelijke ondersteuning
Alleen de werkelijk gemaakte kosten (met een maximum van de in de tabel genoemde bedragen) van keuring en onderhoud aan de hieronder genoemde onderdelen komen in aanmerking voor een financiële tegemoetkoming. Genoemde bedragen zijn landelijke richtlijnen die de trapliftenfabrikanten moeten hanteren. Bij afwijking van deze richtlijnen treedt de ISD Bollenstreek in conclaaf met de betreffende fabrikant; de klant zal hier nooit de dupe van zijn.
De maximale vergoeding van kosten voor onderhoud en keuring van diverse soorten liften in woningen en trappenhuizen bedraagt:
*Balansliften worden niet meer nieuw gemaakt. Bestaande balansliften kunnen nog wel gewoon gekeurd en onderhouden worden. Het liftinstituut berekent de kosten voor periodieke keuring van balansliften op grond van een uurtarief van € 81,00. De daadwerkelijk gemaakte kosten komen voor vergoeding in aanmerking.
Indien het onderhoudscontract voor de duur van 1 jaar is vastgesteld, wordt het bovengenoemde bedrag (vergoeding) gehalveerd.
Maximale toeslagen op bovengenoemde tarieven:
De werkelijke kosten van noodzakelijke reparatie, niet ontstaan door onzorgvuldig gebruik / ondeskundig gebruik, komen voor vergoeding in aanmerking, mits gedeclareerd binnen 2 maanden na betaling. Reparatiekosten die het maximale bedrag van € 492,- per 2 jaar overstijgen, moeten vooraf op basis van een offerte aangevraagd worden ((waarbij redelijkheid en maatwerk het uitgangspunt is) bij de ISD Bollenstreek. Op grond van de individuele aanvragen wordt de noodzaak van die kosten beoordeeld.
De Regeling dienstverlening aan huis biedt particulieren de mogelijkheid om een particulier als dienstverlener in te huren voor huishoudelijk werk in en om het huis, voor minder dan vier dagen per week. Zij sluiten hierover een arbeidscontract af. De particulier wordt werkgever. De dienstverlener wordt de werknemer van deze particuliere werkgever. Particulieren die iemand minder dan vier dagen per week in dienst hebben voor huishoudelijk werk, hoeven geen loonadministratie te voeren, geen loonbelastingen in te houden en premies af te dragen. De hulp is niet verplicht verzekerd voor arbeidsongeschiktheid en werkloosheid, heeft een beperkt recht op doorbetaling bij ziekte (6 weken in plaats van 104 weken) en dient zelf via een aangifte inkomstenbelasting opgave te doen van inkomsten. Het kostenvoordeel tussen reguliere ondersteuning door een aanbieder met een hulp in loondienst en een particuliere hulp die werkt op basis van de Regeling loopt hierdoor al snel op tot € 7,50 per uur of meer