Organisatie | Heeze-Leende |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Nadere regels Jeugdhulp gemeente Heeze-Leende 2022 |
Citeertitel | Verordening Jeugdhulp gemeente Heeze-Leende 2022 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Onbekend
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2022 | nieuwe regeling | 21-12-2021 |
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Heeze-Leende;
gelet op het bepaalde in Verordening Jeugdhulp gemeente Heeze-Leende 2022
vast te stellen de Nadere regels Jeugdhulp gemeente Heeze-Leende 2022.
De nadere regels Jeugdhulp 2022 zijn een uitwerking van de Verordening Jeugdhulp Gemeente Heeze-Leende 2022 (hierna te noemen verordening). De nadere regels zijn een uitwerking van de Verordening Jeugdhulp Heeze-Leende 2022 en de Jeugdwet.
De Jeugdwet legt de nadruk op de eigen kracht, zelfredzaamheid en samenredzaamheid. Mensen komen zelf tot oplossingen op basis waarvan wordt bepaald op welke punten aanvullend een individuele maatwerkvoorziening nodig is.
Betrekken van inwoners bij het beleid
Hoofdstuk 2 Vormen van individuele voorzieningen
De volgende vormen van overige voorzieningen, zoals opgenomen in artikel 2 lid 1 van de Verordening, zijn rechtstreeks toegankelijk:
De volgende vormen van individuele voorzieningen, zoals opgenomen in artikel 2 lid 2 van de Verordening, zijn beschikbaar, maar niet vrij toegankelijk:
De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn jurisprudentie een stappenplan in vier fasen om te zorgen dat het onderzoek naar gevraagde jeugdhulp zorgvuldig uitgevoerd wordt:
Bij het verstrekken van een individuele voorziening, al dan niet in de vorm van een pgb, wordt rekening gehouden met richtlijnen rondom gebruikelijke zorg. In bijlage 2 zijn de richtlijnen rondom gebruikelijke zorg opgenomen. Wanneer de aanvraag getypeerd kan worden als gebruikelijke zorg, wordt er geen individuele voorziening verstrekt.
Hoofdstuk 4 Eigen mogelijkheden en probleemoplossend vermogen
De gemeente hoeft geen jeugdhulp te verstrekken als de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen van de jeugdige en zijn ouder(s) naar oordeel van de gemeente toereikend zijn. Hulp van personen uit het sociaal netwerk valt daar ook onder.
De wet schrijft niet voor wat nu precies onder de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen kan vallen. De invulling die de gemeente daaraan geeft moet vallen binnen een redelijke wetsuitleg. Daartoe dienen deze nadere regels. Komt de gemeente tot het oordeel dat de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen van de jeugdige en/of zijn ouder(s) (deels) toereikend zijn, dan kan een aanvraag om jeugdhulp geheel of gedeeltelijk worden afgewezen.
Hoofdstuk 5 Persoonsgebonden budget
Artikel 5.1 Eisen ZZP’er bij pgb
Deze dienstverlener dient als zelfstandige een Verklaring Omtrent het Gedrag
(VOG) te kunnen overleggen en is geregistreerd bij het Kwaliteitsregister jeugd (SKJ), het register voor Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg (BIG) en/of is aangesloten bij een beroepsverenging. De dienstverlener is geen eerstegraads familie van de jeugdige.
De jeugdige en/of zijn ouders geven de Sociale Verzekeringsbank (SVB) opdracht voor het uitvoeren van betalingen aan hun zorgverleners. Het opstellen van een zorgovereenkomst als onderdeel van het ondersteuningsplan geldt als voorwaarde voor het uitbetalen van zorgverleners uit het persoonsgebonden budget.
De verordening bepaalt dat degene aan wie het pgb wordt besteed moet voldoen aan de eisen die gelden voor de jeugdhulpaanbieders die door de gemeente zijn gecontracteerd. Strikt genomen volgt deze bepaling uit de wet. Behoudens de Verklaring Omtrent Gedrag (VOG) gelden de ‘deskundigheidseisen’ niet voor personen uit het sociaal netwerk. Ouders hoeven voor zichzelf geen VOG te overleggen.
Ingevolge het bepaalde in artikel 8.1.1 van de Wet, wordt een pgb verstrekt indien sprake is van een veilige, doeltreffende individuele voorziening. Hierbij weegt het college, ingevolge artikel 8.1.1, derde lid, onder c van de wet, mee of maatregelen in redelijkheid geschikt zijn voor het doel waarvoor het persoonsgebonden budget wordt verstrekt en van goede kwaliteit is.
Voor de toets aan het gestelde in lid 1, vormt het (gezins)plan of het familiegroepsplan de basis, zoals benoemd in artikel 3.1 derde lid van deze nadere regels. Indien aanvullende informatie benodigd wordt geacht door het college, wordt deze door jeugdige of ouders verstrekt.
Het college heeft de mogelijkheid om verstrekte individuele voorzieningen op doelmatigheid te toetsen door in gesprek te gaan met de jeugdige en/of ouders. In dit gesprek komt aan de orde of de jeugdige en/of ouders tevreden zijn over de geleverde ondersteuning en of de ondersteuning bijdraagt aan de boogde doelen zoals opgesteld in het (gezins)plan of het familiegroepsplan. Dit maakt de kwaliteit en doelmatigheid van de geboden ondersteuning inzichtelijk. Ook wordt bekeken of een heroverweging noodzakelijk is door te kijken naar rechtmatigheid. Waar noodzakelijk wordt het (gezins)plan of het familiegroepsplan bijgesteld aan de nieuwe situatie en/of opnieuw vastgesteld welke individuele voorziening nodig is om de actuele ondersteuningsvraag te beantwoorden. In het (gezins)plan of het familiegroepsplan wordt opgenomen binnen welke termijn(en) de evaluatie plaatsvindt.
Bijlage 1 – Budgetplan PGB jeugd
U heeft melding gedaan bij de gemeente Heeze-Leende en u wilt gebruik maken van een Persoonsgebonden budget (Pgb) Hiermee koopt u zelf uw jeugdhulp in. Wanneer het komt tot een aanvraag dan dient u dit budgetplan volledig in te vullen zodat het als onderdeel van de aanvraag ingediend kan worden Dit budgetplan wordt meegenomen in het onderzoek.
U komt alleen in aanmerking voor een Pgb als u aan een aantal voorwaarden voldoet, namelijk:
1. Persoonlijke gegevens Gegevens jeugdige
Gegevens wettelijk vertegenwoordiger
Ik wil gebruik maken van een Pgb en geen gebruik maken van zorgaanbieders die gecontracteerd zijn door de gemeente Heeze-Leende, omdat:
3. Welke resultaten wilt u bereiken met de ingekochte jeugdhulp?
We willen samen met u bepalen welke doelen/resultaten binnen welke termijn (indien mogelijk) gehaald moeten worden. Deze onderdelen worden met u besproken tijdens het intakegesprek en zijn terug te vinden in het (gezins)plan.
Beschrijf hieronder welke doelen/resultaten met de ingekochte jeugdhulp bereikt worden en binnen welke termijn:
Dit zijn de zorgverlener(s) bij wie ik jeugdhulp in wil gaan kopen. (geef hier de namen van personen en organisaties op dit u wilt gaan contracteren).
Relatie tot zorgverlener (indien dit van toepassing is: geef aan of het een familielid / kennis etc. is). | |||
De verordening bepaalt dat degene aan wie het pgb wordt besteed moet voldoen aan de eisen die gelden voor de jeugdhulpaanbieders die door de gemeente zijn gecontracteerd. Strikt genomen volgt deze bepaling uit de wet. Behoudens de Verklaring Omtrent Gedrag (VOG) gelden de ‘deskundigheidseisen’ niet voor personen uit het sociaal netwerk. Ouders hoeven voor zichzelf geen VOG te overleggen.
Geef hier aan welk tarief u gaat betalen per zorgverlener.
Wanneer vindt evaluatie van de doelen plaats tussen zorgverlener en budgethouder?
7. Wie gaat de zorgverlener(s) aansturen?
8. Wie gaat de administratie van het Pgb uitvoeren?
Het is van belang om te weten wie de jeugdhulp gaat verlenen en of dit iemand is in uw sociaal netwerk. Onder sociaal netwerk wordt verstaan:
Personen uit de huiselijke kring of te wel familieleden, mantelzorgers en andere personen met wie u een sociale relatie onderhoudt. Daarmee worden andere personen bedoeld met wie u regelmatig contacten onderhoudt zoals buren, medeleden van een vereniging etc.
Bijlage 2 – Richtlijn gebruikelijke zorg jeugd
Kortdurende en langdurige situaties
Bij gebruikelijke hulp wordt een onderscheid gemaakt in kortdurende en langdurige situaties.
Er is uitzicht op herstel van het (gezondheids)probleem en de daarmee samenhangende zelfredzaamheid van het kind. Het gaat hierbij over het algemeen over een periode van maximaal drie maanden.
Het gaat om situaties waarbij naar verwachting de hulp langer dan drie maanden nodig zal zijn.
Algemeen aanvaarde maatstaven:
In langdurige situaties is de hulp, waarvan kan worden gezegd dat deze op basis van algemeen aanvaarde maatstaven door de sociale omgeving (ouders, volwassen inwonende kinderen en andere volwassen huisgenoten) aan het kind moet worden geboden gebruikelijke hulp. Het gaat hier in ieder geval om:
Uitzonderingen op algemeen aanvaarde maatstaven
Voor zover een ouder geobjectiveerde beperkingen heeft en/of kennis/vaardigheden mist om gebruikelijke hulp uit te voeren en deze vaardigheden niet kan aanleren, wordt van hen geen bijdrage verwacht op dit onderdeel. Bij kinderen geldt deze uitzondering alleen voor zover het handelingen betreft die bij een gezond kind c.q. een kind zonder beperkingen niet voorkomen. Denk hierbij bijvoorbeeld aan het geven van sondevoeding of medicijnen.
Algemeen beoordelingskader bij kinderen
Om vast te stellen welke hulp kan worden verstrekt, wordt beoordeeld welke hulp op het gebied van persoonlijke verzorging en zelfstandig leven uitgaat boven de hulp die een kind van dezelfde leeftijd zonder beperkingen redelijkerwijs nodig heeft (boven gebruikelijke hulp). Bij die beoordeling dienen de leeftijd van het kind, de aard van de zorghandelingen, de frequentie van deze zorghandelingen en de omvang van de daarmee gemoeide tijd te worden betrokken. Deze thema’s worden hieronder uitgelegd.
Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met verschillen die tussen kinderen in dezelfde leeftijdscategorie bestaan. Bij de beoordeling van wat tot gebruikelijke hulp van ouders voor hun kinderen behoort, past daarom een zekere marge. Ook bij gezonde kinderen van dezelfde leeftijd kan de hulp die het ene kind nodig heeft meer of minder zijn dan de hulp die een ander kind nodig heeft. Het ene kind is nu eenmaal gemakkelijker of sneller zelfstandig dan het andere kind.
Voorbeeld: Veel kinderen van 4 jaar zijn overdag zindelijk en gaan zelf naar het toilet, maar het is niet ongewoon dat een kind van deze leeftijd hier stimulans, hulp of toezicht bij nodig heeft.
Richtlijnen ten aanzien van gebruikelijke hulp van ouders aan kinderen met een normaal ontwikkelingsprofiel.
B. Aard van de zorghandelingen
Zorghandelingen die het kind zelfstandig kan uitvoeren vallen altijd onder gebruikelijke zorg.
Gebruikelijke hulp bij kinderen kan ook handelingen omvatten die niet standaard bij alle kinderen voorkomen.
Het gaat dan om handelingen die een gebruikelijke hulphandeling vervangen, zoals het geven van sondevoeding in plaats van eten. Of om handelingen die in samenhang met reguliere zorgmomenten kunnen worden geboden, zoals het geven van medicijnen.
Voorbeelden van handelingen die gebruikelijke hulphandelingen vervangen kunnen zijn: het legen van een katheterzakje in plaats van verschonen; bij een kind met een verstandelijke beperking oefenen met het gebruik van pictogrammen in plaats van oefenen met topografie.
C. Frequentie en patroon van de zorghandelingen
Zorghandelingen die meelopen in het normale patroon van dagelijkse hulp aan een kind, zoals drie keer eten per dag, kunnen als gebruikelijke hulp worden aangemerkt.
Voorbeeld: Als een kind bij het ontbijt en het naar bed gaan medicatie aangereikt moet krijgen, loopt dit mee in de het normale patroon van dagelijkse hulp aan een kind en wordt dit als gebruikelijke hulp aangemerkt.
Hetzelfde geldt voor het aanreiken van spullen of speelgoed na afloop van de maaltijd of na een drinkmoment, bij kinderen met een lichamelijke beperking. Een voorbeeld van zorghandelingen die niet meelopen in het normale patroon van dagelijkse hulp van ouders aan een kind, is het meerdere malen per nacht bieden van hulp van ouders aan een kind vanaf 5 jaar. Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met die zorgsituaties waarbij ouders voortdurend in de nabijheid moeten zijn om onplanbare hulp en toezicht te leveren vanwege de (chronische) aandoening, stoornissen en beperkingen van het kind.
D. Omvang van de met de zorghandelingen gemoeide tijd
De omvang van de tijd die met de zorghandelingen is gemoeid, kan meebrengen dat niet langer van gebruikelijke hulp sprake is.
Voorbeeld: alle kinderen hebben tot een bepaalde leeftijd hulp nodig bij wassen en kleden, maar als deze handelingen veel meer tijd kosten vanwege bijvoorbeeld spasticiteit, wordt deze extra tijd niet als gebruikelijke hulp gezien.
De hiervoor genoemde criteria moeten telkens in samenhang en gelet op de omstandigheden van het kind worden beoordeeld.
Zo kan bij een kind van een bepaalde leeftijd dat is aangewezen op handelingen die niet bij alle gezonde kinderen voorkomen en die kunnen meelopen in het gebruikelijke patroon van dagelijkse verzorging, niet langer sprake zijn van gebruikelijke hulp vanwege de (extra) tijd die met deze zorghandelingen gemoeid gaat.
Een concrete uitwerking: het geven van medicatie (aard) bij een kind van 9 jaar (leeftijd) is gebruikelijke hulp.
Als de medicatie elke nacht (meerdere malen) moet worden toegediend, loopt dit niet mee in het dagelijkse patroon en moet beoordeeld worden of ouders hierdoor zodanig belast worden dat het niet meer redelijk is dit als gebruikelijke hulp te beschouwen.
Richtlijnen gebruikelijke hulp bij persoonlijke verzorging
Ouders aan kinderen, in kortdurende situaties
Alle persoonlijke verzorging door de ouder aan het kind is gebruikelijke hulp als er sprake is van een kortdurende zorgsituatie met uitzicht op herstel. Daarbij gaat het over het algemeen over een periode van maximaal drie maanden. Voorbeeld: het (extra) verschonen bij buikgriep.
Ouders aan kinderen, in langdurige situaties
Een kind is aangewezen op een individuele voorziening op grond van de Jeugdwet als het gaat om een chronische situatie, waarbij de gebruikelijke hulp in vergelijking tot kinderen zonder een chronische hulpvraag van dezelfde leeftijdscategorie volgens de richtlijn wordt overschreden. Gebruikelijke hulp bij kinderen kan ook handelingen omvatten die niet standaard bij alle kinderen voorkomen. Het gaat dan om handelingen die een gebruikelijke hulphandeling vervangen, zoals het geven van sondevoeding in plaats van eten, of om handelingen die in samenhang met reguliere zorgmomenten kunnen worden geboden zoals het geven van medicijnen.
Voorbeeld: het toedienen van eten en drinken door een ouder aan een kind van 2 jaar is gebruikelijke hulp, ook als het om sondevoeding gaat. Als het voeden van dit kind via de sonde meer tijd kost, of vaker moet gebeuren dan de normale dagelijkse eet- en drinkmomenten, kan er een aanspraak op een individuele voorziening zijn. Als een kind een handeling zelf kan uitvoeren, is er op grond van het begrip ‘redelijkerwijs’ geen aanspraak op een individuele voorziening, zoals het legen of wisselen van een katheterzakje.
Naast de algemene uitzonderingen die zijn beschreven aan het begin van dit protocol, geldt voor kinderen daarnaast:
Als gebruikelijke persoonlijke verzorging bij kinderen van niet uitstelbare aard is en degene die de gebruikelijke hulp moet verlenen niet beschikbaar is, wegens reguliere school- of werkweek van hem/haar zelf of van het kind, kan hiervoor een individuele voorziening worden toegekend. Bij zorghandelingen tijdens de kinderopvang of tijdens het onderwijs, is sprake van persoonlijke verzorging als het gaat om handelingen die organisaties voor kinderopvang of onderwijs normaal niet bieden, zoals het geven van sondevoeding in plaats van eten.
Persoonlijke verzorging tijdens kinderopvang
De opvang/zorg die instanties voor kinderopvang plegen te bieden is gebruikelijke hulp. Alleen voor de hulp die aanvullend nodig is aan de opvang/zorg is er aanspraak op een individuele voorziening op grond van de Jeugdwet. De niet-uitstelbare persoonlijke verzorging kan tijdens kinderopvang geïndiceerd worden.
Voorbeeld: een baby krijgt bij de kinderopvang drie keer per dag een flesje. Voor een baby valt het geven van een flesje onder normale dagelijkse zorg, zoals kinderopvang die biedt, dat is dus geen hulpverlening die onder de Jeugdwet valt. Nu kost het bij deze baby, vanwege ernstige slikproblemen, extra tijd om dat flesje te geven. Voor het geven van een flesje staat gemiddeld 20 minuten per keer en bij deze baby kost het 35 minuten per keer. De minuten meer tijd komen voort uit aandoening gerelateerde stoornissen en beperkingen. De extra tijd die het kost om het flesje te geven, valt wel onder de Jeugdwet, dus: drie keer 15 minuten = 45 minuten per dag dat het kind gebruik maakt van de kinderopvang. Wanneer de baby geen flesje zou krijgen maar sondevoeding, dan is de volledige tijd voor het toedienen van de sondevoeding tijdens de kinderopvang hulpverlening die valt onder de Jeugdwet. Het geven van sondevoeding valt niet onder hulp zoals instanties voor kinderopvang die bieden. Om deze reden kan het geven van sondevoeding gedurende de kinderopvang volledig worden toegekend.
Persoonlijke verzorging tijdens onderwijs
De school biedt gangbare en normale dagelijkse hulp, zoals het strikken van veters, het aantrekken van een jas en hulp bij toiletgang bij kleuters. Voor deze gangbare en normale dagelijkse hulp kan geen individuele voorziening worden ingezet. Gedurende de tijd dat een kind de school bezoekt, is er voor de niet-uitstelbare hulp geen verplichting voor de ouders om deze gebruikelijke hulp op school te leveren. Deze hulp kan dus worden toegekend. De onderwijsregelgeving is voorliggend op een individuele voorziening vanuit de Jeugdwet tijdens schooltijd.
Richtlijnen gebruikelijke hulp bij zelfstandig leven individueel
Ouders aan kinderen, in kortdurende situaties
Alle begeleiding door de ouder aan het kind is gebruikelijke hulp als er sprake is van een kortdurende zorgsituatie met uitzicht op herstel. Daarbij gaat het over het algemeen over een periode van maximaal drie maanden.
Ouders aan kinderen, in langdurige situaties
Een kind kan aangewezen zijn op een algemene of individuele voorziening als het gaat om een chronische situatie, waarbij de gebruikelijke hulp in vergelijking tot een gezond kind c.q. een kind zonder beperkingen van dezelfde leeftijdscategorie volgens de richtlijn wordt overschreden.
Naast de algemene uitzonderingen, die zijn beschreven aan het begin van dit protocol, gelden geen extra uitzonderingen.
Ouderlijk toezicht aan kinderen is gebruikelijke hulp. Kinderen (met of zonder ziekte of handicap) hebben ouderlijk toezicht nodig. Bij een cognitief beperkt kind met gedragsproblemen kan het zijn, dat er meer dan gebruikelijk correctie en aansturing van gedrag en vaak ook meer aandacht voor vaste structuur nodig is.
Begeleiding tijdens kinderopvang
Wanneer ouders werken, zijn/blijven zij verantwoordelijk voor de opvang/verzorging van hun kinderen. De begeleiding die buiten dit werk/onderwijs om als gebruikelijke hulp wordt beschouwd, kan gedurende de tijd dat de ouders werken/onderwijs volgen niet worden geïndiceerd. Wanneer sprake is van bovengebruikelijke begeleiding, wordt de omvang van de bovengebruikelijke begeleiding vastgesteld over het hele etmaal/zeven dagen per week. Dus feitelijk ook gedurende de periode dat ouders werken/onderwijs volgen. Ouders kunnen de keuze maken wanneer zij de geïndiceerde uren inzetten, thuis of tijdens de kinderopvang.
Wanneer kinderen naar school gaan, kan gedurende de schooltijd geen begeleiding worden geïndiceerd die buiten de schooltijd als gebruikelijke hulp wordt beschouwd. Wanneer sprake is van boven gebruikelijke begeleiding, wordt de omvang van de boven gebruikelijke begeleiding vastgesteld over het hele etmaal/zeven dagen per week. Dus feitelijk ook gedurende de periode dat het kind op school is. Ouders kunnen de keuze maken wanneer zij de geïndiceerde uren inzetten, thuis of tijdens het onderwijs. Daarnaast is het mogelijk om begeleiding in de vorm van toezicht tijdens het onderwijs te indiceren wanneer het gedrag van het kind de omgang met andere leerlingen bemoeilijkt.
Richtlijnen bij (dreigende) overbelasting ouders c.q. verzorgers
De zorg voor een ziek kind, kan zo zwaar worden dat van overbelasting sprake is. Soms blijkt een individuele voorziening niet voldoende te zijn. In zulke gevallen kan de gebruikelijke hulp opnieuw beoordeeld worden en zo nodig leiden tot een gewijzigd besluit. Voor het bieden van een beschermende woonomgeving blijven ouders, ook bij overbelasting, zelf verantwoordelijk.
Aan het indiceren van gebruikelijke hulp gaat het beoordelen van de overbelasting vooraf. Overbelasting wijst op een verstoring van het evenwicht tussen draagkracht en draaglast waardoor fysieke en/of psychische klachten ontstaan. Tekort schieten van het ‘coping mechanisme’ kan er de oorzaak van zijn; emotionele labiliteit en slapeloosheid het gevolg. Naast de aard en ernst van de overbelasting wordt ook onderzocht of deze komt, doordat er iets met de gebruikelijke hulpverlener zelf aan de hand is (draagkracht vermindering) en/of dat deze gevolg is van de ernst van de ziekte van het kind (draaglast verhoging).
De vraag is of in individuele situaties van een uitzondering sprake is op grond waarvan toch gebruikelijke hulptaken moeten worden overgenomen. Eén van de redenen daarvoor kan zijn dat degenen van wie wordt verwacht dat zij taken overnemen, overbelast zijn (geraakt) en niet meer in staat zijn de gebruikelijke hulp te leveren. Steeds moet duidelijk zijn hoe de overbelasting zich uit en wat deze inhoudt. De met de overbelasting gepaard gaande klachten moeten duidelijk beschreven worden. In voorkomende gevallen kan het opnemen van contact met de huisarts over de ouder, helpen om een oordeel te vormen.
Soms is het duidelijk dat de ouder overbelast is, maar soms ook niet. Er bestaat niet één, simpel af te nemen test, die hierover direct uitsluitsel geeft. Wel gebruiken behandelaars en hulpverleners vragenlijsten waarmee overbelasting (mede) onderbouwd kan worden. Niet alleen de omvang van de planbare zorgtaken, maar ook de mate van de noodzaak tot het continu aanwezig zijn om onplanbare hulp te leveren is van invloed op de belastbaarheid van de gebruikelijke hulpverlener. Met andere woorden: het uitvoeren van enkele zorgtaken op vooraf afgesproken momenten is vaak minder belastend dan het uitvoeren van dezelfde zorgtaken, waarbij continu aanwezigheid en alertheid van de gebruikelijke hulpverlener noodzakelijk is. Klachten en symptomen die bij een aanpassingsstoornis optreden, kunnen op overbelasting wijzen zonder dat van een stoornis in psychiatrische zin sprake hoeft te zijn. Het gaat om klachten en symptomen zoals:
Er moet een verband zijn tussen de overbelasting en de zorg die iemand biedt. Bij overbelasting door een dienstverband van te veel uren of als gevolg van spanningen op het werk, zal de oplossing in de eerste plaats gezocht moeten worden in minder uren gaan werken of aanpak van de spanningen op het werk. Steeds zal daarom in het besluit worden aangegeven dat, wanneer de overbelasting bijvoorbeeld door het herinrichten van het huiselijk leven en/of werk kan worden teruggedrongen, dit dan ook van een ouder wordt verwacht. Wanneer de geldigheidsduur van het besluit verlopen is en een nieuwe aanvraag wordt gedaan, zal worden gekeken of en welke inspanningen zijn gedaan om de overbelasting terug te dringen.
Normtijden persoonlijke verzorging
De gemeente kent de volgende normtijden voor hulp en zorg bij algemene dagelijkse levensverrichtingen (ADL) als persoonlijke verzorging wordt geïndiceerd en er dus sprake is van boven gebruikelijke zorg. Deze zijn afkomstig uit de CIZ indicatiewijzer (2014).
Bron: CIZ Indicatiewijzer - Toelichting op de Beleidsregels indicatiestelling AWBZ 2014, zoals vastgesteld door het ministerie van VWS, Versie: 7.1, juli 2014
Normtijden Zelfstandig leven individueel
De gemeente kent de volgende normtijden als Zelfstandig leven individueel wordt geïndiceerd en er dus sprake is van boven gebruikelijke zorg. Deze zijn afkomstig uit de CIZ indicatiewijzer (2014).
De frequentie waarmee de begeleiding wordt geïndiceerd is niet meer dan nodig om verantwoorde zorg te bieden.
Bron: CIZ Indicatiewijzer - Toelichting op de Beleidsregels indicatiestelling AWBZ 2014, zoals vastgesteld door het ministerie van VWS, Versie: 7.1, juli 2014