Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Pijnacker-Nootdorp

Beleidsregels Wet inburgering gemeente Pijnacker-Nootdorp 2022

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatiePijnacker-Nootdorp
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregels Wet inburgering gemeente Pijnacker-Nootdorp 2022
CiteertitelBeleidsregels Wet inburgering gemeente Pijnacker-Nootdorp 2022
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-2022nieuwe regeling

21-12-2021

gmb-2021-478775

1283892/1150871

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels Wet inburgering gemeente Pijnacker-Nootdorp 2022

Het college van de gemeente Pijnacker-Nootdorp;

 

gezien het advies van de afdeling beleid d.d. 21 december 2021;

 

gezien het advies van de Adviesraad Sociaal Domein van 3 december 2021;

overwegende dat het college een centrale rol heeft in de begeleiding en ondersteuning van inburgeringsplichtigen en hiervoor regels dient te stellen betreffende de uitvoering van de in de Wet Inburgering 2021, het Besluit inburgering 2021 en de Regeling inburgering 2021 aan het college verleende taken en bevoegdheden;

 

besluit:

 

vast te stellen de volgende beleidsregels Wet inburgering gemeente Pijnacker-Nootdorp 2022.

 

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begrippen

In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

  • a.

    asielstatushouder: de inburgeringsplichtige, bedoeld in artikel 13 eerste lid van de wet;

  • b.

    AZC: asielzoekerscentrum;

  • c.

    Besluit: het Besluit inburgering 2021;

  • d.

    brede intake: de brede intake, bedoeld in artikel 14 van de wet;

  • e.

    bijstandsuitkering: de algemene bijstand, bedoeld in artikel 5, onder b, van de Participatiewet;

  • f.

    COA: Centraal Orgaan opvang asielzoekers;

  • g.

    college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Pijnacker-Nootdorp;

  • h.

    DUO: dienst uitvoering onderwijs;

  • i.

    gezinsmigranten en overige migranten: inburgeringsplichtigen, bedoeld in artikel 19 van de Wet inburgering 2021;

  • j.

    inburgeringsplichtige: de (toekomstige) inwoner van de gemeente Pijnacker-Nootdorp die volgens artikel 3 van de Wet inburgering 2021 inburgeringsplichtig is;

  • k.

    inburgeringstraject: het traject dat is gericht op het afronden van het participatieverklaringstraject, het afronden van de module Arbeidsmarkt en Participatie en het behalen van het inburgeringsexamen, de onderwijsroute of de zelfredzaamheidsroute;

  • l.

    klantmanager: medewerker van de gemeente Pijnacker-Nootdorp die belast is met de uitvoering van de wet en Participatiewet;

  • m.

    leerroute: de B1-route als bedoeld in artikel 7, de onderwijsroute, als bedoeld in artikel 8 en de zelfredzaamheidsroute (Z-route), als bedoeld in artikel 9 van de wet;

  • n.

    leerbaarheidstoets: de toets als bedoeld in artikel 14, derde lid, aanhef en onderdeel b, van de Wet inburgering 2021:

  • o.

    MAP: de Module Arbeidsmarkt en Participatie, bedoeld in artikel 6, eerste lid onder b van de wet;

  • p.

    PIP: het persoonlijk plan inburgering en participatie, bedoeld in artikel 15 van de wet;

  • q.

    PVT: het participatieverklaringstraject, bedoeld in artikel 6, eerste lid onder a van de wet;

  • r.

    Regeling: de Regeling inburgering 2021;

  • s.

    wet: de Wet inburgering 2021.

Hoofdstuk 2. Uitgangspunten

Artikel 2. Uitgangspunten beleid

Bij de uitvoering van de beleidsregels gelden de volgende uitgangspunten:

  • a.

    het college bevordert een tijdige start met het inburgeringstraject;

  • b.

    het college bewaakt de snelheid van het inburgeringstraject;

  • c.

    het college past bij het aanbieden van een inburgeringstraject maatwerk toe;

  • d.

    het college zorgt voor dualiteit van een inburgeringstraject door het combineren van activiteiten gericht op het leren van de Nederlandse taal en op meedoen aan de maatschappij;

  • e.

    het college stelt eisen aan de kwaliteit van het inburgeringsaanbod en zorgt ervoor dat die kwaliteit en de continuïteit gewaarborgd is.

Artikel 3. Informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen

Het college draagt er zorg voor dat de inburgeringsplichtige passend wordt geïnformeerd over:

  • a.

    zijn of haar wettelijke rechten en plichten;

  • b.

    de aanspraken op ondersteuning en begeleiding; en

  • c.

    het aanbod aan inburgeringsvoorzieningen en de toegang hiertoe.

Hoofdstuk 3. Brede intake inburgeringsplichtigen

Artikel 4. Brede intake

  • 1.

    Het college start de brede intake zo spoedig mogelijk nadat de inburgeringsplichtige in de basisadministratie van de gemeente is ingeschreven.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid kan het college de brede intake starten gedurende het verblijf in een AZC indien:

    • a.

      de inburgeringsplichtige een asielstatushouder betreft; én

    • b.

      duidelijk is dat het college verantwoordelijk is voor de huisvesting van de asielstatushouder (de zogenaamde koppeling).

Hoofdstuk 4. Onderdelen inburgeringsplicht

Artikel 5. Leerroutes

  • 1.

    Het college beoordeelt welke leerroute de inburgeringsplichtige moet volgen om aan zijn inburgeringsplicht te voldoen.

  • 2.

    Deze beoordeling vindt plaats op basis van:

    • a.

      de uitkomst van de leerbaarheidstoets;

    • b.

      de gegevens die het COA bij de eventuele voorinburgering heeft verkregen;

    • c.

      alle overige informatie verkregen uit de brede intake.

  • 3.

    Bij de vaststelling van de leerroute en, voor zover het gaat om asielstatushouders, de intensiteit van de taallessen, houdt het college in ieder geval rekening met de arbeidsplicht uit de Participatiewet, de re-integratieplicht uit de Participatiewet en de ondersteuning bij arbeidsinschakeling uit de Participatiewet.

  • 4.

    Het college biedt de asielstatushouder zo spoedig mogelijk doch uiterlijk binnen de termijnen als bedoeld in artikel 4.1. tweede lid 2 sub. g van de Regeling, een cursus of opleiding aan waarmee hij kan voldoen aan de vastgestelde leerroute.

  • 5.

    Het college biedt een gezins- en overige migranten ook toegang tot een cursus of opleiding als bedoeld in het vierde lid, met dien verstande dat deze door hem zelf bekostigd wordt.

Artikel 6. Participatieverklaringstrajecten (PVT)

Het college stemt het PVT af op:

  • a.

    de lokale situatie en behoefte;

  • b.

    de overige onderdelen van de inburgering.

Artikel 7. Module arbeid en participatie (MAP)

  • 1.

    Het college stemt de inhoud en het aantal uren van de MAP af op:

    • a.

      het vermogen, de capaciteiten en ontwikkelbehoeften van de inburgeringsplichtige;

    • b.

      de arbeids- en re-integratieplicht uit de Participatiewet en de ondersteuning bij arbeidsinschakeling;

    • c.

      de situatie op de lokale arbeidsmarkt.

  • 2.

    Indien een inburgeringsplichtige zich wel voldoende heeft ingezet gedurende het traject én aan de minimale urennorm voor het praktische element heeft voldaan, maar desondanks niet alle geambieerde kennis en vaardigheden beheerst, omdat dit achteraf niet aansluit bij zijn vermogen en capaciteiten kan het college niettemin oordelen dat is voldaan aan de doelstelling van de MAP.

Hoofdstuk 5. Het Persoonlijk plan Inburgering en Participatie (PIP)

Artikel 8. Persoonlijk plan inburgering en participatie (PIP)

  • 1.

    Het PIP wordt zoveel mogelijk in samenspraak met de inburgeringsplichtige opgesteld.

  • 2.

    Hiertoe nodigt het college de inburgeringsplichtige binnen twee weken na het afronden van de brede intake, doch uiterlijk binnen de termijn als bedoeld in artikel 5.3. eerste lid van het Besluit, uit.

  • 3.

    Indien sprake is van een situatie waarbij het (nog niet) mogelijk is binnen de termijn als bedoeld in artikel 5.3. eerste lid van het Besluit een PIP vast te stellen kan hiervan worden afgeweken.

  • 4.

    Indien sprake is van een situatie als bedoeld in het derde lid, wordt de inburgeringsplichtige hiervan schriftelijk in kennis gesteld. Daarbij wordt een termijn genoemd waarbinnen het persoonlijk inburgeringsplan alsnog wordt vastgesteld.

  • 5.

    Wanneer de inburgeringsplichtige voor wie eerder een PIP is vastgesteld verhuist naar de gemeente Pijnacker-Nootdorp stelt het college het PIP, binnen de termijn als bedoeld in artikel 5.3. tweede lid van het Besluit, opnieuw vast met dien verstande dat de eerder vastgestelde leerroute in beginsel gelijk is.

Artikel 9. Monitoren voortgang persoonlijk plan inburgering en participatie (PIP)

  • 1.

    De frequentie van de voortgangsgesprekken wordt vastgesteld op basis van de uitkomsten van de brede intake en afgestemd op de persoonlijke situatie van de inburgeringsplichtige, met dien verstande dat het minimaal aantal voortgangsgesprekken in het eerste anderhalve jaar wordt bepaald op:

    • a.

      drie voor asielstatushouders;

    • b.

      twee voor overige migranten en gezinsmigranten.

  • 2.

    Ter voorbereiding op de voortgangsgesprekken beziet het college de gegevens van de cursusinstelling of de taalschakeltrajectinstelling over de voortgang van de leerroute, de aanwezigheid, inspanningen en resultaten van de inburgeringsplichtige.

  • 3.

    Tijdens het voortgangsgesprek komen onder andere de afspraken uit het PIP en participatie aan bod. Met de inburgeringsplichtige wordt besproken of de onderdelen nog aansluiten bij de capaciteiten, de behoeften en de persoonlijke situatie van de inburgeringsplichtige. Het gaat daarbij in elk geval om:

    • a.

      de afgesproken leerroute;

    • b.

      de ondersteuning en begeleiding tijdens het inburgeringstraject;

    • c.

      de intensiteit van de verschillende onderdelen van het traject;

    • d.

      de participatie-activiteiten; en

    • e.

      de vorderingen en inzet van de inburgeringsplichtige.

  • 4.

    Wanneer het voortgangsgesprek hiertoe aanleiding geeft wordt het PIP in zijn geheel of op onderdelen aangepast. Dit wordt in een nieuwe beschikking vastgelegd.

Artikel 10. Overschakelen naar een andere leerroute en afschalen van de B1 route

  • 1.

    De beoordeling van overschakelen naar een andere leerroute of afschalen van (onderdelen) in de B1 route, van B1 naar A2, geschiedt aan de hand van de voortgangsgesprekken als bedoeld in artikel 9.

  • 2.

    Bij de beoordeling van overschakelen naar een andere leerroute kan het college uitsluitend in bijzondere omstandigheden afwijken van de termijn als bedoeld in artikel 5.4. eerste lid van het Besluit.

Hoofdstuk 6. Handhaving

Artikel 11. Boete niet verschijnen op de brede intake en meewerkplicht

  • 1.

    Indien sprake is van een boetewaardige gedraging als bedoeld in artikel 22 eerste en derde lid van de Wet wordt afgeweken van het boetebedrag als bedoeld artikel 7.1. onder a. van het Besluit wanneer:

    • a.

      er sprake is van bijzondere omstandigheden;

    • b.

      iedere verwijtbaarheid ontbreekt.

  • 2.

    De hoogte van de boete als bedoeld in artikel 11, eerste lid onder a wordt vastgesteld op € 50.

  • 3.

    In de situatie als bedoeld in artikel 11, eerste lid onder b is het opleggen van een boete niet aan de orde.

Artikel 12. Samenhang met handhaving op grond van de Participatiewet

  • 1.

    Wanneer een inburgeringsplichtige een bijstandsuitkering ontvangt en zich niet houdt aan de verplichtingen en afspraken uit het PIP, waarin de nadruk ligt op het bevorderen van participatie en het verkleinen van de afstand tot de arbeidsmarkt, vindt bij voorkeur afstemming plaats op grond van artikel 18 van de Participatiewet en de verordening zoals bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel a, van de Participatiewet.

  • 2.

    Wanneer een inburgeringsplichtige een bijstandsuitkering ontvangt en zich niet houdt aan de verplichtingen en afspraken in het PIP, waarin de nadruk ligt op het vergroten van de taalbeheersing en aan overige afspraken en verplichtingen in het PIP, legt het college bij voorkeur een boete op grond van de wet op.

Hoofdstuk 7. Slotbepalingen

Artikel 13. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze beleidsregels treden in werking op 1 januari 2022;

  • 2.

    De beleidsregels worden aangehaald als: Beleidsregels Wet inburgering gemeente Pijnacker-Nootdorp 2022.

Vastgesteld in de vergadering van 21 december 2021.

het college van Pijnacker-Nootdorp,

drs. J.P.R. Woudstra

secretaris

mw. F. Ravestein

burgemeester

Algemene Toelichting

De inburgeringsplicht bestaat uit drie verschillende onderdelen:

 

  • het afronden van het participatieverklaringstraject (PVT);

  • het afronden van de Module Arbeidsmarkt en Participatie (MAP);

  • het behalen van het inburgeringsexamen (B1-route), de onderwijsroute of de Z-route.

De inburgeringsplicht vangt aan zodra de (toekomstige) inwoner van de gemeente Pijnacker-Nootdorp in het bezit is gesteld van een verblijfsvergunning op grond waarvan hij of zij inburgeringsplichtig is. De inburgeringstermijn van drie jaar start op de dag na dagtekening van het PIP (artikel 11 van deze beleidsregels).

 

De regie op de uitvoering van de inburgering is bij het college neergelegd en geldt als een belangrijk principe om de snelheid van inburgeringstrajecten te borgen. Het college heeft de taak om inburgeringsplichtigen tijdens hun inburgeringstraject te begeleiden en toe te zien op de voortgang van het traject op basis van het PIP. Op die manier kan zij inburgeringsplichtigen stimuleren om binnen de termijn van drie jaar, maar liefst sneller, te voldoen aan de inburgeringsplicht. Daarnaast is het de taak van het college om de dualiteit in de trajecten inburgering en participatie te borgen. Samen met de inburgeringsplichtige wordt vorm gegeven aan de invulling van het inburgeringstraject (leerroute, de MAP en het PVT) en daarin het leren van de taal zoveel mogelijk te combineren met participatie.

 

Artikelsgewijze toelichting

 

Artikel 1. Begripsbepalingen

Inburgeringsplichtigen kunnen worden verdeeld in twee groepen: (1.) asielstatushouders en (2.) gezins-migranten en overige migranten. Het onderscheid is op diverse punten van belang. Zo biedt het college alleen asielstatushouders een cursus of opleiding aan waarmee zij aan de vastgestelde leerroute kunnen voldoen (artikel 5 van deze beleidsregels). Ook krijgen alleen asielstatushouders maatschappelijke begeleiding. De inhoud van het PIP is voor asielstatushouders uitgebreider: het bevat ook de intensiteit van de leerroute (artikel 15, tweede lid van de wet). In verband daarmee geldt voor asielstatushouders ook een extra boete: de gemeentelijke boete voor het zich niet houden aan de in PIP vastgestelde intensiteit van de leerroute, oftewel, de boete voor het niet verschijnen bij de inburgeringscursus of het taalschakeltraject (artikel 23, eerste lid van de wet). Zogenoemde nareizigers vallen onder het begrip asielstatushouders.

 

Artikel 2. Uitgangpunten beleid

De uitgangspunten voor het beleid vindt men terug in:

 

  • In de artikelen 3 en 4 voor wat betreft het bevorderen van een tijdige start met het inburgeringstraject.

Daarnaast hebben we nog andere instrumenten om een tijdige start van de inburgering te bevorderen. Dit zijn: maatschappelijk begeleiding (artikel 5.1 van het Besluit) voor asielstatushouders en het financieel ontzorgen van asielstatushouders (artikel 56a van de Participatiewet). Maatschappelijke begeleiding in de beginfase van de inburgering is met name gericht op het wegwijs maken van de asielstatushouder in onze gemeente. Met financieel ontzorgen wordt voorkomen dat onzekerheid over de financiële positie in de beginfase van het inburgeringstraject afleidt van inburgering. Ontzorgen in combinatie met een vorm van maatschappelijke begeleiding maakt dat de inburgeringsplichtige zich kan concentreren op de inburgering, zodat dergelijke praktische zaken de inburgering niet vertragen.

 

  • In de artikelen 9 en 10 voor wat betreft het bewaken van de snelheid en haalbaarheid van het inburgeringstraject.

  • In de artikelen 6, 7 en 8 voor wat betreft het aanbieden van maatwerk bij een inburgeringstraject.

  • In de artikelen 5, 6, 7 en 8 voor wat betreft het zorgen voor dualiteit binnen een inburgeringstraject, door het combineren van activiteiten gericht op het leren van de Nederlandse taal en op meedoen aan de maatschappij;

  • In de inkoopovereenkomsten voor wat betreft het stellen van eisen aan de kwaliteit van het inburgeringsaanbod.

Het college contracteert uitsluitend partijen die in het bezit zijn van het keurmerk ‘Blik op Werk’. De stichting Blik op Werk toetst of aanbieders van inburgeringscursussen in aanmerking komen voor het keurmerk inburgering. Daarnaast houdt zij toezicht. De Inspectie van het Onderwijs houdt toezicht op de kwaliteit van de taalschakeltrajecten in de onderwijsroute.

 

Artikel 3. Informatieverstrekking aan inburgeringsplichtigen

Dit artikel gaat over het verstrekken van passende informatie aan de inburgeringsplichtige. Veel informatie over de Wet inburgering 2021 is te vinden op de website van de rijksoverheid, de website van de IND en de website van DUO en is beschikbaar in meerdere talen.

 

Voor de asielstatushouder organiseren we (mits uitvoerbaar) een warme overdracht in de periode dat hij nog in het AZC verblijft. Een warme overdracht is een driegesprek met de asielstatushouder, het COA en de klantmanager. Waar mogelijk sluit ook de toekomstige maatschappelijk begeleider aan. Tijdens dit gesprek maakt de asielstatushouder kennis met de klantmanager en zijn maatschappelijk begeleider. Tijdens dit gesprek ontvangt hij informatie over de zogenaamde regeldag (ondertekening huurovereenkomst, sleuteluitreiking en diverse aanvragen om bijstand en toeslagen etc.) en wat hij tijdens de brede intake kan verwachten.

 

Beschikbare informatie van het COA over de inburgeringsplichtige, waaronder relevante informatie met betrekking tot integratie, zoals deelname en resultaten van het programma voorbereiding op inburgering wordt met de gemeente gedeeld. Deze informatie wordt door het COA met het college gedeeld, zodat deze informatie kan worden benut voor de brede intake. Ook kan de inburgeringsplichtige al worden gewezen (en gestimuleerd) op de mogelijkheid van een verzoek voor internationale diplomawaardering, opleidingswaardering of een indicatie onderwijsniveau (ION). Dit is verder beschreven in artikel 4 van deze beleidsregels.

 

De warme overdracht kan op verschillende manieren worden georganiseerd: de inburgeringsplichtige wordt uitgenodigd voor een gesprek in onze gemeente, de klantmanager en de maatschappelijk begeleider reizen naar het AZC of er vindt een digitale afspraak plaats. O.a. de reisafstand en de (fysieke) mogelijkheden van de asielstatushouder zullen hierbij bepalend zijn.

 

Artikel 4. Brede intake

De brede intake is een onderzoek naar de mogelijkheden die de inburgeringsplichtige heeft om, binnen de inburgeringstermijn van drie jaar, aan de inburgeringsplicht te voldoen. Het gaat om informatie die nodig is om voor iedere inburgeringsplichtige een geschikte leerroute en participatie-activiteiten vast te stellen.

 

In artikel 14, derde lid, van de wet is geregeld dat de brede intake in ieder geval bestaat uit:

 

  • a.

    een leerbaarheidstoets:

  • b.

    een onderzoek naar gevolgd onderwijs en werkervaring in het land van herkomst;

  • c.

    een verkenning naar de persoonlijke omstandigheden, waaronder de fysieke en mentale gezondheid van de inburgeringsplichtige;

  • d.

    voor zover van toepassing, een verkenning van de mogelijkheden om het kind van de inburgeringsplichtige deel te laten nemen aan de voorschoolse educatie;

Artikel 5.2 van het Besluit bepaalt dat naast de bovengenoemde onderdelen ook onderzoek moet worden gedaan naar het taalniveau van de inburgeringsplichtige, de mogelijkheden van zijn arbeidsparticipatie en de mate van zelfredzaamheid.

 

Om een tijdige start van de inburgering te waarborgen wordt zo spoedig mogelijk, nadat de inburgeringsplichtige in de basisadministratie van onze gemeente is ingeschreven, gestart met het afnemen van de brede intake. De periode van de brede intake duurt maximaal tien weken. Wij willen deze periode ten volle benutten om de inburgeringsplichtige zo goed mogelijk te leren kennen, waardoor het uiteindelijke aanbod goed past bij de behoeften en capaciteiten van de inburgeringsplichtige.

 

In het tweede lid is de mogelijkheid opgenomen met de brede intake te starten (en een PIP vast te stellen) gedurende het verblijf in het AZC. Dit kan bijvoorbeeld wanneer de (fysieke) afstand tussen het AZC en onze gemeente niet te groot is en het lukt om de brede intake af te ronden én een PIP vast te stellen nog voordat huisvesting heeft plaatsgevonden.

 

De leerbaarheidstoets heeft als doel om inzicht te geven in het te behalen niveau waarmee een inburgeringsplichtige in staat is de Nederlandse taal te leren binnen de inburgeringstermijn van drie jaar. Om ervoor te zorgen dat iedere inburgeringsplichtige op dezelfde wijze wordt beoordeeld, wordt de leerbaarheidstoets alleen door daartoe getrainde en gecertificeerde medewerkers van de gemeente afgenomen.

 

Diplomawaardering betreft een onderzoek naar het buitenlandse diploma van de inburgeringsplichtige om te bepalen met welk onderwijsniveau (bijvoorbeeld vmbo, havo, vwo, middelbaar of hoger beroepsonderwijs of wetenschappelijk onderwijs) en eventuele studierichting (bijvoorbeeld sociale dienstverlening, bouw en techniek, economie of verpleegkunde) de in het buitenland afgeronde opleiding in Nederland te vergelijken is. Indien een door de inburgeringsplichtige in het buitenland gevolgde opleiding nog niet is afgerond, maar wel ten minste een jaar onderwijs is gevolgd, is het mogelijk een waardering van opleidingsjaren aan te vragen. Tot slot is het mogelijk een indicatie onderwijsniveau (ION) aan te vragen; dit is een document dat kan worden afgegeven aan vluchtelingen die niet meer over onderwijsdocumenten beschikken. Vanaf het moment dat iemand inburgeringsplichtig is, kan diplomawaardering, waardering van opleidingsjaren of indicatie onderwijsniveau (ION) worden aangevraagd bij de Stichting Nuffic en de Stichting Samenwerking Beroepsonderwijs Bedrijfsleven.

 

Het onderzoek naar de persoonlijke omstandigheden is van groot belang zodat het gewenste maatwerk kan worden geboden tijdens het inburgeringstraject. Hiervoor wordt de zogenaamde zelfredzaamheidsmatrix (ZRM) gebruikt. Ingeval van asielstatushouders wordt de beschikbare informatie van het COA, waaronder relevante informatie met betrekking tot integratie, zoals deelname en resultaten van het programma voorbereiding op inburgering, bij het onderzoek betrokken. Deze informatie wordt door het COA met gemeenten gedeeld (artikel 3 van deze beleidsregels).

 

In artikel 5.2, tweede lid, van het Besluit wordt voorgeschreven dat het college de inburgeringsplichtige erop wijst dat hij het recht heeft om de gesprekken in het kader van de brede intake alleen met het college te voeren, dus zonder de aanwezigheid van een partner of een ander persoon (bijvoorbeeld een familielid of iemand anders uit de persoonlijke levenssfeer van de inburgeringsplichtige). Deze bepaling ziet niet op degene die de inburgeringsplichtige vanuit zijn professie kan ondersteunen en begeleiden tijdens de gesprekken, zoals bijvoorbeeld een tolk of een maatschappelijk begeleider.

 

De gevolgen van het niet verschijnen op- of meewerken aan de brede intake zijn beschreven in artikel 22 van de wet en artikel 11 van deze beleidsregels.

 

Artikel 5. Leerroutes

De wet is erop gericht dat de inburgeringsplichtige snel een zo hoog mogelijk taalniveau bereikt. Het liefst taalniveau B1. Omdat taalniveau B1 naar verwachting niet voor alle inburgeringsplichtigen haalbaar zal zijn, zijn er in het inburgeringsstelsel drie leerroutes:

 

  • 1.

    De B1-route is bedoeld voor inburgeringsplichtigen die taalniveau B1 kunnen halen. Binnen de route is het onder voorwaarden mogelijk om af te schalen naar de examens op taalniveau A2.

  • 2.

    De Onderwijsroute is gericht op het behalen van een Nederlands diploma. Met name jonge inburgeringsplichtigen worden daarop voorbereid door het volgen van een taalschakeltraject waarin zij niet alleen de Nederlandse taal leren op minimaal niveau B1, maar ook andere vakken en vaardigheden leren om succesvol te kunnen instromen in een mbo-, hbo- of universitaire opleiding.

  • 3.

    De Z-route is een intensief traject gericht op taal, activering en participatie voor inburgeringsplichtigen met een lage leerbaarheid die moeite hebben met het leren van een nieuwe taal en die in beperkte mate zelfredzaam zijn. Het gaat veelal om mensen die ook in hun land van herkomst weinig of geen scholing hebben gehad of om een andere reden een zeer lage leerbaarheid hebben.

De uitkomst van de leerbaarheidstoets is een belangrijke indicator voor het vaststellen van de leerroute van de inburgeringsplichtige. Vanzelfsprekend dient de uitslag van de leerbaarheidstoets te worden bezien in licht van alle aanvullende informatie die tijdens de brede intake wordt opgehaald, maar de uitslag van de leerbaarheidstoets geeft wel een duidelijke richting. Wanneer er uit de leerbaarheidstoets volgt dat niveau B1 haalbaar is binnen de inburgeringstermijn, dan ligt het in de rede dat de gemeente de inburgeringsplichtige in de B1-route (of de onderwijsroute) plaatst. Alleen wanneer zwaarwegende aspecten daartoe aanleiding geven kan de gemeente de inburgeringsplichtige in een dergelijk geval in de Z-route plaatsen.

 

Activering en participatie zijn een expliciet doel van de Z-route. Hierdoor wordt binnen de Z-route ingezet op activiteiten in domeinen zoals financiën, gezondheid en het opbouwen van een sociaal netwerk waarmee het spreken van de Nederlandse taal en participatie worden gestimuleerd. Ook kennis van de Nederlandse maatschappij maakt onderdeel uit van deze route, op aangepast niveau.

 

Alleen aan asielstatushouders biedt het college een cursus of opleiding aan waarmee zij aan de vastgestelde leerroute kunnen voldoen. Om de snelheid van de inburgering te waarborgen wordt dit aanbod zo snel mogelijk na het vaststellen van het PIP gedaan. Wanneer het aanbod uitblijft, dan registreert het college dat in het informatiesysteem inburgering (ISI). Aan de hand van deze registratie beoordeelt DUO of hij een verlenging van de inburgeringstermijn wegens het ontbreken van verwijtbaarheid zal geven. In artikel 4.1. tweede lid, sub. g van de Regeling is opgenomen dat hiervan sprake is na het verstrijken van drie maanden tussen het vaststellen van de PIP en het aanbod voor de B1- en Z-route en zes maanden tussen het vaststellen van de PIP en het aanbod voor de onderwijsroute.

 

Artikel 6. Participatieverklaringstrajecten (PVT)

Het PVT is een verplicht onderdeel van de inburgeringsplicht. Kennis van de kernwaarden en basisprincipes van de Nederlandse samenleving is een belangrijke voorwaarde om mee te kunnen doen in de samenleving. Door middel van het PVT maakt de inburgeringsplichtige nader kennis met de belangrijkste waarden, sociale regels en grondrechten in Nederland. Hij wordt geïnformeerd over thema’s als de democratie en de rechtsstaat, maakt kennis met waarden en rechten zoals het recht op zelfbeschikking, de vrijheid van meningsuiting, de vrijheid van godsdienst, gelijkwaardige behandeling en het verbod op discriminatie. Centraal staat ook voorlichting over vrijheid en veiligheid van elke minderheid, waarbij er geen plaats is voor bijvoorbeeld antisemitisme in de Nederlandse samenleving. De inburgeringsplichtige maakt via het PVT daarnaast kennis met sociale rechten zoals recht op medische zorg en onderwijs. Daarnaast wordt de inburgeringsplichtige gewezen op zijn plichten, wat de samenleving van hem verwacht en hoe in Nederland met elkaar wordt omgegaan. Door de opgedane kennis over de Nederlandse kernwaarden ontstaat een beter beeld en begrip van en voor de Nederlandse samenleving.

 

Het PVT bedraagt 12 uur. Dit is gelijk aan de minimale urennorm als beschreven in artikel 3.1, derde lid van het Besluit. Als de inburgeringsplichtige in het kader van de brede intake PVT-activiteiten heeft verricht, dan kunnen deze bestede uren in mindering worden gebracht op de urennorm van twaalf uren (artikel 3.1, vijfde lid van het Besluit).

 

Ook de inburgeringsplichtige die de Z-route volgt, moet het PVT afronden. Voor de asielstatushouder die de Z-route volgt geldt dat het participatieverklaringstraject onderdeel is van de 800 verplichte uren aan zelfredzaamheid, activering en participatie binnen de Z-route (artikel 3.14, vijfde lid van het Besluit). Een gezinsmigrant en overige migrant die de Z-route volgt heeft geen urenverplichting aan zelfredzaamheid, activering en participatie binnen die Z-route (artikel 3.14, derde lid van het Besluit).

 

Het PVT wordt afgerond door deelname aan de inleiding over de Nederlandse kernwaarden én door het aanwezig zijn bij de ondertekeningsbijeenkomst en het aldaar ondertekenen van de participatieverklaring. Als de inburgeringsplichtige niet voor de ondertekening verschijnt, dan voldoet hij niet aan de inburgeringsplicht. Als de inburgeringsplichtige niet binnen de inburgeringstermijn aan de participatieverklaringstraject voldoet, legt DUO een boete op.

 

Artikel 7. Module arbeid en participatie (MAP)

De module Arbeidsmarkt en Participatie is een verplicht onderdeel van de inburgeringsplicht. De MAP zorgt ervoor dat de inburgeringsplichtige bekend raakt met de Nederlandse arbeidsmarkt. De MAP bedraagt 40 uur praktische inzet. Dit is gelijk aan de minimale urennorm als beschreven in artikel 3.1 van de Regeling. De MAP bevat acht thema’s: Beroepenoriëntatie, werknemerscompetenties, realistisch beroepsbeeld, beroepskansen, beroepscompetenties verwerven, netwerk opbouwen, werk vinden en werkcultuur. Bij de MAP wordt samengewerkt met het werkgeverservicepunt Zuid-Holland Centraal. Binnen de MAP maakt de inburgeringsplichtige kennis met diverse bedrijven en beroepen door (snuffel)stages en/of een beroepencarrousel.

 

Het college beoordeelt of de inburgeringsplichtige voldoet aan de doelstelling en de gestelde urennorm van de MAP. Het college houdt hierbij rekening met de capaciteiten en vermogens van de inburgeringsplichtige. Van inburgeringsplichtigen in de B1-route worden in beginsel andere kennis en vaardigheden verwacht dan van inburgeringsplichtigen in de Z-route.

 

Het kan voorkomen dat een inburgeringsplichtige zich wel voldoende heeft ingezet gedurende het traject en aan de minimale urennorm voor het praktische element heeft voldaan, maar desondanks niet alle geambieerde kennis en vaardigheden beheerst, omdat dit achteraf toch niet volledig blijkt aan te sluiten bij zijn vermogen en capaciteiten. In dat geval kan het college oordelen dat niettemin is voldaan aan de doelstelling van de MAP.

 

Indien een inburgeringsplichtige volledig en duurzaam wordt ontheven van de arbeidsverplichting, bedoeld in artikel 9, vijfde lid, van de Participatiewet, kan het college besluiten om (gedeelten van) de MAP niet aan te bieden. Daarbij is het van belang dat bij deze afweging wordt meegenomen dat het voor iedere inburgeringsplichtige van belang is te participeren in de Nederlandse samenleving en dat het aanbieden van (gedeelten van) de MAP hier wel aan bij kan dragen.

 

De Inburgeringsplichtige die de onderwijsroute volgt is vrijgesteld van de MAP. Naast het leren van de taal is er in het taalschakeltraject immers aandacht voor leervaardigheden en studieloopbaanbegeleiding in plaats van arbeidsmarktoriëntatie. Arbeidsmarktoriëntatie maakt onderdeel uit van de vervolgopleidingen. Wanneer de onderwijsroute niet succesvol wordt afgerond, dient de inburgeringsplichtige alsnog te voldoen aan de MAP.

 

Artikel 8. Persoonlijk plan inburgering en participatie (PIP)

Voor iedere inburgeringsplichtige wordt de leerroute, en de wijze waarop de inburgeringsplichtige gedurende het inburgeringstraject door het college wordt ondersteund, vastgelegd in het PIP. Ook de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de MAP en het PVT krijgt een plek in het PIP. Dit gebeurt op basis van de informatie die is verkregen bij de brede intake.

 

Alle onderdelen van het PIP worden toegesneden op de situatie en de behoefte van de inburgeringsplichtige. Het PIP wordt zoveel mogelijk in samenspraak met de inburgeringsplichtige opgesteld. Het is immers het plan van de inburgeringsplichtige waarmee hij aan zijn inburgeringsplicht wil voldoen.

 

Bij het PIP worden, als de inburgeringsplichtige bijstandsgerechtigd is, ook de beschikking(en) die is/zijn genomen in het kader van ontzorgen en overige relevante onderdelen van de Participatiewet gevoegd (artikel 15 van de wet). Het PIP is voor asielstatushouders uitgebreider dan dat voor gezinsmigranten en overige migranten: het bevat ook de frequentie van de leerroute.

 

Het college verzendt het PIP binnen tien weken na inschrijving in de basisadministratie van de gemeente (artikel 5.3, eerste lid van het Besluit). Deze regel geldt ook wanneer bij verhuizing, een andere gemeente voor de verhuizing van de inburgeringsplichtige een PIP voor hem had vastgesteld (artikel 5.3, tweede lid van het Besluit). In dit geval blijft de eerder vastgestelde leerroute in beginsel gelijk. Het spreekt voor zich dat wanneer het PVT en/of de MAP eerder zijn afgerond deze niet meer in het PIP worden opgenomen.

 

Er zijn situaties denkbaar waarin het (nog) niet mogelijk of wenselijk is het PIP binnen tien weken vast te stellen. Denk hierbij aan de situatie waarin de inburgeringsplichtige ontheffing of vrijstelling heeft aangevraagd, de uitslag van de leerbaarheidstoets op zich laat wachten of door ziekte van de inburgeringsplichtige. Bij een aanvraag tot ontheffing vanwege medische redenen zal het voor het college (zeker bij een aanvraag tot gehele ontheffing) niet altijd mogelijk zijn om met de inburgeringsplichtige in gesprek te gaan. In het tweede lid is geregeld dat in dergelijke gevallen kan worden afgeweken van de termijn van tien weken

 

Bij het overschakelen naar een andere leerroute of afschalen van niveau B1 naar niveau A2 in de B1-route (artikel 10 van deze beleidsregels) past het college het PIP aan en wordt het nieuwe PIP aan de inburgeringsplichtige verzonden.

 

Artikel 9. Monitoren voortgang persoonlijk plan inburgering en participatie (PIP)

Gedurende het inburgeringstraject worden voortgangsgesprekken gevoerd met de inburgeringsplichtige. Deze contactmomenten geeft het college de mogelijkheid om beter zicht te houden op het verloop van de inburgering en de eventuele (door de inburgeringsplichtige zelf) ingekochte inburgeringslessen. Het aantal contactmomenten wordt, op basis van de uitkomsten uit de brede intake, individueel bepaald (maatwerk). In het eerste lid is het minimum aantal voortgangsgesprekken bepaald gedurende het eerste anderhalve jaar van het inburgeringstraject. Dit aantal sluit aan op de vastgestelde ijkpunten binnen de wet- en regelgeving, zoals bijvoorbeeld: het einde van het financieel ontzorgen na zes maanden, een eerste beoordeling ten aanzien van de gekozen leerroute en de herbeoordeling Participatiewet na ongeveer twaalf maanden en de uiterlijke termijn waarbinnen kan worden overgeschakeld naar een andere leerroute van 18 maanden (zie artikel 10 van deze beleidsregels).

 

De cursusinstelling en de taalschakeltrajectinstelling verstrekken het college gegevens over de voortgang van de leerroute, en de aanwezigheid, inspanningen en resultaten van de inburgeringsplichtige. Ter voorbereiding op de voortgangsgesprekken beziet het college de gegevens van de cursusinstelling of de taalschakeltrajectinstelling over de voortgang van de leerroute, en de aanwezigheid, inspanningen en resultaten van de inburgeringsplichtige. De bepaling over het verstrekken van gegevens door de cursusinstelling en de taalschakeltrajectinstelling aan het college is geregeld in artikel 9.1, vierde lid van het besluit.

 

De gevolgen van het niet verschijnen op- of meewerken aan de voortgangsgesprekken zijn beschreven in artikel 23 van de wet en artikel 11 van deze beleidsregels.

 

Artikel 10. Overschakelen naar een andere leerroute en afschalen van de B1 route

Als blijkt dat een bepaalde leerroute te hoog gegrepen is, kan worden overgeschakeld naar een andere leerroute. Het uitgangspunt is dat ook na het switchen van de ene naar een andere leerroute aan alle onderdelen van de nieuwe leerroute wordt voldaan. Zo moet bij het overschakelen van de onderwijsroute (waarbij een vrijstelling van de MAP geldt) naar de B1-route dus ook aan de MAP worden voldaan.

 

De termijn om over te schakelen van de ene naar de andere leerroute is maximaal anderhalf jaar vanaf de aanvang van de inburgeringstermijn, met dien verstande dat gedurende het gehele inburgeringstraject de onderwijsroute kan worden gewijzigd in de B1-route (artikel 5.4, eerste lid, van het Besluit). De inburgeringtermijn begint te lopen op de dag na dagtekening van het PIP. In bijzondere gevallen die de inburgeringsplichtige betreffen, kan het college afwijken van de termijn van anderhalf jaar (artikel 5.4, tweede lid, Besluit inburgering 2021).

 

Het overschakelen naar een andere leerroute moet worden onderscheiden van de mogelijkheid om binnen de B1-route (op onderdelen) af te schalen naar niveau A2 zoals bedoeld in het derde lid. Ná het afschalen naar niveau A2 is overschakelen naar een andere leerroute alleen dan nog mogelijk als de termijn van anderhalf jaar om over te schakelen nog niet verstreken is.

 

Afschalen is mogelijk na in totaal 600 cursusuren Nederlands als tweede taal wanneer uit de relevante feiten en omstandigheden blijkt dat de inburgeringsplichtige zich gedurende deze taallessen voldoende heeft ingespannen (eerste lid). Uiteraard staat er niets in de weg dat de inburgeringsplichtige op onderdelen wordt geëxamineerd op B1- of zelfs B2-niveau, als de inburgeringsplichtige daar op onderdelen toe in staat is.

 

De beoordeling of moet worden overgeschakeld naar een andere leerroute of dat taalniveau B1 niet (op alle onderdelen) haalbaar is (afschalen taalniveau B1 naar A2), geschiedt aan de hand van de voort-gangsgesprekken en/of de gegevens van de cursusinstelling en/of de taalschakeltrajectinstelling over de voortgang van de leerroute, en de aanwezigheid, inspanningen en resultaten van de inburgeringsplichtige.

 

Artikel 11. Boete niet verschijnen op de brede intake en meewerkplicht

Wanneer de inburgeringsplichtige niet verschijnt voor de brede intake of onvoldoende meewerkt aan de brede intake, geeft het college hem een schriftelijke waarschuwing. Wanneer de inburgeringsplichtige na de waarschuwing opnieuw niet verschijnt voor de brede intake of onvoldoende meewerkt aan de brede intake legt het college hem een boete op. De boete voor het niet verschijnen op- of meewerken aan de brede intake bedraagt € 250 (artikel 7.1, eerste lid, Besluit inburgering 2021). Er is hier sprake van een gefixeerde boete. Dit betekent dat het college in beginsel geen lagere boete kan opleggen, behoudens het geval van bijzondere omstandigheden. In het kader van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur stelt het college de inburgeringsplichtige in de gelegenheid zijn zienswijze naar voren te brengen over het voornemen tot het opleggen van een boete. Het college volgt daarbij de procedure van artikel 5:50 Awb. Dat is geen wettelijke verplichting, maar een wettelijke mogelijkheid.

 

In het tweede lid is opgenomen dat de hoogte van de boete wordt vastgesteld op € 50 wanneer er sprake is van bijzondere redenen. In het derde lid is opgenomen dat het college geen bestuurlijke boete oplegt wanneer iedere verwijtbaarheid ontbreekt (artikel 5:41 Algemene wet bestuursrecht).

 

Het totaal aan boetes bij het niet verschijnen op- of onvoldoende meewerken aan de brede intake en boetes tijdens het inburgeringstraject is gemaximeerd in artikel 7.1, vijfde lid van het Besluit. De maximumbedragen zijn gerelateerd aan de inburgeringstermijn of de eventueel door DUO verlengde inburgeringstermijn enerzijds en aan de nieuwe termijn die DUO geeft bij het opleggen van een boete anderzijds.

 

Artikel 12. Samenhang met handhaving op grond van de Participatiewet

Wanneer een inburgeringsplichtige zich niet houdt aan de afspraken in het PIP legt het college een boete op. Verder kan DUO een boete(s) opleggen als de inburgeringsplichtige verwijtbaar niet binnen de termijn aan de inburgeringsplicht heeft voldaan.

 

Voor de inburgeringsplichtige met een bijstandsuitkering is er een samenloopregeling opgenomen in artikel 27 van de wet: het opleggen van een bestuurlijke boete blijft achterwege als voor dezelfde gedraging de bijstandsuitkering is verlaagd op grond van artikel 18 of 18b van de Participatiewet. Voor die samenloopregeling zijn een aantal redenen. Een eerste reden is dat de leerroute en de MAP kunnen worden gezien als voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling in de zin van de Participatiewet zodat het kan gebeuren dat niet alleen een inburgeringsverplichting wordt geschonden, maar dat ook een verplichting gebruik te maken van een door het college aangeboden voorziening gericht op arbeidsinschakeling (artikel 9 lid 1 onderdeel b Participatiewet) wordt geschonden. Een tweede reden is dat artikel 18b Participatiewet een taaleis bevat: een inspanningsverplichting voor bijstands-gerechtigden om de Nederlandse taal te beheersen, voor zover dit noodzakelijk is voor het naar vermogen verkrijgen, aanvaarden en behouden van algemeen geaccepteerde arbeid. Daardoor kan het gebeuren dat niet alleen een inburgeringsverplichting wordt geschonden, maar dat ook niet wordt voldaan aan de taaleis. In de hierboven bedoelde gevallen kan het college de bijstandsuitkering verlagen en daarna ( als de samenloopregeling er niet zou zijn) nog een boete op grond van de Wet inburgering 2021 opleggen.

 

In artikel 12 wordt geregeld welke wijze van sanctioneren de voorkeur verdient. Wanneer de bijstandsuitkering is verlaagd, kan het college, voor de dezelfde gedraging, geen boete op grond van de Wet inburgering 2021 meer opleggen. En vice versa.