Organisatie | Amersfoort |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening rioolheffing 2022 |
Citeertitel | Verordening rioolheffing 2022 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt de Verordening rioolheffing 2021.
De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2022.
artikel 228a van de Gemeentewet
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
30-12-2021 | nieuwe regeling | 21-12-2021 | 1151845 |
Artikel 2 Aard van de belasting
Onder de naam rioolheffing wordt een directe belasting geheven ter bestrijding van kosten die voor de gemeente verbonden zijn aan:
Artikel 3 Belastbaar feit en belastingplicht
Met betrekking tot de heffing bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, wordt, ingeval het eigendom een onroerende zaak is, als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht aangemerkt degene die bij het begin van het belastingjaar als zodanig in de kadastrale registratie is vermeld, tenzij blijkt dat hij op dat tijdstip geen genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is.
Artikel 4 Maatstaf van heffing
Ingeval voor het eigendom geen waarde op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken is vastgesteld, wordt de heffingsmaatstaf van dat eigendom bepaald met overeenkomstige toepassing van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 17, 18 en 20, tweede lid, van de Wet waardering onroerende zaken, naar de waarde die het eigendom op 1 januari voorafgaand aan het belastingjaar heeft en naar de staat waarin het eigendom op 1 januari van het belastingjaar verkeert.
De op de Wet WOZ van toepassing zijnde vrijstellingen, zoals genoemd in de Uitvoeringsregeling uitgezonderde objecten, zijn onverkort van toepassing op deze rioolheffing.
Artikel 9 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang
Indien de belastingplicht met betrekking tot het eigendom voor de heffing bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel b, in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de heffing verschuldigd over zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde heffing als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalender maanden overblijven.
Indien de belastingplicht met betrekking tot het eigendom voor de heffing bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel b, in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde heffing als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven, tenzij het bedrag van de ontheffing minder bedraagt dan € 10,-.
Artikel 10 Termijnen van betaling
Ingeval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen rioolheffing of andere heffingen minder dan € 5.000,- bedraagt, moet het verschuldigde bedrag worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgend op die welke in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede termijn twee maanden later.
In afwijking in zoverre van het voorafgaande lid, geldt, ingeval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen rioolheffing of andere heffingen minder dan € 5.000,- bedraagt en zolang het verschuldigde bedrag door middel van automatische betalingsincasso van de betaalrekening van de belastingschuldige kan worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in tien termijnen. De eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later. Eventuele afrondingsverschillen moeten in de laatste termijn worden betaald.
Artikel 11 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de rioolheffing.