Organisatie | Katwijk |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening BIZ Ondernemers Katwijk Centrum 2022-2026 |
Citeertitel | Verordening BIZ Ondernemers Katwijk Centrum 2022-2026 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2022.
Deze verordening treedt, nadat het college heeft bekendgemaakt dat van voldoende steun als bedoeld in artikel 4 van de Wet is gebleken, in werking.
Deze regeling vervangt de Verordening BIZ Ondernemers Katwijk Centrum 2021-2025.
Wet op de bedrijveninvesteringszones
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2022 | nieuwe regeling | 23-12-2021 |
Hoofdstuk 2 Belastingbepalingen
Voor de toepassing van het artikel wordt:
gebruik door degene aan wie een deel van een onroerende zaak in gebruik is gegeven, aangemerkt als gebruik door degene die dat deel in gebruik heeft gegeven; degene die het deel in gebruik heeft gegeven, is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene aan wie dat deel in gebruik is gegeven;
het ter beschikking stellen van een onroerende zaak voor volgtijdig gebruik aangemerkt als gebruik door degene die die onroerende zaak ter beschikking heeft gesteld; degene die de onroerende zaak ter beschikking heeft gesteld is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene aan wie die zaak ter beschikking is gesteld.
Indien een onroerende zaak op 1 januari van het kalenderjaar geen gebruiker kent, wordt de van de gebruiker te heffen BIZ-bijdrage geheven van de eigenaar. Daarbij wordt als eigenaar aangemerkt degene die op 1 januari van het kalenderjaar als zodanig in de basisregistratie kadaster is vermeld, tenzij blijkt dat hij op dat tijdstip geen genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is.
Artikel 5 Maatstaf van heffing
Indien met betrekking tot de onroerende zaak geen waarde is vastgesteld op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken wordt de heffingsmaatstaf van die onroerende zaak bepaald met toepassing van artikel 6 van deze verordening, alsmede met overeenkomstige toepassing van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 17, 18 en 20, tweede lid, van de Wet waardering onroerende zaken.
In afwijking in zoverre van artikel 5 wordt bij de bepaling van de heffingsmaatstaf buiten aanmerking gelaten, voor zover dit niet al is gebeurd bij de bepaling van de in dat artikel bedoelde waarde, de waarde van:
straatmeubilair, waaronder begrepen alle zodanige gebouwde eigendommen - niet zijnde gebouwen - welke zijn geplaatst voor het belang van het publiek, ten dienste van het verkeer of ter verfraaiing van de gemeente, zoals lichtmasten, verkeersinstallaties, standbeelden, monumenten, fonteinen, banken, abri's, hekken en palen;
onroerende zaken die worden beheerd door een vereniging of stichting die geen onderneming drijft, voor zover die objecten bestemd en in gebruik zijn voor het geven van onderwijs, voor club- en buurthuiswerk, voor de beoefening van sport, kunst of cultuur of voor andere activiteiten van sociale of culturele aard;
Hoofdstuk 3 Subsidiebepalingen
Artikel 12 Buiten toepassing Algemene subsidieverordening
Op de BIZ-subsidie op grond van deze verordening is de Algemene subsidieverordening gemeente Katwijk 2018 niet van toepassing.
Artikel 13 Aanwijzing vereniging
De BIZZZ Katwijk wordt aangewezen als de vereniging bedoeld in artikel 7 van de Wet, waarmee een overeenkomst als bedoeld in artikel 4:36 van de Algemene wet bestuursrecht is gesloten, waarin is bepaald dat de activiteiten waarvoor de BIZ-subsidie wordt verstrekt verplicht moeten worden verricht.
De BIZ-subsidie wordt jaarlijks door het college verleend aan BIZZZ Katwijk voor de uitvoering van de activiteiten die zijn opgenomen in de uitvoeringsovereenkomst. De BIZ-subsidie wordt verleend op een daartoe gedane aanvraag, die vergezeld moet gaan van de in de uitvoeringsovereenkomst genoemde stukken.
Artikel 15 Subsidieverplichtingen
Naast de in artikel 4:37 van de Algemene wet bestuursrecht genoemde verplichtingen kunnen aan de vereniging ook andere doelgebonden verplichtingen worden opgelegd. Deze verplichtingen zijn opgenomen in de met de vereniging gesloten uitvoeringsovereenkomst.
Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van donderdag 23 december 2021
De raad voornoemd,
de griffier,
de voorzitter,
Bijlage 1. BlZ-gebied zoals genoemd in artikel 1
Het BIZ gebied is aangegeven op de onderstaande kaart en omvat de volgende adressen:
Toelichting op Verordening BIZ Ondernemers Katwijk Centrum 2022-2026
HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Om duidelijkheid te scheppen over de inhoud van een aantal in de verordening voorkomende begrippen, is daarvan een omschrijving opgenomen in artikel 1.
Voor de omschrijving van het begrip ‘Bedrijveninvesteringszone’ is verwezen naar de bij deze verordening behorende en daarvan deel uitmakende kaart.
HOOFDSTUK 2 BELASTINGBEPALINGEN
Artikel 2 Belastbaar feit en aard van de belasting
Het eerste lid beschrijft het belastbaar feit. In de bepaling wordt benadrukt dat het een jaarlijkse heffing betreft gedurende de looptijd van de verordening. Dit is gedaan om te voorkomen dat de indruk ontstaat dat het om een eenmalige bijdrage zou gaan. Door de verwijzing naar artikel 220a Gemeentewet wordt aangegeven dat het begrip niet-woning conform de daar gegeven regels moet worden uitgelegd. De jurisprudentie die voor artikel 220a Gemeentewet is gewezen is daarmee ook van toepassing op de BIZ-bijdrage.
Het tweede lid is opgenomen om er geen twijfel over te laten bestaan, dat de heffing alleen bedoeld is ter bestrijding van de kosten die zijn verbonden aan de wettelijk toegestane activiteiten. Die activiteiten zijn in dit lid benoemd.
Een bedrijveninvesteringszone is uitdrukkelijk gericht op het verrichten van aanvullende activiteiten ten opzichte van de diensten van de gemeente. Het bestaande voorzieningenniveau dient als uitgangspunt te worden genomen bij het bepalen van de gewenste voorzieningen.
Bij activiteiten die zich richten op de economische ontwikkeling gaat het om het versterken van de economische kracht van een gebied, door het versterken van het ondernemerschap in de zone. Dit kan bijvoorbeeld door het versterken van het zelforganiserend vermogen, bepaalde vormen van gebiedspromotie, of de inzet van een parkmanager.
Artikel 3. Voorwerp van de belasting
Doordat artikel 220a Gemeentewet van overeenkomstige toepassing is, is de objectafbakening zoals die voor de Wet WOZ en de OZB geldt, ook van toepassing voor de BIZ-bijdrage. Dit is tot uitdrukking gebracht in artikel 3. Voor de leesbaarheid van de verordening is ervoor gekozen om hier niet te verwijzen naar artikel 220a Gemeentewet zoals de Wet BIZ doet, maar direct naar hoofdstuk III van de Wet WOZ.
Onder de Experimentenwet werd de BIZ-bijdrage geheven van de gebruikers van de niet-woningen in de bedrijveninvesteringszone. De Wet BIZ is hier echter verruimd en biedt de mogelijkheid om te heffen van de gebruikers, de eigenaren of van beide categorieën. In overleg met de vereniging BIZZZ Katwijk is besloten hierin geen wijziging aan te brengen en te heffen van de gebruikers. Deze keuze ligt vast in dit artikellid. Indien sprake is van leegstand wordt de eigenaar wel aangeslagen en dat is geregeld in het derde lid.
Artikel 220b van de Gemeentewet geeft nadere invulling aan de begrippen ‘gebruik’ en ‘volgtijdig gebruik’.
Deze begrippen zijn overeenkomstig van toepassing op de BIZ-bijdrage.
Op grond van het tweede lid kunnen in bepaalde situaties belastingplichtigen aangewezen worden die niet feitelijk gebruik maken van een niet-woning. Zo regelt artikel 4, tweede lid, onderdeel a, van de verordening dat gebruik door degene aan wie een deel van een onroerende zaak in gebruik is gegeven, wordt aangemerkt als gebruik door degene die dat deel in gebruik heeft gegeven. Door deze bepaling is de verhuurder (al of niet tevens eigenaar) ook belastingplichtig voor de BIZ-bijdrage als hij niet zelf gebruiker (van een deel) van de niet-woning is. Dit betekent dat bij verzamelkantoorgebouwen met meer dan één gebruiker (die voor de Wet WOZ als één object kunnen gelden), de verhuurder in de heffing van de BIZ-bijdrage moet worden betrokken. De huurders zijn dan niet belastingplichtig. Voor alle duidelijkheid: de bepaling ziet alleen op situaties waarin (onzelfstandige) delen van de onroerende zaak worden gebruikt door afzonderlijke gebruikers, die niet gezamenlijk het geheel gebruiken. De verhuurder van een niet- woning kan niet als gebruiker worden aangemerkt als hij de niet-woning verhuurt aan bijvoorbeeld één onderneming of één persoon. Verhuurt hij de verschillende (onzelfstandige) delen aan verschillende gebruikers, dan is hij wel belastingplichtig. Verhuurt hij echter de niet-woning als geheel aan meerdere gebruikers (bijvoorbeeld van één onderneming), dan is hij niet belastingplichtig. Hij staat dan immers niet een deel van de niet-woning in gebruik af. Degene die het gebruik afstaat, mag overigens de gebruikersbelasting wel verhalen op degene aan wie het gebruik van een deel wordt afgestaan.
Dit onderdeel bepaalt dat het ter beschikking stellen van een onroerende zaak voor volgtijdig gebruik wordt aangemerkt als gebruik door degene die de onroerende zaak ter beschikking heeft gesteld. Dit ziet vooral op niet-woningen die voor korte perioden worden verhuurd. In beginsel is de eigenaar degene die de niet-woning ter beschikking stelt voor volgtijdig gebruik. Dit is alleen anders indien gebruik wordt gemaakt van een verhuurorganisatie en deze verhuurorganisatie grotendeels het financiële risico van meer- of minderopbrengsten uit de verhuur draagt. Alleen het uit handen geven van de bemiddeling (al dan niet tegen een beperkt percentage van de verhuurprijs) aan een verhuurorganisatie is niet voldoende om deze verhuurorganisatie als gebruiker aan te merken. Degene die de niet-woning ter beschikking stelt is bevoegd om de belasting te verhalen op degene aan wie die zaak ter beschikking is gesteld.
In sommige gevallen is er als gevolg van leegstand geen sprake van een gebruiker in de zin van de Wet BIZ. In de verordening wordt bepaald dat als een onroerende zaak op 1 januari van het kalenderjaar niet in gebruik is, de BIZ-bijdrage wordt geheven van degene die van die zaak het genot krachtens eigendom, bezit of beperkt recht heeft. Deze krijgt dan eenzelfde positie (dus ook qua draagvlakmeting en dergelijke) als een gebruiker, afgezien van het feit dat wel een lager tarief van toepassing is. Voor het begrip ‘eigenaar’ is eveneens aangesloten bij de tekst van artikel 220b Gemeentewet.
Artikel 5 Maatstaf van heffing
Artikel 2 Wet BIZ benoemt de mogelijke heffingsmaatstaven tariefdifferentiaties voor de BIZ. De mogelijke heffingsmaatstaven zijn in dit artikel uitgewerkt; de tariefmogelijkheden komen in artikel 7 aan de orde.
De huidige verordening hanteert de vastgestelde WOZ-waarde voor het betreffende kalenderjaar als heffingsmaatstaf. Er is geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om de WOZ-waarde van het eerste kalenderjaar ook te gebruiken voor latere belastingjaren.
Het tweede lid is een zogenaamde 'vangnetbepaling'. Deze bepaling maakt het mogelijk om toch een aanslag BIZ-bijdrage op te leggen in het geval er voor een onroerende zaak geen WOZ-waarde is vastgesteld. De vangnetbepaling is niet van toepassing als de WOZ-beschikking wel is vastgesteld maar niet is bekendgemaakt. In dat geval geldt de gewone hoofdregel van het eerste lid van dit artikel (Hoge Raad 13 mei 2005, nr. 39569, ECLI:NL:HR:2005:AR6816). De waardebepaling geschiedt in het kader van de vangnetbepaling zoveel mogelijk op gelijke wijze als voor de andere onroerende zaken, waarvoor wel een WOZ-beschikking is vastgesteld. Voor de tekst van de vangnetbepaling is aangesloten bij de tekst van artikel 220d, vierde lid, van de Gemeentewet.
Bij de toepassing van de WOZ-waarden gelden de wettelijke vrijstellingen zoals vermeld in artikel 220d Gemeentewet. Ter voorkoming van misverstanden daarover zijn deze als uitzondering geformuleerde vrijstellingen overgenomen in de verordening. Dit geldt ook voor de facultatieve vrijstellingen die de verordening onroerende-zaakbelastingen vermeldt.
De onderdelen a t/m i zijn op grond van artikel 220d Gemeentewet verplicht voorgeschreven.
De onderdelen j t/m r zijn facultatief. In de meeste gevallen betreft dit onroerende zaken in de bedrijveninvesteringszone die niet voor commerciële doeleinden worden gebruikt, maar in gebruik zijn bij een onderwijsinstelling, een maatschappelijke organisatie of een overheidsinstantie. Daarnaast zijn ook een aantal specifieke categorieën onroerende zaken vrijgesteld. Deze onroerende zaken hebben allen geen profijt bij de BIZ-activiteiten, aangezien deze activiteiten allemaal gericht zijn op het “Vergroten van de economische vitaliteit en aantrekkingskracht van Katwijk centrum voor de eigen inwoners en bezoekers, door middel van een sterke, structurele samen- werking tussen ondernemers onderling (…)”. De vrijgestelde onroerende zaken/organisaties hebben geen belang bij het versterken van de economische vitaliteit en aantrekkingskracht of dienen het algemeen belang en zijn derhalve vrijgesteld voor de BIZ-bijdrage. Dat geldt eveneens voor onroerende zaken met een WOZ-waarde van minder dan € 12.000,-. Dit betreft bijvoorbeeld zendmasten en geldautomaten. Opslag-/distributieruimten zijn om dezelfde reden vrijgesteld.
Het tweede lid bevat de woondelenvrijstelling van artikel 220e Gemeentewet.
Artikel 2 Wet BIZ benoemt de mogelijke heffingsmaatstaven en tariefdifferentiaties voor de BIZ. De mogelijke tariefdifferentiaties zijn in dit artikel uitgewerkt; de heffingsmaatstaven zijn in artikel 5 aan de orde gekomen. In overleg met de vereniging BIZZZ Katwijk is gekozen voor een heffing naar waardeklassen.
Er zijn een drietal tariefklassen, die afhankelijk zijn van de hoogte van de WOZ-waarde. WOZ-objecten met een waarde van € 12.000 tot en met € 499.999 betalen € 695 per jaar en WOZ-objecten met een waarde van € 500.000,- tot € 999.999 betalen € 895 per jaar. Objecten met een WOZ-waarde van € 1.000.000 of meer betalen € 1.750 per jaar.
Indien sprake is van leegstand en de eigenaar in de BIZ-bijdrage betrokken wordt, dan bedragen de tarieven 50% van de in het eerste lid opgenomen tarieven. Eigenaren van leegstaande onroerende zaken hebben immers slechts deels profijt van de met de BIZ-bijdrage te financieren activiteiten. Daarom achten wij het gerechtvaardigd om voor hen een lager tarief te hanteren.
Ingevolge artikel 233 van de Gemeentewet kunnen gemeentelijke belastingen worden geheven bij wege van aanslag, bij wege van voldoening op aangifte of op andere wijze. In de verordening is gekozen voor de heffing bij wege van aanslag, overeenkomstig de modelverordening van de VNG.
Artikel 9 Termijnen van betaling
De aanslagen dienen betaald te worden in twee termijnen, twee gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee maanden later.
Artikel 10 Looptijd belastingheffing
De Wet BIZ schrijft voor dat een BIZ-bijdrage voor ten hoogste vijf jaar kan worden geheven. Een kortere termijn is ook mogelijk, maar de vereniging BIZZ Katwijk en de gemeente hebben een voorkeur uitgesproken voor de maximale periode. Overigens kan de gemeenteraad, al dan niet op verzoek van de bijdrageplichtigen, besluiten de verordening eerder in te trekken. Een dergelijk besluit moet bij afzonderlijke belastingverordening worden vastgesteld.
Op grond van artikel 6 Wet BIZ kunnen ondernemers de gemeenteraad vragen om de BIZ-verordening in te trekken. Een dergelijk verzoek moet afkomstig zijn van minimaal 20% van de bijdrageplichtigen. Als de gemeente een voldoende ondersteund verzoek krijgt, organiseert het college van burgemeester en wethouders onder alle bekende bijdrageplichtigen een draagvlakmeting.
Voor de BIZ-bijdrage zal geen kwijtschelding worden verleend.
HOOFDSTUK 3 SUBSIDIEBEPALINGEN
Artikel 12 Buiten toepassing Algemene Subsidieverordening
De gemeente heeft een algemene subsidieverordening die de essentiële elementen bevat van het proces van subsidieverstrekking. Aan de totstandkoming van de BIZ-verordening gaan stappen vooraf waardoor de te subsidiëren activiteiten bekend zijn en ook duidelijk is dat de BIZ-vereniging de belastingopbrengst (eventueel na aftrek van de perceptiekosten) zal ontvangen. Daarnaast is de BIZ-vereniging verplicht om die subsidie te besteden aan de overeengekomen activiteiten. Deze verplichtingen liggen vast in de BIZ-verordening en de uitvoeringsovereenkomst. De totstandkoming en verstrekking van de BIZ-subsidie wijkt daarmee sterk af van de overige subsidies die de gemeente verstrekt. Vanwege deze afwijkingen is bepaald dat de Algemene Subsidieverordening niet van toepassing is.
Artikel 13 Aanwijzing vereniging
De wet stelt verplicht dat er een vereniging (of stichting) wordt opgericht die de bedrijveninvesteringszone feitelijk beheert. In deze verordening gaat het om de Vereniging BIZZZ Katwijk. Deze organisatie is ook de rechtspersoon die de BIZ-subsidies ontvangt. De eisen waaraan de organisatie moet voldoen zijn vastgelegd in artikel 7 Wet BIZ.
Rode draad in de BIZ is het heffen van de BIZ-bijdrage om daarmee de afgesproken activiteiten te subsidiëren. Deze rode draad is vastgelegd in artikel 14 waar in het eerste lid is bepaald dat de subsidie wordt verleend voor de afgesproken activiteiten. Het tweede lid bepaalt dat de BIZ-subsidie wordt berekend op basis van de jaarlijks te ontvangen BIZ-bijdragen, na aftrek van de perceptiekosten ter hoogte van 2,5%.
Artikel 15. Subsidieverplichtingen
Op grond van afdeling 4.2.4 van de Awb kan het bestuursorgaan verplichtingen opleggen aan de subsidie-ontvanger. In artikel 4:37 van de Awb zijn acht standaardverplichtingen genoemd die aan de subsidie-ontvanger kunnen worden opgelegd (doelgebonden verplichtingen). Voor de overige doelgebonden verplichtingen (zie artikel 4:38 van de Awb) is een wettelijke grondslag in de verordening opgenomen. Bij de voorbereiding van de BIZ kunnen afspraken worden gemaakt over de verplichtingen die in concreto gelden. Deze verplichtingen worden vastgelegd in de uitvoeringsovereenkomst.
Artikel 16. Subsidievaststelling
Na de subsidieverlening volgt een tweede beschikking, de subsidievaststelling. Daarin wordt vastgesteld in hoeverre de voorwaarden zijn vervuld en hoeveel het exacte subsidiebedrag bedraagt. BIZZZ Katwijk dient binnen 6 maanden na afloop van het subsidiejaar financieel en inhoudelijk verslag te doen van de uitgevoerde activiteiten.
In de uitvoeringsovereenkomst is concreet aangegeven welke stukken bij de aanvraag om subsidievaststelling moeten worden overgelegd en binnen welke termijn de aanvraag moet worden gedaan. Als een aanvraag uitblijft, kan de subsidie ook ambtshalve worden vastgesteld (artikel 4:44 Awb).
De BIZ-subsidie wordt uitgekeerd in twee termijnen, waarbij vóór 1 februari 80% wordt uitgekeerd en vóór 31 december het restant (na aftrek van de perceptiekosten).
Artikel 18. Melding van relevante wijzigingen
Gelet op het feit dat de overeengekomen activiteiten moeten worden verricht door de BIZ-organisatie, is opgenomen dat expliciet melding moet worden gedaan van wijzigingen die de uitvoering van de activiteiten of de BIZ-organisatie zelf raken. Deze kunnen aanleiding zijn tot het wijzigen van het subsidievaststellingsbesluit (vergelijk artikel 4:49 Awb).
Artikel 19 Intrekking oude verordening
De oude verordening wordt ingetrokken.
Na vaststelling van de verordening vindt de draagvlakmeting plaats. Dit betekent dat de verordening pas in werking kan treden nadat de draagvlakmeting is gehouden en er gebleken is van voldoende draagvlak. Om die reden kan artikel 6 in samenhang met artikel 8 Bekendmakingswet niet zondermeer worden toegepast. In plaats daarvan is voor de inwerkingtreding aangesloten bij de bekendmaking van de uitslag van de draagvlakmeting. De datum van de ingang van de heffing is 1 januari 2022.
De verordening wordt aangehaald als “Verordening BIZ Ondernemers Katwijk Centrum 2022-2026.