Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Steenwijkerland

Verordening bedrijveninvesteringszone centrumgebied Steenwijk 2022

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieSteenwijkerland
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening bedrijveninvesteringszone centrumgebied Steenwijk 2022
CiteertitelVerordening bedrijveninvesteringszone centrumgebied Steenwijk 2022
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2024.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Wet op de bedrijveninvesteringszones

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

23-12-2023artikel 9

19-12-2023

gmb-2023-554459

28-12-202123-12-2023Nieuwe regeling

28-12-2021

gmb-2021-476301

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening bedrijveninvesteringszone centrumgebied Steenwijk 2022

De raad van de gemeente Steenwijkerland;

 

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 7 september 2021;

 

gelet op de Wet op de bedrijveninvesteringszones;

 

gezien de uitvoeringsovereenkomst van 8 september 2021 gesloten met Stichting Steenwijk Vestingstad;

besluit:

 

vast te stellen de volgende:

 

Verordening bedrijveninvesteringszone centrumgebied Steenwijk 2022

 

Hoofdstuk I Algemene bepalingen

Artikel 1 Definities

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    bedrijveninvesteringszone: het op de bij deze verordening behorende kaart aangewezen gebied in de gemeente waarbinnen de BIZ-bijdrage wordt geheven;

  • b.

    college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Steenwijkerland;

  • c.

    uitvoeringsovereenkomst: de tussen de gemeente en Stichting Steenwijk Vestingstad op 8 september 2021 gesloten overeenkomst als bedoeld in artikel 7, derde lid, van de wet;

  • d.

    wet: Wet op de bedrijveninvesteringszones.

Hoofdstuk II Belastingbepalingen

Artikel 2 Belastbaar feit en aard van de belasting

  • 1.

    Onder de naam BIZ-bijdrage wordt jaarlijks een directe belasting geheven ter zake van binnen de bedrijveninvesteringszone gelegen onroerende zaken die op grond van artikel 220a Gemeentewet niet in hoofdzaak tot woning dienen.

  • 2.

    De BIZ-bijdrage wordt geheven ter bestrijding van de kosten die zijn verbonden aan activiteiten in de openbare ruimte en op internet, die zijn gericht op het bevorderen van de leefbaarheid of de veiligheid in de bedrijveninvesteringszone of de ruimtelijke kwaliteit of de economische ontwikkeling van de bedrijveninvesteringszone.

Artikel 3 Voorwerp van de belasting

  • 1.

    Voorwerp van de belasting is een onroerende zaak.

  • 2.

    Als onroerende zaak wordt aangemerkt de onroerende zaak, bedoeld in hoofdstuk III van de Wet waardering onroerende zaken.

Artikel 4 Belastingplicht

  • 1.

    De BIZ-bijdrage wordt geheven van de gebruiker, zijnde degene die bij het begin van het kalenderjaar al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht een in de bedrijveninvesteringszone gelegen onroerende zaak gebruikt.

  • 2.

    Voor de toepassing van het eerste lid van dit artikel wordt:

    • a.

      gebruik door degene aan wie een deel van een onroerende zaak in gebruik is gegeven, aangemerkt als gebruik door degene die dat deel in gebruik heeft gegeven; degene die het deel in gebruik heeft gegeven, is bevoegd de BIZ-bijdrage als zodanig te verhalen op degene aan wie dat deel in gebruik is gegeven;

    • b.

      het ter beschikking stellen van een onroerende zaak voor volgtijdig gebruik aangemerkt als gebruik door degene die die onroerende zaak ter beschikking heeft gesteld; degene die de onroerende zaak ter beschikking heeft gesteld is bevoegd de BIZ-bijdrage als zodanig te verhalen op degene aan wie die onroerende zaak ter beschikking is gesteld.

  • 3.

    Indien een onroerende zaak bij het begin van het kalenderjaar geen gebruiker kent, wordt de van de gebruiker te heffen BIZ-bijdrage geheven van de eigenaar, zijnde degene die van die onroerende zaak bij het begin van het kalenderjaar het genot krachtens eigendom, bezit of beperkt recht heeft.

  • 4.

    Voor de toepassing van het derde lid van dit artikel wordt als eigenaar aangemerkt degene die bij het begin van het kalenderjaar als zodanig in de basisregistratie kadaster is vermeld, tenzij blijkt dat hij op dat tijdstip geen genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is.

Artikel 5 Maatstaf van heffing

  • 1.

    De BIZ-bijdrage wordt geheven naar de op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken voor de onroerende zaak vastgestelde waarde zoals deze geldt voor het kalenderjaar.

  • 2.

    Indien met betrekking tot de onroerende zaak geen waarde is vastgesteld op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken wordt de heffingsmaatstaf van die onroerende zaak bepaald met toepassing van artikel 6, alsmede met overeenkomstige toepassing van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 17, 18 en 20, tweede lid, van de Wet waardering onroerende zaken.

Artikel 6 Vrijstellingen

  • 1.

    In afwijking in zoverre van artikel 5 wordt bij de bepaling van de heffingsmaatstaf buiten aanmerking gelaten, voor zover dit niet al is gebeurd bij de bepaling van de in dat artikel bedoelde waarde, de waarde van:

    • a.

      voor de land- of bosbouw bedrijfsmatig geëxploiteerde cultuurgrond, daaronder mede begrepen de open grond, alsmede de ondergrond van glasopstanden, die bedrijfsmatig aangewend wordt voor de kweek of teelt van gewassen, zonder daarbij de ondergrond als voedingsbodem te gebruiken;

    • b.

      glasopstanden, die bedrijfsmatig worden aangewend voor de kweek of teelt van gewassen, voor zover de ondergrond daarvan bestaat uit de in onderdeel a bedoelde grond;

    • c.

      onroerende zaken die in hoofdzaak zijn bestemd voor de openbare eredienst of voor het houden van openbare bezinningssamenkomsten van levensbeschouwelijke aard, een en ander met uitzondering van delen van zodanige onroerende zaken die dienen als woning;

    • d.

      één of meer onroerende zaken die deel uitmaken van een op de voet van de Natuurschoonwet 1928 aangewezen landgoed dat voldoet aan de voorwaarden genoemd in artikel 8 van het Rangschikkingsbesluit Natuurschoonwet 1928, met uitzondering van de daarop voorkomende gebouwde eigendommen;

    • e.

      natuurterreinen, waaronder mede worden verstaan duinen, heidevelden, zandverstuivingen, moerassen en plassen, die door rechtspersonen met volledige rechtsbe voegdheid welke zich uitsluitend of nagenoeg uitsluitend het behoud van natuurschoon ten doel stellen, beheerd worden;

    • f.

      openbare land- en waterwegen en banen voor openbaar vervoer per rail, een en ander met inbegrip van kunstwerken;

    • g.

      waterverdedigings- en waterbeheersingswerken die worden beheerd door organen, instellingen of diensten van publiekrechtelijke rechtspersonen, met uitzondering van de delen van zodanige werken die dienen als woning;

    • h.

      werken die zijn bestemd voor de zuivering van riool- en ander afvalwater en die worden beheerd door organen, instellingen of diensten van publiekrechtelijke rechtspersonen, met uitzondering van de delen van zodanige werken die dienen als woning;

    • i.

      werktuigen die van een onroerende zaak kunnen worden afgescheiden zonder dat beschadiging van betekenis aan die werktuigen wordt toegebracht en die niet op zichzelf als gebouwde eigendommen zijn aan te merken;

    • j.

      onroerende zaken voor zover die bestemd en in gebruik zijn voor de publieke dienst van de gemeente;

    • k.

      straatmeubilair, waaronder begrepen alle zodanige gebouwde eigendommen - niet zijnde gebouwen - welke zijn geplaatst voor het belang van het publiek, ten dienste van het verkeer of ter verfraaiing van de gemeente, zoals lichtmasten, verkeersinstallaties, standbeelden, monumenten, fonteinen, banken, abri's, hekken en palen;

    • l.

      plantsoenen, parken en waterpartijen, die bij de gemeente in beheer zijn of waarvan de gemeente het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht, met uitzondering van delen van zodanige onroerende zaken die dienen als woning;

    • m.

      begraafplaatsen, urnentuinen en crematoria, met uitzondering van delen van zodanige onroerende zaken die dienen als woning;

    • n.

      onroerende zaken voor zover die bestemd en in gebruik zijn voor het geven van onderwijs;

    • o.

      telefooncentrales, zendmasten, musea, wijk- en buurtcentra, peuterspeelzalen/crèches, clubhuizen, kleed- en toiletgebouwen, parken, waterpartijen, stations ten behoeve van bus- of treinverkeer, garageboxen en ligplaatsen;

    • p.

      pinautomaten die als zelfstandige onroerende zaak in de zin van de Wet waardering onroerende zaken zijn afgebakend;

    • q.

      objecten in gebruik ten behoeve van gas-, water-, stroom- of energiedistributie, waaronder transformatiehuisjes en hoogspanningsmasten en met uitzondering van benzinestations;

    • r.

      ongebouwde eigendommen, die als zelfstandige onroerende zaak in de zin van de Wet waardering onroerende zaken zijn afgebakend en die worden gebezigd ten behoeve van de opslag of distributie van zaken of daartoe bestemd zijn, dan wel bestemd zijn voor de bouw van woningen.

  • 2.

    In afwijking in zoverre van artikel 5 wordt bij de bepaling van de heffingsmaatstaf voor de BIZ-bijdrage buiten aanmerking gelaten de waarde van gedeelten van de onroerende zaak die in hoofdzaak tot woning dienen dan wel in hoofdzaak dienstbaar zijn aan woondoeleinden.

Artikel 7 Tarief BIZ-bijdrage

Het tarief van de BIZ-bijdrage bedraagt:

 

voor het kalenderjaar

2022

2023

2024

2025

2026

bij een waarde van:

 

 

 

 

 

minder dan € 300.000,-

€ 487,-

€ 497,-

€ 506,-

€ 517,-

€ 527,-

€ 300.000,- of meer, maar minder dan € 450.000,-

€ 704,-

€ 718,-

€ 732,-

€ 747,-

€ 762,-

€ 450.000,- of meer, maar minder dan € 600.000,-

€ 872,-

€ 889,-

€ 907,-

€ 925,-

€ 944,-

€ 600.000,- of meer, maar minder dan € 700.000,-

€ 1.082,-

€ 1.103,-

€ 1.125,-

€ 1.148,-

€ 1.171,-

€ 700.000,- of meer

€ 1.290,-

€ 1.316,-

€ 1.342,-

€ 1.369,-

€ 1.396,-

Artikel 8 Wijze van heffing

De BIZ-bijdrage wordt jaarlijks bij wege van aanslag geheven.

Artikel 9 Termijnen van betaling

  • 1.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 worden de aanslagen betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee maanden later.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid geldt, zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen worden betaald in tien gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 3.

    Indien de verschuldigde bedragen als genoemd in het tweede lid tweemaal achtereen niet kunnen worden geïncasseerd, vervalt met betrekking tot het betreffende aanslagbiljet de mogelijkheid tot automatische incasso en gelden de betaaltermijnen als genoemd in het eerste lid.

  • 4.

    De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

Artikel 10 Looptijd belastingheffing

De BIZ-bijdrage wordt ingesteld voor een periode van vijf jaar.

Hoofdstuk III Subsidiebepalingen

Artikel 11 Buiten toepassing algemene subsidieverordening

Op de subsidie op grond van deze verordening is de Algemene Subsidieverordening Steenwijkerland niet van toepassing.

Artikel 12 Aanwijzing stichting

Stichting Steenwijk Vestingstad wordt aangewezen als de stichting bedoeld in artikel 7 van de wet, waarmee een overeenkomst als bedoeld in artikel 4:36 van de Algemene wet bestuursrecht is gesloten, waarin is bepaald dat de activiteiten waarvoor de subsidie wordt verstrekt verplicht moeten worden verricht.

Artikel 13 Subsidieverlening

  • 1.

    De subsidie wordt door het college verleend aan de stichting voor de uitvoering van de activiteiten die zijn opgenomen in de uitvoeringsovereenkomst.

  • 2.

    De subsidie wordt bepaald op de jaarlijks ontvangen BIZ-bijdragen.

  • 3.

    In de uitvoeringsovereenkomst worden nadere regels gesteld over de wijze van bevoorschotting en de verrekening van meer- en minderopbrengsten van de ontvangen BIZ-bijdragen.

Artikel 14 Subsidieverplichtingen

Naast de in artikel 4:37 van de Algemene wet bestuursrecht genoemde verplichtingen kunnen aan de stichting ook andere doelgebonden verplichtingen worden opgelegd. Deze verplichtingen zijn opgenomen in de met de stichting gesloten uitvoeringsovereenkomst.

Artikel 15 Melding van relevante wijzigingen

De stichting stelt het college zo spoedig mogelijk schriftelijk op de hoogte van meer dan ondergeschikte veranderingen in haar financiële situatie, van een wijziging van de statuten en van verandering of beëindiging van activiteiten.

Hoofdstuk IV Slotbepalingen

Artikel 16 Intrekken oude verordening en overgangsrecht

De Verordening bedrijveninvesteringszone centrumgebied Steenwijk 2017, vastgesteld bij raadsbesluit van 11 oktober 2016, nummer 2016/73, laatstelijk gewijzigd bij raadsbesluit van

25 mei 2021, wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 17, tweede lid, genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

Artikel 17 Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag nadat het college heeft bekendgemaakt dat van voldoende steun als bedoeld in artikel 4 van de wet is gebleken.

  • 2.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2022.

Artikel 18 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening bedrijveninvesteringszone centrumgebied Steenwijk 2022.

De raad voornoemd,

de griffier,

A. tenHoff

de voorzitter,

J.H.Bats

Bijlage behorende bij de Verordening bedrijveninvesteringszone centrumgebied Steenwijk 2022

 

Als aangewezen gebied, bedoeld in artikel 1 van de Verordening bedrijveninvesteringszone centrumgebied Steenwijk 2022, geldt het op onderstaande kaart begrensde gedeelte en de genoemde straten.

 

 

Brouwerstraat

Doelenstraat

Gasthuisstraat

Gedempte Turfhaven

Goeman Borgesiusstraat

J.H. Tromp Meestersstraat (tot kruising Noordersingel)

Kalverstraat

Kerkstraat

Koningstraat

Kornputsingel

Korte Woldpromenade

Markt

Meppelerweg (tot Stint Maatenspad)

Molenstraat

Molenwal

Neerwoldstraat

Noordersingel

Onnastraat

Onnadwarsstraat

Oosterpoort

Oosterstraat

Paardenmarkt

Prinsen Hoven

Scholestraat

Stationstraat (tot kruising Willem de Zwijgerstraat)

Steenwijkerdiep (zuidkant tot kruising Gedempte Turfhaven).

Tukseweg (tot kruising Meester H. Tuttelstraat)

Vrijthof

Vrouwenstraat

Waagstraat

Weemstraat

Woldpoort

Woldpromenade

 

Behorende bij raadsbesluit van 26 oktober 2021.

De griffier van Steenwijkerland,

A. tenHoff