Organisatie | Gennep |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Uitvoeringsregeling gemeentelijke belastingen 2022 |
Citeertitel | Uitvoeringsregeling gemeentelijke belastingen gemeente Gennep 2022 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt de Uitvoeringsregeling gemeentelijke belastingen gemeente Gennep 2021
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2022 | nieuwe regeling | 21-12-2021 | 527635 |
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Gennep,
Gelet op de artikelen 6, 7, 8, 13 en 14 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, artikel 29 en 31 van de Invorderingswet 1990 in verbinding met de artikelen 231, tweede lid, onderdeel a, en derde lid, en 237 van de Gemeentewet, op artikel 160, eerste lid, onderdeel b van de Gemeentewet, op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht, alsmede op het betreffende artikel van de in de gemeente Gennep geldende belastingverordeningen, waarin aan het college van burgemeester en wethouders de bevoegdheid is toegekend nadere regels te geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de onderscheiden gemeentelijke belastingen
Uitvoeringsregeling met betrekking tot de heffing en de invordering van gemeentelijke belastingen in de gemeente Gennep 2022 (Uitvoeringsregeling gemeentelijke belastingen gemeente Gennep 2022).
Deze regeling geeft uitvoering aan de artikelen 6, 7, 8, 13 en 14 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, de artikel 29 en 31 van de Invorderingswet 1990, artikel 160, eerste lid, onderdeel b van de Gemeentewet, artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht en de artikelen in de belastingverordeningen van de gemeente Gennep waarin aan het college van burgemeester en wethouders de bevoegdheid wordt toegekend nadere regels te geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de onderscheiden gemeentelijke belastingen.
De op andere wijze geheven gemeentelijke belastingen bedoeld in artikel 233 van de Gemeentewet, worden voor de toepassing van deze regeling aangemerkt als bij wege van aanslag geheven belastingen, met dien verstande dat wordt verstaan onder: de aanslag of de voorlopige aanslag: het gevorderde, onderscheidenlijk het voorlopig gevorderde bedrag. Artikel 2 blijft bij de op andere wijze geheven belastingen buiten toepassing.
De aangifte is een hulpmiddel om de belastingschuld zo nauwkeurig mogelijk te berekenen. Is men eenmaal uitgenodigd tot het doen van aangifte dan bestaat de wettelijke verplichting daaraan gehoor te geven. De gevraagde gegevens dienen duidelijk stellig en zonder voorbehoud ingevuld en ondertekend te worden en deze dienen tijdig ingeleverd of toegezonden te worden. Voldoet men niet aan deze verplichting tot het niet of niet tijdig doen van aangifte, dan kan een verzuimboete, of – ingeval van opzet – een vergrijpboete worden opgelegd.
Deze beleidsregels zijn van toepassing als bij aangifte, op grond van de in de aanhef van de regeling genoemde artikelen van de Algemene wet inzake Rijksbelastingen, van de vorm van een (papieren) biljet wordt afgeweken door het op digitale wijze doen van aangifte.
aan wie niet binnen zesentwintig weken na afloop van het belastingjaar of kalenderjaar een aangiftebiljet is uitgereikt of een aanslag is opgelegd, is gehouden binnen vier weken na het verstrijken van die zesentwintig weken bij de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar een schriftelijk verzoek in te dienen om uitreiking van een aangiftebiljet.
Indien de belastingplicht voor de hondenbelasting in de loop van het belastingjaar ontstaat dan wel het aantal honden dat door de belastingplichtige wordt gehouden wijziging ondergaat, moet de belastingplichtige binnen veertien dagen na het tijdstip waarop de belastingplicht is ontstaan of de wijziging van het aantal honden heeft plaatsgevonden, bij de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar schriftelijk verzoeken om uitreiking van een aangiftebiljet.
Artikel 3. Gebruik nachtverblijfregister ten behoeve van de heffing van toeristenbelasting
Bij de vaststelling van feiten ten behoeve van de heffing van toeristenbelasting kan de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar het door belastingplichtige bijgehouden nachtverblijfregister raadplegen.
De in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar legt een voorlopige aanslag op, indien het bedrag waarop de aanslag vermoedelijk zal worden vastgesteld, na verrekening van voorheffingen en reeds opgelegde voorlopige aanslagen, zulks naar zijn mening rechtvaardigt.
De bepaling van het bedrag van een voorlopige aanslag die wordt vastgesteld in het tijdvak waarover de belasting wordt geheven, dan wel na het tijdstip waarop de belastingschuld is ontstaan kan:
voor de forensenbelasting en voor de rioolheffing geschieden op grond van de gegevens die hebben gediend ter vaststelling van de meest recente belastingaanslag over, dan wel met betrekking tot, het meest recente tijdvak of kalenderjaar, met dien verstande dat daarbij op benaderende wijze rekening kan worden gehouden met wijzigingen in de wettelijke bepalingen betreffende de heffing van de gemeentelijke belasting alsmede met andere wijzigingen die voor de heffing van de gemeentelijke belasting van belang kunnen zijn. Ingeval de belastingplichtige aannemelijk maakt dat het bedrag waarop de aanslag vermoedelijk zal worden vastgesteld lager is dan het op de voet van de vorige volzin berekende bedrag, wordt de voorlopige aanslag gesteld op dit lagere bedrag;
Artikel 5. Geen afgifte kwitantie
De op basis van de in artikel 8, eerste lid, bedoelde regeling vastgestelde formulieren van het aangiftebiljet onroerende-zaakbelastingen, forensenbelasting, toeristenbelasting, hondenbelasting en rioolheffing blijven van toepassing op belastbare feiten die zich hebben voorgedaan voor de in artikel 8, tweede lid, genoemde datum van inwerkingtreding.