Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Arnhem

VERORDENING BEDRIJVENINVESTERINGSZONE KORENKWARTIER ARNHEM 2022 – 2026

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieArnhem
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVERORDENING BEDRIJVENINVESTERINGSZONE KORENKWARTIER ARNHEM 2022 – 2026
CiteertitelBIZ-Verordening Korenkwartier 2022-2026
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Wet op de bedrijveninvesteringszones

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-2022nieuwe regeling

22-12-2021

gmb-2021-474681

620470

Tekst van de regeling

Intitulé

VERORDENING BEDRIJVENINVESTERINGSZONE KORENKWARTIER ARNHEM 2022 – 2026

 

DE RAAD VAN DE GEMEENTE ARNHEM

 

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 30 november 2021, Bedrijfsvoering, nummer 620470;

 

gelet op gelet op de Wet op de bedrijveninvesteringszones;

 

gezien de uitvoeringsovereenkomst van 30 november 2021 gesloten met stichting Bedrijveninvesteringszone Korenkwartier;

 

Besluit:

 

vast te stellen de

 

VERORDENING BEDRIJVENINVESTERINGSZONE KORENKWARTIER ARNHEM 2022 - 2026

 

Hoofdstuk I Algemene bepalingen

Artikel 1. Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • -

    bedrijveninvesteringszone: het op de bij deze verordening behorende kaart aangewezen gebied in de gemeente waarbinnen de BIZ-bijdrage wordt geheven;

  • -

    college: college van burgemeester en wethouders van de gemeente;

  • -

    uitvoeringsovereenkomst: tussen de gemeente en stichting Bedrijveninvesteringszone Korenkwartier op 30 november 2021 gesloten overeenkomst als bedoeld in artikel 7, derde lid, van de wet;

  • -

    wet: Wet op de bedrijveninvesteringszones.

Hoofdstuk II Belastingbepalingen

Artikel 2. Belastbaar feit en aard van de belasting

  • 1.

    Onder de naam ‘BIZ-bijdrage’ wordt jaarlijks een directe belasting geheven ter zake van binnen de bedrijveninvesteringszone gelegen onroerende zaken die op grond van artikel 220a Gemeentewet niet in hoofdzaak tot woning dienen en in de WOZ-administratie staan geregistreerd met een omschrijving zoals opgenomen in Bijlage 2 ‘Belastingobjecten BIZ-bijdrage’, behorende bij en deel uitmakende van deze verordening.

  • 2.

    De BIZ-bijdrage wordt geheven ter bestrijding van de kosten die zijn verbonden aan activiteiten in de openbare ruimte en op internet, die zijn gericht op het bevorderen van de leefbaarheid of de veiligheid in de bedrijveninvesteringszone of de ruimtelijke kwaliteit of de economische ontwikkeling van de bedrijveninvesteringszone.

Artikel 3. Voorwerp van de belasting

  • 1.

    Voorwerp van de belasting is een onroerende zaak.

  • 2.

    Als onroerende zaak wordt aangemerkt de onroerende zaak, bedoeld in hoofdstuk III van de Wet waardering onroerende zaken.

Artikel 4. Belastingplicht

  • 1.

    De BIZ-bijdrage wordt geheven van de gebruiker, zijnde degene die bij het begin van het kalenderjaar al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht een in de bedrijveninvesteringszone gelegen onroerende zaak gebruikt.

  • 2.

    Voor de toepassing van dit artikel wordt:

    • a.

      gebruik door degene aan wie een deel van een onroerende zaak in gebruik is gegeven, aangemerkt als gebruik door degene die dat deel in gebruik heeft gegeven, waarbij degene die het deel in gebruik heeft gegeven, bevoegd is de BIZ-bijdrage als zodanig te verhalen op degene aan wie dat deel in gebruik is gegeven;

    • b.

      het ter beschikking stellen van een onroerende zaak voor volgtijdig gebruik aangemerkt als gebruik door degene die die onroerende zaak ter beschikking heeft gesteld, waarbij degene die de onroerende zaak ter beschikking heeft gesteld, bevoegd is de BIZ-bijdrage als zodanig te verhalen op degene aan wie die onroerende zaak ter beschikking is gesteld;

  • 3.

    Indien een onroerende zaak bij het begin van het kalenderjaar geen gebruiker kent, wordt de van de gebruiker te heffen BIZ-bijdrage geheven van de eigenaar.

Artikel 5. Maatstaf van heffing

  • 1.

    De BIZ-bijdrage wordt geheven naar de op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken voor de onroerende zaak vastgestelde waarde zoals deze geldt voor het kalenderjaar.

  • 2.

    Indien met betrekking tot de onroerende zaak geen waarde is vastgesteld op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken wordt de heffingsmaatstaf van die onroerende zaak bepaald met toepassing van artikel 6, alsmede met overeenkomstige toepassing van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 17, 18 en 20, tweede lid, van de Wet waardering onroerende zaken.

Artikel 6. Vrijstellingen

  • 1.

    In afwijking in zoverre van artikel 5 wordt bij de bepaling van de heffingsmaatstaf buiten aanmerking gelaten, voor zover dit niet al is gebeurd bij de bepaling van de in dat artikel bedoelde waarde, de waarde van:

    • a.

      voor de land- of bosbouw bedrijfsmatig geëxploiteerde cultuurgrond, daaronder mede begrepen de open grond, alsmede de ondergrond van glasopstanden, die bedrijfsmatig aangewend wordt voor de kweek of teelt van gewassen, zonder daarbij de ondergrond als voedingsbodem te gebruiken;

    • b.

      glasopstanden, die bedrijfsmatig worden aangewend voor de kweek of teelt van gewassen, voor zover de ondergrond daarvan bestaat uit de in onderdeel a bedoelde grond;

    • c.

      onroerende zaken die in hoofdzaak zijn bestemd voor de openbare eredienst of voor het houden van openbare bezinningssamenkomsten van levensbeschouwelijke aard, een en ander met uitzondering van delen van zodanige onroerende zaken die dienen als woning;

    • d.

      één of meer onroerende zaken die deel uitmaken van een op de voet van de Natuurschoonwet 1928 aangewezen landgoed dat voldoet aan de voorwaarden genoemd in artikel 8 van het Rangschikkingsbesluit Natuurschoonwet 1928, met uitzondering van de daarop voorkomende gebouwde eigendommen;

    • e.

      natuurterreinen, waaronder mede worden verstaan duinen, heidevelden, zandverstuivingen, moerassen en plassen, die door rechtspersonen met volledige rechtsbevoegdheid welke zich uitsluitend of nagenoeg uitsluitend het behoud van natuurschoon ten doel stellen, beheerd worden;

    • f.

      openbare land- en waterwegen en banen voor openbaar vervoer per rail, een en ander met inbegrip van kunstwerken;

    • g.

      waterverdedigings- en waterbeheersingswerken die worden beheerd door organen, instellingen of diensten van publiekrechtelijke rechtspersonen, met uitzondering van de delen van zodanige werken die dienen als woning;

    • h.

      werken die zijn bestemd voor de zuivering van riool- en ander afvalwater en die worden beheerd door organen, instellingen of diensten van publiekrechtelijke rechtspersonen, met uitzondering van de delen van zodanige werken die dienen als woning;

    • i.

      werktuigen die van een onroerende zaak kunnen worden afgescheiden zonder dat beschadiging van betekenis aan die werktuigen wordt toegebracht en die niet op zichzelf als gebouwde eigendommen zijn aan te merken;

    • j.

      onroerende zaken voor zover die bestemd en in gebruik zijn voor de publieke dienst van de gemeente;

    • k.

      straatmeubilair, waaronder begrepen alle zodanige gebouwde eigendommen - niet zijnde gebouwen - welke zijn geplaatst voor het belang van het publiek, ten dienste van het verkeer of ter verfraaiing van de gemeente, zoals lichtmasten, verkeersinstallaties, standbeelden, monumenten, fonteinen, banken, abri's, hekken en palen;

    • l.

      plantsoenen, parken en waterpartijen, die bij de gemeente in beheer zijn of waarvan de gemeente het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht, met uitzondering van delen van zodanige onroerende zaken die dienen als woning;

    • m.

      begraafplaatsen, urnentuinen en crematoria, met uitzondering van delen van zodanige onroerende zaken die dienen als woning;

    • n.

      onroerende zaken voor zover die bestemd en in gebruik zijn voor het geven van onderwijs;

    • o.

      onroerende zaken die worden beheerd door een vereniging of stichting die geen onderneming drijft, voor zover die objecten bestemd en in gebruik zijn voor het geven van onderwijs, voor club- en buurthuiswerk, voor de beoefening van sport, kunst of cultuur, of voor andere activiteiten van sociale of culturele aard;

    • p.

      onroerende zaken voor zover die bestemd en in gebruik zijn voor de publieke dienst ter zake van brandweerzorg, rampenbeheersing, crisisbeheersing, geneeskundige hulpverlening in de regio en de handhaving van de openbare orde en veiligheid;

    • q.

      onroerende zaken voor zover die bestemd en in gebruik zijn voor de elektriciteitsvoorziening (trafo’s) en (tele)communicatie;

    • r.

      onroerende zaken voor zover die bestemd en in gebruik zijn voor opslag/distributie.

  • 2.

    In afwijking in zoverre van artikel 5 wordt bij de bepaling van de heffingsmaatstaf voor de BIZ-bijdrage van de gebruiker buiten aanmerking gelaten de waarde van gedeelten van de onroerende zaak die in hoofdzaak tot woning dienen dan wel in hoofdzaak dienstbaar zijn aan woondoeleinden.

Artikel 7. Tarief BIZ-bijdrage

Het tarief van de BIZ-bijdrage bedraagt een percentage van de heffingsmaatstaf. Het percentage is voor kalenderjaren 2022 tot en met 2026:

voor een belastingobject behorende tot een van de categorieën zoals vermeld in Bijlage 2 ‘Belastingobjecten BIZ-bijdrage’, behorende bij en deel uitmakende van deze verordening:

A.

Horeca, bioscoop

0,4%

met een minimale bijdrage van € 300 en een maximale bijdrage van € 1.800 per jaar

B.

Detailhandel

0,3%

met een minimale bijdrage van € 225 en een maximale bijdrage van € 1.350 per jaar

C.

Dienstverlening, kantoor, overige niet-woningen

0,2%

met minimale bijdrage van €150 en maximale bijdrage van € 900 per jaar

Artikel 8. Wijze van heffing

De BIZ-bijdrage wordt jaarlijks bij wege van aanslag geheven.

Artikel 9. Termijnen van betaling

  • 1.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 worden de aanslagen betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee maanden later.

  • 2.

    De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in het eerste lid gestelde termijnen.

Artikel 10. Looptijd belastingheffing

De BIZ-bijdrage wordt ingesteld voor een periode van 5 jaar.

Hoofdstuk III Subsidiebepalingen

Artikel 11. Buiten toepassing algemene subsidieverordening

Op de subsidie op grond van deze verordening is de Algemene Subsidieverordening Arnhem niet van toepassing.

Artikel 12. Aanwijzing stichting

Stichting Bedrijveninvesteringszone Korenkwartier wordt aangewezen als de stichting bedoeld in artikel 7 van de wet, waarmee een overeenkomst als bedoeld in artikel 4:36 van de Algemene wet bestuursrecht is gesloten, waarin is bepaald dat de activiteiten waarvoor de subsidie wordt verstrekt verplicht moeten worden verricht.

Artikel 13. Subsidieverlening

  • 1.

    De subsidie wordt jaarlijks door het college verleend aan de stichting voor de uitvoering van de activiteiten die zijn opgenomen in de uitvoeringsovereenkomst. De subsidie wordt verleend op een daartoe gedane aanvraag, die vergezeld moet gaan van de in de uitvoeringsovereenkomst genoemde stukken.

  • 2.

    De subsidie wordt bepaald op de jaarlijks ontvangen BIZ-bijdragen verminderd met de perceptiekosten voor de heffing en invordering van de BIZ-bijdragen zoals opgenomen in de uitvoeringsovereenkomst.

Artikel 14. Subsidieverplichtingen

Naast de in artikel 4:37 van de Algemene wet bestuursrecht genoemde verplichtingen kunnen aan de stichting ook andere doelgebonden verplichtingen worden opgelegd. Deze verplichtingen zijn opgenomen in de met de stichting gesloten uitvoeringsovereenkomst.

Artikel 15. Subsidievaststelling

  • 1.

    De stichting is verplicht om op uiterlijk 1 april van het jaar volgende op het subsidiejaar de in de uitvoeringsovereenkomst opgenomen stukken te overleggen.

  • 2.

    De subsidie wordt vastgesteld uiterlijk dertien weken na ontvangst van de in het voorgaande lid genoemde stukken.

Artikel 16. Melding van relevante wijzigingen

De stichting stelt het college zo spoedig mogelijk schriftelijk op de hoogte van:

- meer dan ondergeschikte veranderingen in haar financiële situatie,

- een wijziging van de statuten,

- verandering of beëindiging van activiteiten.

Hoofdstuk IV Slotbepalingen

Artikel 17. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag nadat het college heeft bekendgemaakt dat van voldoende steun als bedoeld in artikel 4 van de wet is gebleken.

  • 2.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2022.

  • 3.

    Deze verordening wordt aangehaald als: BIZ-Verordening Korenkwartier 2022-2026.

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 22 december 2021.

De voorzitter, De griffier,

Bijlage 1 behorende bij de 'Verordening bedrijveninvesteringszone Korenkwartier Arnhem 2022-2026' van 22 december 2021

Als aangewezen gebied, bedoeld in artikel 1 van de Verordening bedrijveninvesteringszone Korenkwartier Arnhem 2022-2026, geldt het op onderstaande kaartje geel gekleurde deel.

Bijlage 2 Belastingobjecten BIZ-bijdrage behorende bij de 'Verordening bedrijveninvesteringszone Korenkwartier Arnhem 2022-2026' van 22 december 2021

Belastingobjecten voor de BIZ-bijdrage, artikel 2 lid 1, van de verordening

Objectomschrijving

  • .

    A. Horeca en bioscoop

horeca (openbare gelegenheid waar men consumpties kan kopen en/of gebruiken of gebouw voor het verlenen van onderdak), cafetaria / snackbar, café / bar / restaurant, coffeeshop, bar / dancing / discotheek, hotel / motel, pension / logiesgebouw, jeugdherberg, casino / amusementenhal, overige horeca, bioscoop

  • .

    B. Detailhandel

(detail)handel / winkel (gebouw/ruimte waar koopwaren verkocht kunnen worden), winkel, groothandel, toonzaal, kiosk, commerciële ruimte (een commerciële plint of een wijkbuurtcentrum waar in identieke ruimten zowel winkels als kantoren kunnen zitten), supermarkt, grootschalige retail (periferie) ) (een grootschalig retail-object gelegen in de periferie, zoals bouwmarkten, woonboulevards, etc.), warenhuis (een grootschalig winkelobject gelegen op een a-locatie), overige detailhandel

  • .

    C. Dienstverlening, kantoor, overige niet-woningen

Zakelijke en persoonlijke dienstverlening, kantoren al dan niet in bedrijfsverzamelgebouwen, overige niet-woningen die niet vallen onder categorie A of B en niet vallen onder de vrijstelling van artikel 6 van de Verordening