Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Oost Gelre

Beleidsregels Jeugdhulp 2022

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieOost Gelre
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregels Jeugdhulp 2022
CiteertitelBeleidsregels Jeugdhulp 2022
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-2022nieuwe regeling

21-12-2021

gmb-2021-474395

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels Jeugdhulp 2022

 

Hoofdstuk 1 Inleiding

 

De gemeente is verantwoordelijk voor bijna alle vormen van jeugdhulp. De gemeentelijke taken zijn vastgelegd in de Jeugdwet. Deze wet regelt de verantwoordelijkheid voor preventie, ondersteuning, hulp en zorg aan kinderen en jongeren (jeugdigen) en hun ouders bij opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen.

Jeugdhulp kent de volgende definitie:

  • 1.

    Ondersteuning van, en hulp en zorg (niet zijnde preventie) aan jeugdigen en hun ouders bij het verminderen, stabiliseren, behandelen en opheffen van of omgaan met de gevolgen van psychische problemen en stoornissen, psychosociale problemen, gedragsproblemen of een verstandelijke beperking van de jeugdige, of opvoedingsproblemen van ouders.

  • 2.

    Het bevorderen van de deelname aan het maatschappelijk verkeer en van het zelfstandig functioneren van jeugdigen met een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke beperking, een chronisch psychisch probleem of een psychosociaal probleem en die de leeftijd van 18 jaar nog niet hebben bereikt.

  • 3.

    Het ondersteunen bij of het overnemen van activiteiten op het gebied van de persoonlijke verzorging gericht op het opheffen van een tekort aan zelfredzaamheid bij jeugdigen met een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke beperking of een somatische of psychische aandoening of beperking, die de leeftijd van 18 jaar nog niet hebben bereikt, met dien verstande dat de leeftijdgrens van 18 jaar niet geldt voor jeugdhulp in het kader van jeugdstrafrecht.

Zoals benoemd in de beleidsnota sociaal domein Samen in Oost Gelre, samen doen (2019-2022) willen we als gemeente doen wat echt nodig is voor onze inwoners. Wij vertrouwen in de kracht van het gezin. Wij ondersteunen ouders/verzorgers en kinderen met een breed (preventie) aanbod. Met als doel ouders en kinderen te ondersteunen in de dagelijkse vragen rondom opvoeden. Dat een gezin een uitdaging heeft, wil niet zeggen dat er ook meteen een groot probleem is. Er zijn diverse voorliggende en algemeen toegankelijke voorzieningen binnen de gemeente Oost Gelre. Een van de bekendste vormen van voorliggende voorzieningen is het Ondersteuningsteam Oost-Achterhoek.

 

Ondersteuningsteam oost-Achterhoek

Het Ondersteuningsteam biedt antwoord op vragen over opgroeien en opvoeden. Ook biedt het team kortdurende ondersteuningstrajecten aan kinderen/jongeren (0-23 jaar) en/of hun gezin wanneer er problemen zijn. Het team begeleidt het gezin zoveel mogelijk zelf, in en met hulp bij hun eigen omgeving. Steeds vaker zijn medewerkers van het ondersteuningsteam actief binnen huisartsenparktijken als praktijkondersteuner jeugd. Inzet door het ondersteuningsteam is altijd voorliggend op individuele voorzieningen vanuit de Jeugdwet.

 

Maatwerk

Wanneer de vragen of problemen niet kunnen worden beantwoord of opgelost met de voorliggende voorzieningen wordt opgeschaald naar meer specialistische hulp of maatwerk. Deze beleidsregels vormen het toetsingskader om te bepalen waar hulp echt nodig is. In deze beleidsregels wordt onder meer beschreven hoe de procedure loopt, hoe de gemeente een aanspraak op jeugdhulp beoordeelt en welke vormen van jeugdhulp er zijn.

Als er aanspraak mogelijk is op de Wet langdurige zorg (Wlz), Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) of als er een recht op zorg is vanuit de Zorgverzekeringswet (Zvw) en/of Passend Onderwijs bestaat wordt in principe geen individuele voorziening vanuit de Jeugdwet verstrekt. De gemeente moet in haar onderzoek nagaan of de melding of aanvraag thuishoort bij de Jeugdwet.

Hoofdstuk 2 De procedure

 

Hulpvraag

Jeugdigen en ouders kunnen een hulpvraag melden bij het Ondersteuningsteam. Zij zijn het eerste aanspreekpunt. Soms blijkt na een korte vraagverheldering dat informatie en advies voldoende is voor de jeugdige en zijn/haar ouders om het probleem op te lossen. Wanneer verdere vraagverheldering of verdieping nodig blijkt wordt verder onderzoek gedaan door het Ondersteuningsteam. Wanneer het Ondersteuningsteam van mening is dat de hulpvraag beter door een jeugdconsulent kan worden opgepakt, wordt verder onderzoek gedaan door een jeugdconsulent. De jeugdconsulent is onderdeel van het Sociaal Team van de gemeente.

Voorafgaand aan het onderzoek wijst de gemeente de jeugdige en zijn/haar ouders op de mogelijkheid om gebruik te maken van gratis onafhankelijke cliëntondersteuning.

 

Onafhankelijke cliëntondersteuning

Jeugdigen en/of de ouders hebben recht op onafhankelijke ondersteuning met informatie, advies en algemene ondersteuning die bijdraagt aan het versterken van de zelfredzaamheid en participatie en het verkrijgen van een zo integraal mogelijke dienstverlening op het gebied van maatschappelijke ondersteuning, preventieve zorg, zorg, jeugdhulp, onderwijs, wonen, werk en inkomen. De cliëntondersteuning die door de gemeente wordt aangeboden is gratis.

 

Woonplaatsbeginsel

Vanaf 2022 verandert het woonplaatsbeginsel in de Jeugdwet. Met woonplaatsbeginsel kan vastgesteld worden welke gemeente verantwoordelijk is voor de jeugdhulp aan een jeugdige. Vanaf 2022 ligt de verantwoordelijkheid bij de gemeente waar de jeugdige zijn woonadres heeft volgens de Basisregistratie Personen (de BRP). Deze definitie is van toepassing voor jeugdhulp zonder verblijf. Bij jeugdhulp met verblijf is de woonplaats de gemeente waar de jeugdige onmiddellijk voorafgaande aan zijn verblijf zijn woonadres had in de zin van de Wet basisregistratie personen. Het vaststellen van het woonplaatsbeginsel maakt daarom onderdeel uit van het (voor)onderzoek.

 

Onderzoek (gesprek)

Een gesprek is het uitgangspunt tijdens het onderzoek naar de situatie van de jeugdige en/of ouders. Dit gesprek kan onder meer in de vorm van een brede intake. Tijdens een brede intake worden alle levensgebieden besproken. Ook wordt besproken / uitgezocht hoe het gezag geregeld is. Het gesprek met de jeugdige en/of ouders wordt gevoerd door een lid van het Ondersteuningsteam of een jeugdconsulent. Van het gesprek wordt een verslag gemaakt. Hierin staat ook de eventuele jeugdhulp die geadviseerd wordt. Dit wordt teruggekoppeld aan de jeugdige en/of zijn ouders.

 

Familiegroepsplan

De Jeugdwet definieert het familiegroepsplan als een hulpverleningsplan (daar waar het gaat om jeugdhulp) of een plan van aanpak (bij een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering).

Ouders, familieleden en anderen in de omgeving van de jeugdige krijgen hiermee de mogelijkheid om mee te denken en te helpen aan een oplossing. Hierdoor krijgen ouders, gezinnen en hun netwerk de mogelijkheid om de regie te voeren over de hulp die zij nodig hebben. Hoe het plan eruit ziet, mogen gezinnen zelf bepalen. Leden van het Ondersteuningsteam kunnen gezinnen ondersteunen bij het opstellen van het plan. Het is nooit verplicht om een familiegroepsplan op te stellen.

 

Aanvraag

Jeugdigen en ouders kunnen een aanvraag voor hulp-op-maat schriftelijk indienen bij de gemeente. Het aanvraagformulier zit bij het verslag dat opgestuurd wordt naar ouders. Ook kan een aanvraag worden ingediend door middel van een vastgesteld aanvraagformulier. De datum waarop de aanvraag juist en volledig is, geldt als aanvraagdatum.

 

Beschikking

De beslistermijn begint te lopen op het moment waarop de gemeente de volledige aanvraag ontvangt. De gemeente neemt dan binnen 8 weken een besluit. De mogelijkheid bestaat om deze termijn te verlengen (bijv. als dit nodig is voor een zorgvuldig onderzoek). Dit gebeurt in overleg met de ouders en/of jeugdige en zij worden daar schriftelijk over geïnformeerd.

Hoofdstuk 3 Beoordelen van de aanspraak

 

Op grond van art. 2.3 Jeugdwet moet de gemeente beoordelen of jeugdhulp nodig is en, als dat zo is, of een gemeentelijke voorziening moet worden getroffen.

De volgende stappen zijn daarbij dan van belang:

 

  • 1.

    Stel de hulpvraag vast van de jeugdige en/of zijn ouder.

  • 2.

    Breng de beperkingen in kaart.

    De gemeente moet vaststellen of sprake is van opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen of stoornissen.

  • 3.

    Bepaal welke hulp er nodig is.

    Als duidelijk is welke problemen en/of stoornissen er zijn, moet de gemeente bepalen welke hulp nodig is.

     

    Door de in te zetten hulp wordt de jeugdige in staat gesteld:

    • -

      gezond en veilig op te groeien;

    • -

      te groeien naar zelfstandigheid en

    • -

      voldoende zelfredzaamheid te zijn en maatschappelijk te participeren, rekening houdend met zijn leeftijd en ontwikkelingsniveau.

  • De gemeente houdt bij de bepaling van de aangewezen vorm van jeugdhulp als het mogelijk is rekening met:

    • -

      behoeften en persoonskenmerken van de jeugdige en zijn ouders, en

    • -

      de godsdienstige gezindheid, de levensovertuiging en de culturele achtergrond van de jeugdige en zijn ouders.

  • De gemeente onderzoekt welke hulp de jeugdige nodig heeft. Het gaat dan niet alleen om de vorm, frequentie en duur. Ook moet beoordeeld worden of de situatie van de jeugdige professionele hulp noodzakelijk maakt, of dat de jeugdige de doelen ook kan bereiken als er hulp wordt geboden door iemand uit het sociaal netwerk.

  • 4.

    Onderzoek eigen mogelijkheden en probleemoplossend vermogen.

    Als vaststaat welke hulp nodig is, kan de gemeente onderzoeken in hoeverre de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen van de ouders en het sociale netwerk toereikend zijn om zelf de nodige hulp en ondersteuning te bieden. Slechts voor zover die inzet ontoereikend is, moet de gemeente een voorziening op het gebied van jeugdhulp treffen.

  • 5.

    Verzilveringsvorm van de individuele voorziening (Zin of pgb)

    In de gemeente zijn veel gecontracteerde aanbieders. De gemeente adviseert jeugdige en/of ouders welke aanbieders de juiste ondersteuning kunnen bieden. Als de jeugdige of ouder een pgb wenst, onderzoekt de gemeente of hij daarvoor in aanmerking komt. Er moet worden voldaan aan de in art. 8.1.1 Jeugdwet genoemde eisen van bekwaamheid, motivering en kwaliteit. Bij het aanvragen van een pgb wordt gevraagd om een pgb budgetplan in te vullen.

     

    Bovenstaande stappen maakt de gemeente voldoende zichtbaar in het besluit en/of in de daaraan ten grondslag liggende stukken (zoals bijvoorbeeld het verslag).

Hoofdstuk 4 Eigen mogelijkheden

 

Het inzetten van jeugdhulp is pas aan de orde als tijdens het gesprek blijkt dat de eigen mogelijkheden van de jeugdige en/of zijn ouders in verband met opgroei- en opvoedingsproblemen of psychische problemen of stoornissen of beperkingen ontoereikend zijn.

 

Onder eigen mogelijkheden verstaan wij:

  • -

    op eigen kracht;

  • -

    met hulp van andere personen uit de sociale omgeving;

  • -

    of met gebruik making van algemene, overige of andere voorzieningen, waaronder ook (onderwijs gerelateerde) voorzieningen behorend bij het passend onderwijs.

Eigen kracht:

Wat kan van ouders zelf worden verwacht:

Gebruikelijke hulp de hulp is die over het algemeen mag worden verwacht van de ouders, opvoeders of verzorgers. Voor zover gebruikelijke hulp kan worden verwacht, hoeft het college geen hulp-op-maat toe te kennen.

 

Ouders/verzorgers hebben een zorgplicht voor hun kinderen. De zorgplicht strekt zich uit over opvang, verzorging, begeleiding en opvoeding die een ouder/verzorger normaal gesproken aan een kind biedt, inclusief de zorg bij kortdurende ziektes. Wat normaal is, is onder meer afhankelijk van de leeftijd en verstandelijke ontwikkeling van het kind. Het totaal aan gebruikelijke zorg wordt gesteld op de totale omvang van zorg die ouders leveren aan een kind van dezelfde leeftijd, maar met een normaal ontwikkelingsprofiel. Bij elke individuele situatie wordt een zorgvuldige afweging gemaakt, waarbij rekening wordt gehouden met de specifieke omstandigheden van de jeugdige en/of zijn ouders.

 

De volgende factoren worden in samenhang beoordeeld om te beoordelen of de zorg die geboden wordt gebruikelijk is:

  • -

    Leeftijd van de jongere

  • -

    Verstandelijke ontwikkeling van een kind

  • -

    Langdurende en kortdurende (extra) zorg

  • -

    Welke zorg wordt geleverd

  • -

    Tijdsomvang van de zorg

  • -

    Draagkracht / -last van ouders

Gebruikelijke hulp per leeftijdscategorie

 

Kinderen van 0 tot 3 jaar

  • hebben bij alle activiteiten verzorging van een ouder nodig;

  • ouderlijk toezicht is zeer nabij nodig;

  • zijn in toenemende mate zelfstandig in bewegen en verplaatsen;

  • hebben begeleiding en stimulans nodig bij hun psychomotorische ontwikkeling;

  • hebben begeleiding en stimulans nodig bij de ontwikkeling naar zelfstandigheid en zelfredzaamheid;

  • hebben een beschermende woonomgeving nodig waarin de fysieke en sociale veiligheid is gewaarborgd en een passend pedagogisch klimaat wordt geboden.

Kinderen van 3 tot 5 jaar

  • kunnen niet zonder toezicht van volwassenen. Dit toezicht kan binnenshuis korte tijd op gehoorafstand (bijv. ouder kan was ophangen in andere kamer);

  • hebben begeleiding en stimulans nodig bij hun psychomotorische ontwikkeling;

  • hebben begeleiding en stimulans nodig bij de ontwikkeling naar zelfstandigheid en zelfredzaamheid;

  • kunnen zelf zitten, en op gelijkvloerse plaatsen zelf staan en lopen;

  • hebben hulp, toezicht, stimulans, zindelijkheidstraining en controle nodig bij de toiletgang;

  • hebben hulp, toezicht, stimulans en controle nodig bij aan- en uitkleden, eten en wassen, in- en uit bed komen, dag- en nachtritme en dagindeling bepalen;

  • hebben begeleiding nodig bij hun spel en vrijetijdsbesteding;

  • zijn niet in staat zich zonder begeleiding in het verkeer te begeven;

  • hebben een beschermende woonomgeving nodig waarin de fysieke en sociale veiligheid is gewaarborgd en een passend pedagogisch klimaat wordt geboden.

Kinderen van 5 tot 12 jaar

  • kinderen vanaf 5 jaar hebben een reguliere dagbesteding op school, oplopend van 22 tot 25 uur/week;

  • kunnen niet zonder toezicht van volwassenen. Dit toezicht kan op enige afstand (bijv. kind kan buitenspelen in directe omgeving van de woning als ouder thuis is);

  • hebben toezicht, stimulans en controle nodig en vanaf 6 jaar tot 12 jaar geleidelijk aan steeds minder hulp nodig bij hun persoonlijke verzorging zoals het zich wassen en tanden poetsen;

  • hebben hulp nodig bij het gebruik van medicatie;

  • zijn overdag zindelijk, en 's nachts merendeels ook; ontvangen zo nodig zindelijkheidstraining van de ouders/verzorgers;

  • hebben begeleiding en stimulans nodig bij hun psychomotorische ontwikkeling;

  • hebben begeleiding en stimulans nodig bij de ontwikkeling naar zelfstandigheid en zelfredzaamheid;

  • hebben begeleiding van een volwassene nodig in het verkeer wanneer zij van en naar school, activiteiten ter vervanging van school of vrije tijdsbesteding gaan;

  • hebben een beschermende woonomgeving nodig waarin de fysieke en sociale veiligheid is gewaarborgd en een passend pedagogisch klimaat wordt geboden.

Kinderen van 12 tot 18 jaar

  • hebben geen voortdurend toezicht nodig van volwassenen;

  • kunnen vanaf 12 jaar enkele uren alleen gelaten worden;

  • kunnen vanaf 16 jaar een dag en/of een nacht alleen gelaten worden;

  • kunnen vanaf 18 jaar zelfstandig wonen;

  • hebben bij hun persoonlijke verzorging geen hulp en maar weinig toezicht nodig;

  • hebben bij gebruik van medicatie tot hun 18e jaar toezicht, stimulans en controle nodig;

  • hebben tot 18 jaar een reguliere dagbesteding op school/opleiding;

  • hebben begeleiding en stimulans nodig bij ontplooiing en ontwikkeling (bv. huiswerk of het zelfstandig gaan wonen);

  • hebben begeleiding en stimulans nodig bij de ontwikkeling naar zelfstandigheid en zelfredzaamheid;

  • hebben tot 17 jaar een beschermende woonomgeving nodig waarin de fysieke en sociale veiligheid is gewaarborgd en een passend pedagogisch klimaat wordt geboden.

 

Deze richtlijn ten aanzien van gebruikelijke zorg is een invulling van de voorwaarde ‘eigen kracht’. Ouders zijn verplicht om kinderen te stimuleren en vaardigheden aan te leren waardoor ze zelfstandig en zelfredzamer worden passend bij hun leeftijd. Als ouders jeugdhulp vragen voor taken waarvan het ‘gebruikelijk’ is dat ze dit zelf oppakken, hoeft de gemeente geen jeugdhulp toe te kennen. De beoordeling of sprake is van voldoende eigen kracht hoeft dan enkel nog plaats te vinden over de niet gebruikelijke hulp.

 

Niet gebruikelijke hulp:

Dit is hulp die langdurig en substantieel intensiever is dan wat gemiddeld gebruikelijk is bij kinderen van dezelfde leeftijd, maar met een normaal ontwikkelprofiel. Niet gebruikelijke hulp kan onder ‘eigen kracht’ vallen. Hiervoor moet het volgende onderzocht worden:

 

Hebben ouders (eventueel met hulp van het sociaal netwerk) voldoende eigen kracht om het probleem zelf op te lossen:

  • 1.

    Is de ouder in staat om de hulp die nodig is te bieden?

  • 2.

    Is de ouder beschikbaar om de hulp die nodig is te bieden?

  • 3.

    Levert het bieden van de hulp door de ouder geen overbelasting op?

  • 4.

    Ontstaan er geen financiële problemen in het gezin als de hulp door de ouder wordt geboden?

Als na het beantwoorden van deze vragen blijkt dat de ouder(s) de hulp kunnen bieden zonder dat dit tot problemen leidt, is sprake van voldoende eigen kracht. Als op basis van bovenstaande vragen blijkt dat er niet voldoende eigen kracht is, kan jeugdhulp worden ingezet. Deze hulp wordt dan geboden door een andere partij dan de ouders / verzorgers.

 

Aanvullende verzekering:

Soms blijken de jeugdige en/of zijn ouders aanvullend verzekerd via de zorgverzekeraar te zijn voor de jeugdhulp die de gemeente nodig vindt. In dat geval mag van de jeugdige of zijn ouders verwacht worden dat ze die aanvullende verzekering aanspreken (bijv. speltherapie). De gemeente hoeft namelijk geen voorziening voor jeugdhulp te treffen als de jeugdige of zijn ouders in staat zijn zelf de problemen op te lossen. De jeugdige of zijn ouders kunnen niet verplicht worden om een aanvullende verzekering af te sluiten.

 

Overige voorzieningen:

Deze voorzieningen zijn vrij toegankelijk. Het is een voorziening waar de jeugdige of zijn ouders gebruik van kunnen maken zonder dat een beslissing van de gemeente nodig is.

Voorbeelden van overige voorzieningen in de gemeente Oost Gelre:

  • -

    Het Ondersteuningsteam

  • -

    Deelnemen aan cursussen en workshops georganiseerd door het Preventie Platform Jeugd (PPJ)

  • -

    HOME start

  • -

    Inhuis- steungezinnen

  • -

    Praktijk Ondersteuner Huisarts (POH)

  • -

    Schoolmaatschappelijk werk

  • -

    Zorg coördinator / intern begeleider vanuit school

  • -

    Zorg coördinator vanuit BMV Mariënvelde

  • -

    Trajectbegeleiding (MBO)

  • -

    Huiskamerproject op het Marianum

  • -

    Preventieactiviteiten op het PO, VO en SO voor de leerlingen

  • -

    Deelname aan Prikkelz Groenlo en Lichtenvoorde,

  • -

    De Moraalridder, deelname aan ouders voor ouders, jongerenwerk: stimuleren van talentontwikkeling, inburgeringscursus door het jongerenwerk bij jonge nieuwkomers

  • -

    inzet van de Begeleide Omgangs Regeling (BOR) (Humanitas).

  • -

    Weerbaarheidstraining

  • -

    Coaching

  • -

    Huiswerkbegeleiding

Ook leden van het Ondersteuningsteam kunnen in beperkte mate zelf hulp verlenen. Met gerichte inzet kunnen zij in een korte periode zoveel betekenen dat daarmee de inzet van hulp-op-maat voorkomen of beperkt kan worden. Er moet in elke individuele situatie worden beoordeeld of een overige voorziening toereikend en passend is. Is dit niet het geval, dan zal alsnog een (aanvullende) individuele voorziening worden geboden. Indien jeugdigen en/of hun ouders geen gebruik wensen te maken van een beschikbare en geschikte ‘'overige voorziening” kan dat niet automatisch leiden tot het verlenen van een individuele voorziening.

 

Indien door de toegang geconstateerd is dat de hulpvraag van de cliënt (nog) niet op eigen kracht, met inzet van het sociale netwerk, voorliggende, overige en/of algemene voorzieningen opgepakt kan worden, kan de cliënt in aanmerking komen voor hulp-op-maat.

 

Zorg in Onderwijs

Het schoolbestuur heeft een zorgplicht. Zij zijn verantwoordelijk om voor elke leerling een goede onderwijsplek te bieden. De kansen en mogelijkheden van het kind staan hierbij centraal. Per leerling wordt gekeken waar en hoe een passend onderwijsaanbod het beste kan worden gerealiseerd. Dat kan het bieden van hulp zijn die een school in huis heeft of in huis kan halen. Dit kan door expertise in de school te halen, hoeveelheid handen in de groep uit te breiden, inzet onderwijsmaterialen, aanpassen ruimtelijke omgeving en samen te werken met externe organisaties. Op welke wijze deze extra ondersteuning wordt ingezet, is afhankelijk van de visie van de school/bestuur. Het kan ook zijn dat de best passende plek voor de leerling op een andere basisschool of een school voor speciaal (basis-) onderwijs is.

 

Het stelsel Passend Onderwijs heeft betrekking op het onderwijs en de ondersteuning die aan leerlingen wordt geboden zodat zij het onderwijsprogramma beter kunnen doorlopen.

Onderwijsondersteuning is gericht op het volgen van onderwijs en de leerling verder te helpen in zijn onderwijsontwikkeling. Voorbeelden hiervan zijn:

  • -

    observatie

  • -

    onderzoek naar oorzaken van leerproblemen door een orthopedagoog of een psycholoog

  • -

    extra handen in de klas

  • -

    remedial teaching

  • -

    sociale vaardigheidstraining

  • -

    plus klassen

  • -

    speciale trajecten gericht op spraak-, taal- en motorische ontwikkeling

Huiswerkbegeleiding

Huiswerkbegeleiding omvat het begeleiden van een leerling bij het structureren, plannen en zelfstandig maken van huiswerk. Dit is ondersteuning die gericht is op het leerproces en valt daarmee onder de zorgplicht van het onderwijs en die van ouders / verzorgers. Huiswerkbegeleiding komt met name voor in het voortgezet onderwijs en kan als regel niet gezien worden als jeugdhulp.

Begeleiding kan wel vanuit de gemeente ingezet worden als de beperking van de jeugdige (bijvoorbeeld autisme) maakt dat reguliere huiswerkbegeleiding niet volstaat, die niet vanuit eigen kracht geboden kan worden en er een specialistische vorm nodig is. Begeleiding is dan gericht op betere zelfredzaamheid en participatie van de jeugdige in brede zin en de inzet is gekoppeld aan concrete doelen en tijd. De begeleiding is dan vooral gericht op plannen en organiseren.

 

Begeleiding op school

Gedrag van een leerling kan het contact met andere leerlingen bemoeilijken met leerproblemen als gevolg. De ondersteuning of begeleiding bij het omgaan met andere leerlingen valt onder de zorgplicht van de school. Ook onderzoek naar oorzaken van leerproblemen door een orthopedagoog op psycholoog en/of begeleiding bij leerproblemen door een externe deskundige vallen onder deze zorgplicht.

Wanneer de leerling echter in het algemeen problemen heeft met contacten, dus ook buiten de school/buiten schooltijd en de school niet meer in staat is om een werkbare situatie te creëren, doen zij met toestemming van ouders een melding bij het samenwerkingsverband waar de school onder valt. Daar zal in samenwerking met betrokken partijen, waaronder de gemeente bepaald worden welke aanvullende vorm van ondersteuning kan worden ingezet in het onderwijs. Het samenwerkingsverband legt de algemene samenwerkingsafspraken tussen onderwijs en gemeente vast in hun ondersteuningsplan. Het ondersteuningsplan PO zal in 2022 worden herzien in samenwerking met de gemeente.

Hoofdstuk 5 Vormen van jeugdhulp

 

Wanneer na een zorgvuldige beoordeling van hulp-op-maat aan de orde is, worden op basis van de ondersteuningsvraag en het te bereiken effect onderstaande richtlijnen in acht genomen met betrekking tot de toeleiding naar een passende vorm van ondersteuning.

 

Centraal staat dat zo licht mogelijke hulp wordt ingezet en zwaardere of intensievere hulp indien nodig. Hierbij is de ondersteuningsbehoefte van de jeugdige of diens ouders leidend.

 

1. Individuele begeleiding

Begeleiding individueel is gericht op het vergroten dan wel behouden van de zelfredzaamheid en de deelname aan de samenleving.

 

Begeleiding wordt ingezet om de jeugdige te ondersteunen, voor het stimuleren van praktische vaardigheden die nodig zijn in het dagelijks leven, de eigen regie te vergroten, zelfredzaamheid te vergroten en maatschappelijk te participeren.

Bij begeleiding gaat het om de volgende activiteiten:

  • a.

    Het verder verbeteren van het praktisch handelen/regievoeren en het gedrag door oefening/inslijten en bijsturen/correctie in het dagelijks leven;

  • b.

    Het onderhouden ervan door herhaling, bijsturen en correctie;

  • c.

    Het overnemen van handelingen en regie;

  • d.

    Ingrijpen bij gedragsproblemen.

De gemeente bepaalt de omvang van de individuele begeleiding en de resultaten die met de begeleiding moeten worden behaald. De omvang wordt geïndiceerd in uren.

 

Wat niet onder begeleiding individueel valt, is onder andere vrij toegankelijke ondersteuning bv. begeleiding bij vrijetijdsactiviteiten, huiswerkondersteuning, mantelzorgondersteuning en begeleide omgangsregeling (BOR).

 

2. Individuele behandeling

 

Behandeling individueel is gericht op het verbeteren van opvoed- of opgroeiproblemen, psychische problemen en stoornissen.

De jeugdige is leerbaar, de ondersteuning is in principe kortdurend en eindig of zal, zo mogelijk, overgaan in een lichtere vorm van ondersteuning zoals begeleiding.

 

Behandeling is gericht op: herstel van de problematiek, het voorkomen van verergering van de problematiek en/of het voorkomen van het ontstaan of verergering van een met de problematiek samenhangende stoornis, al dan niet door het aanleren van vaardigheden/gedrag.

 

Verder gelden voor behandeling in het kader van de Jeugdwet de volgende criteria:

  • a.

    Het moet gericht zijn op het aanleren van vaardigheden of gedrag;

  • b.

    Er moet een concreet en haalbaar behandeldoel zijn waardoor blijvende verbetering in het functioneren wordt bereikt/verwacht, of waardoor beperkingen die op basis van de aandoening zullen ontstaan zich minder ernstig zullen voordoen;

  • c.

    De cliënt (of als de behandeling is gericht op de directe omgeving van de cliënt de ouder(s)/verzorger(s)) moet(en) leerbaar zijn;

  • d.

    De te geven behandeling moet goed omschreven, onderbouwd en bij voorkeur bewezen effectief zijn volgens de databank van het NJI. Zorg die niet voldoet aan de eis van de wetenschap en praktijk en interventies die niet bewezen effectief zijn kunnen niet als doelmatige zorgverlening gelden;

  • e.

    De behandeling wordt (in ieder geval deels) gegeven door een persoon op (minimaal) het niveau van een gedragswetenschapper of hbo-er met een specifieke post hbo-Opleiding. De behandelaar bezit specifieke kennis, opleiding, competenties en ervaring met de problematiek en de doelgroep;

  • f.

    Naar aard en inhoud mag de beoogde behandeling niet onder de Zvw-aanspraken vallen.

3. Persoonlijke verzorging

 

Persoonlijke verzorging houdt in dat een jeugdige ondersteuning krijgt bij dagelijkse handelingen op het gebied van verzorging. Daarnaast wordt de jeugdige gestimuleerd en aangeleerd om de handelingen zelf te doen. De dagelijkse handelingen kunnen ook worden overgenomen.

 

Persoonlijke verzorging die nodig is in verband met een 'behoefte aan geneeskundige zorg of een hoog risico daarop' valt onder de Zorgverzekeringswet.

 

4. Begeleiding groep

 

Begeleiding groep bestaat uit groepsgewijze ondersteuning die gericht is op zinvolle daginvulling door niet loonvormende activiteiten en hier wordt geen onderwijs aangeboden. Zolang onderwijs mogelijk is, is dit altijd voorliggend op begeleiding groep gedurende onderwijstijd. Is er sprake van dreigend langdurend uitval dan dient het samenwerkingsverband een MDO te organiseren om verder beleid te bepalen zoals is vastgelegd binnen de wet op de leerplicht.

 

Begeleiding groep is gericht op:

  • aanbrengen van een gezond dag- en nachtritme en dagstructuur;

  • stimuleren van sociale contacten;

  • voorkomen van sociaal isolement

  • ontlasten van mantelzorgers;

  • structureren van de dag;

  • leren omgaan met fysieke en/of cognitieve beperkingen;

  • handhaven en bevorderen van zo zelfstandig mogelijk functioneren;

  • voorkomen van achteruitgang in fysieke, cognitieve en sociaal-emotionele vaardigheden;

  • aanleren en/of onderhouden van arbeidsvaardigheden afgestemd op de interesses en mogelijkheden van de betrokkenen.

De gemeente bepaalt de omvang van de begeleiding en de resultaten die met deze begeleiding moeten worden behaald. Het aantal dagdelen begeleiding groep is afhankelijk van de noodzaak en het doel dat begeleiding groep voor de jeugdige heeft (hoeveel structuur en extra sociale contacten zijn er nodig naast school? In welke mate is ontlasting van mantelzorgers noodzakelijk?)

 

5. Behandeling groep

Behandeling is gericht op:

 

  • -

    herstel van de problematiek,

  • -

    het voorkomen van verergering van de problematiek en/of

  • -

    het voorkomen van het ontstaan of verergering van een met de problematiek samenhangende stoornis, al dan niet door het aanleren van vaardigheden/gedrag.

Voor behandeling in het kader van de Jeugdwet gelden alle volgende criteria:

  • a.

    Het moet gericht zijn op het aanleren van vaardigheden of gedrag;

  • b.

    Er moet een concreet en haalbaar behandeldoel zijn waardoor blijvende verbetering in het functioneren wordt bereikt/verwacht, of waardoor beperkingen die op basis van de aandoening zullen ontstaan zich minder ernstig zullen voordoen;

  • c.

    De cliënt (of als de behandeling is gericht op de directe omgeving van de cliënt de ouder(s)/verzorger(s)) moet(en) leerbaar/trainbaar zijn;

  • d.

    De te geven behandeling moet goed omschreven, onderbouwd en bij voorkeur bewezen effectief zijn volgens de databank van het NJI. Zorg die niet voldoet aan de eis van de wetenschap en praktijk en interventies die niet bewezen effectief zijn kunnen niet als doelmatige zorgverlening gelden;

  • e.

    De behandeling wordt (in ieder geval deels) gegeven door een persoon op (minimaal) het niveau van een gedragswetenschapper of hbo-er met een specifieke post hbo-Opleiding. De behandelaar bezit specifieke kennis, Opleiding, competenties en ervaring met de problematiek en de doelgroep;

  • f.

    Naar aard en inhoud mag de beoogde behandeling niet onder de Zvw-aanspraken vallen.

 

6. Vervoer

Indien de cliënt en zijn sociale omgeving geen mogelijkheid heeft om de locatie van de groepsbegeleiding/groepsbehandeling te bereiken kan er een indicatie voor vervoer worden toegekend. De gemeente bepaalt wanneer vervoer onderdeel uitmaakt van de ondersteuning.

 

Op grond van artikel 2.3, tweede lid, van de Jeugdwet omvatten voorzieningen op het gebied van jeugdhulp ook het vervoer van een jeugdige van en naar de locatie waar de jeugdhulp wordt geboden, voor zover naar het oordeel van de gemeente noodzakelijk in verband met een medische noodzaak of beperkingen in de zelfredzaamheid.

Indien de jeugdige en zijn sociale omgeving geen mogelijkheid heeft om de locatie van de groepsbegeleiding/groepsbehandeling te bereiken kan er een indicatie voor vervoer worden toegekend. Bij het bepalen of een vervoersvoorziening naar een individuele jeugdhulp locatie noodzakelijk is in verband met een medische noodzaak of beperkingen in de zelfredzaamheid, hanteert de gemeente het volgende afwegingskader:

  • de regeling is alleen van toepassing indien het gaat om een vervoersvraag voor een jeugdige die een beschikking heeft voor een begeleiding of behandeling groep.

  • indien dit het geval is, wordt vervolgens nagegaan of en in hoeverre de ouders het vervoer van de jeugdige naar de voorziening voor jeugdhulp zelf kunnen regelen (eigen kracht en eigen verantwoordelijkheid).

  • als ouders het vervoer naar de jeugdhulpvoorziening zelf niet of niet volledig kunnen regelen, wordt nagegaan of er iemand uit het sociale netwerk is die wat kan betekenen in het vervoer van de jeugdige naar de voorziening voor jeugdhulp.

  • indien de inzet van het sociaal netwerk niet of onvoldoende mogelijk is, dan wordt nagegaan welke vervoersvoorziening het meest passend is.

Jeugdigen kunnen in bepaalde situaties ook voor vervoer op grond van een andere wet (Wmo, Wlz, Zvw en leerlingenvervoer) in aanmerking komen.

 

Vervoer naar en van de locatie waar de jeugdhulp gegeven wordt, binnen of buiten de gemeentegrenzen, behoort tot de door de gemeente te treffen voorzieningen. Dit is het geval als een jeugdige jeugdhulp ontvangt en niet in staat is om zelfstandig van en naar de locatie te komen waar de jeugdhulp wordt gegeven. De reden hiervoor kan een medische noodzaak of een gebrek aan zelfredzaamheid zijn. Hierbij speelt ‘eigen kracht’ ook een belangrijke rol. Er zal gekeken worden of ouders en/of het sociaal netwerk de jeugdige kunnen vervoeren. De beoordeling van de eigen kracht is een individuele beoordeling.

 

7. Logeren

 

Definitie

Logeren (kortdurend verblijf of respijtzorg) is het logeren in een accommodatie van een instelling of in een logeergezin met als doel het tijdelijk ontlasten van de mantelzorger en/of de omgeving en/of ter preventie van ontsporing. Cliënten hebben een beschermende woonomgeving nodig waarin de fysieke en sociale veiligheid is gewaarborgd en een passend pedagogisch klimaat wordt geboden.

Het product logeren geldt voor de tijd tussen 17:00 uur en 9:00 uur (dit is een richtlijn) en voorziet niet in dag-invulling van de tijd tussen 09:00 en 17:00 uur. Als dag-invulling in die periode niet geregeld is en wel noodzakelijk, moet het product logeren worden aangevuld met een vorm van dagbesteding. Afhankelijk van de zorgvraag van de cliënt en de gestelde doelen kan logeren voor de dag-invulling aangevuld worden met:

- dagdelen groepsbegeleiding en/of dagdelen groepsbehandeling. Individuele begeleiding en/of individuele behandeling kan alleen worden afgegeven als dat beargumenteerd wordt.

 

De gemeente bepaalt de omvang van het logeren en de resultaten die moeten worden behaald. Op basis van regionale afspraken wordt een logeerweekend in principe gezien als 2 etmalen en 4 dagdelen begeleiding groep. Hiervan kan gefundeerd worden afgeweken.

Hoofdstuk 6 Natura of pgb

 

Uitgangspunt in de Jeugdwet is dat jeugdigen en ouders jeugdhulp ontvangen 'in natura'. Dat wil zeggen dat de jeugdige of zijn ouders hulp ontvangen van een jeugdhulpaanbieder die door de gemeente is gecontracteerd. Maar de gemeente kan ook een persoonsgebonden budget (pgb) toekennen als de jeugdige of zijn ouders dat wensen. Hiermee kunnen zij de jeugdhulp zelf inkopen. Aan het toekennen van een pgb zijn wel voorwaarden verbonden.

 

De gemeente toetst of aan de volgende vier voorwaarden is voldaan:

  • Bekwaamheid van de aanvrager: kan de jeugdige of zijn ouders de taken die bij een pgb horen verantwoord uitvoeren?

  • Motivatie: kan de jeugdige of zijn ouders beargumenteerd aangeven waarom zorg in natura niet passend is?

  • Kwaliteit: is gewaarborgd dat de hulp die jeugdige en zijn ouders met het pgb willen inkopen van goede kwaliteit is?

  • Doelmatig en effectief: is gewaarborgd dat de hulp die met het wordt ingekocht op basis van de gestelde doelen doelmatig en effectief wordt ingezet.

Alleen als aan alle 4 voorwaarden is voldaan, kan de gemeente het pgb verstrekken. Er wordt een budgetplan ingevuld waarin de afspraken staan.

 

Pgb bekwaam

De eerste voorwaarde die in de Jeugdwet gesteld wordt, ziet op de 'pgb-bekwaamheid' van de jeugdige of zijn ouders.

De cliënt kiest zelf een zorgverlener en regelt hoe de ondersteuning eruit moet komen te zien. De cliënt maakt hier zelf afspraken over met de zorgverlener en sluit met iedere zorgverlener een zorgovereenkomst af waarin de afspraken worden vastgelegd. De cliënt let er zelf op dat de zorgverlener zich aan de afspraken houdt en dat de ondersteuning goed blijft lopen. De cliënt regelt zelf een vervanger als dat nodig is. Bij een pgb is de cliënt zelf verantwoordelijk voor de administratie en de kwaliteit van de zorg.

 

Bij het doen van elke nieuwe aanvraag of verlenging wordt door de ouders en/of jeugdige een volledig pgb-budgetplan ingeleverd. Aan de hand van dit plan kan de gemeente de pgb bekwaamheid toetsen. Als de gemeente van oordeel is dat de ouders en/of jeugdige de aan het pgb verbonden taken niet op verantwoorde wijze kunnen uitvoeren, dan kan de gemeente het pgb weigeren.

 

De gemeente beoordeelt of iemand pgb-vaardig is aan de 10 punten pgb-vaardigheid van het ministerie van VWS:

 

De ouders en/of jeugdige:

  • 1.

    kunnen een goed overzicht van de eigen situatie houden

  • 2.

    weten welke regels en verplichtingen er horen bij een pgb.

  • 3.

    kunnen een overzichtelijke pgb-administratie bijhouden.

  • 4.

    kunnen communiceren met de gemeente, zorgverzekeraar of zorgkantoor, de SVB en zorgverleners.

  • 5.

    kunnen zelfstandig handelen en zelf voor zorgverleners kiezen.

  • 6.

    kunnen zelf afspraken maken, deze afspraken bijhouden en vastleggen. En zich hier aan houden.

  • 7.

    beoordelen en beargumenteren of de zorg uit het pgb passend en kwalitatief goed is.

  • 8.

    kunnen zelf de zorg regelen met 1 of meer zorgverleners.

  • 9.

    zorgen ervoor dat de zorgverleners die voor de budgethouder werken weten wat ze moeten doen.

  • 10.

    weten wat zij moeten doen als werkgever of opdrachtgever van een zorgverlener en kunnen hier uitvoering aan geven.

Motivatie

De jeugdige of zijn ouders moeten zich gemotiveerd op het standpunt stellen dat zij de individuele voorziening die wordt geleverd door een gecontracteerde aanbieder niet passend vinden. Om dit te doen, moeten zij aantonen dat zij zich voldoende hebben georiënteerd op de voorziening ‘in natura’.

 

Kwaliteit in te kopen zorg

De gemeente moet beoordelen of de in te kopen jeugdhulp van goede kwaliteit is. Deze kwaliteitseisen staan opgesomd in hoofdstuk 4 van de Jeugdwet. Een van de voorwaarden voor toekenning van een pgb, is dat de hulp die de persoon biedt van goede kwaliteit is. De hulp moet in ieder geval veilig, doeltreffend, doelmatig en cliëntgericht worden verleend en is afgestemd op de reële behoefte van de jeugdige of ouder. De gemeente kan hierop toezien door bijvoorbeeld 'het plan' (hulpverleningsplan of plan van aanpak) op te vragen. Door dit te vergelijken met de zelf opgestelde doelen kan een beeld gevormd worden over de doelgerichtheid en doelmatigheid van de jeugdhulp.

 

Professionele hulp moet voldoen aan bepaalde kwaliteitseisen.

De hulpverlener die een pgb verzilvert dient te beschikken over een adequate zorgopleiding die past bij de gevraagde ondersteuning via het pgb en een recent en geschikt VOG (profiel 45: gezondheidszorg en welzijn van mens en dier, en indien van toepassing profiel 40: vakantiegezinnen en adoptie). Daarnaast moet de hulpverlener ingeschreven staan in het handelsregister (KvK).

Heeft de aanbieder (niet gecontracteerde aanbieder) meerdere hulpverleners in dienst, dan moet de aanbieder een VOG voor rechtspersonen hebben, niet ouder dan 3 maanden voor het tijdstip waarop de medewerker ging werken en is niet ouder dan 3 jaar.

 

Er mag geen sprake zijn van feiten en omstandigheden die er op wijzen of redelijkerwijs doen vermoeden dat de aanbieder of hulpverlener in relatie staat tot strafbare feiten. De aanbieder is niet eerder door de gemeente geweigerd of geroyeerd. De accountant van de aanbieder heeft geen goedkeurende verklaring voor de jaarrekening afgegeven. De aanbieder is in staat tot het ordelijk voeren van een digitale (financiële en inhoudelijke) administratie. De aanbieder beheert niet het pgb van de cliënt. De aanbieder maakt geen gebruik van een onderaannemer die eerder door de gemeente geweigerd of geroyeerd is. De aanbieder heeft voor het verkrijgen van de opdracht niet geronseld, een valse voorstelling van zaken gegeven of druk uitgeoefend.

 

Buitenland

Een pgb is in principe niet bedoeld is voor besteding in het buitenland.

 

Begeleiding inkopen bij niet-professionele ondersteuners/zorgverleners

Met een pgb kan zorg ingekocht worden bij een niet-professionele zorgverleners/ondersteuner. De gemeente beoordeelt of deze niet-professionele hulp de beste keuze is om de ondersteuning te leveren. Er geldt dan ook een lager pgb-tarief. Dit tarief is minstens het wettelijke minimumloon, inclusief vakantiebijslag, niet genoten vakantiedagen en een percentage voor vrijwillige verzekeringen voor een persoon van 22 jaar of ouder (Wml). Het wordt in ieder geval niet toegekend als er druk is uitgeoefend op cliënt in keuze voor een pgb, de ondersteuner/zorgverlener (dreigend) overbelast is, de ondersteuner niet de benodigde zorg kan bieden, de benodigde zorg niet effectief of doelmatig genoeg is of als continuïteit van zorg nodig is, maar niet geboden kan worden. Hulp door een ouder of familielid in de eerste of tweede graag wordt altijd als niet-professionele hulp gezien.