Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Weesp

Verzamelmandaatbesluit 1 januari 2022 vooruitlopend op herindeling: collegebesluit gemeente Weesp

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieWeesp
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerzamelmandaatbesluit 1 januari 2022 vooruitlopend op herindeling: collegebesluit gemeente Weesp
CiteertitelVerzamelmandaatbesluit 1 januari 2022 vooruitlopend op herindeling: collegebesluit gemeente Weesp
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. afdeling 10.1.1 van de Algemene wet bestuursrecht
  2. boek 3 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-2022nieuwe regeling

14-12-2021

gmb-2021-474378

Tekst van de regeling

Intitulé

Verzamelmandaatbesluit 1 januari 2022 vooruitlopend op herindeling: collegebesluit gemeente Weesp

Het college van burgemeester en wethouders van Weesp,

 

gelet op artikel

  • -

    de afdeling 10.1.1 van de Algemene wet bestuursrecht;

  • -

    titel 3 van boek 3 van het Burgerlijk Wetboek;

 

besluit vast te stellen het navolgende:

Verzamelmandaatbesluit 1 januari 2022 vooruitlopend op herindeling: collegebesluit gemeente Weesp

Artikel I. Begripsbepalingen

In dit besluit wordt verstaan onder:

a.

college:

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente;

b.

gemeente:

de gemeente Weesp;

c.

gemandateerde:

het orgaan of de functionaris waar op basis van dit besluit mandaat aan wordt verleend door het college;

d.

mandaat:

de bevoegdheid om in naam van het college besluiten te nemen als bedoeld in artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht;

e.

machtiging:

de bevoegdheid om handelingen te verrichten die noch een besluit noch een privaatrechtelijke rechtshandeling zijn, en

f.

volmacht:

de bevoegdheid om namens de gemeente privaatrechtelijke rechtshandelingen te verrichten.

 

Artikel II. In te trekken mandaatbesluiten

  • 1.

    Het college besluit om de verleende mandaatbesluiten genoemd in onderstaande tabel, per 1 januari 2022 in te trekken.

Nummer

Citeertitel

Omgevingsdienst Flevoland, Gooi en Vechtstreek (OFGV)

1

Mandaatbesluit van gemeente Weesp aan de OFGV – dd 15 januari 2013

Veiligheidsregio Gooi en Vechtstreek

1

Mandaatbesluit crisiscommunicatie 2019 Flevoland en Gooi en Vechtstreek – dd 4 december 2019

2

Mandaatbesluit Crisisorganisatie Bevolkingszorg 2015 Flevoland en Gooi en Vechtstreek – dd 15 september 2015

 

Artikel III. Mandaat

  • 1.

    Aan de organen of functionarissen, bedoeld in Artikel VIII wordt, voor zover het bevoegdheden van het college betreft, overeenkomstig Artikel VIII mandaat verleend. Dit mandaat omvat eveneens de machtiging om namens het college alle feitelijke handelingen te verrichten en besluiten te nemen ter voorbereiding en uitvoering van de gemandateerde bevoegdheden.

  • 2.

    Voor de toepassing van dit besluit wordt mandaat gelijkgesteld met de verlening van volmacht en machtiging.

Artikel IV. Ondermandaat

  • 1.

    De gemandateerde kan de bevoegdheden, bedoeld in Artikel VIII, schriftelijk in ondermandaat verlenen, voor zover dat niet is uitgesloten in Bijlage I.

  • 2.

    De plaatsvervanger van de gemandateerde beschikt over alle gemandateerde bevoegdheden, tenzij bij de plaatsvervanging anders is bepaald.

  • 3.

    De gemandateerde zorgt ervoor dat de door hem ondergemandateerden tevens kunnen beschikken over de informatie, bedoeld in Artikel V, derde lid.

  • 4.

    Een besluit tot verlening van ondermandaat wordt bekend gemaakt conform de daarvoor geldende regels.

Artikel V. Kaders

  • 1.

    De uitoefening van bevoegdheden in mandaat geschiedt met in achtneming van de:

    • a.

      grenzen van het recht, waaronder, maar niet uitsluitend de Algemene verordening gegevensbescherming;

    • b.

      ter zake geldende uitvoeringsregels;

    • c.

      gestelde budgettaire kaders, en

    • d.

      relevante beleidsregels, vastgesteld door het college.

  • 2.

    De gemandateerde past de algemene dan wel specifieke instructies van het college, bedoeld in artikel 10:6, van de Algemene wet bestuursrecht toe.

  • 3.

    Indien het college een voor een besluit relevante beleidsregel heeft vastgesteld, verwijst de gemandateerde ter motivering van een besluit naar die regel.

  • 4.

    Het college zorgt ervoor dat de gemandateerde over de informatie, bedoeld in het eerste tot en met het derde lid, kan beschikken die noodzakelijk is voor de uitvoering van de gemandateerde bevoegdheden.

  • 5.

    De bevoegdheid om beslissingen in mandaat bij of krachtens dit besluit te nemen bevat niet beslissingen:

    • a.

      die de belangen van de gemandateerde zelf raken;

    • b.

      waarbij de aard van de bevoegdheid zich tegen mandaat verzet;

    • c.

      die een afwijking inhouden van het gevoerde beleid;

    • d.

      die de uitoefening van een hardheidsclausule inhouden, en

    • e.

      op bezwaarschriften en beroepschriften.

Artikel VI. Informatieplicht

  • 1.

    De gemandateerde verschaft het college gevraagd of ongevraagd informatie over de uitvoering van het bij dit besluit verleende mandaat.

  • 2.

    De gemandateerde informeert het college bij zwaarwegende omstandigheden en gebeurtenissen die betrekking hebben op de bevoegdheden van de gemandateerde, waaronder het nemen van beslissingen van principieel juridische aard, beleidsmatig principiële aard, of politiek- of bestuurlijk-gevoelige aard en tevens bij het nemen van beslissingen met risico’s van financiële aard, zoals een mogelijk kostenverhaal op basis van onrechtmatige daad of anderszins.

  • 3.

    De gemandateerde houdt een register bij van bij krachtens dit besluit genomen ondermandaatbesluiten.

  • 4.

    Dit besluit wordt ter inzage gelegd bij het bestuurs- en directiesecretariaat van de gemeente Weesp.

Artikel VII. Ondertekening

  • 1.

    Indien een besluit krachtens (onder)mandaat wordt genomen als bedoeld in Artikel III respectievelijk Artikel IV luidt de ondertekening:

    Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Weesp,

    namens deze,

    gevolgd door:

    • -

      de functieaanduiding

    • -

      de handtekening

    • -

      de naam van de (onder)gemandateerde of (onder)gemachtigde

  • 2.

    Het in een document vastleggen van een besluit of handeling door de gemandateerde geschiedt indien aanwezig, op briefpapier van de gemandateerde.

Artikel VIII. Mandaatverlening

Het college besluit om de mandaten zoals opgenomen in onderstaande tabel te verlenen voor het gehele grondgebied van Weesp:

Het openbaar lichaam Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied

A. Nr.

B. Bevoegdheid

C. Gemandateerde

1.

De bevoegdheden als opgenomen in Bijlage I en de instructies en toelichting als opgenomen Bijlage I.

 

De directeur van de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied, bedoeld in artikel 27, tweede lid, van de Gemeenschappelijke Regeling Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied 2021.

Het openbaar lichaam Regio Gooi en Vechtstreek

A. Nr.

B. Bevoegdheid

C. Gemandateerde

1.

Taken ten aanzien van huishoudelijk en grof huishoudelijk afval als bedoeld in artikel 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer en als uitgewerkt in artikel 4 lid 1 sub a, artikel 7 lid 2, artikel 8 lid 6, artikel 9 lid 2, artikel 11 lid 1 en 6 en artikel 15 lid 1 van de Afvalstoffenverordening Regio Gooi en Vechtstreek 2017.

  • Het dagelijks bestuur van de Regio Gooi en Vechtstreek als bedoeld in artikel 1 lid 1 onder b van de Gemeenschappelijke Regeling Regio Gooi en Vechtstreek

  • De manager GAD als ambtenaar van het openbaar lichaam Regio Gooi en Vechtstreek

2.

Toezicht en handhaving op basis van artikel 21 en artikel 22 van de Afvalstoffenverordening Regio Gooi en Vechtstreek 2017 en de handhaving daarvan op basis van de Wet op de economische delicten.

Het dagelijks bestuur van de Regio Gooi en Vechtstreek, bedoeld in artikel 1 lid 1 onder b van de Gemeenschappelijke Regeling Regio Gooi en Vechtstreek.

 

A. Nr.

B. Bevoegdheid

C. Gemandateerde

1.

Opdracht verstrekken voor maatwerkvoorzieningen als bedoeld in de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, jeugdhulpvoorzieningen als bedoeld in de Jeugdwet en re-integratievoorzieningen als bedoeld in de Participatiewet aan aanbieders, het verrichten van het contractbeheer en contractmanagement en het controleren van de rechtmatigheid van declaraties, waarbij het mandaat voor voornoemde bevoegdheden alleen geldt voor cliënten die reeds een voorziening en/of indicatie hebben op 31 december 2021.

Het dagelijks bestuur van de Regio Gooi en Vechtstreek als bedoeld in artikel 1 lid 1 onder b van de Gemeenschappelijke Regeling Regio Gooi en Vechtstreek.

2.

Uitvoeren van taken met betrekking tot het Advies en Meldpunt Huiselijk geweld en Kindermishandeling Gooi en Vechtstreek als bedoeld in of krachtens Hoofdstuk 4. Advies- en meldpunt huiselijk geweld en kindermishandeling van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, voor die cases die op 31 december 2021 reeds liepen bij het voornoemde advies- en meldpunt.

Het dagelijks bestuur van de Regio Gooi en Vechtstreek als bedoeld artikel 1 lid 1 onder b van de Gemeenschappelijke Regeling Regio Gooi en Vechtstreek.

3.

Afhandelen van klachten over gedragingen van Veilig Thuis en medewerkers van Veilig Thuis in het kader van de uitvoering van taken als genoemd in Hoofdstuk 4 Advies- en Meldpunt Huiselijk Geweld en Kindermishandeling van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en als uitgewerkt in de Klachtenregeling Veilig Thuis Gooi en Vechtstreek, voor die cases die op 31 december 2021 reeds liepen bij het voornoemde advies- en meldpunt.

 

 

Het dagelijks bestuur van de Regio Gooi en Vechtstreek als bedoeld in artikel 1 lid 1 onder b van de Gemeenschappelijke Regeling Regio Gooi en Vechtstreek.

A. Nr.

B. Bevoegdheid

C. Gemandateerde

1.

Uitvoeren van de Wet sociale werkvoorzieningen als bedoeld in artikel 2 lid 2 en 3 van de Wet sociale werkvoorzieningen.

Bestuursorganen van het Schap, waaronder het algemeen bestuur, dagelijks bestuur en voorzitter, als bedoeld in artikel 6 van de Gemeenschappelijke Regeling Werkvoorzieningsschap Tomingroep

 

Artikel IX. Slotbepalingen

  • 1.

    Bijlage I: Register behorend bij besluit mandaat en machtiging OD NZKG, Algemene instructie uitoefening mandaat en machtiging Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied en toelichting Algemene instructie is onderdeel van dit besluit.

  • 2.

    Dit besluit vervalt van rechtswege per 24 maart 2022.

  • 3.

    Dit besluit treedt in werking per 1 januari 2022.

  • 4.

    Dit besluit wordt aangehaald als “Verzamelmandaatbesluit 1 januari 2022 vooruitlopend op herindeling: collegebesluit gemeente Weesp”.

Aldus vastgesteld in de vergadering van 14 december 2021.

Burgemeester en wethouders voornoemd,

De burgemeester

B.J. van Bochove

De gemeentesecretaris

D. Struijk

Bijlage I Register behorend bij besluit mandaat en machtiging OD NZKG

In dit register staan de taken waarvoor mandaat is verleend door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Weesp aan de directeur van de OD NZKG.

 

Het gaat daarbij om de taken uit het basistakenpakket zoals genoemd in de Packagedeal en het Besluit omgevingsrecht verbetering vergunningverlening, toezicht en handhaving en daarboven taken in het kader van het SER energieakkoord, milieuregelgeving energiebesparing en de gesloten bodemenergiesystemen en andere verwante bodemtaken.

 

Tevens voert de OD NZKG ten aanzien van toezicht en handhaving de activiteit brandveilig gebruik op grond van het Bouwbesluit 2012 uit bij betreffende inrichtingen in de zin van de Wet milieubeheer.

 

Ook voert de OD NZKG de taken uit met betrekking tot de asbest sloopmeldingen gebaseerd op het Bouwbesluit 2012.

 

Afkortingen

APV

Algemene plaatselijke verordening 2019 gemeente Weesp

Awb

Algemene wet bestuursrecht

BAG

Wet basisadministratie adressen en gebouwen

Blbi

Besluit lozen buiten inrichtingen

Bor

Besluit omgevingsrecht

Bouwverordening

Bouwverordening 2011 Gemeente Weesp

EED

Europese Energie-Efficiency Richtlijn

IPPC

installatie voor industriële activiteiten als bedoeld in bijlage I van richtlijn nr. 2010/75/EU van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 inzake industriële emissies (PbEU L 334);

PRTR

Pollutant Release and Transfer Register

OD NZKG

Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied

VOS

Vluchtige organische stoffen

Wet Bibob

Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur 

Wabo

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

Wbb

Wet bodembescherming

Who

Wet hergebruik van overheidsinformatie

Wkpb

Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken

Wm

Wet milieubeheer

Wob

Wet openbaarheid van bestuur

Wro

Wet ruimtelijke ordening

 

 

Nummer

Verleend mandaat

Toelichting

Algemeen

1.1

Op grond van artikel VIII van het mandaatbesluit omvatten de bij of krachtens dit mandaatbesluit verleende mandaten en machtigingen tevens alle feitelijke handelingen ter voorbereiding en uitvoering van de taken en bevoegdheden opgenomen in dit mandaatregister

Indien voor een taak of bevoegdheid mandaat of machtiging is verleend omvat dit - voor zover relevant - onder meer:

• behandelen van en voeren van correspondentie/gesprekken van uitvoerende en/of informatieve aard;

• het vragen van aanvullende gegevens op grond van artikel 4:5 van de Awb;

• de voorbereiding van besluiten met gebruikmaking van Afdeling 3.4 van de Awb (uniforme openbare voorbereidingsprocedure) of Titel 4.1 van de Awb (reguliere/korte procedure);

• het opvragen van informatie bij (overheids)instanties in het kader van de voorbereiding van besluitvorming;

• opschorten beslistermijn op grond van paragraaf 4.1.3.1 van de Awb;

• Het verlengen van beslistermijnen;

• bekendmaking en mededeling van besluiten conform afdeling 3.6 van de Awb;

• een aanvraag buiten behandeling laten op grond van artikel 4:5 van de Awb;

• vereenvoudigde afdoening op grond van artikel 4:6 van de Awb;

• het horen op grond van de artikelen 4:7 en 4:8 van de Awb;

• het voldoen aan publicatieverplichtingen;

• alle overige procedurestappen en -besluiten.

1.2

Door- of terugzenden van stukken als bedoeld in artikel 2:3 van de Awb

Als een ander bestuursorgaan bevoegd is, worden de stukken doorgezonden.

1.3

Beslissen inzake het geheel of gedeeltelijk - ambtshalve of op verzoek - intrekken, wijzigen of verlengen van de onder dit mandaatregister vallende besluiten, toestemmingen, ontheffingen of verklaringen

Omvat het intrekken, wijzigen of verlengen van een besluit, toestemming, ontheffing of verklaring zoals elders in het mandaatregister is opgenoemd op grond van de geldende regelgeving.

1.4

Voeren van bestuursrechtelijke procedures

Omvat het voeren van verweer inclusief het vertegenwoordigen ter zitting, en alle overige proceshandelingen zoals bijvoorbeeld het verzoeken om opheffing of opschorting van een voorlopige voorziening in een bestuursrechtelijke procedure. Voor vertegenwoordiging ter zitting kan de directeur medewerkers schriftelijk machtigen. Omvat tevens het herstellen van een gebrek in een besluit n.a.v. de bestuurlijke lus en het nemen van een besluit n.a.v een tussenuitspraak.

Omvat tevens de bevoegdheid tot schikken voorafgaande, tijdens of na afloop van een zitting voor zover het past binnen de gemandateerde bevoegdheden.

1.5

Doorzenden van een onjuist ingediend bezwaar- of beroepschrift aan het bevoegde orgaan en mededelen daarvan aan de indiener

Het gaat hier om het op grond van artikel 6:15 van de Awb doorzenden van een onjuist ingediend bezwaar- of beroepschrift.

1.6

Instellen van bezwaar, beroep en/of voorlopige voorziening tegen een besluit van een bestuursorgaan

Voor zover betrekking hebben op het omgevingsrecht in algemene zin. Daarnaast dient ingevolge artikel 160, eerste lid, onder f, van de Gemeentewet door het college van burgemeester en een procesbesluit te worden genomen.

 

1.7

Instellen van hoger beroep ter zake van een door de rechtbank gedane uitspraak

Voor zover betrekking hebben op het omgevingsrecht in algemene zin. Daarnaast dient ingevolge artikel 160, eerste lid, onder f, van de Gemeentewet door het college van burgemeester en wethouders een procesbesluit te worden genomen.

 

1.8

Behandelen van een klacht op grond van titel 9.1 van de Awb

Het betreft een klacht over de wijze waarop de OD NZKG, dan wel een persoon, werkzaam onder verantwoordelijkheid van de OD NZKG, zich in een bepaalde aangelegenheid heeft gedragen bij de uitoefening van een bevoegdheid die is opgenomen in dit register

1.9

Uitoefenen van de bevoegdheden als bedoeld in paragraaf 4.1.3.2 van de Awb (dwangsom bij niet tijdig beslissen)

Het gaat hierbij over de mogelijkheid ingevolge de Awb dat een bestuursorgaan een dwangsom verbeurt bij niet tijdig beslissen op een aanvraag.

1.10

Uitoefenen van bevoegdheden als bedoeld in titel 4.4 van de Awb (bestuursrechtelijke geldschulden) met uitzondering van aanmaning en invordering bij dwangbevel (afdeling 4.4.4 van de Awb)

Het betreft naast invordering van dwangsommen ook andere bestuursrechtelijke geldschulden zoals subsidies. Het daadwerkelijke financiële traject wordt niet door de OD NZKG uitgevoerd.

1.11

Beslissen op verzoeken om schadevergoeding

Het gaat hierbij om een vergoeding van geleden schade t.g.v. (on)rechtmatige besluiten (bijvoorbeeld in het kader van toepassen bestuursdwang) dan wel feitelijke handelingen in het kader van de gemandateerde bevoegdheden. Opdrachtgever betaalt bij vergoeding van schade. Tevens vindt afstemming plaats met de verzekeraar.

1.12

Overleggen en maken van afspraken waaronder het afsluiten van samenwerkingsarrangementen met andere omgevingsdiensten dan wel andere overheidsdiensten en/of organisaties die belang hebben bij het omgevingsrecht in algemene zin

Hierbij kan gedacht worden aan bijvoorbeeld GGD's, Veiligheidsregio's etc.

1.13

Overleggen met het college over beleidsdoelstellingen en prioriteiten ten behoeve van de beheer- en beleidscyclus van de OD NZKG

Het gaat hierbij in het bijzonder over de planning, de aantallen en de kwaliteit van de in mandaat te nemen en reeds genomen besluiten.

Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken

2.1

Zorgdragen voor inschrijving van beperkingenbesluiten in het gemeentelijke beperkingenregister op grond van artikel 7 van de Wkpb, voor zover het besluiten betreft waarvoor aan de OD NZKG mandaat is verleend

Gemeentelijke beperkingenbesluiten moeten worden ingeschreven in het gemeentelijke beperkingenregister. Het mandaat omvat tevens het ter inschrijving aanbieden van rechterlijke uitspraken volgend op een beperkingsbesluit, voor zover daaruit een publiekrechtelijke beperking voortvloeit dan wel deze daarbij wordt gewijzigd of komt te vervallen (een niet-ontvankelijk verklaring valt niet onder de aanwijzing).

Het betreft voor Weesp de volgende beperkingenbesluiten; aangewezen beschikkingen Wet bodembescherming, handhavingsbesluit op grond van de Wabo waarin is bepaald dat het besluit mede geldt jegens de rechtsopvolger van degene aan wie het besluit is opgelegd alsmede jegens iedere verdere rechtsopvolger. Verder besluiten op grond van de artikelen 13, 13a, 13b, 14, 15, 17 en 92 van de Woningwet. Dit betreft zowel besluiten waarbij voorzieningen moeten worden getroffen als het eventuele handhaven daarvan, indien dit niet is gebeurd. Ook dan geldt de inschrijvingsplicht alleen voor zover wij hebben bepaald dat rechtsopvolging geldt.

Wet openbaarheid bestuur, Databankenverordening en Wet hergebruik van overheidsinformatie

3.1

Beslissen omtrent verzoeken om informatie alsmede het actief openbaar maken van informatie op grond van de Wob

Het gaat om het beslissen op een verzoek om informatie of het actief openbaar maken van informatie op grond van de Wob, met betrekking tot informatie die de OD NZKG onder zich heeft in het kader van de uitoefening van een gemandateerde taak/bevoegdheid.

3.2

Beslissen inzake verzoeken tot het opvragen of hergebruiken van gemeentelijke databanken als bedoeld in artikel 2 van de Databankenverordening Weesp

Het gaat om het opvragen of hergebruiken van gemeentelijke databanken voor zover de OD NZKG er voor haar opdracht over beschikt.

3.3

Behandelen van en beslissen op verzoeken om hergebruik van informatie als bedoeld in artikel 3 en 4 van de Who

Het gaat om het behandelen van en beslissen op een verzoek om hergebruik van informatie op grond van de Who, met betrekking tot informatie die de OD NZKG onder zich heeft in het kader van de uitoefening van een gemandateerde taak/bevoegdheid.

Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur

4.1

Opvragen van bibob-gegevens en bescheiden.

Het gaat om het opvragen van de gegevens als bedoeld in artikel 30 van de Wet Bibob die nodig zijn voor het verrichten van een bibob-onderzoek.

4.2

Verrichten van een eerste onderzoek op grond van artikel 28, derde lid, onder f, van de Handelsregisterwet 2007, artikel 15, eerste lid, onder b, van het Besluit justiële en strafvorderlijke gegevens, artikel 11a van de Wet Bibob en artikel 6, onder g, van het Besluit controle rechtspersonen

Het gaat om het opvragen van de eerste gegevens voordat een verzoek wordt verzonden naar het Bureau Bibob. Het gaat hierbij om het 'zoeken op natuurlijk persoon' in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel, het bevragen van Justiële Informatie Dienst (Justid), het navragen bij het Bureau Bibob of eerder adviezen zijn verstrekt en het opvragen van een netwerkoverzicht (bij de afdeling TRACK van Justis)

4.3

Inwinnen van een advies op grond van artikel 9 van de Wet Bibob bij het Bureau bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur

Het gaat om het vragen om advies inzake de Bibob bij het landelijk Bureau bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur.

4.4

Toezenden van de door de betrokkene verstrekte gegevens aan het Bureau bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur overeenkomstig artikel 30, vierde lid, van de Wet Bibob

Het gaat hierbij om het toezenden van de door de betrokkene verstrekte gegevens en bescheiden om het Bureau in staat te stellen onderzoek te verrichten als bedoeld in de wet Bibob.

4.5

Informeren van een betrokkene dat advies is gevraagd bij het Bureau bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur overeenkomstig artikel 32 van de Wet Bibob

De betrokkenen worden geïnformeerd dat een advies is aangevraagd.

4.6

Nemen van besluiten tot buiten behandeling laten van een aanvraag wegens het niet of onvoldoende aanleveren van in het kader van een bibob-onderzoek gevraagde gegevens ingevolge artikel 4:5, eerste lid, onder a en c, van de Awb

Een aanvraag wordt buiten behandeling gelaten omdat er geen/onvoldoende gegevens zijn aangeleverd voor een bibob-onderzoek.

4.7

Betrokkene in de gelegenheid stellen een zienswijze naar voren te brengen als bedoeld in artikel 33, eerste lid, van de Wet Bibob naar aanleiding van het voornemen om voorschriften aan een beschikking te verbinden of een voor de betrokkene negatieve beslissing te nemen

Het gaat hierbij om het bieden van de mogelijkheid tot zienswijze voordat een bestuursorgaan aan een beschikking voorschriften verbindt als bedoeld in artikel 3, zevende lid, van de Wet Bibob en voordat een bestuursorgaan een voor de betrokkene negatieve beslissing neemt op grond van ernstig gevaar als bedoeld in artikel 3, eerste lid, dan wel op grond van feiten of omstandigheden als bedoeld in artikel 3, zesde lid, van de Wet Bibob.

4.8

Verbinden van voorschriften aan een omgevingsvergunning indien sprake is van mindere mate van gevaar op grond van artikel 3, zevende lid, van de Wet Bibob

Als geen sprake is van ernstig gevaar als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Wet Bibob, kunnen er bij mindere mate van gevaar voorschriften aan de omgevingsvergunning worden verbonden. Deze zijn erop gericht om het bedoelde gevaar weg te nemen of te beperken.

4.9

Weigeren van een omgevingsvergunning op grond van artikel 2.20 van de Wabo in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob

Het gaat hierbij om het weigeren van een omgevingsvergunning indien sprake is van ernstig gevaar als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob.

4.10

Intrekken van een omgevingsvergunning op grond van artikel 5.19, vierde lid, aanhef en onder b, van de Wabo in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob

Het gaat hierbij om het intrekken van (een deel van) een omgevingsvergunning indien sprake is van ernstig gevaar als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob.

Legesverordening

5.1

Heffen van leges voor de leges plichtige taken uitgevoerd door de OD NZKG voor de opdrachtgever op grond van de Legesverordening en het verrichten van de daarvoor nodige administratieve handelingen

Het betreft niet de invordering van leges, het beslissen op een bezwaarschrift inzake het heffen van leges en het voeren van verweer.

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

6.1

Beslissen op aanvragen om een omgevingsvergunning als bedoeld in de artikelen 2.1, 2.2, 2.6 van de Wabo

Het gaat om een omgevingsvergunning voor de verschillende aspecten. Naast milieu gaat het om alle andere aspecten genoemd in deze artikelen, te weten bouw, aanleg, gebruik, brandveilig gebruik, sloop, aanleg weg, uitweg, alarminstallatie, kap, reclame, opslag, monumenten. Verder gaat het ook om een omgevingsvergunning beperkte milieutoets (obm).

Omvat tevens het kostenverhaal bij een exploitatieplan. De voorbereiding en onderbouwing wordt aangeleverd door de opdrachtgever en de OD NZKG neemt het besluitonderdeel op in de omgevingsvergunning voor afwijken van het bestemmingsplan of inpassingsplan. Indien nodig worden voorwaarden omtrent het kostenverhaal in de omgevingsvergunning opgenomen. Het verhalen van de kosten ligt bij de opdrachtgever.

6.2

Beslissen op aanvragen om een beschikking met betrekking tot de eerste of tweede fase als bedoeld in artikel 2.5 van de Wabo

Op verzoek van de aanvrager kan de omgevingsvergunning in twee fasen worden verleend. Er wordt dan er eerst een beschikking voor de eerste fase en daarna voor de tweede fase verleend. De aanvrager moet wel bij de eerste fase al aangegeven waar de 2e fase betrekking op heeft.

6.3

Wijzigen, ambtshalve of op verzoek, van (de voorschriften van) een eerder verleende omgevingsvergunning, als bedoeld in de artikelen 2.31, 2.31a van de Wabo

Het bevoegd gezag is verplicht om aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften te wijzigen in de in artikel 2.31, eerste lid, van de Wabo genoemde gevallen. In de gevallen genoemd in het tweede lid van dat artikel is het een bevoegdheid. Artikel 2.32 bevat een wijzigingsbevoegdheid bij ongewone voorvallen of gebeurtenissen.

6.4

Beslissen op verzoeken om goedkeuring/instemming die benodigd is op grond van een vergunningvoorschrift

In een vergunningvoorschrift kan een bepaald onderzoek, plan, melding of een rapportage (energieverbruik; VOS uitstoot; bodemonderzoek, vervoersplan, afvalpreventieplan, etc) zijn voorgeschreven. Vervolgens moet worden beslist of het ingediende stuk aan de gestelde normen in de vergunning voldoet.

6.5

Beslissen op aanvragen om een ontheffing op grond van een vergunningvoorschrift

Een vergunning kan een voorschrift bevatten op grond waarvan ontheffing mogelijk is van verplichtingen in de vergunning (bijvoorbeeld ontheffing van de geluidsnormen).

6.6

Opleggen van nadere eisen op grond van een vergunningvoorschrift

 

6.7

Beslissen op later ingediende gegevens en bescheiden met betrekking tot bouwactiviteiten

Ingevolge artikel 2.7 van de Regeling omgevingsrecht kan in een vergunning voor een bouwactiviteit worden bepaald dat bepaalde gegevens en bescheiden later kunnen worden ingediend, indien de aanvrager hierom heeft verzocht. Indien dit het geval is wordt vervolgens beslist over de later ingediende gegevens.

6.8

Behandelen van een verzoek om de omgevingsvergunning over te dragen als bedoeld in artikel 2.25 van de Wabo

Het gaat om het overdragen op naam van een omgevingsvergunning van de ene vergunninghouder naar de ander.

6.9

Intrekken, ambtshalve of op verzoek, van omgevingsvergunningen als bedoeld in artikel 2.33 van de Wabo

Het bevoegd gezag is verplicht om de omgevingsvergunning in te trekken in de in artikel 2.33, eerste lid, van de Wabo genoemde gevallen. In de gevallen genoemd in het tweede lid van dat artikel (onder andere: intrekking op verzoek van de vergunninghouder en intrekking indien geen gebruik wordt gemaakt van een omgevingsvergunning) is het een bevoegdheid.

6.10

Uitbrengen of vragen van advies dan wel een verklaring van geen bedenkingen aan andere bestuursorganen inzake een omgevingsvergunning

In sommige gevallen dient een advies te worden gevraagd dan wel te worden uitgebracht aan een ander bestuursorgaan voordat een vergunning kan worden verleend. Dit kan ook een verklaring van geen bedenkingen zijn.

6.11

Indienen van zienswijzen tegen een ontwerp van een omgevingsvergunning

In sommige gevallen kan het noodzakelijk zijn om zienswijzen in te dienen tegen een ontwerp omgevingsvergunning van een ander bestuursorgaan.

Wet ruimtelijke ordening

7.1

Verhalen van de kosten zoals bedoeld in artikel 6.16 van de Wro

Het gaat om het kostenverhaal bij een exploitatieplan. De voorbereiding en onderbouwing wordt aangeleverd door de opdrachtgever en de OD neemt alleen het besluitonderdeel op in de omgevingsvergunning voor afwijken van het bestemmingsplan of inpassingsplan

7.2

Uitoefenen van de bevoegdheid op grond van artikel 6.21 van de Wro

Het gaat om het stilleggen van de bouw als de kosten bij een exploitatieplan (exploitatiebijdrage) niet tijdig worden betaald.

Coördinatie besluitvorming (Wro -) Waterwet - Wabo

8.1

Uitbrengen of vragen van advies aan de waterkwaliteitsbeheerder ten behoeve van de samenhang tussen de omgevingsvergunning en de Waterwetvergunning

Het betreft het uitbrengen van advies namens het bevoegd gezag (Wabo) aan de waterkwaliteitsbeheerder die de Waterwetvergunning afgeeft.

8.2

Coördineren van de voorbereiding van een beschikking krachtens artikel 6.27 van de Waterwet en omgevingsvergunningen zoals bedoeld in paragraaf 3.5 van de Wabo

Het gecoördineerd behandelen watervergunning en omgevingsvergunning milieu bij een IPPC bedrijf.

8.3

Beslissen tot het toepassen van de coördinatieregeling en het coördineren van besluiten ter verwezenlijking van projecten van gemeentelijk belang als bedoeld in de artikelen 3.30, 3.31 en 3.32 van de Wro

Het gaat om de gevallen waarin de gemeentelijke coördinatieregeling wordt toegepast. Het gaat om gevallen van besluitvorming over de verwezenlijking van een onderdeel van het gemeentelijk ruimtelijk beleid.

Woningwet

9.1

Uitoefenen van bevoegdheden en het uitvoeren van taken op grond van de artikelen 1a en 1b van de Woningwet

Het gaat om toezicht op en handhaving van de zorgplicht bij bouwwerken. Voldaan moet zijn aan de eisen (met betrekking tot veiligheid en gezondheid) van het Bouwbesluit.

9.2

Uitoefenen van bevoegdheden en het uitvoeren van taken op grond van de artikelen 7b en 8 van de Woningwet

Het bij omgevingsvergunning expliciet toestaan een bouwwerk te bouwen, dan wel een deel daarvan in stand te laten voor zover daarbij niet wordt voldaan aan de op dat bouwen van toepassing zijnde voorschriften in de bouwverordening omtrent het tegengaan van het bouwen van een bouwwerk op verontreinigde bodem alsmede de bouwverordening kan voorschriften bevatten van stedenbouwkundige aard.

9.3

Beslissen dat het uiterlijk van een bouwwerk genoemd in artikel 12, eerste lid, aanhef en onder a, en b, van de Woningwet in ernstige mate in strijd is met redelijke eisen van welstand

Het gaat om het toepassen van de zogenoemde excessenregeling (handhavend optreden als sprake is van een ernstige schending van redelijke eisen van welstand).

9.4

Uitoefenen van bevoegdheden en het uitvoeren van taken op grond van de artikelen 13 t/m 17 van de Woningwet

Het gaat om het opleggen van voorzieningen bij bouwwerken die niet voldoen aan niveau bestaande bouw uit het Bouwbesluit.

Bouwbesluit 2012/Bouwverordening

10.1

Uitoefenen van bevoegdheden en taken op grond van het Bouwbesluit 2012 en de bouwverordening van de gemeente Weesp

Het gaat onder meer om het verlenen van ontheffingen (waaronder voor geluidhinder), het opleggen van nadere voorwaarden (gebruiksmelding, sloopmelding) en het toepassen van de gelijkwaardigheidsbepaling en het toezicht op asbestsanering door bedrijven. Dit laatste omvat mede het uitoefenen van bevoegdheden van het Asbestverwijderingsbesluit 2015.

In het kader van toezicht bij inrichtingen wordt gecontroleerd op brandveilig gebruik op grond van het Bouwbesluit 2012. Bij milieucontroles wordt gecontroleerd op brandveiligheid. Met dit artikel kan ook worden gehandhaafd op grond van het Bouwbesluit 2012 naast de Wet milieubeheer.

Brandbeveiligingsverordening

11.1

Uitoefenen van bevoegdheden en het uitvoeren van taken op grond van de Brandbeveiligingsverordening

Het gaat om het uitoefenen van bevoegdheden die volgen uit de brandbeveiligingsverordening. Het gaat om brandveiligheidseisen bij niet-bouwwerken.

Wet basisadministratie adressen en gebouwen

12.1

Aanbieden van op grond van artikel 10, eerste lid Wet Bag aangewezen brondocumenten ter inschrijving op in het adressenregister dan wel gebouwenregister en voor zover het besluiten betreft waarvoor aan de OD NZKG mandaat is verleend

Verleende omgevingsvergunningen bouw, startmeldingen en gereedmeldingen van bouwwerken worden gemeld aan het college, die zorg draagt voor de inschrijving.

Algemene plaatselijke verordening

13.1

Beslissen op een aanvraag om ontheffing voor geluidhinder op grond van artikel 4:6 van de APV

Het gaat hier om geluidhinder bij bijvoorbeeld de uitvoering van andere werkzaamheden dan bedrijfsmatige bouw- of sloopwerkzaamheden

13.2

Beslissen op een aanvraag om een vuurwerkverkoopvergunning als bedoeld in artikel 2:72 van de APV

Het gaat hier om vergunningen voor het verkopen van vuurwerk door bedrijven in de hele gemeente.

13.3

Verlenen van geluid- en lichtontheffingen op grond van de APV

Het gaat hier om geluid- en lichtontheffingen voor recreatie- en sportinrichtingen / type B inrichtingen ingevolge het Activiteitenbesluit op grond van de APV. Het Activiteitenbesluit biedt de mogelijkheid om dit plaatselijk bij verordening te regelen.

13.4

Beslissen op mededelingen/verzoeken om ontheffing voor het aanbrengen van reclame, als bedoeld in de artikelen 2:10 en 4:15 van de APV

Het gaat hierbij om de reclamevergunning zoals geregeld in de APV.

Wet luchtvaart - Luchthavenindelingsbesluit

14.1

Aanvragen van een verklaring van geen bezwaar als bedoeld in artikel 8.9 van de Wet Luchtvaart

Het gaat om aanvragen van een verklaring van geen bezwaar bij het ILT als sprake is van strijdigheid met het Luchthavenindelingsbesluit. Dergelijke aanvragen worden gedaan in het kader van een lopende vergunningprocedure voor een omgevingsvergunning bouw en/of gebruik.

Wet Milieubeheer

15.1

Uitoefenen van bevoegdheden en het uitvoeren van taken op grond van bij of krachtens hoofdstuk 8, 9, 10, 11a, 17, 19 en 20 en titel 12.3 van de Wm gestelde regels

Algemene regels, die niet in de omgevingsvergunning worden geregeld (bv gelijkwaardigheid/maatwerkvoorschrift/meldingen etc conform het Activiteitenbesluit en de rechtstreeks werkende EED-richtlijn o.g.v. H8 Wm; toepassing afvalstoffen en verlenen ontheffing als bedoeld in hoofdstuk 10 Wm; PRTR-verslag conform PRTR-Verordening als genoemd in titel 12.3 van de Wm; ongewoon voorval als bedoeld in H17; openbaar maken van milieugegevens op verzoek als opgenomen in H19) en beroepsprocedures.

Vuurwerkbesluit (opslag), Besluit lozen buiten inrichtingen (tevens gebaseerd op Wbb), Besluit bodemkwaliteit (tevens gebaseerd op Wbb), BRZO, Besluit mobiel breken bouw- en sloopafval, Besluit gefluoreerde broeikasgassen en ozonlaagafbrekende stoffen etc. Het gaat bij deze mandaatbevoegdheid niet om het vaststellen van algemeen verbindende voorschriften.

15.2

Uitoefenen van bevoegdheden en het uitvoeren van taken op grond van bij of krachtens hoofdstuk 7 van de Wm gestelde regels

Het gaat hier om besluiten die belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu (kunnen) hebben. Voor sommige activiteiten is het verplicht om een m.e.r. uit te voeren. En voor sommige activiteiten moet het bevoegd gezag beoordelen of een milieueffect-rapport moet worden opgesteld.

15.3

Verstrekken van gegevens over externe veiligheid op grond van artikel 12.13 van de Wm ten behoeve van het openbare register als bedoeld in artikel 12.12 van de Wm

Het gaat hierbij om gegevens van inrichtingen zoals aangegeven Registratiebesluit Externe Veiligheid.

Wet geluidhinder

16.1

Verzoeken tot het vaststellen van hogere grenswaarden vanwege een weg, industrieterrein en/of spoorweg als bedoeld in artikel 110a van de Wet geluidhinder in samenhang gelezen met het Besluit geluidhinder

Het betreft het indienen van een verzoek tot het vaststellen van hogere (grens)waarden voor de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting.

16.2

Beslissen, ambtshalve of op verzoek, tot het vaststellen van hogere grenswaarden vanwege een weg, industrieterrein en/of spoorweg als bedoeld in artikel 110a van de Wet geluidhinder in samenhang gelezen met het Besluit geluidhinder, in samenhang met het besluiten omtrent een omgevingsvergunning

Het betreft het vaststellen van hogere (grens)waarden voor de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting voor zover deze nodig zijn voor het verlenen van een omgevingsvergunning.

16.3

Uitvoeren van zonebeheer zoals bedoeld in artikel 163, het opstellen van een zonebeheerplan zoals bedoeld in artikel 164 en het verlangen van gegevens zoals bedoeld in 165 van de Wet geluidhinder

Het betreft het zorgdragen dat er voldoende informatie beschikbaar is over de geluidsruimte binnen zones van industrieterreinen en het opstellen van een zonebeheerplan ter vervulling van deze taak. Het omvat niet industrieterreinen waarop zich inrichtingen bevinden als bedoeld in artikel 170, eerste lid, van de Wet geluidhinder. Voor die industrieterreinen draagt de Minister voor genoemde taken zorg.

Wet bodembescherming

17.1

Uitoefenen bevoegdheden en uitvoeren taken bij of krachtens hoofdstuk III van de Wet bodembescherming

Het gaat om de zorg- en herstelplicht bodem van artikel 13 van de Wbb. Daarnaast het Besluit bodemkwaliteit. Dit besluit is tevens gebaseerd op de Wet milieubeheer.

Besluit lozen buiten inrichtingen

18.1

Uitoefenen bevoegdheden en uitvoeren taken bij of krachtens Besluit lozen buiten inrichtingen

Het besluit lozen buiten inrichtingen is gebaseerd op zowel de Wm als de Wbb. Het gaat hier om:

bevoegdheden en taken die betrekking hebben op

- het lozen van grondwater bij bodemsaneringen en proefboringen als bedoeld in art. 3.1;

- het lozen van grondwater bij ontwateringen als bedoeld in art. 3.2.

Daarnaast gaat het ook nog om het installeren en in werking hebben van een gesloten bodemenergiesysteem en de overige indirecte lozingen genoemd in het Blbi in Westpoort.

 

Wet aanvullende regels veiligheid wegtunnels

19.1

Uitoefenen van bevoegdheden en het uitvoeren van taken toegekend bij of krachtens de Wet aanvullende regels veiligheid wegtunnels

Het gaat om alle werkzaamheden rondom tunnels (onder meer het beslissen op aanvragen om openstellingsvergunning).

Toezicht en handhaving

20.1

Aanwijzen van toezichthouders in de zin van artikel 5.11 van de Awb, voor zover de OD NZKG belast is met de uitvoering van een wettelijke regeling op grond waarvan toezichthouders kunnen worden aangewezen

Geen ondermandaat mogelijk. Het aanwijzen van toezichthouders betekent dat deze medewerkers gebruik mogen maken van de bevoegdheden voor toezichthouders als bedoeld in titel 5.2 van de Awb. Het geldt onder meer voor artikel 5.10, derde lid, van de Wabo, artikel 11 Warvw enartikel 6.2 van de APV.

20.2

Het ambtshalve of naar aanleiding van een verzoek uitvoeren van toezicht en het opleggen van een last onder bestuursdwang op grond van artikel 125 van de Gemeentewet juncto afdeling 5.3.1 van de Awb, of het opleggen van een last onder dwangsom op grond van afdeling 5.3.2 van de Awb, wegens overtreding van een verbod of plicht gesteld bij of krachtens de in de voorgaande hoofdstukken 6, 7, 9, 10, 11, 13, 15, 17, 18 en 19 genoemde (onderdelen van) wet- en regelgeving waarvoor bevoegdheden zijn gemandateerd

Het uitvoeren van toezicht betreft onder meer het uitvoeren van een opleveringscontrole, een controle n.a.v. klachten/incidenten, ambtshalve controle, themacontrole.

Het opleggen van een last onder bestuursdwang en dwangsom vanwege niet naleving van onder meer de volgende wet- en regelgeving: Wabo, Wet milieubeheer, Wet bodembescherming, Wet geluidhinder, Wet aanvullende regels veiligheid wegtunnels, Wet ruimtelijke ordening, Woningwet en de in de voorgaande hoofstukken genoemde verordeningen (bv APV), voor zover de OD NZKG belast is met de uitvoering hiervan. Het mandaat omvat daarnaast onder meer waarschuwingsbrieven, brieven waarin wordt bevestigd dat de overtredingen ongedaan zijn gemaakt, concept-handhavingsbesluiten en het horen voorafgaand aan het opleggen van een handhavingsbesluit.

20.3

Het mandaat onder 17.2 omvat tevens handhaving van op grond van artikel 27 lid 2 Wbb (door het bevoegd gezag Wbb) gegeven aanwijzingen voor de aanpak van een nieuw geval van bodemverontreiniging binnen een inrichting ten aanzien waarvan de OD NZKG namens opdrachtgever milieutoezicht en handhaving uitvoert.

 

20.4

Uitoefenen van bevoegdheden op grond van paragraaf 5.4 van de Wabo

Het betreft de specifieke toezichts- en handhavingsbevoegdheden die in de Wabo zijn opgenomen, waaronder: bestuursdwang bij niet meewerken aan toezicht, verruiming reikwijdte bestuursdwang (staken van bouwen, gebruiken of slopen), zakelijke werking sanctiebesluiten en intrekking van een verleende vergunning of ontheffing als sanctie.

20.5

Uitoefenen van bevoegdheden en uitvoeren van taken op grond van artikel 5.17 Wabo

Het betreft het stilleggen van bouw- en sloopwerkzaamheden (bouwstop).

20.6

Nemen van een invorderingsbeschikking zoals geregeld in de artikelen 5:37 en 5:38 van de Awb.

Het gehele bestuursrechtelijke traject van handhaving inclusief de invorderingsbeschikking wordt door de ODNZKG uitgevoerd. Het daadwerkelijke financiële traject (aanmaning, invordering bij dwangbevel) wordt door opdrachtgever uitgevoerd.

20.7

Uitoefenen van overige bevoegdheden op grond van titel 5.3 van de Awb in het kader van de last onder bestuursdwang of last onder dwangsom

In het kader van toepassen bestuursdwang: o.a. het aanwijzen van personen voor het betreden van een plaats, afgeven machtiging binnentreden woning. In het kader van last onder dwangsom: o.a. opheffen, looptijd opschorten of dwangsom verminderen. Het kan ook betreffen het opleggen van een bouwstop.

20.8

Beslissen op een verzoek om handhavend op te treden

Elke belanghebbende en sommige bestuursorganen kunnen een verzoek om handhaving indienen.

20.9

Beslissen op een gedoogverzoek

Het gaat hier om het beslissen op een verzoek om af te zien van handhavend optreden.

20.10

Intrekken van een vergunning als bedoeld in artikel 5.19 van de Wabo

Het gaat hier om het intrekken van (een deel van) de omgevingsvergunning als sanctie

20.11

Feitelijk effectueren van bestuursdwang

Het gaat hier om de feitelijke uitvoering van bestuursdwang na het opleggen van een last onder bestuursdwang. Het daadwerkelijke financiële traject (aanmaning, invordering bij dwangbevel van de gemaakte kosten) wordt door opdrachtgever uitgevoerd.

20.12

Nemen van een toepassingsbeschikking als bedoeld in artikel 5:31a van de Awb

Het gaat hier om een beslissing van het bestuursorgaan om al dan niet tot toepassing van de reeds aangezegde bestuursdwang over te gaan. Een dergelijke beschikking kan slechts op verzoek worden gegeven.

20.13

Nemen van een kostenverhaalbeschikking als bedoeld in artikel 5:25, zesde lid, van de Awb

Het gaat om het nemen van een besluit waarin de hoogte van de kosten van het uitvoeren van bestuursdwang is vastgesteld. Het daadwerkelijke financiële traject (aanmaning, invordering bij dwangbevel) wordt door de gemeente zelf uitgevoerd.

20.14

Indienen van een verzoek om handhaving

Het als OD NZKG indienen van een verzoek om handhaving bij een bestuursorgaan (niet zijnde één van de opdrachtgevers). Voor zover betrekking hebbend op het omgevingsrecht in algemene zin.

20.15

Overleggen en maken van afspraken met OM, politie en landelijke inspectie - en opsporingsdiensten, waaronder het periodiek afsluiten van handhavingsarrangementen met het OM en de politie

 

20.16

Maken van afspraken met de politie c.q. de korpschef en het functioneel parket over het gebruik van opsporingsbevoegdheid door en de kwaliteit van de bij de OD werkzame BOA's

 

20.17

Samenwerken met de landelijke opererende handhavingsorganisaties, zoals de rijksinspecties, en de hiervoor als het aanspreekpunt voor die organisaties aan te wijzen OD

 

20.18

Opvragen en delen van informatie met instanties als politie

Het gaat om het uitwisselen van informatie t.b.v. strafrechtelijk dan wel bestuursrechtelijk onderzoek.

20.19

Opleggen van bestuurlijke boete ingevolge artikel 5.46 Awb

Het gaat hier om artikel 21 van de Huisvestingswet 2014, zoals bepaald in de Huisvestingsverordening 2016. Het betreft dan Westpoort en groot stedelijke gebieden. Daarnaast kan indien sprake is van herhaalde overtreding van artikel 1b van de Woningwet ook een bestuurlijke boete worden opgelegd.

 

Algemene instructie uitoefening mandaat en machtiging Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied

 

Deze instructie is enkel van toepassing op de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied en is aanvullend op datgene wat is vastgelegd in het Verzamelmandaatbesluit 1 januari 2022 vooruitlopend op herindeling: collegebesluit gemeente Weesp.

 

Artikel 1 Bemoeienis van het bevoegd gezag

De directeur stelt het bevoegd gezag in de gelegenheid hem aanwijzingen te geven. Zo nodig treedt de directeur met de wethouder/gedeputeerde in overleg. Hieraan voorafgaand stemt de directeur ambtelijk af. Het bevoegd gezag kan in deze gevallen in lijn met artikelen 10:6 en 10:7 van de Awb de aanvraag zelf afhandelen, of een bijzonder mandaat aan de directeur verlenen voor verdere behandeling van de zaak onder voorwaarde van naleving van de voor de afhandeling door de het bevoegd gezag gegeven instructies. Afhandeling van deze gevallen geschiedt bij voorkeur door de directeur, niet door het bevoegd gezag zelf.

 

Artikel 2 Beleidsregels

  • a.

    Wanneer de directeur vermoedt dat er zodanig tegenstellingen (dreigen) te ontstaan in het beleid van een of meer van de deelnemers, dat het functioneren van de dienst als gemeenschappelijke dienst daardoor zou kunnen worden bemoeilijkt, meldt hij dit aan het dagelijks bestuur van de gemeenschappelijke regeling en aan het bestuur van de betreffende deelnemers.

  • b.

    De directeur kan bij tegenstellingen in het beleid tussen de mandaatgevers voorstellen voor uitvoeringsbeleid in het verzorgingsgebied doen ter opheffing van deze tegenstellingen.

Toelichting Algemene instructie

Algemeen

Uitgangspunt is een verantwoord gebruik van het mandaat binnen de grenzen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied (ODNZKG) maakt voortdurend afwegingen over een verantwoord gebruik van de gemandateerde bevoegdheden. De directeur ODNZKG dient immers de uitoefening van het mandaat te weigeren, indien hij van de mandaatgever instructies ontvangt die de grenzen van het mandaat te buiten gaan. Anderzijds is hij zich ervan bewust dat hij op grond van de Awb de uitvoering van het mandaat niet kan weigeren, indien hij met de opdrachtgever binnen de sfeer van het mandaat van mening verschilt over de toepassing van wettelijke voorschriften bij het gebruik van een bevoegdheid waarvoor mandaat is verleend. De zeggenschap over de in mandaat uitgeoefende bevoegdheden ligt immers bij het bevoegd gezag. Kern van de instructie is het benoemen van de situaties waarin de directeur het initiatief neemt om bij individuele besluiten het bevoegd gezag in de gelegenheid te stellen hem aanwijzingen te geven.

 

Artikel 1

Dit artikel geeft duidelijkheid over de gevallen waarbij bemoeienis van het bevoegd gezag met individuele besluiten in beginsel aan de orde is. De ODNZKG is onder meer ingesteld om een level playing field voor bedrijven te realiseren. Dit vraagt een uniformering van optreden en zo weinig mogelijk bemoeienis van het bevoegd gezag met individuele besluiten. Dat is ook in het belang van een doortastend optreden bij overtredingen. De professionaliteit, deskundigheid, integriteit en gezaghebbendheid van de ODNZKG kunnen alleen goed naar voren komen, als de directeur in voorkomende gevallen de mandaatgever tijdig informeert. Zo vroeg mogelijk in het proces, dus niet pas op het moment dat het besluit op een aanvraag aanstaande is.

 

Artikel 2

Dit artikel is gericht op het uitvoeringsbeleid. Harmonisering van uitvoeringsbeleid en uniformering van optreden in het verzorgingsgebied is gewenst. Het is een voorwaarde voor een level playing field en een doortastende handhaving. Ook moet worden voorkomen dat grote verschillen in uitvoeringsbeleid van de deelnemers het functioneren van de dienst bemoeilijken.

  • -

    Onderdeel a is overgenomen uit de bestaande instructieregeling voor de directeur van het algemeen bestuur van de ODNZKG. Het is gemotiveerd vanuit de zorg voor het doelmatig functioneren van de dienst.

  • -

    Onderdeel b volgt uit de wens tot harmonisering. Daarnaast is de deskundigheid rond de vergunningverlening, toezicht en handhaving (VTH) in de ODNZKG geconcentreerd, zodat het voor de hand ligt dat deze dienst ook voorstellen doet tot (voor het verzorgingsgebied geharmoniseerde) beleidsregels.