Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Veiligheidsregio Groningen

Financiële verordening voor het openbaar lichaam van de Gemeenschappelijke regeling Veiligheidsregio Groningen

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieVeiligheidsregio Groningen
OrganisatietypeRegionaal samenwerkingsorgaan
Officiële naam regelingFinanciële verordening voor het openbaar lichaam van de Gemeenschappelijke regeling Veiligheidsregio Groningen
CiteertitelFinanciële verordening Veiligheidsregio Groningen
Vastgesteld doordagelijks bestuur
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de eerder vastgestelde Financiële verordening.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Wet veiligheidsregio’s
  2. Wet gemeenschappelijke regelingen
  3. artikel 212 van de Gemeentewet
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-2022nieuwe regeling

10-12-2021

bgr-2021-1153

Tekst van de regeling

Intitulé

Financiële verordening voor het openbaar lichaam van de Gemeenschappelijke regeling Veiligheidsregio Groningen

Het algemeen bestuur van de Gemeenschappelijke regeling Veiligheidsregio Groningen,

gelet op:

  • -

    de Wet veiligheidregio’s;

  • -

    de Wet gemeenschappelijke regelingen;

  • -

    artikel 212 Gemeentewet;

  • -

    het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten (hierna: Bbv),

besluit:

vast te stellen de navolgende financiële verordening voor het openbaar lichaam van de Gemeenschappelijke regeling Veiligheidsregio Groningen:

 

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Definities en algemene bepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    administratie:

    het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, het functioneren en het beheersen van (onderdelen van) het openbaar lichaam en ten behoeve van de daarover af te leggen verantwoording;

  • b.

    algemeen bestuur:

    het algemeen bestuur van de Gemeenschappelijke regeling Veiligheidsregio Groningen;

  • c.

    dagelijks bestuur:

    het dagelijks bestuur van de Gemeenschappelijke regeling Veiligheidsregio Groningen;

  • d.

    directeur:

    de directeur van Veiligheidsregio Groningen;

  • e.

    doelmatigheid / efficiency:

    het realiseren van bepaalde prestaties met een zo beperkt mogelijke inzet van middelen

  • f.

    doeltreffendheid:

    de mate waarin de beoogde maatschappelijke effecten van het beleid ook daadwerkelijk worden behaald;

  • g.

    financieel beheer:

    het uitoefenen van control over en toezicht op het beheer van middelen en het uitoefenen van rechten van het openbaar lichaam;

  • h.

    openbaar lichaam:

    de samenwerkingsorganisatie van de gemeenschappelijke regeling Veiligheidsregio Groningen;

  • i.

    rechtmatigheid:

    het in overeenstemming zijn met geldende wet- en regelgeving, waaronder bestuursbesluiten

  • j.

    sectoren

    procesgerichte afdelingen binnen het openbaar lichaam

Op hetgeen is bepaald in deze verordening of wordt besloten op basis van deze verordening is het gestelde in artikel 12, vierde lid, en het gestelde in de hoofdstukken III en IV van de gemeenschappelijke regeling Veiligheidsregio Groningen van toepassing.

Hoofdstuk 2. Begroting en verantwoording

Artikel 2. Programma-indeling

  • 1.

    Het algemeen bestuur stelt bij de vaststelling van de kadernota de programma-indeling vast voor de begroting.

  • 2.

    Het algemeen bestuur stelt per programma de beleidsindicatoren vast voor het meten en verantwoorden van de inzet van goederen en diensten en de maatschappelijke effecten van het beleid.

Artikel 3. Inrichting begroting en jaarstukken

  • 1.

    Bij de begroting en de jaarstukken worden onder elk van de programma’s de baten en lasten weergegeven.

  • 2.

    Bij de uiteenzetting van de financiële positie in de begroting worden de nieuwe investeringen zichtbaar gemaakt, wordt het benodigde investeringskrediet weergegeven en wordt van de lopende investeringen het geautoriseerde investeringskrediet in het lopende boekjaar weergegeven.

  • 3.

    Bij de uiteenzetting van de financiële positie in begroting wordt in aanvulling op het bepaalde in artikel 20 en artikel 21 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten inzicht gegeven in de ontwikkeling van de schuldpositie als gevolg van de begroting, de meerjarenraming en de investeringen.

  • 4.

    In de jaarrekening wordt van de investeringen de uitputting van de geautoriseerde investeringskredieten gepresenteerd.

Artikel 4. Kaders begroting

  • 1.

    De begrotingscyclus start met het opstellen van de financiële en beleidsmatige kaders voor de beleidsbegroting voor het volgende begrotingsjaar en de drie opvolgende jaren.

  • 2.

    De kaders voor de beleidsbegroting bestaan uit de hoofdlijnen van het te voeren beleid, wijzigingen van het bestaand beleid en voorstellen voor nieuw beleid. De kaders bevatten ook de financiële consequenties van het beleid.

  • 3.

    Het algemeen bestuur stelt jaarlijks voor 15 december in het jaar t de beleidskaders vast voor het jaar t+2.

  • 4.

    Het dagelijks bestuur zendt de algemene financiële en beleidsmatige kaders voor het volgende begrotingsjaar en de drie opvolgende jaren aan de raden van de deelnemende gemeenten ter informatie, door tussenkomst van de colleges van burgemeester en wethouders.

  • 5.

    Met betrekking tot indexering en wijze van verwerken van beïnvloedbare en niet-beïnvloedbare (prijs)ontwikkelingen in de begroting gelden aanvullende afspraken. Zie bijlage I.

Artikel 5. Autorisatie begroting, investeringskredieten en begrotingswijzigingen

  • 1.

    Het algemeen bestuur autoriseert met het vaststellen van de beleidsbegroting voor het jaar t de lasten en baten per programma.

  • 2.

    Voor nieuwe investeringen, opgenomen in de uiteenzetting van de financiële positie, worden de kredieten bij de beleidsbegroting voor het jaar t vastgesteld (tenzij anders aangeven).

  • 3.

    Het dagelijks bestuur zendt de deelnemende gemeenten een concept beleidsbegroting voor het jaar t +1. De gemeenten worden daarbij uitgenodigd hun zienswijze kenbaar te maken aan het dagelijks bestuur. Het dagelijks bestuur voegt de zienswijzen bij de concept beleidsbegroting en biedt het algemeen bestuur de beleidsbegroting aan voor begrotingsjaar t +1 ter vaststelling. De termijnen die gelden voor de afzonderlijke stappen in dit artikel zijn vastgelegd in de Wet gemeenschappelijke regelingen.

  • 4.

    Het dagelijks bestuur zendt de begroting na de vaststelling binnen de wettelijk vastgestelde termijnen aan Gedeputeerde Staten van de provincie Groningen.

  • 5.

    Het dagelijks bestuur waarborgt dat de uitvoering van de begroting rechtmatig, doelmatig en doeltreffend verloopt.

  • 6.

    Het dagelijks bestuur kan gedurende het jaar voorstellen doen aan het algemeen bestuur voor het wijzigen van geautoriseerde baten en lasten, investeringskredieten en beleid. Voor begrotingswijzingen geldt dat deelnemende gemeenten een zienswijze kunnen geven.

Artikel 6. Tussentijdse rapportage en informatie

  • 1.

    Het dagelijks bestuur informeert het algemeen bestuur door middel van tenminste één tussentijdse rapportage over de realisatie van de begroting van het lopende boekjaar.

  • 2.

    De inrichting van de tussentijdse rapportage sluit aan bij de programma-indeling van de beleidsbegroting.

  • 3.

    In de tussenrapportage worden afwijkingen op de baten en lasten, de geleverde producten en diensten en investeringskredieten toegelicht. Tevens wordt ingegaan op relevante beleidsmatige ontwikkelingen ten opzichte van de beleidsbegroting.

Artikel 7. Jaarstukken

  • 1.

    Het dagelijks bestuur legt verantwoording af over de uitvoering van de programma’s. Daarbij geeft het aan wat is bereikt, welke producten en diensten zijn geleverd, wat de kosten zijn en hoe de resultaten zich verhouden tot de in de begroting gestelde doelen.

  • 2.

    Het algemeen bestuur bepaalt aan de hand van de uitvoering van de programma’s of de beleidsdoelen van de programma’s voor het lopende jaar bijstelling behoeven.

  • 3.

    Het dagelijks bestuur zendt binnen de wettelijk vastgestelde termijn de jaarstukken aan de raden van de deelnemende gemeenten ter informatie, door tussenkomst van de colleges van burgemeester en wethouders.

  • 4.

    Het dagelijks bestuur zendt de jaarrekening binnen twee weken na vaststelling, doch in ieder geval binnen de wettelijke termijn, aan gedeputeerde staten van de Provincie Groningen.

Hoofdstuk 3. Financieel beleid

Artikel 8. Waardering & afschrijving vaste activa

  • 1.

    Vaste activa worden gewaardeerd op basis van verkrijgings- of vervaardigingsprijs, zo nodig aangepast voor duurzame waardevermeerderingen of verminderingen.

  • 2.

    Immateriële en materiële vaste activa worden afgeschreven volgens de methodiek en de termijnen zoals vermeld in bijlage II afschrijvingsbeleid bij deze verordening.

  • 3.

    Agio en disagio bij het afsluiten van geldleningen worden direct ten laste van de exploitatie gebracht.

  • 4.

    Kosten voor het afsluiten van geldleningen worden direct ten laste van de exploitatie gebracht.

  • 5.

    Het percentage van de omslagrente voor de toerekening van rente voor de financiering van de in gebruik zijn activa wordt jaarlijks bij de begroting vastgesteld. Hiertoe wordt het gewogen gemiddelde genomen van de rentepercentages die betaald wordt op de aangegane leningen. Dit wordt afgerond op een half procent.

  • 6.

    Rentelasten worden jaarlijks berekend over de boekwaarde per 1 januari van het boekjaar.

Artikel 9. Voorziening voor oninbare vorderingen

Voor vorderingen wordt een voorziening wegens oninbaarheid gevormd op basis van een beoordeling op inbaarheid van de openstaande vorderingen ouder dan drie maanden.

Artikel 10. Reserves en voorzieningen

  • 1.

    In de beleidsbegroting, het jaarverslag en de jaarrekening vindt geen toerekening van rente plaats aan de reserves en voorzieningen.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur biedt het algemeen bestuur eens in de vier jaar een toelichting op de vorming en besteding van reserves en voorzieningen aan. Deze wordt opgenomen in de nota weerstandsvermogen.

  • 3.

    Bij een voorstel voor de instelling van een reserve wordt minimaal aangegeven:

    • a.

      het specifieke doel van de reserve;

    • b.

      de voeding van de reserve;

    • c.

      de maximale hoogte van de reserve;

    • d.

      de maximale looptijd.

Artikel 11. Kostprijsberekening

  • 1.

    Voor het bepalen van de bijdrage van gemeenten wordt een systeem van kostentoerekening gehanteerd. Het uitgangspunt hierbij is integrale toerekening van kosten.

  • 2.

    Voor de kostentoerekening aan producten die worden gedekt door middel van een tarief aan derden wordt eveneens gebruik gemaakt van het systeem van kostentoerekening met als uitgangspunt integrale toerekening van kosten.

Artikel 12. Financieringsfunctie

  • 1.

    Het dagelijks bestuur draagt bij de uitoefening van de financieringsfunctie zorg voor:

    • a.

      het aantrekken van voldoende financiële middelen en het uitzetten van overtollige gelden om de producten binnen de begroting uit te kunnen voeren;

    • b.

      het beheersen van de risico's verbonden aan de financieringsfunctie;

    • c.

      het nastreven van een voldoende rendement op de uitzettingen;

    • d.

      het efficiënt aantrekken van vreemd vermogen;

    • e.

      het efficiënt beheer van de geldstromen en de financiële positie.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur draagt bij de uitoefening van financieringsfunctie uit lid 1 zorg voor een juiste uitvoer van de richtlijnen zoals vastgelegd in het door het algemeen bestuur vastgestelde Treasurystatuut.

Artikel 13. Registratie bezittingen, activa en vermogen

  • 1.

    Het dagelijks bestuur draagt zorgt voor een actuele registratie van bezittingen.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur draagt er zorg voor, dat de registratie en de ontwikkeling van de bezittingen en het vermogen van het openbaar lichaam systematisch periodiek worden gecontroleerd.

  • 3.

    Bij afwijkingen in de registratie van bezittingen neemt het dagelijks bestuur maatregelen voor herstel van de tekortkomingen. De resultaten van de controle en eventuele plannen van verbetering worden ter kennisgeving aan het algemeen bestuur aangeboden.

Hoofdstuk 4. Paragrafen

Artikel 14. Weerstandsvermogen en risicomanagement

Het dagelijks bestuur geeft in de paragraaf weerstandsvermogen van de begroting en van de jaarstukken de risico’s van materieel belang aan en geeft een inschatting van de kans dat deze risico’s zich voordoen, alsmede een inschatting van de weerstandscapaciteit; ook geeft het inzicht in de vraag in hoeverre schade en verliezen als gevolg van de risico’s van materieel belang met de weerstandscapaciteit kunnen worden opgevangen.

Artikel 15. Onderhoud kapitaalgoederen

  • 1.

    In het kader van de paragraaf onderhoud kapitaalgoederen van de begroting wordt aandacht geschonken aan het onderhoud van de gebouwen en het materieel en de hieraan verbonden lasten.

  • 2.

    Bij de begroting en de jaarstukken doet het dagelijks bestuur verslag over de voortgang van het geplande onderhoud en het eventuele achterstallige onderhoud.

Artikel 16. Financiering

  • 1.

    Het dagelijks bestuur geeft in de treasuryparagraaf de actuele informatie voor het dagelijks beheer van de financieringsfunctie; de regels hieromtrent zijn in het Treasurystatuut opgenomen.

  • 2.

    Bij de begroting en de jaarstukken doet het dagelijks bestuur in de paragraaf financiering in ieder geval verslag van:

    • a.

      de kasgeldlimiet;

    • b.

      de renterisiconorm;

    • c.

      de huidige liquiditeitspositie;

    • d.

      de liquiditeitsplanning en de toekomstige financieringsbehoefte;

    • e.

      de rentevisie;

    • f.

      de rentekosten en -opbrengsten verbonden aan de financieringsfunctie.

Artikel 17. Bedrijfsvoering

In de paragraaf Bedrijfsvoering bij de begroting wordt ingegaan op actuele en tijdelijke onderwerpen die aandacht behoeven. In de paragraaf Bedrijfsvoering bij de jaarstukken wordt gerapporteerd over de voortgang van de in de begroting opgenomen onderwerpen en eventuele nieuwe ontwikkelingen. Op basis van het Bbv maakt ook de rechtmatigheidsverantwoording onderdeel uit van deze paragraaf.

Artikel 18. Verbonden partijen

In de paragraaf verbonden partijen bij de begroting en de jaarstukken wordt ingegaan op bestaande, nieuwe, gewijzigde of beëindigde verbonden partijen, de taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de verbonden partijen, de financiële en bestuurlijke inbreng van de Veiligheidsregio en relevante actuele ontwikkelingen.

Hoofdstuk 5. Financiële organisatie en financieel beheer

Artikel 19. Administratie

De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:

  • 1.

    het sturen en het beheersen van activiteiten en processen in de organisatie als geheel als in de sectoren afzonderlijk;

  • 2.

    het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van de vaste activa, voorraden, vorderingen, schulden, contracten;

  • 3.

    het verschaffen van informatie over uitputting van de toegekende budgetten en investeringskredieten onder andere aan budgethouders;

  • 4.

    het afleggen van verantwoording over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving;

  • 5.

    de controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie, alsmede voor de controle op de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving.

Artikel 20. Financiële organisatie

Het dagelijks bestuur draagt zorg voor:

  • 1.

    een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden, verantwoordelijkheden;

  • 2.

    de verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en investeringskredieten;

  • 3.

    de interne regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening van de financieringsfunctie;

  • 4.

    de te maken afspraken met de sectoren over de te leveren prestaties, de daarvoor beschikbare middelen en de wijze en frequentie van rapportage over de voortgang van de activiteiten en uitputting van middelen;

  • 5.

    het beleid en de interne regels voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van regelingen en eigendommen van de organisatie.

Artikel 21. Interne controle

  • 1.

    Het dagelijks bestuur draagt ten behoeve van het getrouwe beeld en de rechtmatigheid van de jaarrekening zorg voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking, en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen neemt het dagelijks bestuur maatregelen tot herstel.

  • 2.

    Het dagelijks bestuur draagt zorg voor een interne toetsing van organisatieonderdelen op juistheid, volledigheid en tijdigheid van de bestuurlijke informatievoorziening en de rechtmatigheid van beheershandelingen vastgelegd in interne controleprogramma’s.

  • 3.

    De resultaten van de toets en het plan van verbetering worden ter kennisgeving aan het algemeen bestuur aangeboden.

Artikel 22. Aanbesteding en inkoop

Het algemeen bestuur draagt zorg voor het beleid en interne regels voor de inkoop en aanbesteding van werken en diensten. Het beleid waarborgt dat wordt gehandeld in overeenstemming met de regels ter zake van de Europese Unie.

Hoofdstuk 6. Slotbepalingen

Artikel 23. Afwijking op financiële verordening

Indien gehandeld wordt in afwijking op deze financiële verordening dient vooraf toestemming verkregen te worden, via een afzonderlijk voorstel, van het algemeen bestuur.

Artikel 24. Inwerkingtreding, intrekking en overgangsrecht

Deze financiële verordening Veiligheidsregio Groningen treedt in werking per 1 januari 2022 onder gelijktijdige intrekking van de eerder vastgestelde financiële verordening, met dien verstande dat deze eerder vastgestelde financiële verordening van toepassing blijft op de jaarrekening en het jaarverslag en bijbehorende stukken van het begrotingsjaar voorafgaand aan het jaar waarin deze verordening in werking treedt.

Aldus vastgesteld in de vergadering van het algemeen bestuur van Veiligheidsregio

Groningen, d.d. 10 december 2021

Bijlage I: Indexering en financiële hygiëneregels bij begroting

Te hanteren indexcijfers in begroting

  • 1.

    Ten behoeve van de indexatie van prijzen naar het volgend begrotingsjaar wordt uitgegaan van het indexcijfer voor materiele overheidsconsumptie (IMOC) van het CPB. Het laatst beschikbare percentage vanuit de septembercirculaire Gemeentefonds wordt bij het opstellen van de begroting gehanteerd.

  • 2.

    Ten behoeve van de indexatie van lonen naar het volgend begrotingsjaar wordt rekening gehouden met de verwachte loonontwikkeling in de dan geldende CAO en wijzigingen in premieafdrachten. Indien deze ontwikkelingen nog niet bekend zijn, wordt het percentage ‘’overheidsconsumptie, beloning werknemers’’ uit de septembercirculaire Gemeentefonds gehanteerd.

  • 3.

    Overige niet-beïnvloedbare kostenstijgingen als gevolg van wetswijzigingen of landelijke afspraken worden eveneens gezien als niet-beïnvloedbare loon- en prijsontwikkelingen en betrokken bij bepaling van indexatie van het begrotingskader.

Wijze van verwerking van niet-beïnvloedbare loon- en prijsontwikkelingen in de begroting

Aanvullend op bovenstaande wordt aangegeven hoe situationeel wordt omgegaan wordt met indexatie van het begrotingskader:

  • 1.

    Indien er sprake is van niet-beïnvloedbare loon- en prijsontwikkelingen èn van een nog vast te stellen begroting wordt :

    • a.

      in de kaderbrief uiteengezet wat de verwachte autonome loon- en prijsontwikkelingen zijn. Autonome loon- en prijsontwikkelingen leiden in beginsel tot indexatie en daarmee tot uitzetting van de begroting van de VRG.

    • b.

      vindt nacalculatie plaats ten aanzien van de toegepaste loon- en prijsontwikkelingen. Afwijkingen ten opzichte van de toegepaste loon- en prijsontwikkelingen worden verwerkt bij de indexatie van de eerstvolgende nog vast te stellen begroting.

  • 2.

    Indien er sprake is van niet-beïnvloedbare loon- en prijsontwikkelingen èn van een inmiddels vastgestelde begroting:

    • a.

      wordt het algemeen bestuur de eerstvolgende vergadering geïnformeerd over de aard en omvang van het te verwachten effect;

    • b.

      wordt bij tussentijdse rapportage in kaart gebracht welke financiële resultaten er zijn te verwachten en of deze inzetbaar zijn ter compensatie van de loon- en prijsontwikkelingen in het betreffende begrotingsjaar;

    • c.

      wordt, indien noodzakelijk, voor het betreffende begrotingsjaar een beroep gedaan op het weerstandsvermogen, met inachtneming van de geldende minimumomvang zoals vastgelegd in de nota Risicomanagement en Weerstandsvermogen. De effecten hiervan worden inzichtelijk gemaakt gelijktijdig met de tussentijdse rapportage;

    • d.

      wordt, Indien noodzakelijk, voor het restant de gemeentelijke bijdrage aangepast bij het vaststellen van de jaarrekening.

Wijze van verwerking van beïnvloedbare ontwikkelingen in de begroting

Naast ontwikkelingen die niet te vermijden zijn, kan ook sprake zijn van ontwikkelingen waar een bestuurlijke keuze aan ten grondslag ligt, zoals taakuitbreidingen, taakverschralingen en ontwikkelingen samenhangend met de organisatiestructuur.

  • a.

    De beïnvloedbare ontwikkelingen worden inclusief risico’s, financiële effecten en mogelijke dekking uiteengezet en ter besluitvorming voorgelegd aan het Algemeen Bestuur.

  • b.

    In de eerstvolgende vast te stellen begroting worden de financiële effecten ten aanzien van nieuw beleid verwerkt. Bij het optreden van financiële effecten in het lopende begrotingsjaar en begrotingsjaren waarvoor de begroting al is vastgesteld, vindt een begrotingsactualisatie plaats.

Bijlage II: Afschrijvingsbeleid

Afschrijvingsbeleid immateriële vaste activa

De volgende immateriële vaste activa worden lineair afgeschreven in:

5 jaar: kosten voor onderzoek en ontwikkeling

 

Afschrijvingsbeleid materiële vaste activa met economisch nut

 

  • 1.

    Activa met economisch nut en een verkrijgingsprijs van minder dan € 10.000 of een verwachte levensduur van minder dan 2 jaar worden niet geactiveerd, uitgezonderd gronden en terreinen. Gronden en terreinen worden altijd geactiveerd.

  • 2.

    Op gronden en terreinen wordt niet afgeschreven.

  • 3.

    Langere afschrijvingstermijnen dan genoemde afschrijvingstermijnen zijn slechts mogelijk bij besluit van het algemeen bestuur, kortere afschrijvingstermijnen kunnen worden gehanteerd wanneer de reële afschrijvingstermijn lager wordt ingeschat. De bestaande (rest) boekwaarde wordt niet herrekend, maar over de langere dan wel kortere verwachte toekomstige gebruiksduur afgeschreven.

  • 4.

    De afschrijvingstermijn start in het jaar opvolgend aan het jaar van aanschaf. Activa -met uitzondering van gronden en terreinen- worden geheel afgeschreven. Eventuele restwaarden bij vervreemding worden ten gunste van de exploitatie gebracht.

  • 5.

    Bij investeringen gebonden aan projecten, vindt afschrijving plaats conform de termijn van het project.

  • 6.

    Indien bij het afstoten van een actief een boekwinst / boekverlies wordt gerealiseerd, dient deze na overdracht te worden verwerkt als incidentele bate /last in de exploitatie.

De volgende materiële vaste activa met economisch nut worden lineair afgeschreven in:

 

0 jaar: Gronden en terreinen;

40 jaar: Gebouwen;

20 jaar: Gebouwen: renovatie, restauratie en verbouwing;

10-20 jaar: Installaties gebouwen;

5-10 jaar Inventaris gebouwen;

5-20 jaar: Voertuigen, vaartuigen en overig rijdend materieel;

5-20 jaar: Inventaris rijdend materieel

5-20 jaar Materieel/materiaal

5-10 jaar: Persoonlijke beschermingsmiddelen/kleding;

2-10 jaar: Automatisering hardware, software, telefonie

5-20 jaar: Overige vaste activa.

 

Afschrijvingsbeleid materiële vaste activa met maatschappelijk nut

 

Niet van toepassing.