Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Renkum

Beleidsregels Wet aanpak woonoverlast gemeente Renkum

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieRenkum
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregels Wet aanpak woonoverlast gemeente Renkum
Citeertitel
Vastgesteld doorburgemeester
Onderwerpopenbare orde en veiligheid
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

24-12-2021nieuwe beleidsregels

22-12-2021

gmb-2021-474084

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels Wet aanpak woonoverlast gemeente Renkum

De burgemeester van de gemeente Renkum;

 

gelezen het voorstel van 22 december 2021;

 

overwegende dat het wenselijk is beleidsregels vast te stellen voor de toepassing van de Wet aanpak woonoverlast,

 

gelet op de artikelen 4:81, eerste lid, 4:83 en 1:3, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht;

artikel 151 d van de Gemeentewet en artikel 2:79 Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Renkum;

 

besluit vast te stellen de volgende beleidsregel:

 

 

 

 

 

Beleidsregels Wet aanpak woonoverlast gemeente Renkum 2022

 

1. Inleiding

Per 1 juli 2017 is landelijke de Wet aanpak woonoverlast in werking getreden. Deze wet schrijft voor dat de gemeenteraad de burgemeester de bevoegdheid kan geven om specifieke gedragsaanwijzingen op te leggen aan overlastplegers in zowel huur- als koopwoningen. Het vergroot de wettelijke mogelijkheden die gemeenten hebben in de aanpak van woonoverlast.

Door de gemeenteraad is besloten deze bevoegdheid vanaf 1 juli 2017 toe te voegen aan de Algemene Plaatselijke Verordening 2017 van de gemeente Renkum onder artikel 2:79.

 

2. Juridisch kader

Artikel 151d Gemeentewet. Dit artikel luidt als volgt:

De raad kan bij verordening bepalen dat degene die een woning of een bij die woning behorend erf gebruikt of tegen betaling in gebruik geeft aan een persoon die niet als ingezetene met een adres in de gemeente in de basisregistratie personen is ingeschreven, er zorg voor draagt dat door gedragingen in of vanuit die woning of dat erf of in de onmiddellijke nabijheid van die woning of dat erf geen ernstige en herhaaldelijke hinder voor omwonenden wordt veroorzaakt.

De in artikel 125, eerste lid, bedoelde bevoegdheid tot oplegging van een last onder bestuurs-dwang wegens overtreding van het in het eerste lid bedoelde voorschrift wordt uitgeoefend door de burgemeester. De burgemeester oefent de bevoegdheid uit met inachtneming van hetgeen daaromtrent door de raad in de verordening is bepaald en slechts indien de ernstige en herhaaldelijke hinder redelijkerwijs niet op een andere geschikte wijze kan worden tegengegaan.

Onverminderd de laatste volzin van het tweede lid kan de last, bedoeld in de eerste volzin van dat lid, een verbod inhouden om aanwezig te zijn in of bij de woning of op of bij het erf.

Het verbod geldt voor een periode van tien dagen. De artikelen 2, tweede lid, en vierde lid, aanhef en onder a en b, 5, 6, 8, eerste lid, aanhef en onder a en b, 9 en 13 van de Wet tijdelijk huisverbod zijn van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de burgemeester bij ernstige vrees voor verdere overtreding de looptijd van het verbod kan verlengen tot ten hoogste vier weken.

 

Artikel 2:79 APV.Dit artikel luidt als volgt:

Het is degene die een woning of een bij die woning behorend erf gebruikt of tegen betaling in gebruik geeft aan een persoon die niet als ingezetene met een adres in de gemeente in de basisregistratiepersonen is ingeschreven, verboden om ernstige en herhaaldelijke hinder voor omwonenden te veroorzaken door gedragingen in of vanuit die woning of dat erf of in de onmiddellijke nabijheid van die woning of dat erf.

 

De burgemeester kan bij overtreding van het eerste lid een last onder bestuursdwang opleggen, indien de ernstige en herhaaldelijke hinder redelijkerwijs niet op een andere geschikte wijze kan worden tegengegaan.

 

Onverminderd de laatste volzin van het tweede lid, kan de last onder bestuursdwang zoals bedoeld in lid 2, een verbod inhouden om aanwezig te zijn in of bij de woning of op of bij het erf. Het verbod geldt voor een periode van tien dagen. De artikelen 2, tweede lid en vierde lid, aanhef en onder a en b, 5, 6, 8, eerste lid, aanhef en onder a en b, 9 en 13 van de Wet tijdelijk huisverbod zijn van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de burgemeester bij ernstige vrees voor verdere overtreding de looptijd van het verbod kan verlengen tot ten hoogste vier weken.

 

4. Begripsbepalingen

Woning of een bij die woning behorend erf (79, eerste lid, APV)

Met woning of bij die woning behorend erf wordt bedoeld de woning en de rest van het (tuin)perceel. In een gebouw met meerdere wooneenheden of gezamenlijke voorzieningen vallen ook deze gezamenlijke ruimtes onder deze omschrijving. Gelet op het bepaalde in artikel 151d, eerste lid, van de Gemeentewet vallen ook gedragingen in de onmiddellijke nabijheid van die woning of dat erf, zoals bijvoorbeeld gedragingen in de tuin van de buren, op het trottoir en of op straat ter hoogte van of vlakbij de woning onder de reikwijdte van dit begrip.

 

Gebruiker van de woning (79, eerste lid APV)

Onder degene die een woning of een bij die woning behorend erf gebruikt wordt verstaan degene die de woning feitelijk bewoont. De gebruiker hoeft geen huurrechtelijke of eigendomsrechtelijke relatie tot de woning of het erf te hebben en hoeft niet de rechtmatige gebruiker van de woning te zijn. Ook een illegale onderhuurder of een kraker van de woning valt onder dit begrip.

 

Gedragingen (79, eerste lid APV)

Met ‘gedragingen in of vanuit die woning of dat erf’ worden bedoeld gedragingen die in of rondom de woning of het erf worden gepleegd. De gedragingen kunnen worden gepleegd door de gebruiker van de woning zelf of door bezoekers, gasten of vrienden van de gebruiker, maar ook door diens huisdier. Het gaat om de woning die, of het erf dat, de overlastgever gebruikt. De gedragingen die worden gepleegd in de nabije omgeving van de woning, bijvoorbeeld in de tuin van de buren, vallen in beginsel onder de bepaling.

 

Omwonenden (79, eerste lid APV)

Het gaat om bewoners die woonachtig zijn in de onmiddellijke nabijheid van de woning, appartementencomplex en/of het erf van waaruit de overlast plaatsvindt. Wet woonoverlast is niet gericht op 1-op-1 conflicten. Wanneer sprake is van een conflict met meer dan twee buren is het aan de gemeente, in overleg met ketenpartners, ter beoordeling of de wet woonoverlast van toepassing is of kan zijn.

 

Ernstige en herhaaldelijke hinder (79, eerste en tweede lid APV)

Met ernstige hinder wordt gedoeld op ernstige hinder voor de omwonenden. Een vergelijking kan worden gemaakt met artikel 37 van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek, waar onder ‘hinder’ gedragingen worden verstaan zoals het verspreiden van rumoer, trillingen, stank, rook of gassen of het onthouden van licht of lucht.

 

Ernstige hinder als bedoeld in artikel 151d van de Gemeentewet kan tevens onrechtmatig zijn in de zin van artikel 5:37 van het Burgerlijk Wetboek, maar dat is geen vereiste. En andersom zal niet elke onrechtmatige burenhinder ook automatisch kunnen worden aangemerkt als ernstige hinder als bedoeld in artikel 151d van de Gemeentewet. Met de term ‘herhaaldelijk’ wordt gedoeld op het vereiste dat de ernstige hinder een terugkerend karakter heeft . De burgmeester geeft daarom geen toepassing aan de bestuursdwangbevoegdheid op basis van één incident.

 

Last onder bestuursdwang of onder dwangsom (79, tweede lid APV)

De burgemeester is alleen dan bevoegd tot het opleggen van een last onder bestuursdwang of een last onder dwangsom, indien de ernstige hinder redelijkerwijs niet op een andere geschikte wijze kan worden tegengegaan. De last kan daarbij de vorm aannemen van een gedragsaanwijzing.

 

Voor het bestrijden van ernstige woonoverlast is de burgemeester bevoegd tot het geven van een specifieke (gedrags)aanwijzing. De gedragsaanwijzing neemt in juridische zin de vorm aan van een last onder bestuursdwang of een last onder dwangsom. In deze last staat dat de overlastgever bepaalde handelingen moet doen of juist moet nalaten zodat de overlast ophoudt.

 

Uitvoerbaarheid van de last

Het moet in het vermogen van betrokkene liggen om de hinderlijke gedragingen te staken. Ook moet het in diens vermogen liggen om aan de eventueel opgelegde last te kunnen voldoen. Dit vloeit voortuit de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Soms wordt de overlast veroorzaakt door mensen met psychische problemen. Het is mogelijk dat zij, door hun psychische gesteldheid, niet bij machte zijn de overlast gevende gedragingen te staken. Een gedragsmaatregel op grond van deze wet is dan mogelijk niet voldoende of geen passende maatregel ter beëindiging van de overlast.

 

Andere geschikte wijze (artikel 151d, tweede lid, Gemeentewet)

De burgemeester gaat pas over tot het opleggen van een specifieke gedragsaanwijzing als de ernstige hinder redelijkerwijs niet op een andere geschikte wijze kan worden tegengegaan.

Daarmee wordt gedoeld op de inzet van minder ingrijpende middelen. Denk bijvoorbeeld aan het inschakelen van buurtbemiddeling of het proberen de woonoverlast op een andere, minder ingrijpende manier tegen te gaan.

 

Tijdelijk huisverbod (artikel 151d, derde lid, Gemeentewet en artikel 79, derde lid APV)

De burgemeester zal per geval maatgericht te werk gaan. Mocht deze gerichte aanpak niet werken, dan kan desgewenst alsnog worden overgegaan tot het opleggen van een tijdelijk huisverbod. De bewoner wordt tijdelijk de toegang tot de woning ontzegd voor een periode van 10 dagen, welke periode kan worden verlengd tot maximaal 4 weken. Binnen het brede palet van het bij wijze van bestuursrechtelijke herstelsanctie geven van een gedragsaanwijzing is het uitvaardigen vaneen tijdelijk huisverbod een ‘ultimum remedium’.

 

5. Doelstelling

Het doel van artikel 151d, Gemeentewet en de lokale invulling daarvan in artikel 79 APV is om woonoverlast aan te pakken. De burgemeester kan dankzij deze wet- en regelgeving effectief en maatgericht optreden tegen mensen die woonoverlast in de gemeente Renkum veroorzaken.

In deze beleidsregels legt de burgemeester vast op welke wijze hij dit effectief en maatgericht optreden in de gemeente vormgeeft. De beleidsregels geven verder aan welke sanctiemiddelen kunnen worden ingezet en wat de voorwaarden hiervoor zijn om deze op te leggen c.q. uit te laten voeren inclusief een stappenplan.

 

6. Dossieropbouw

De burgemeester baseert de woonoverlast en de mogelijk inzet van een gedragsmaatregel op een gedocumenteerd dossier. Het dossier beargumenteert de noodzaak van het opleggen van een gedragsaanwijzing boven andere interventiemogelijkheden.. Het dossier dat ten grondslag ligt aan de gedragsaanwijzing van artikel 2:49a van de APV kan, voor zover relevant in de specifieke casus, bevatten:

Waarschuwingsbrieven die door één of meerdere ketenpartners naar de overlastgever(s) is verstuurd

Overige correspondentie tussen de ketenpartner(s) en de overlastgever(s)

Correspondentie tussen ketenpartner(s) en omwonenden

Verklaringen van tenminste 25 % van de buurtbewoners, waaronder klachtenformulieren, brieven, e-mails en logboeken

Verklaringen van medewerkers van de verhuurder (woningbouw of particulier) of vereniging van eigenaren

Verklaringen van de wijkagent

Sfeerrapportages, processen-verbaal of mutatierapporten van politieambtenaren

Verklaringen of rapporten van gemeenteambtenaren

Foto’s, videomateriaal, geluidsopnames of de uitkomsten van bepaalde metingen

Brieven van hulpverlenende instanties, zoals GGZ, GGD, maatschappelijk werk en verslavingszorg, met inachtneming van privacy- wetgeving.

Besluiten van bestuursorganen in verband met het sluiten van een woning of het toepassen van bestuursdwang

Informatie over de reeds genomen maatregelen en/of gevoerde procedures.

 

 

Denk hierbij aan de uitkomsten van een buurtbemiddelingsgesprek of mediationtraject, (vrijwillige) gedragsaanwijzing vanuit het huurrecht, een vonnis van de rechtbank of een laatste-kans-overeenkomst.

 

7. Sanctiemiddelen

De burgemeester kiest ervoor om de onderstaande sanctiemiddelen in te zetten na het constateren van overtredingen. Deze sanctiemiddelen worden voorafgegaan door onderzoek en bemiddeling als genoemd in stap 1 van het stappenplan en voorafgegaan door een schriftelijke waarschuwing als bedoeld in stap 2 van het stappenplan.

Het opleggen van een besluit last onder dwangsom (stap 3);

Het besluiten tot het invorderen van een dwangsom (invorderingsbeschikking, stap 4);

Mogelijke keuze voor herhaling van stap 3 en 4 met een hogere last onder dwangsom (optionele stap 5 en 6)

Het opleggen van een besluit last onder bestuursdwang (stap 7);

Feitelijke bestuursdwang (stap 8);

Tijdelijk huisverbod (stap 9).

 

De stappen genoemd in het stappenplan worden pas gezet wanneer er redelijkerwijs geen minder ingrijpende maatregel is om de woonoverlast tegen te gaan.

 

8. Stappenplan

Onderstaande tabel bevat de weergave van de te volgen procedure. Van iedere constatering van een overtreding wordt vanaf stap 2 een op schrift gestelde rapportage opgemaakt door een daartoe aangewezen (gemeentelijk) toezichthouder, politieambtenaar of ter zake kundige persoon. Hiermee wordt gelijkgesteld een verklaring van een getuige van woonoverlast, mits deze verklaring verifieerbaar is en toestemming is gegeven om dit te mogen gebruiken.

 

Stappenplan

 

Handelwijze bij stap

1. Onderzoek en bemiddeling en andere mogelijkheden

Signalen of meldingen van (ernstige) woonoverlast kunnen omwonenden en professionals melden bij de gemeente. In ieder geval wordt extra informatie gevraagd bij de melder en bij de professionals om vast te kunnen stellen dat er sprake is van ernstige en herhaaldelijke woonoverlast en deze ook zo gekwalificeerd kan worden.

 

Een van de voorwaarden die van belang is dat de melder pogingen heeft ondernomen om buurtbemiddeling of andere vorm van mediation aan te gaan. Wat is er zelf gedaan door de melder om de overlast bespreekbaar te maken en daarmee op te lossen.

 

Ook is van belang om te palen of er bij de overlastgever sprake is van een psychische of psychiatrische aandoening, verslavingskenmerken of licht verstandelijke beperking waarbij een zwaarwegende rol is weggelegd voor de hulpverleningsinstanties of andere vormen van ondersteuning.

 

Samen met betrokken instanties als politie, omgevingsdienst, VGGM (brandweer), hulpverlening en verhuurder (woningcorporatie of anderszins) wordt de melding geverifieerd en de precieze aard en omvang van de woonoverlast vastgesteld en vastgelegd (casusoverleg). Bij een huurwoning van Woningstichting Vivare of anderszins wordt deze benaderd en zullen zij hun eigen procedures inzetten met als doel de overlast te beëindigen.

Is het een nieuwe melding of is deze al bekend?

Vindt de overlast plaats in of om een woning of in de openbare ruimte?

Is het duidelijk wie de overlastgever(s) is of zijn?

Is er al hoor en wederhoor toegepast om een te eenzijdig beeld te voorkomen en zijn alle belangen van alle betrokken partijen goed afgewogen?

Is er een duidelijk gezamenlijk beeld en wat is de impact van de overlast op de buurt/ bewoner(s)?

Is het inzetten van een gedragsregel toepasbaar?

Waar mogelijk wordt eerst door één of meerdere van de ketenpartners en/of de gemeente een “goed gesprek” gevoerd. Dit kan bijvoorbeeld in het bij zijn van de wijkagent, buitengewoon opsporingsambtenaar, de verhuurder of coach. Dit kan ook besproken worden in aanwezigheid van de burgemeester als hiervoor aanleiding is. Daarbij geldt dat wanneer de benadering door één of meerdere van de genoemde ketenpartners niet leidt tot het beëindigen van de ernstige woonoverlast wordt overgegaan naar stap 2. De informatie die is verzameld tijdens stap 1 wordt door de gemeente als regievoerder in een dossier vastgelegd (situatierapport).

 

2. Schriftelijke waarschuwing

In stap 2 volgt een schriftelijke waarschuwing vanuit de burgemeester. Daarin wordt de overlastgever erop gewezen dat de burgemeester bij een voortzetting of herhaling van schending van de zorgplicht gebruik zal maken van zijn bevoegdheid als genoemd in artikel 79, tweede en of derde lid van de APV en artikel 151d van de Gemeentewet. In deze fase is het toepassen van hoor en wederhoor een vereiste. De overlastgever moet altijd in staat worden gesteld om zijn of zienswijze te schriftelijk dan wel mondeling te geven zodat dit tijdig in de afweging naar vervolgstappen meegenomen kan worden. Vragen die dan aan de orde zijn bij het bepalen van de route en de maatregel:

Hebben eerdere genomen maatregelen geen tot weinig effect gehad waardoor de overlast blijft aanhouden?

Is er rekening gehouden met de wilsbekwaamheid en persoonlijke omstandigheden van de overlastgevende?

Is de ervaren overlast dusdanig ernstig vanwege aard, duur en frequentie dat na een waarschuwing direct over gegaan kan worden tot een van de sanctionerende maatregelen?

Is de financiële situatie van de overlastpleger toereikend om een dwangsom te kunnen betalen?

Wordt de afschrikwekkende werking gezien als voldoende prikkel om de overlast te doen beëindigen?

 

3. Last onder dwangsom

Wanneer stap 2 niet het gewenste resultaat heeft geleid, gaat de burgemeester over tot het opleggen van een last onder dwangsom of direct tot het inzetten van een last onder bestuursdwang (stap 7). Dit is afhankelijk van de situatie. Aan deze stap gaat normaliter vooraf het versturen van een brief waarin het voornemen wordt geuit tot het opleggen van een last onder dwangsom of tot het opleggen van een last onder bestuursdwang.

 

4. Invorderen dwangsom

Bij overtreding van de last onder dwangsom (stap 3) volgt invordering van de dwangsom.

 

5. hogere last onder dwangsom (optie)

Wanneer het invorderen van de last onder dwangsom niet het gewenste resultaat heeft, kan de burgemeester kiezen om een hogere last onder dwangsom op te leggen.

 

 

6. Invorderen hogere last onder dwang-som (optie)

Wanneer is gekozen voor het opleggen van een hogere last onder dwangsom volgt invordering van de hogere last onder dwangsom. Afhankelijk of dit de juiste uitwerking heeft kan alsnog gekozen worden om andere maatregelen te overwegen of alsnog over te gaan tot het opleggen en uitvoeren van een last onder bestuursdwang.

 

7.Last onder bestuursdwang.

Deze stap volgt in beginsel wanneer stap 1 tot en met 4 of 1 tot en met 6 niet hebben geleid tot het gewenste resultaat. Een uitwerking van deze stap vindt u onder het kopje “sanctiemiddelen”. Zoals al aangegeven kan bij stap 3 t/m 6 ook gelijk de keuze gemaakt worden om tot het inzetten van een last onder bestuursdwang over te gaan. Dit is het geval bij vormen van overlast waarbij een gedragsmaatregel en/of verbod op bepaald gedrag hiermee afgedwongen c.q. direct het meest effectief beëindigd kan worden.

 

8.Feitelijke bestuursdwang

Deze stap volgt wanneer stap 1 tot en met 7 niet hebben geleid tot het gewenste resultaat. Een uitwerking van deze stap vindt u onder het kopje “sanctiemiddelen”.

 

9 Tijdelijk huisverbod

Deze stap volgt in beginsel wanneer stap 1 tot en met 8 niet hebben geleid tot het gewenste resultaat. Een korte uitwerking van deze stap vindt u onder het kopje “sanctiemiddelen”.

 

Gedragsaanwijzing

Indien de veroorzaker zijn gedraging(en), die woonoverlast voor omwonenden tot gevolg hebben, niet heeft gestaakt binnen de termijn die daarvoor is aangewezen geeft de burgemeester een gedragsaanwijzing in de vorm van een last onder dwangsom of last onder bestuursdwang.

In de gedragsaanwijzing wordt duidelijk en concreet omschreven welke gedraging(en) moeten worden gestaakt, binnen welke termijn en wat de gevolgen zijn als niet deze last wordt voldaan.

Het opleggen van de gedragsaanwijzing kan gecombineerd worden met andere middelen om de woonoverlast tegen te gaan.

 

Last onder dwangsom en invorderingsbeschikking (stappen 3 tot en met 6)

De burgemeester heeft op basis van artikel 5:32 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 125 van de Gemeentewet de bevoegdheid tot het opleggen van een last onder dwangsom. De last ziet op het geheel of gedeeltelijk herstel van de overtreding. De inhoud van de last hangt af van de aard van de overtreding en de omstandigheden van het geval.

 

Een dwangsom is de sanctie waarbij de overtreder in dit geval per overtreding een geldbedrag verbeurt, wanneer de last niet of niet op tijd wordt uitgevoerd. De hoogte van de dwangsom is afhankelijk van de zwaarte van de overtreding. Insteek is om maximaal het volgende op te leggen:

Maximaal € 500,- per keer dat niet wordt voldaan aan de last tot een maximum van € 10.000,-; of,

Maximaal € 1000,- per week dat niet wordt voldaan aan de last tot een maximum van

€ 20.000,-.

 

Voorafgaand aan verzending van het besluit last onder dwangsom ontvangt de overtreder een brief waarin het voornemen wordt geuit om een last onder dwangsom op te leggen. De overtreder krijgt de gelegenheid zijn zienswijze schriftelijk of mondeling kenbaar te maken. Een vooraankondiging blijft achterwege als er sprake is van een spoedeisend belang. Op het moment dat de last wordt overtreden verstuurt de burgemeester een invorderingsbeschikking als bedoeld in artikel 5:37 van de Algemene wet bestuursrecht naar de overtreder van de last waarin staat dat een dwangsom is verbeurd, die binnen zes weken betaald moet worden.

 

Last onder bestuursdwang en feitelijke bestuursdwang (stap 7 en 8)

Volgens artikel 5:21 e.v. van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 125 van de Gemeentewet is de burgemeester bevoegd tot het opleggen van een last onder bestuursdwang. Ook hier ziet de last op het geheel of gedeeltelijk herstel van de overtreding. De bestuursdwang is de bevoegdheid van de burgemeester om de last door feitelijk handelen zelf uit te voeren, als de last niet of niet op tijd wordt uitgeoefend.

 

Voorafgaand aan verzending van het besluit last onder bestuursdwang ontvangt de overtreder een brief waarin het voornemen wordt geuit om een last onder bestuursdwang op te leggen.

De overtreder krijgt de gelegenheid zijn zienswijze schriftelijk of mondeling kenbaar te maken. Een vooraankondiging blijft achterwege als er sprake is van een spoedeisend belang.

Bij overtreding van de last, treedt de burgemeester in beginsel op met bestuursdwang. De burgemeester neemt zelf de herstelmaatregelen genoemd in de last. De kosten van bestuursdwang worden verhaald op de overtreder.

 

Tijdelijk huisverbod (stap 9)

De last kan ook een tijdelijk huisverbod als bedoeld in artikel 151d, derde lid, Gemeentewet inhouden. Dat is echter een ultimum remedium, waarbij een bewoner tijdelijk de toegang tot de woning wordt ontzegd. Het verbod geldt voor een periode van 10 dagen en kan worden verlengd tot ten hoogste vier weken.

 

Rechtsbescherming

De rechtsbescherming tegen de besluiten tot een last onder dwangsom en een last onder bestuursdwang vallen onder de reguliere rechtsbescherming van de Algemene wet bestuursrecht. Er kan bezwaar (artikel 7:1 ev Awb) worden gemaakt en beroep (art 8:1 ev Awb) worden ingesteld en een verzoek om voorlopige voorziening worden gedaan (art 8:81ev Awb).

 

Een tijdelijk huisverbod als bedoeld in artikel 151d, derde lid, Gemeentewet is gelet op bijlage 1 bij de Algemene wet bestuursrecht, een besluit als bedoeld in artikel 7:1, eerste lid, onderdeel 9 van de Algemene wet bestuursrecht. Tegen zo’n besluit kan geen bezwaar worden gemaakt, maar staat rechtstreeks beroep open bij de rechtbank Gelderland. Het beroep schorst niet de werking van het besluit. Hiervoor dient een voorlopige voorziening te worden gevraagd bij de rechtbank Gelderland.

 

Toezicht

Het toezicht op de naleving van de sanctiemiddelen wordt uitgevoerd door de politie, de bijzondere opsporingsambtenaren (BOA’s) en de toezichthouders van de gemeente.

 

Inwerkingtreding en citeertitel

1. Deze beleidsregels treden in werking op de dag van publicatie in het Gemeenteblad op www.overheid.nl.

2. Deze beleidsregels worden aangehaald als: Beleidsregels Wet aanpak woonoverlast gemeente Renkum 2022.

 

Aldus vastgesteld door de burgemeester van de gemeente Renkum op 22 december 2021,

BURGEMEESTER VAN RENKUM

A.M.J. (Agnes) Schaap