Organisatie | Berkelland |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening onroerende zaakbelastingen 2011-1 |
Citeertitel | Verordening onroerende zaakbelastingen 2011-1 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
geen
Gemeentewet, art. 220 tot en met 220h
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
22-12-2010 | 01-01-2012 | Nieuwe regeling | 07-12-2010 Berkelbericht 14 december 2010 | Raadsvergadering 4 november 2010, nummer 15 |
Raadsvergadering : 7 december 2010
De raad van de gemeente Berkelland,
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 30 november 2010;
gelet op de artikelen 220 tot en met 220h van de Gemeentewet;
vast te stellen de : VERORDENING OP DE HEFFING EN INVORDERING VAN ONROERENDE ZAAKBELASTINGEN 2011-1
1 Onder de naam “onroerende zaakbelastingen” worden ter zake van binnen de gemeente gelegen onroerende zaken twee directe belastingen geheven:
het ter beschikking stellen van een onroerende zaak voor volgtijdig gebruik aangemerkt als gebruik door degene die die onroerende zaak ter beschikking heeft gesteld; degene die de onroerende zaak ter beschikking heeft gesteld is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene aan wie die zaak ter beschikking is gesteld.
Met betrekking tot de eigenarenbelasting wordt als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht aangemerkt degene die bij het begin van het kalenderjaar als zodanig in de kadastrale registratie is vermeld, tenzij blijkt dat hij op dat tijdstip geen genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is.
2. Een onroerende zaak dient in hoofdzaak tot woning indien de waarde die op grond van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken is vastgesteld voor die onroerende zaak in hoofdzaak kan worden toegerekend aan delen van die onroerende zaak die dienen tot woning dan wel volledig dienstbaar zijn aan woondoeleinden.
Artikel 3 Maatstaf van heffing
1 De heffingsmaatstaf is de op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken voor de onroerende zaak vastgestelde waarde voor het kalenderjaar bedoeld in artikel 1.
2 Indien met betrekking tot een onroerende zaak geen waarde is vastgesteld op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken wordt de heffingsgrondslag van die onroerende zaak bepaald met overeenkomstige toepassing van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 17, 18 en 20, tweede lid, van de Wet waardering onroerende zaken.
straatmeubilair, waaronder begrepen alle zodanige gebouwde eigendommen - niet zijnde gebouwen – welke zijn geplaatst ten gerieve of in het belang van het publiek, ten dienste van het verkeer of ter verfraaiing van de gemeente, zoals lichtmasten, verkeersinstallaties, standbeelden, monumenten, fonteinen, banken, abri’s, hekken en palen;
Artikel 7 Termijnen van betaling
1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee maanden later.
2. In afwijking in zoverre van het eerste lid geldt, ingeval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen of als het aanslagbiljet één aanslag bevat het bedrag daarvan, meer is dan € 45,-- doch minder dan € 2.500,-- en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische incasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in acht gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt één maand na dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.
3. De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in de vorige leden gestelde termijnen.
Artikel 8 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de onroerende zaakbelastingen.
Artikel 9 Inwerkingtreding en citeertitel
1. De “Verordening op de heffing en de invordering van onroerende zaakbelastingen 2011 van 4 november 2010, wordt ingetrokken.
2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van de bekendmaking.
3. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2011.
4. Deze verordening wordt aangehaald als ”Verordening onroerende zaakbelastingen 2011-1”.