Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Son en Breugel

Beleidsnota Openbaar Groen 2021‘openbaar groen op orde’

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieSon en Breugel
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsnota Openbaar Groen 2021‘openbaar groen op orde’
CiteertitelBeleidsnota Openbaar Groen 2021
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmilieu
Eigen onderwerpBeleidsnota Openbaar Groen 2021

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

N.v.t.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

28-12-2021Nieuwe regeling

25-11-2021

gmb-2021-473522

146366

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsnota Openbaar Groen 2021‘openbaar groen op orde’

Gemeente Son en Breugel

31 augustus 2021

Managementsamenvatting

Met deze beleidsnota leggen we de basis voor het repareren van enkele juridische aspecten uit het oude groenbeleidsplan. Op locaties waar een kapvergunning nodig is, is het straks niet meer mogelijk om te dunnen zonder vergunning. Ook passen we voor het kappen van bomen de grenzen voor de bebouwde kom aan op de feitelijke situatie, zodat binnen de bebouwde kom voor iedereen dezelfde spelregels gelden.

Burgerparticipatie, dat de afgelopen jaren meestal succesvol is geweest, maar heel soms tot een impasse leidde, krijgt een heldere set met spelregels. Vooraf is het bijvoorbeeld nu duidelijk voor iedereen dat 75% van de bewoners het eens moet zijn met het plan. Lukt dit niet, dan laten we het zoals het is.

Er komt een tweedeling in het groen. We passen twee smaken toe in het dorp. De smaak ‘natuurlijk groen’ rollen we uit over grote delen van het dorp. Deze smaak bestaat uit veelal bloemrijke bermen (gras met bloeiende kruiden), die goed zijn voor de natuur, die tegen droogte kunnen en waarbij de onderhoudskosten beperkt blijven. De tweede smaak is ‘cultuurlijk groen’. Hier staat het beeld voorop: het moet vooral een goede uitstraling hebben. Deze tweede smaak passen we minder vaak toe en komt alleen op plekken waar veel mensen komen of waar we een kwalitatieve hoogwaardige uitstraling willen zoals in het centrum of waar plantvakken te smal zijn om iets anders te kunnen doen.

We zijn zuinig op de bomen. Het frequent onderhouden is belangrijk om het bomenbestand gezond te houden. Ook moeten we soms kappen omdat bomen niet meer passen in het straatbeeld; ze zijn te groot of aan het aftakelen. Vernieuwing geeft dan de kans om toekomstbestendig groen te maken.

De werkzaamheden aan het groen, voeren we nu uit op frequentie. In het begin van het jaar bepalen we het aantal onderhoudsbeurten. We gaan dit anders insteken en maken afspraken op beeld. We stellen vast wat we aan beeld willen en we zorgen dat het zo wordt onderhouden. We kunnen hiermee beter uitleggen richting de inwoners wat ze van ons kunnen verwachten en we verhogen hierdoor de kwaliteit van het groen.

 

Inhoudsopgave

Managementsamenvatting

Inhoudsopgave

1. Inleiding

1.1. Aanleiding

1.2. Plaatsbepaling Beleidsnota Openbaar Groen

1.3. Kaders

2. Het belang van groen

2.1. De waarden van groen

2.2. Groen in samenhang met andere ruimtevragers

2.3. Kansen en bedreigingen huidig groen

2.4. Speerpunten coalitieakkoord

2.5. Visie op het nieuwe groenbeleid

3. Groene bewonersparels

3.1. Definitie ‘groene bewonersparels’

3.2. Onze spelregels

3.3. Standaard inspraak

3.4. Kanttekeningen burgerparticipatie

4. Behoud en vernieuwing van bomen

4.1. Bescherming monumentale bomen

4.2. Hoofdgroenstructuur

4.3. Overige gemeentelijke bomen

4.4. Kapbeleid

4.4.1. Aanpassing grenzen bebouwde kom in relatie tot Wet natuurbescherming

4.5. Onderhoud bestaande bomen

4.5.1. Boomveiligheidscontroles

4.5.2. Boombeschermingsvoorschriften

4.6. Vernieuwing bomen

4.7. Zonnepanelen in relatie tot bomen

5. Beheer van plagen

5.1. Eikenprocessierups

5.2. Exotenbeheer

6. Tweedeling in groenbeheer

6.1. Natuurlijk groen

6.2. Cultuurlijk groen

6.3. Bewonerspareltjes

6.4. Groenbeheer los van tweedeling en maatwerk

7. Beeldgericht werken

7.1. Gewijzigd beheer

7.2. Omvormingen

7.3. Groenbeheerplan

7.4. Welke werkzaamheden uitbesteden?

8. Concrete maatregelen

1. Inleiding

1.1. Aanleiding

Son en Breugel is een groene gemeente en heeft de ambitie om dat te blijven. De grote hoeveelheid groen is een kwaliteit waar we zuinig op moeten zijn. De bossen aan de westzijde van Son die doorlopen tot in de diverse woonwijken, het Dommeldal dat een ruime groene buffer vormt tussen de kernen Son en Breugel en de vele bomen langs de doorgaande wegen en woonstraten vormen de groene identiteit van het dorp. In de afgelopen decennia was ons beleid gericht op het behouden en versterken van de groene kwaliteiten van Son en Breugel. Daar hebben we nu profijt van.

De wens om de bomen in de bebouwde kom beter te beschermen en de keuze voor een ecologisch vriendelijker beheer hebben geleid tot het opstellen van deze nieuwe Beleidsnota Openbaar Groen. Het huidige Groenbeleidsplan dateert uit 2013 en stellen we met deze beleidsnota op delen bij.

1.2. Plaatsbepaling Beleidsnota Openbaar Groen

De Beleidsnota Openbaar Groen:

  • is een bijstelling van het Groenbeleidsplan 2013 (binnen de bouwde kom);

  • geeft invulling aan het coalitieakkoord ‘Samen bouwen aan een mooier Son en Breugel’ raadsperiode 2018-2022;

  • vormt de groene input voor de nieuwe omgevingsvisie en het omgevingsplan;

  • is een toetsingskader voor ruimtelijke plannen en geeft handvaten voor het opstellen van ‘groene’ randvoorwaarden bij stedenbouwkundige projecten;

  • bepaalt wat het gemeentelijk groenbeleid binnen de bebouwde kom is en hoe de gemeente daar invulling aan gaat geven;

  • biedt aan bewoners en bedrijven kansen om actief mee te praten, mee te denken en mee te doen (burgerparticipatie);

  • geeft invulling aan de ‘Beleidsnota duurzaamheid 2016-2020’;

  • geeft invulling aan ‘Amendement Groen Adoptie’ aangenomen door gemeenteraad d.d. 2-7-2020;

  • geeft invulling aan de ‘Motie Vergroening Centrum Son en Breugel’ aangenomen door de gemeenteraad d.d. 7-11-2019 en 27-8-2020;

  • geeft invulling aan de ‘Motie borging groene identiteit van Son en Breugel’ aangenomen door de gemeenteraad d.d. 27-8-2020;

Na vaststelling van deze beleidsnota, die het beleid voor de komende jaren bepaalt, stelt het college zo spoedig mogelijk een groenbeheerplan met concrete uitvoeringsmaatregelen vast.

1.3. Kaders

Deze beleidsnota vervangt de nota ‘Groenbeleidsplan Gemeente Son en Breugel 2013’, voor het gebied binnen de bebouwde kom. Ook stellen we met het vaststellen van deze beleidsnota de grens opnieuw vast voor de bebouwde kom in relatie tot de Wet natuurbescherming. Daarnaast passen we zeer spoedig na het vaststellen van deze beleidsnota ook de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) aan. Tot het moment dat de nieuwe APV is vastgesteld, kan er (kortstondig) een discrepantie optreden tussen de vigerende APV en deze nota. De APV blijft in dat geval leidend. Ook in de volgende jaren blijft bij een eventuele discrepantie tussen beleid en de APV de laatste altijd leidend.

2. Het belang van groen

In dit hoofdstuk beschrijven we het belang van groen en geven daarmee aan dat het wenselijk is om zowel kwantitatief als kwalitatief het groen op orde te hebben. Toch zijn er ook andere ruimtevragers, die er voor zorgen dat het openbare groen onder druk komt te staan. We benoemen de speerpunten van het nieuwe groenbeleid.

2.1. De waarden van groen

‘Groen’ wordt door sommigen gezien als een verfraaiing van de openbare ruimte. Maar het is veel meer. Hieronder volgt een opsomming van de waardes die groen kunnen hebben.

Milieu

Groen heeft een positief effect op het milieu in de gemeente. Bomen en overige groen vangen met hun bladeren fijnstof op. Bladeren zorgen voor de omzetting van CO2 in biomassa. En groen zorgt voor de reductie van hittestress. Groen verlaagt de temperatuur in de bebouwde omgeving. Door de steeds warmere zomers moeten we dus extra zuinig zijn op het groen. Als we het dorp een aangenaam zomerklimaat willen geven, dan draagt veel groen daaraan bij.

Waterberging

Om wateroverlast te voorkomen bij hevige buien hebben we locaties nodig om het overtollige regenwater tijdelijk op te vangen. Door in de bebouwde omgeving voldoende groen te hebben, dat lager ligt dan het vloerpeil van de bebouwing, kan het groen dienst doen als waterbergingslocatie. Ook plantvakken kunnen daarvoor soms geschikt zijn.

Natuurwaarde

In ons dorp hebben we bomen, plantsoenvakken, bermen en dergelijke. Op zichzelf zijn dat niet altijd hoogwaardige ‘natuurgebiedjes’, maar al die groene zones en elementen bij elkaar zorgen voor een interessante natuurwaarde. Vogels en insecten gebruiken de diverse zones en elementen waardoor ze een samenhangend ecosysteem vormen.

Educatieve functie

Kinderen, en ook volwassenen, leren tegenwoordig veel via beeldschermen. Zij hebben steeds minder verbinding met de natuur. Toch is het belangrijk dat kinderen leren over natuur en landschap. Het buitengebied en de bossen zijn hiervoor goed geschikt, maar het ‘contact maken’ met groen dat dicht bij de woning ligt, is vaak makkelijker. Groen in de directe omgeving draagt bij aan het contact met de natuur en kinderen kunnen er van alles leren. De wisseling van de seizoenen is er bijvoorbeeld goed zichtbaar. In het voorjaar barsten de knoppen open en komen de bloemen en bladeren tevoorschijn. In de herfst sterft de natuur weer langzaam af, om vervolgens in een winterslaap te vallen. Inwoners die de waarde van groen snappen, gaan er over het algemeen zorgvuldiger mee.

Gezondheid

Diverse onderzoeken tonen de positieve werking van groen aan. Een natuurlijke omgeving vermindert stress, verbetert de concentratie en nodigt bovendien uit tot bewegen. Tuinen, openbaar groen en kleine natuurgebieden die grenzen aan woonwijken zijn ideaal om dagelijks in contact te komen met groen. Ook het uitzicht op groen vanuit woningen stimuleert de gezondheid.

Recreatieve waarde

Mensen ontspannen beter in een groene omgeving. Die groene omgeving vormt vaak ook decor voor sport en spel. Dat kunnen intensieve vormen van sport zijn, maar ook een ommetje langs een groene strook. Ook kunnen groene elementen, zoals een omgevallen boom, een spelaanleiding vormen. Niet op iedere plek is zoiets wenselijk. Maar voor kinderen kunnen zulke bomen en ook bosschages, plekken zijn om hutten te bouwen en lekker te kunnen spelen.

Belevingswaarde

Groen zorgt ervoor dat mensen een beter gevoel krijgen bij een locatie. Het kleedt een buitenruimte aan, het geeft sfeer. Pleinen en straten met of zonder groen zorgen voor een compleet ander gevoel.

Voor alle bovenstaande functies geldt dat deze in zowel het openbaar groen als in particuliere tuinen zijn te realiseren. Naast de investeringen die wij als gemeente zelf doen in het eigen groen, stimuleren we inwoners en bedrijven dat ook te doen in hun eigen tuin of buitenruimte.

2.2. Groen in samenhang met andere ruimtevragers

Nieuwe woningbouw

Het stedenbouwkundige ‘compacte-stad-model’, dat vele dorpen en steden in Nederland nog steeds gebruiken om meer woningen te bouwen, staat op gespannen voet met de klimaatadaptatie. Meer woningen realiseren binnen bestaand gebied betekent dat groen vaak moet sneuvelen. In theorie willen we het bestaande groen behouden en de woningen elders bouwen. We willen dan eerder zoeken naar uitbreidingslocaties dan naar inbreidingslocaties.

Uitbreiden aan de randen is in ons dorp echter lastig. Het Dommeldal en de bossen zijn ook geen goede locaties om meer woningen te bouwen vanwege de natuurwaarden op die plekken. Inbreidingslocaties herontwikkelen is de noodzakelijke standaard geworden. Maar dat blijft conflicteren met de wens / inspanning om bestaand groen zoveel mogelijk te behouden. De wens om grote kavels met een ruime tuin en veel groen op te splitsen in kleine kavels, zorgt ook voor meer bebouwd oppervlak en meer verharding. Dat leidt tot minder groen. Het is overigens niet meer dan logisch dat ook andere belangen dan ‘groen’ bepalen of een verdichting van het aantal woningen in ons dorp nodig is.

Parkeerdruk

Door de toenemende parkeerdruk komen er steeds meer parkeervakken bij in de openbare ruimte. Op de meeste locaties is ons dorp, dat ruim van opzet is, geeft dit geen conflicten. Op enkele plekken zoals bij scholen en in het centrum geeft dit echter wel problemen. Een extra parkeervak betekent soms het kappen van een boom of een boom zodanig beschadigen dat deze niet meer goed groeit. Functies die vragen om meer parkeerruimte moeten deze ruimte op eigen terrein ontwikkelen en het niet afwentelen op de openbare ruimte.

Parkeervakken en (bestaande) bomen

Als deze twee functies dicht tegen elkaar komen te liggen, dan moet de ondergrondse situatie er op worden ontworpen. Geen bomen in wit zand planten en dan maar hopen dat ze goed gaan groeien of een boom te dicht bij een parkeervak planten, want dat werkt niet. Bomen hebben wortels die van nature steeds dikker worden en de bestrating omhoog duwen. Ze groeien het liefste in grote boomspiegels met een natuurlijke bodem. Een ruime boomspiegel heeft de voorkeur. In nieuwe situaties moet het type boom zorgvuldig worden gekozen om beheerproblemen te voorkomen. We stellen strenge eisen aan deze plekken. Dit werken we uit in een nader op te stellen ‘handboek openbare ruimte’.

Kabels en Leidingen

Kabels en leidingen liggen in een kabel- en leidingentracé. Voor dit tracé wordt ruimte gereserveerd. In nieuwe situaties streven we naar gescheiden zones waarbij de kabels en leidingen en de groenzone met bomen elkaar, ook op de langere termijn, niet overlappen. In of nabij het kabel- en leidingentracé staan in de huidige situatie ook vaak bomen. Soms ontstaat daardoor een conflicterende situatie.

Bij onderhoud of aanleg van kabels of leidingen worden soms wortels beschadigd omdat andere graafmethodes niet kunnen, te tijdrovend zijn of te kostenverhogend werken. Het resultaat is dan een boom met een beschadigd wortelgestel. Als het mogelijk is zo’n boom te behouden door snoei van de kroon dan moet dat worden overwogen. Dan wordt de kroon verkleind en aangepast aan het beschadigde wortelgestel om verdamping en windvang te verminderen. Als dat niet haalbaar is, dan moet de boom wijken. Het is dan beter geen boom te hebben, dan een toekomstig beheerprobleem te creëren. In de nabije omgeving zoeken we zo mogelijk naar een geschikte locatie om een nieuwe boom te planten.

In het ‘Handboek Kabels en Leidingen’ gaan we in op de aanleg, beheer en onderhoudsaspecten van kabels en leidingen.

2.3. Kansen en bedreigingen huidig groen

Andere ruimtevragers

In de vorige paragraaf hebben we beschreven dat nieuwe woningbouw (met name inbreiding), de toenemende parkeerbehoefte en ondergrondse infrastructuur bedreigingen zijn waardoor bestaand groen kan verdwijnen. Overigens valt dat in Son en Breugel reuze mee en vormt dat slechts op enkele plekken een probleem. Maar ook op deze enkele plekken moeten we bij de integrale afweging van het project/ plan/ werk heel zorgvuldig het belang van bestaand groen afwegen. Kan het groen niet duurzaam worden behouden? Dan kunnen we beter het bestaande groen weghalen. Dat levert dan ook weer kansen op. In zo’n situatie moeten we nieuw groen toevoegen. We moeten dan nieuwe bomen planten met ruime ondergrondse voorzieningen die weer minstens 50 jaar kunnen groeien. Ons doel is een gevarieerde opbouw van oude en jonge bomen.

Klimaatverandering

Door het veranderende klimaat hebben we de laatste jaren veel meer droogte. Veel volwassen bomen hebben voldoende wortels richting het grondwater en blijven leven. Maar sommige bomen raken wel verzwakt. Zo is bijvoorbeeld het insect ‘letterzetter’ actief in fijnsparren. Deze bomen zijn verzwakt door verdroging en gaan vervolgens dood door de aantasting door dit insect. Ook de traditionele pionierssoorten zoals berken die oppervlakkig wortelen, hebben last van droogte.

Gras wordt bij droogte geel, maar dat wordt na een regenbui vaak weer groen. Er zijn ook grassoorten die een hogere droogtetolerantie hebben. Die soorten moeten we toepassen op plekken met droge grond.

Bloemrijke bermen passen zich wel goed aan. In deze bermen zit genoeg zaadvoorraad zodat het zelfs uit ecologisch standpunt interessant is om een keer vers te beginnen. Een periode van droogte zorgt ervoor dat de natuur ‘kapot’ gaat en weer opnieuw begint en dat kan die beplanting ook aan.

Voor de meeste plantsoenvakken met lage struikjes is droogte funest. Die struikjes hebben erg te lijden door de droogte met uitval als gevolg. In het verleden hebben we dit keer op keer opnieuw ingeplant. Maar dat doen we vanaf nu niet of nauwelijks meer. We moeten toe naar een klimaatadaptievere beplantingskeuze waar we niet of nauwelijks water hoeven te geven bij droogte. Dit soort robuuster groen is ook beter te onderhouden waardoor het straatbeeld verzorgd blijft. Ook heeft robuuster groen vaak een grotere ecologische waarde die zowel voordeel oplevert voor de natuur alsook voordeel biedt voor de mens, omdat plagen zoals de eikenprocessierups zo beter bestreden worden.

Ook zullen we als gevolg van de toenemende droogteperiodes op sommige plekken de bodem moeten aanpassen om ervoor te zorgen dat het groen in de plantsoenen goed groeit.

Energietransitie

Alle gemeenten hebben vanuit het klimaatakkoord de opdracht gekregen om stappen te gaan maken met de warmtetransitie: hoe gaan we op termijn overstappen naar een duurzame warmtevoorziening. Eind 2021 stelt de gemeenteraad een transitievisie warmte vast. In deze visie werpen we een eerste blik op de kansen voor een toekomstige warmtevoorziening. De keuze van een warmtevoorziening heeft invloed op de beschikbare ruimte in het openbaar gebied. Elke warmtebron heeft een andere vraag qua infrastructuur met bijhorende kaders. Het kan zijn dat in sommige wijken in de toekomst een grotere competitie binnen de openbare ruimte ontstaat, zowel onder- als bovengronds. Ervaring uit het verleden leert dat energie-infrastructuur beknellend kan zijn voor andere (groene) ambities.

Bestaand bomenbestand

Wij hebben veel bomen en daarvan wordt soms een deel bedreigd door een ziekte. Zo is bijvoorbeeld nu het insect ‘de letterzetter’ actief, die met name fijnsparren doodt (zie ook vorige paragraaf). Dat betekent dat we deze bomen, als ze zijn aangetast, moeten weghalen en de zones opnieuw moeten aanplanten met andere soorten. Dat is vervelend, maar biedt ook kansen om een naaldbos om te vormen tot een gemengd bos of een loofbos.

Op sommige plekken in het dorp zien we te grote of te kleine bomen. Er zijn erg grote bomen die dicht tegen woningen aan staan. Of in hele ruimte plantvakken staan geen bomen of bomen die klein blijven. Door van te voren heel goed na te denken over de mogelijke omvang van de boom na een jaar of 50, kunnen we nu betere keuzes maken. Door met een kritische blik naar het bomenstand in ons dorp te kijken, kunnen we verbeteringen aanbrengen in het sortiment aan bomen en zodoende soorten kiezen die we voor 50 jaar zonder grote beheerproblemen kunnen aanplanten.

Ook in situaties waarbij de bestaande bomen nog gezond zijn, kunnen we die soms beter vervangen, om zo te investeren in de toekomst. We kiezen dus nadrukkelijk voor een duurzaam bomenbestand waarvan we telkens een gedeelte vernieuwen om op termijn te zorgen voor een vitaal bomenbestand bestaande uit oude en jonge bomen. Niet alleen de leeftijd maar ook de diversiteit in soorten is van belang.

2.4. Speerpunten coalitieakkoord

In het coalitieakkoord 2018-2022 staat dat binnen de bebouwde kom ingezet moet worden op de versterking van de ecologische waarde van ons groen om daarmee de levendigheid en leefgebieden voor insecten en vogels veilig te stellen en te versterken.

Ook is opgenomen de wens om op te schalen naar een hoger onderhoudsniveau, waarbij we samenwerking gaan zoeken met de inwoners om te kijken hoe we dit in de diverse buurten kunnen invullen.

2.5. Visie op het nieuwe groenbeleid

  • Wij geven, waar mogelijk, invulling aan de groene wensen van bewoners en bedrijven.

  • Wij gaan zorgvuldig om met de bomen in het dorp door strenger kapbeleid in omgeving van de wijk ’t Harde Ven.

  • Wij investeren in nieuwe bomen met goede groeiplaats, zowel boven- als ondergronds.

  • Wij zorgen voor behoud, versterking en ontwikkeling van zoveel mogelijk groene plekken in het dorp waar bewoners zich prettig voelen.

  • Wij zorgen dat het openbaar groen goed beheerd wordt, waarbij de kwaliteit moet worden verbeterd.

  • Wij laten het openbare groen qua beplantingskeuze beter aansluiten op wat het klimaat en bodem toelaten.

  • Wij kiezen voor meer ecologie en minder cultuurbeplanting (=meer natuurlijke beplanting en minder vakken met één soort struik).

  • Wij streven naar meervoudig ruimtegebruik (verschillende functies combineren).

Bovenstaande speerpunten werken we in volgende hoofdstukken verder uit.

3. Groene bewonersparels

 

In dit hoofdstuk komt de burgerparticipatie aan bod. Vanuit de samenleving komen veel vragen op ons af waar we in het verleden niet altijd invulling aan konden geven. Het gaat dan om hele specifieke groene wensen die bewoners hebben. We willen graag met heldere spelregels samen met bewoners ‘groene bewonersparels’ realiseren.

3.1. Definitie ‘groene bewonersparels’

Met ‘groene bewonersparels’ willen we de actieve deelname van bewoners om het gemeentelijk groen verbeteren, zodat er op sommige locaties groene parels kunnen worden gerealiseerd. We maken in de openbare ruimte een plek vrij waar de bewoners het voor het zeggen hebben en vaak ook het beheer helemaal overnemen.

Hierbij denken we bijvoorbeeld aan bloembakken in de straat die volledig beheerd worden door de bewoners of een buurttuin met eetbare bloemen, vruchten en groente. Maar ook een nieuw bomenplan voor een straat is mogelijk.

3.2. Onze spelregels

Spelregels:

  • Initiatief en regie vanuit de ‘inwoner’ (één of meerdere inwoners komen zelf met idee en werken hun eigen idee ook uit).

  • Wij zorgen voor een aanspreekpunt die mee kan adviseren.

  • 75% van de straat / het wijkdeel / het hofje (enz.) moet het eens zijn met het plan.

  • Voorafgaand aan de planvorming moet duidelijk zijn wie de primair belanghebbenden zijn. Dit zijn in principe de woningen die met de voortuin of zijtuin grenzen aan het projectgebied. Bij een functie zoals een buurttuin die als wijkvoorziening het straatniveau overschrijdt zijn niet alleen de woningen die er direct aan grenzen de belanghebbenden.

  • Wij bepalen uiteindelijk wie de belanghebbenden zijn. Bij het afronden van de planvorming laten we een anonieme stemming plaatsvinden om te toetsen of 75% van de belanghebbenden ook akkoord is (het is aan de ‘inwoner’ om te zorgen dat mensen stemmen zodat ook die 75% van het totaal aantal belanghebbenden positief stemt).

  • Het plan moet ’klimaat adaptief’ acceptabel zijn en passen binnen de regelgeving en normen, zoals bijvoorbeeld verkeersveiligheidsnormen.

  • Het plan moet grotendeels passen binnen de tweedeling ‘natuurlijk’ en ‘cultuurlijk’, (zie verder in hoofdstuk 6).

  • Als bewoners het niet zelf willen onderhouden dan moet het beheer passen binnen het huidige beheerbudget.

  • De groene hoofdstructuren (de bomen) in het dorp moet intact blijven.

  • Als bewoners het zelf inrichten en/of onderhouden, dan maken we een ‘contract met de wijk’ voor een aantal jaar.

  • Bij dit alles geldt dat het budget limiterend is, zowel binnen een project als ook in de totale omvang van alle projecten.

  • We verzamelen alle buurtinitiatieven en het principe: “wie het eerst komt, die het eerst maalt” geldt niet altijd. Waar we zelf al groot onderhoud in de planning hebben staan of initiatieven op plekken waar een ruimtelijk project zich voordoet, zullen voorrang krijgen omdat we zo werk met werk kunnen combineren.

  • Qua financiering zijn er mogelijk ook andere partners. Weliswaar is het gemeentelijke beheer-budget leidend en leveren we een bijdrage in de aanleg, maar andere financiering, van inwoners, bedrijven of andere stichtingen of overheden is niet uitgesloten.

Het zelf onderhouden, stimuleren we omdat dan de betrokkenheid het grootst is. Hier zit ook een sterke sociale component in. Samen met straatgenoten optrekken vergroot de sociale cohesie in de wijk.

Hierboven hebben we de algemene spelregels benoemd. Het kan zijn dat zich een project voordoet waarbij aanvullende spelregels nodig zijn. Die beleidsvrijheid nemen we en we maken dan vooraf met de initiatiefnemer afspraken. Ook het koppelen met andere belangen zoals bijvoorbeeld het opvangen van regenwater kan in een project wenselijk of noodzakelijk zijn. Ook daarmee kan een project verbreed worden.

Naast deze ‘groene bewonersparels’ waar de inwoners aan zet zijn en we binnen kaders hen beslissingsbevoegd maken, zijn er ook andere groene plannen, waar we per keer kijken naar de mate van participatie.

3.3. Standaard inspraak

Naast de hierboven geschetste ‘groene bewonersparels’ ontwikkelen we zelf ook plannen en we leggen deze meestal, in een bepaalde vorm, voor aan onze inwoners. Bij veel plannen en projecten is vaak inspraak mogelijk. Dat kan variëren van meepraten, meedenken tot meedoen.

Het kan overigens voorkomen dat bij een renovatie geen inspraak mogelijk is en we dit helemaal intern afhandelen. Er is dan geen sprake van onwil, maar het is onmogelijk om bij iedere ingreep in de openbare ruimte de omwonenden altijd te betrekken. We krijgen die vraag regelmatig, maar daar kunnen we dus niet altijd invulling aangeven. Het standaard onderhoud, zoals het vernieuwen van beplanting in plantvakken of het snoeien van struiken en bomen, vindt overigens nooit plaats met inspraak.

3.4. Kanttekeningen burgerparticipatie

Het samen met bewoners maken van een buitenruimte is een interessant proces waar veel voordelen aan zitten. Bewonersparticipatie is in theorie een mooi model om de wensen van inwoners mee te nemen in de inrichting en het beheer van buitenruimtes. De afgelopen jaren hebben we hier al veel mee geëxperimenteerd en we kunnen veel positieve verhalen vertellen. Toch willen we wel eerlijk de nadelen benoemen.

Het kost veel ambtelijke capaciteit. Als we in een straat bomen vernieuwen dan betekent dat zonder burgerparticipatie dat er een kleine groep van ambtenaren er een uur mee bezig is. Vervolgens kan de nieuwe beplanting vaak zonder tekeningen besteld worden. De eigen dienst plant het aan en met minimale planvormingskosten kan een straat opnieuw voorzien worden van bijvoorbeeld een rij met bomen.

Met burgerparticipatie is dat anders. Alle inwoners moeten gelijke kansen krijgen. Er moet iets te kiezen zijn, dus we moeten meerdere varianten maken met duidelijk leesbare tekeningen. In het proces en de communicatie is ook meer inzet meer nodig. Dat kost begeleidingstijd en die is er onvoldoende binnen de huidige capaciteit. Het inhuren of uitbreiden van capaciteit om dit te begeleiden kost dus ook geld.

Daarnaast blijkt ook vaak dat de bewoners niet helemaal op één lijn zitten. Er is een grote groep inwoners die het niet zoveel uitmaakt. Vaak zijn er bijvoorbeeld twee groepen: één groep die last heeft van grote of vervuilende bomen in de straat en dus de bomen weg wil hebben en één groep die graag de bestaande bomen wil behouden. Soms lukt het om een compromis te bereiken maar soms ook niet. Een tweede en derde plan is dan nodig. Dat kost tijd, maar kan ook frustratie opleveren tussen voor- en tegenstanders. Ook komen de wensen van de zwijgende grote groep niet altijd goed naar voren. Wij gaan niet de rol van scheidsrechter op ons nemen. Wij stellen vooraf een set met regels vast en leggen de verantwoordelijk bij de bewoners. Komen deze er niet uit binnen de set met regels dan wordt het project niet uitgevoerd.

Ook zijn er veel verschillende smaken of persoonlijke wensen waar we rekening mee moeten houden. Het eindresultaat kan dan soms een versnipperd beeld opleveren; dat is dan een compromis waar ieder individueel op dat moment tevreden mee is: bijvoorbeeld op nummer 10 geen bomen, op nummer 12 wel en op nummer 14 ook, maar dan net wel voor het raam en niet in het ritme van de rest van de straat. En zo kan een straat een gefragmenteerd beeld opleveren. Wanneer we een traject ingaan en we de verwachtingen wekken dat mensen ook mogen meepraten dan moeten vooraf de spelregels heel duidelijk zijn. We kunnen dan uiteindelijk wel maatwerk leveren waar consensus over bereikt kan worden, waarbij de individuen wel tevreden zijn, maar de straat een fragmentarisch groenbeeld wordt. Deze diversiteit wordt door de één wenselijk gevonden en door de ander niet.

Mensen verhuizen en mensen worden ouder en hun wensen veranderen. Het kan zo zijn dat de enthousiaste groep mensen die in het begin heel veel energie had en tijd vrijmaakte om het stuk grond te onderhouden na enkele jaren minder doet dan gehoopt. Ook al is er een contract met de wijk gemaakt voor bijvoorbeeld 5 jaar. Wij nemen dan toch onze verantwoordelijkheid en laten het onderhoud niet verslonzen. Wij richten het dan weer wel in op de ‘standaard’ manier.

Wij willen graag bewoners laten participeren en accepteren dat besluitvorming dan langer duurt en meer kost. Wij zijn van mening dat dit de manier is om aan wensen van bewoners tegemoet te komen waardoor het woongenot voor die bewoners enorm kan toenemen. Het sluit aan de wens om dichter bij de inwoner te komen en echt iets toe te voegen aan woongenot en de sociale cohesie binnen een wijk.

Participatieprojecten vragen veel van de ambtelijke capaciteit. Om het mogelijk te maken, moet er budget komen en moeten afspraken over beheer worden gemaakt. Het reguliere onderhoud mag er niet onder leiden.

4. Behoud en vernieuwing van bomen

 

In dit hoofdstuk beschrijven we het belang van de bomen (het grootste groene kapitaal van de gemeente) en wat we nodig hebben om dit goed te beheren. Bomen takelen op den duur af en we zullen moeten blijven investeren in vernieuwing om het totale bomenbestand gezond te houden.

De standaard op dit moment is om zoveel mogelijk vast te houden aan de bestaande bomen: zolang die nog (met ingrepen) in leven kunnen worden gehouden, streven we naar het behoud van die bomen. Dat zullen we in de meeste situaties ook zo blijven doen, maar soms moeten we daar anders naar kijken. Een straat met oude kwakkelende of te grote bomen moeten we kunnen vervangen. Weliswaar gaat bij kap veel groen verloren maar dat kan gecompenseerd worden door bomen opnieuw aan te planten.

Bomen hebben niet het eeuwige leven en zorgen ook voor overlast. Sommige bomen zijn zo groot dat we serieus moeten afvragen of zij het woongenot van bewoners aantasten. Ook jurisprudentie geeft dit aan. Oude bomen hebben meer zorg nodig, laten meer takken vallen en vaak zijn de ondergrondse voorzieningen gelet op de omvang van de kroon niet meer optimaal. Ook kunnen bomen te groot worden voor de plek waar ze staan en zorgen voor extreme lichthinder in de woningen. Soms zijn de straten breder geworden, komen er meer kabels en leidingen in de grond te liggen (die iedere zoveel jaar worden open gegraven) en is ook de rooilijn van de bebouwing naar voren gekomen. Met dat in het achterhoofd kunnen we op sommige plekken kijken naar vernieuwing. Dan kunnen we nu beter opnieuw investeren in de toekomst door vernieuwing om zo het totale bomenbestand vitaal te houden.

De monumentale en beeldbepalende bomen (zie 4.1) moeten behouden blijven. De waardevolle groene structuren (zie 4.2) moeten als structuur behouden blijven, maar kunnen gemotiveerd vernieuwd worden. Dit is maatwerk en hangt van meerdere criteria af. In paragraaf 4.6 gaan we hier nader op in.

4.1. Bescherming monumentale bomen

In het dorp bevinden zich diverse oude en karakteristieke bomen. Dit zijn niet alleen gemeentelijke bomen maar ook bomen van particulieren. Deze bomen dragen bij aan de groenstructuur en het dorpsgezicht. Om dit in stand te houden beschermen we de monumentale en beeldbepalende bomen op gemeentelijke en op particuliere grond.

We hebben een lijst met monumentale bomen. Deze is opgenomen in het groenbeleidsplan 2013 en moet worden geactualiseerd.

De procedure voor bescherming en instandhouding van monumentale en beeldbepalende bomen leggen we nu in deze nota vast. Het college van burgemeester en wethouders stelt de lijst met monumentale en beeldbepalende bomen vast. Het college kan naar eigen inzicht de lijst aanpassen. Voor het opstellen van de lijst met monumentale en beeldbepalende bomen hanteert het college onderstaande criteria.

Op dit moment geldt de lijst van bomen in het huidige groenbeleidsplan 2013 tot het moment dat een nieuwe lijst is gemaakt en gepubliceerd.

Criteria monumentale bomen:

  • de geschatte leeftijd van de boom is minimaal 80 jaar of de boom is van cultuurhistorische waarde;

  • de boom verkeert in een goede conditie en zal nog minstens 10 jaar gezond blijven;

  • de boom is jonger dan 80 jaar maar vormt onderdeel van een monumentale omgeving of een cultuurhistorisch waardevol element;

  • bomen in private achtertuinen bij woningen worden gevrijwaard van zo’n status om de woonwensen voor deze burgers niet op slot te zetten.

Criteria beeldbepalende bomen:

  • herdenkingsbomen die voor een speciale gelegenheid zijn geplant (bijvoorbeeld Koningsbomen);

  • toekomstbomen die nu nog geen monumentale status hebben, maar dat wel op termijn kunnen krijgen (deze bomen zijn specifiek aangeplant met bijbehorende ondergrondse voorzieningen om minstens 50 jaar mee te kunnen).

4.2. Hoofdgroenstructuur

De hoofdgroenstructuur bestaat uit waardevolle boomstructuren oftewel ‘lijnen’ en uit groengebieden oftewel ‘vlakken’. De ‘lijnen’ zijn de wegbeplanting. Die vinden we waardevol en we streven er ook naar om die te behouden en waar mogelijk te versterken. Daarnaast zijn er ook grote ‘vlakken’ (zie arcering in onderstaande kaart). Ook de bomen in deze vlakken willen we behouden. Deze vlakken beslaan nadrukkelijk ook de particuliere tuinen. We kiezen voor een boomrijk/bosrijke leefomgeving. Mensen die in deze zone wonen kiezen voor een boomrijke omgeving, wat veel voordelen oplevert. Daarom zijn we streng in deze zone en dat is een verzwaring ten opzichte van het oude beleid. Bomen mogen niet zonder vergunning gekapt worden of fors worden gesnoeid. Bewoners moeten een vergunning aanvragen en we kunnen deze weigeren. In principe is het “nee tenzij”, waar we voorheen “ja mits herplant” zeiden. Diverse bewoners hebben misbruik hebben gemaakt van ons oude beleid. Dan werd er eerst zonder vergunning ‘gedund’. Later werden oude bomen gekapt en konden er kleine bomen voor terugkomen. De woonomgeving wordt hierdoor leger: het aantal bomen neemt sterk af. Terwijl dat nu juist een kwaliteit is die we willen versterken. Diverse bewoners hebben bij ons geklaagd en wij zijn het roerend met hen eens. We willen zoveel mogelijk groen behouden. Mochten we toch een omgevingsvergunning afgeven voor snoei of kap, dan willen we wel dat de kap gecompenseerd wordt.

Figuur 1: hoofdgroenstructuur bomen

Figuur 1 toont een deel van het dorp. Een groot deel van de waardevolle bossen staat hier niet op. Ruimtelijk vormen de bossen en het groen in het dorp één geheel, maar ‘administratief’ niet. De bossen komen in beheer bij de Bosgroep-Zuid, waarvoor begin 2021 een uitgebreide beheervisie is opgesteld. Het beheer van de bossen is dus niet verwerkt in deze beleidsnota en nemen we dus ook niet mee in het kaartbeeld.

4.3. Overige gemeentelijke bomen

Naast de hoofdgroenstructuur zijn er nog veel meer gemeentelijke bomen. Deze krijgen geen extra beschermde status, maar deze zijn daardoor niet vogelvrij en kunnen alleen met een goede maatschappelijk relevante reden worden weggehaald. Bomen zijn leidend, woonwensen van burgers zijn volgend. Zo worden bijvoorbeeld geen bomen gekapt omdat een inrit moet worden verbreed.

Wie in dit dorp woont of komt te wonen kiest voor een groene leefruimte en dat kan soms overlast veroorzaken. Bladval, eikels, kleine takjes die uit volwassen bomen vallen, beestjes in bomen, wortel-opdruk van trottoirs en privéverhardingen en dergelijke horen bij de bomen.

4.4. Kapbeleid

Het kapbeleid is op dit moment vastgelegd in de APV met een verwijzing naar het groenbeleidsplan 2013. De APV passen we aan zonder een verwijzing naar deze beleidsnota. Inhoudelijk blijft het kap-beleid grotendeels gelijk. De meeste bomen in particuliere tuinen zijn niet kapvergunningsplichtig en dat zal ook zo blijven.

Alleen in de bosrijke wijken (zie 4.2) scherpen we het beleid aan om het karakter van die wijken te behouden. Met het vaststellen van deze Beleidsnota Openbaar Groen, komen de meeste bepalingen uit het groenbeleidsplan voor het kappen te vervallen en geldt alleen de APV.

De APV passen we binnen korte tijd aan, waarbij:

  • dunning ook kapvergunningsplichtig wordt (dit is bedoeld om te zorgen dat particuliere bomen niet massaal verdwijnen in de bosrijke zones);

  • we de definitie van dunning aanpassen, zodat bomen ook gekapt mogen worden om er andere natuurwaarden te realiseren (dit is met name bedoeld om aan de randen van gemeentelijke bossen ook duurzamere en ecologisch vriendelijke onderbeplanting mogelijk te maken);

  • en andere forse snoei met als doel de natuurlijke habitat van de boom te verkleinen wordt ook vergunningsplichtig (dat is nu niet helder omschreven).

Met het vaststellen van deze beleidsnota nemen we ook afscheid van het gratis verstrekken van een boom op particuliere grond. In het groenbeleidsplan van 2013 is vastgelegd dat bijvoorbeeld een boom gratis ter beschikking wordt gesteld. Dit schaffen we af, omdat wij van mening zijn dat mensen die een boom in eigen tuin kappen ook zelf de kosten moeten dragen voor de herplant.

4.4.1. Aanpassing grenzen bebouwde kom in relatie tot Wet natuurbescherming

De Wet natuurbescherming geldt in principe overal en is bedoeld voor de veiligstelling van bos en de daarbij behorende natuurwaarden. Gemeenten hebben de mogelijkheid om een begrenzing bebouwde kom Wet natuurbescherming vast te stellen. Hiermee bepaalt een gemeente dat gebieden binnen deze grens gedeeltelijk buiten de werkingssfeer van de Wet natuurbescherming vallen. Dit wordt geregeld in de Algemene Plaatselijke Verordening (APV).

Bos buiten de bebouwde kom is dan beschermd via de Wet natuurbescherming. Voor het beheer van deze bossen zijn bepalingen van kracht voor kap, dunning en herplant. Ook zijn beheersubsidies voor bosbeheer vaak gekoppeld aan een ligging buiten de bebouwde kom Wet natuurbescherming.

Binnen de bebouwde kom is de gemeente via de APV-kapverordening bevoegd gezag voor wat betreft de bescherming van bomen en bosopstanden. In Son en Breugel is de bebouwde komgrens Wet natuurbescherming vooral bedoeld om in het stedelijk gebied bomen beter te kunnen beheren dan door de Wet natuurbescherming. Daarbij kijken we niet alleen naar de waarden van de bomen, maar ook naar de onderbegroeiing. De huidige ‘grens boswet’ dateert uit de jaren ’80. Het geeft vaak een onduidelijke situatie waarbij de feitelijk bebouwde kom volgens de ‘boswet’ niet meer klopt met de werkelijkheid. (boswet = de voorloper van de Wet natuurbescherming)

De ‘grens boswet’, zie ook paragraaf 1.3, passen we gelijktijdig met de vaststelling van deze Beleidsnota aan.

4.5. Onderhoud bestaande bomen

Het is belangrijk bomen te onderhouden. Door goed onderhoud zorgen we dat het groene kapitaal van de gemeente op orde blijft. Door bomen te snoeien kun je de vorm van de boom bijsturen. Ook kun je dode takken of takken die op termijn problemen gaan geven al in een vroegtijdig stadium weghalen zodat de boom in goede conditie blijft. Als er schade is aan een boom, dan kan met snoei de kwaliteit van de boom verbeterd worden. Dit soort onderhoud is goed voor de veiligheid en de levensduur van de boom.

Ook ondergronds zou er beheer moeten zijn! Van nature groeien bomen in ‘open’ grond. In het dorp worden bomen vaak ‘opgesloten’ met verharding. In open grond zit bodemleven en komen voedingstoffen (die in het afgevallen blad zitten) weer, door bijvoorbeeld pieren, beschikbaar voor de boom (kringloop). Verharding zorgt voor ‘opsluiting’ en voor ook verdichting. Onder verharding zit fundering die verdicht wordt om te zorgen dat de bestrating vlak blijft liggen. Het verdichten drukt open ruimtes dicht en dat belemmert ook een optimale wortelgroei. De bomen die we planten kunnen wel redelijk verharding verdragen. Eén van de mogelijkheden die we hebben om de situatie verbeteren is de boomspiegels iedere zoveel jaar wat vergroten. Ook kunnen we kijken of we minder gesloten verhardingen kunnen toepassen; is ieder stuk trottoir wel nodig? Mogelijk kan (een deel van) het trottoir eruit als er aan de andere zijde van de weg ook een trottoir ligt. Meer aandacht voor de wortels zorgt voor een gezondere boom en een langere levensduur.

4.5.1. Boomveiligheidscontroles

Als boombeheerder moeten wij voldoen aan de wettelijk vastgestelde zorgplichten. Wij zijn in beginsel aansprakelijk als er schade ontstaat, tenzij we kunnen aantonen dat we voldoende zorg hebben besteed aan het onderhoud. In de praktijk hebben we onze boomveiligheid onder controle. De bomen worden frequent gesnoeid. Bij flinke stormen is de schade uiterst minimaal, wat een bewijs is dat we ons bomenbestand goed op orde hebben.

We gaan vanaf nu systematisch controles uitvoeren om zodoende nog beter de kwaliteit van de bomen inzichtelijk te krijgen.

4.5.2. Boombeschermingsvoorschriften

De openbare ruimte is continu onderhevig aan veranderingen. Wegen worden gerepareerd, vernieuwd en verlegd. Ook vinden continu werkzaamheden plaats aan kabels en leidingen, deels omdat nieuwe kabels worden gelegd, maar ook omdat rioleringen na zoveel jaar vernieuwd worden.

De hiervoor noodzakelijke graafwerkzaamheden zorgen voor schade aan de wortelpakketten van de bestaande bomen. Ook ontstaat schade door bronneren en het (tijdelijk) opslaan van materialen binnen de kroonprojectie van de boomkronen. Verder is er altijd sprake van een spanningsveld bij nieuwbouwprojecten die gerealiseerd worden in de buurt van bomen. In de praktijk blijken vaak meer bomen te sneuvelen dan op tekening was voorzien.

Totdat het ‘handboek openbare ruimte’ is vastgesteld is de volgende regel bindend: binnen de kroonprojectie van de boom mag, zonder toestemming van de gemeente, niet gegraven worden, geen opslag van materiaal plaatsvinden en geen transportbewegingen van gemotoriseerd verkeer plaatsvinden. Ook mag de bodem binnen de kroonprojectie niet verhoogd of verlaagd worden; niet tijdens de bouw en ook niet daarna. Ook mag de grondwaterspiegel niet veranderd worden.

Het doel van deze regels is te zorgen dat de bestaande bomen kwalitatief goed behouden blijven en ze niet enkele jaren later na de bodemingreep alsnog doodgaan.

Afwijking of maatwerk hierop is mogelijk maar wel met gefundeerde motivatie van een expert. In het nog op te stellen ‘handboek openbare ruimte’ gaan we dit uitbreiden met een exact proces. Mocht er toch per ongeluk of opzettelijk schade worden toegebracht dan verhalen we alle kosten die hiermee gemoeid zijn, op de initiatiefnemer/ projectontwikkelaar. De mogelijkheid om kosten te verhalen treedt na vaststelling van deze beleidsnota al meteen in werking.

4.6. Vernieuwing bomen

Tijdstip vervanging

Wij hechten waarde aan de toevoeging van nieuw groen in de openbare ruimte. Bomen en struiken hebben niet het eeuwige leven. Meestal vervangen we oude bomen als deze aan het einde van hun levensduur zijn. Dat is op het moment dat de boom dood gaat of slechts enkele jaren te leven heeft. Vaak gaan er dan al enkele jaren eerder takken dood en takelt de boom langzaam af. Dit proces kan ook charme geven. Die hele oude bomen hebben vaak een zodanige karakteristieke vorm dat velen het deels doodgaan van takken niet erg vinden.

In woonstraten waar bijvoorbeeld een hele rij toch in de nabije toekomst een keer vervangen moet worden, kunnen we deze keuze al eerder maken dan we tot nu toe doen. Wachten we tot alle bomen dood zijn gegaan? Gaan we dan tussentijds de lege plekken opvullen met nieuwe bomen? Of vernieuwen we de straat al eerder? Een goed moment is als de riolering toch vervangen moet worden. Maar ook eerder gaan we, als bomen in verval raken, een nieuwe groenstructuur opzetten. We kiezen nadrukkelijk voor vernieuwen van groenstructuren, ook als er nog steeds bomen binnen die structuur gezond genoeg zijn om te behouden. Dat vormt een trendbreuk met wat we eerder deden.

Soms zijn straten ook te smal om de bomen tot hun maximale omvang te laten uitgroeien. Het doet dan wel pijn om te kappen, maar het zal toch een keer moeten en dan kunnen we wel een beter beheerbare structuur opzetten die makkelijker en dus ook beter is te beheren.

Het dorp moet bestaan uit een gezond bomenbestand met oude en jonge bomen. Door continu te blijven investeren houden we het complete bestand vitaal. Dat voorkomt ook dat we ineens een kaalslag moeten doen, omdat we dan ineens teveel bomen hebben die aan het eind van hun levensduur zijn.

Sortiment

We passen ons sortiment aan; we gaan andere bomen gebruiken. We gaan beter nadenken over de grootte van de kronen en wat die op termijn gaan doen. Eiken die 20 meter hoog en 20 meter in doorsnede worden, planten we niet meer op 3 meter van de erfgrens want dat is vragen om problemen. Verder gaan we ook bomen toepassen die passen binnen het veranderende klimaat.

Eiken, zie verder ook paragraaf 5.1, planten we niet meer aan op de plekken waar veel overlast van de eikenprocessierups is. Bijvoorbeeld in de nabijheid van scholen gaan we geen eiken meer planten. En dat doen we ook met andere soorten die overlast geven. We gaan meer variatie aanbrengen in de soorten zodat bij een plaag, die vaak één specifieke soort treft, maar een klein deel van de bomen wordt geraakt.

Lanen met regelmatige plantafstand of groepen

Tot enkele jaren terug bestond (in heel Nederland) 99% van de boombeplanting langs wegen en woonstraten uit één soort boom die min of meer op een regelmatige afstand geplant werd. Zo deden we dat al honderden jaren. In enkele belangrijke lanen kunnen we dat nog steeds doen.

Maar in ons dorp gaan we hier bij vernieuwing vanaf nu anders mee om. We gaan op onregelmatige afstanden planten en ook kiezen voor meer diversiteit in soorten. Dat heeft een aantal voordelen. Het is beter om een natuurlijke balans te krijgen. Ziektes hebben zo minder vat. In België is de eikenprocessierups een minder groot probleem dan in Nederland omdat daar al langer een grotere diversiteit in beplanting is. Ook is het vaak lastig om een boom op regelmatige afstand te plaatsen omdat er parkeervakken of kabels en leidingen in de weg zitten. Omdat het toch lastig is een zuiver ritme van regelmaat te creëren, kunnen we hier beter een andere ordening toepassen. We gaan de straten zorgvuldig ontwerpen, waarbij vlak langs privéterrein lagere bomen planten en op stukken grond waar meer ruimte is, planten we grotere bomen. Naast de standaard solitaire bomen gaan we ook struiken en meerstammige bomen planten om meer diversiteit te krijgen.

4.7. Zonnepanelen in relatie tot bomen

Er zijn in het dorp maar weinig bomen kapvergunningsplichtig en daar hebben we met zorg voor gekozen. Ook al erkennen we het belang van het opwekken van duurzame energie, de bomen gaan voor.

Mocht een kapvergunningsplichtige boom in de weg staan, dan zal de bewoner in principe zijn/haar plan moeten aanpassen. Ook gaan we gemeentelijke bomen niet snoeien voor dit doel. Lichthinder van gemeentelijke bomen in relatie tot verminderde opwekking van stroom, is geen reden om tot snoei over te gaan. Met het vaststellen van deze beleidsnota kiezen wij nadrukkelijk voor het belang van de bomen.

Bij nieuwbouw of uitbreiding van bestaande bebouwing moeten soms bomen wijken, ook bomen die kapvergunningsplichtig zijn. In de bredere afweging wegen we zorgvuldig alle belangen. Indien binnen een bestaand project kapvergunningsplichtige bomen gecompenseerd kunnen worden, is maatwerk altijd mogelijk. Het primaire doel blijft behoud van de bomen.

5. Beheer van plagen

 

In dit hoofdstuk beschrijven we hoe we met plagen in het openbaar groen omgaan. Dat kan ook betekenen dat wij (deels) niets doen. Maar dat doen we dan wel onderbouwd. Onze handelswijze leggen we vast in deze beleidsnota. We moeten op sommige plagen hard ingrijpen om schade aan de mens en aan wegen te voorkomen.

Om het beheer van plagen, welke dan ook, beter onder controle te krijgen, zoeken we primair naar een oplossing die dichtbij de natuur staat. Ons uitgangspunt is het bewerkstelligen van een natuurlijk evenwicht. Dat is beter voor het milieu en ook vaak op de lange termijn kostentechnisch gezien het voordeligst.

5.1. Eikenprocessierups

In de bestrijding van de eikenprocessie streven we naar een natuurlijk evenwicht waarbij we natuurlijke vijanden zoveel mogelijk stimuleren. Dat blijkt in de praktijk lastig waardoor we er nog niet aan ontkomen om bestrijdingsmiddelen toe te passen. Dit doen we dan alleen op de plekken waar dat noodzakelijk is. Per jaar stellen we de aanpak bij.

5.2. Exotenbeheer

Er duiken steeds meer uitheemse planten- en diersoorten op; de zogenaamde ‘exoten’. Soms kunnen zij een bedreiging vormen voor de inheemse biodiversiteit en volksgezondheid. Hierbij valt te denken aan soorten zoals Japanse duizendknoop, Amerikaanse vogelkers en reuzenberenklauw. We hanteren hiervoor een protocol: We brengen ze in kaart en schatten het risico in op overlast en verspreidings-kans. Op grond daarvan besluiten tot een plan van aanpak.

6. Tweedeling in groenbeheer

 

In dit hoofdstuk lichten we een belangrijke keuze toe. We gaan delen van de plantsoenvakken omvormen en dat zal visueel-ruimtelijk tot grote veranderingen leiden. We maken deze keuze doelbewust en dat is de grootste beleidswijziging in het groenbeleid.

Het groenbeheer in Son en Breugel wordt onderverdeeld in twee beheertypes en daarbij een extra kers op de taart die we in elke zone kunnen toevoegen, te weten:

  • Natuurlijk groen (= groen waarbij de natuurwaarden voorop staan)

  • Cultuurlijk groen (= groen waarbij het beeld en een verzorgd uiterlijk van belang is)

  • Plus daarbij de bewonersparels!

Figuur 2: tweedeling: natuurlijk groen en cultuurlijk groen (toelichting cijfers wordt behandeld in 6.4)

6.1. Natuurlijk groen

Figuur 3: sfeerbeeld natuurlijk groen

Het grootste deel van het dorp, richten we in met natuurlijk groen. Dat past bij het groene karakter van het dorp. Ook is dit beter om ziektes en plagen te bestrijden. Een voorbeeld hiervan is de eikenprocessierupsplaag. Deze kan het beste bestreden worden door de natuurlijke vijanden van de rups te mobiliseren, die de rupsen opeten. Voor de bestrijding van de rups betekent dat, dat we minder eiken moeten aanplanten en moeten streven naar een meer gevarieerdere beplanting. Sowieso is het beter om te streven naar minder monoculturen: veel planten van één soort. Want er zijn nu eenmaal ziektes/ plagen die bij monoculturen snel om zich heen grijpen.

In het natuurlijk groen moeten we streven naar een zo optimaal mogelijke balans tussen flora en fauna die ons op een natuurlijke manier kan helpen vijanden te weren. Er komt een gevarieerde opbouw met bomen, struiken en een kruidlaag. In deze zones schoffelen we bijna niet. Dan is er immers altijd een natuurlijke kruid- of mulchlaag, die zorgt dat de bodem bedekt blijft en zo ook minder uitdroogt. In deze zones hebben we ook gemaaid gras, maar dat gaan we doelbewust minder vaak maaien en in de warme zomermaanden nog minder. Lang gras is beter om de graswortels te beschermen. Pas als de hitte minder wordt, gaan we weer meer maaien.

Natuurlijk groen is makkelijker te beheren. Waarbij cultuurlijk groen vaak een gevecht vormt tegen de natuur, proberen we met dit type natuurlijk groen aan te sluiten bij de natuur. Alleen de bomen moeten het eerste jaar na aanplant wel iets helpen met watergeven, maar daarna niet meer.

6.2. Cultuurlijk groen

Figuur 4: sfeerbeeld cultuurlijk groen

Een klein deel van de bebouwde kom gaan we inrichten met cultuurlijk groen. Dat kunnen nog steeds traditionele plantvakken zijn met vaak toegepaste struiken. Maar de omvang wordt minder. We gaan meer gebieden inrichten volgens 6.1, zie ook het kaartbeeld. Ook passen we het sortiment deels aan. Het worden (nog) sterkere soorten. Wij kijken hierbij naar de zuidelijke landen. Door de klimaatveranderingen krijgen we steeds warmer weer en zullen we soorten nodig hebben die passen dat soort weer.

De plantvakken moeten nog wel worden geschoffeld of worden voorzien van een mulchlaag van houtsnippers of andere bodembedekkende organische materialen die zorgen dat er minder geschoffeld hoeft te worden, het vocht beter vast wordt gehouden en we minder nuttige nutriënten afvoeren. We gebruiken het snipperafval van onze eigen gekapte bomen of snoeiwerkzaamheden zodat we dit ook niet meer hoeven af te voeren (gesloten kringloop).

Grasvelden maaien we wel frequent, omdat we in deze zones kiezen voor het beeld en minder voor de natuur. Deze grasvelden gaan we bij vernieuwing of bij groot onderhoud wel (door)gezaaid met gras dat een grotere droogtetolerantie heeft.

In deze zones kiezen we ook voor een ruime variatie aan bomen, met gekweekte soorten met een hoge sierwaarde. Bijzondere blad- of bloemkleuren kunnen het straatbeeld extra interessant maken. We proberen de beplanting zo te kiezen dat we het machinaal kunnen beheren. Ook zullen we plantvakken inzaaien met bloemenmengsels, maar dat kunnen ook mengsels zijn die niet 100% natuurlijk zijn en meer kleur hebben. In de ‘cultuurlijke’ zones prevaleert de natuur niet, maar gaan we meer voor het beeld.

In deze zones gaan we bij droog weer water geven; zowel de bomen als de plantvakken krijgen dan water. Hier maken we wel een kostenafweging. Jonge bomen helpen we de eerste paar jaar en moeten het daarna in principe zelf zien te redden. Ook zullen we de struiken de eerste paar jaar helpen om te overleven. Bij extreme droogte gaan we deze zones ook helpen. Beter een keer water geven dan het kapot laten gaan; maar dat vraagt wel om een zorgvuldige afweging, want we kunnen niet alles water gaan geven.

6.3. Bewonerspareltjes

In hoofdstuk 3 hebben we al beschreven dat we bewonersideeën graag willen verwezenlijken. Dit kan van alles zijn. Misschien willen bewoners bomen en struiken met eetbare vruchten en gaan ze dat zelf bijhouden. We zoeken dan samen met de bewoners naar een goede plek en zullen deze plek isoleren van de rest. De bewonerspareltjes kunnen in principe in de zones ‘natuurlijk groen’ en ‘cultuurlijk groen’ worden gemaakt. Dat betekent wel dat als er een arbeidsintensievere plek van wordt gemaakt, de bewoners zelf aan de lat staan om dat intensievere beheer voor hun rekening te nemen. Tenzij we die heringerichte zone vrij eenvoudig kunnen meenemen in ons beheer. Dan doen we dat uiteraard ook.

6.4. Groenbeheer los van tweedeling en maatwerk

In 6.1. en 6.2. geven we een tweedeling aan. Toch zijn er ook onderdelen van het groenbeheer die we gelijk behandelen in beide zones. Zo worden bijvoorbeeld trapveldjes in beide zones gelijk beheerd. De functionaliteit van een trapveldje is sterk gebaat bij frequent maaibeheer, want dan ontstaat een sterke grasmat. Dus zowel in de cultuurlijke zone als de natuurlijke zone gaan we deze trapveldjes hetzelfde beheren.

Ook voor de bestrijding van eikenprocessierups en bijvoorbeeld het onderhoud aan bomen hebben we vaak één standaard die niet gebonden is aan de eerdergenoemde tweedeling. De tweedeling bepaalt meer het gewenste sfeerbeeld en niet zozeer de functionaliteit of kwaliteit.

Het kaartbeeld toont een harde verdeling tussen twee zones. In principe gaan we het beheer op die manier uitvoeren. Dat neemt niet weg dat er soms een afwijking mogelijk is. Een heel smal plantvak leent zich minder voor gras of bloemenmengsel. Dan kan een traditionele vakbeplanting met een lage struiken de oplossing zijn. Ook zijn er plantvakken die onlangs zijn aangelegd. Zolang deze nog functioneren en een lange levensduur hebben, blijven die uit kostenoverweging gehandhaafd. Ook kunnen er locaties zijn die vragen om maatwerk. Dat is mogelijk. We zullen ook altijd locatiespecifieke omstandigheden meenemen in de uiteindelijke inrichting. De scheiding zoals getoond op kaartbeeld zal ruimtelijk niet zo sterk worden als het op kaart lijkt.

Figuur 2 toont ook vijf specifieke locaties waar we op voorhand al aangeven dat we hier maatwerk leveren. Het betreft:

  • 1.

    Doorgaande wegen op Ekkersrijt. In een aparte visie werken we uit dat langs de doorgaande wegen ook maatwerk mogelijk is. Alle cultuurlijke groenvakken gaan weg, maar naast de bloemrijke bermen komen ook gemaaide graszones.

  • 2.

    Zone op Ekkersrijt waar we al afspraken hebben gemaakt over inrichting en beheer.

  • 3.

    In woonwijk de Gentiaan zijn sommige plantvakken zo smal dat hier relatief veel traditionele vakbeplanting nodig is.

  • 4.

    Een bestaande vrij cultuurlijk ingerichte zone tussen de Piet Heinlaan en Mercuriusstraat-Jupiterstraat. Deze gaan we grotendeels handhaven zoals deze nu is.

  • 5.

    ‘Breugel Bruist’ is een specifiek project met een eigen visie, waarbij de ruimte moet zijn om in dat kader keuzes te maken die afwijken van deze ‘Beleidsnota Openbaar Groen’.

7. Beeldgericht werken

 

In dit hoofdstuk leggen we uit wat het verschil is tussen het traditionele frequentiebestek en het nieuwe beeldbestek. Wij hebben in het verleden al gekozen voor beeldgericht werken, maar dat is nog niet geïntegreerd in alle onderdelen van het groenbeheer. Wij gaan met scherper omschreven beleid en concrete uitvoeringsacties ervoor zorgen dat de kwaliteit die we beloven ook daadwerkelijk kunnen behalen.

Op dit moment beheren onze eigen medewerkers het groen. Delen van het beheer besteden we uit aan aannemers op basis van frequentiebestekken of op basis van werk uitvoeren in regie. Dat gaat veranderen. Vanaf 1-1-20221 gaan nagenoeg alle werkzaamheden op beeld plaatsvinden, zowel de eigen werkzaamheden als de werkzaamheden we uitbesteden. Zo kunnen we duidelijk maken wat u van ons mag verwachten.

Verrekenen op beeld via RAW-hoofdcode 51.48.07

Groen

beplanting-onkruid

A+

A

B

C

D

Er is geen onkruid.

Er is weinig onkruid.

Er is in beperkte mate onkruid.

Er is redelijk veel onkruid.

Er is veel onkruid.

bedekking

0% per 100m²

bedekking

≤ 20% per 100m²

bedekking

≤ 30% per 100m²

bedekking

≤ 40% per 100m²

bedekking

> 40% per 100m²

bedekking door resten

0% per 100m²

bedekking door resten

≤ 20% per 100m²

bedekking door resten

≤ 30% per 100m²

bedekking door resten

≤40% per 100m²

bedekking door resten

> 40% per 100m²

aantal stuks onkruid hoger dan 30 cm

0 stuks per 100m²

aantal stuks onkruid hoger dan 30 cm

≤ 10 stuks per 100m²

aantal stuks onkruid hoger dan 30 cm

≤ 20 stuks per 100m²

aantal stuks onkruid hoger dan 30 cm

≤ 30 stuks per 100m²

aantal stuks onkruid hoger dan 30 cm

> 30 stuks per 100m²

 

 

 

 

 

Meetinstructie: Onkruid

 

 

 

 

Figuur 5: voorbeeld beeldmeetlat van CROW

 

De landelijke stichting CROW heeft beeldmeetlatten ontwikkeld waar nagenoeg in alle beeldbestekken mee wordt gewerkt. Hierboven staat een voorbeeld over het aspect onkruid in beplanting behandeld.

Op de locaties met niveau A is weinig onkruid in de beplanting. Op minder dan 20% van de grond mag onkruid staan en er mogen maar maximaal 10 stuks onkruid staan die hoger zijn dan 30cm.

Wij geven dit bijvoorbeeld de aannemer mee en deze moet ten alle tijden dit beeld garanderen. Hoe hij dat doet is aan hem.

Er zijn veel meer beeldmeetlatten en figuur 5 is slecht één voorbeeld waar op gecontroleerd wordt. Op deze manier kunnen we veel beter sturen op de kwaliteit. In 7.1 gaan we in op het niveau van het beheer. Als geld geen rol zou spelen dan zouden we natuurlijk alles op A+ willen laten beheren, maar dat is financieel gezien onmogelijk. Alle gemeentes en ook wij moeten schipperen. Op sommige plekken willen we een heel hoog onderhoudsniveau halen zoals in het centrum, maar het is financieel onhaalbaar om dat overal te willen.

7.1. Gewijzigd beheer

Vanaf 2022 gaan we delen anders beheren. In onderstaande kaart staat het wensbeeld.

Figuur 6: beheer op beeld, voorstel beheer vanaf 1-1-2022

We kiezen ervoor om het centrum op niveau A te onderhouden. Ook enkele wegen waar verzorgd groen (op een hoog onderhoudsniveau) kan bijdragen aan een goede uitstraling verhogen we deze naar A.

Dit betreft overigens alleen het groen naast de weg en niet het onderhoudsniveau van de weg zelf. We zijn van mening dat een iets verzorgder groenonderhoudsniveau (geen B maar A) op deze plekken voor een opwaardering kan zorgen die daar wenselijk is.

7.2. Omvormingen

We zijn ons ervan bewust dat bepaalde locaties aan slijtage onderhevig zijn. Het vastgestelde onderhoudsniveau hebben we niet altijd kunnen waarmaken. Hier ontvangen we klachten over en die proberen we zo goed mogelijk op te lossen. Maar dat is niet altijd naar wens.

We gaan rommelige plantsoenvakken omvormen. Hier trekken we maximaal tien jaar voor uit en daarbij zullen de uitgangspunten van hoofdstuk 6 leidend zijn. De stroken die het meest versleten zijn of waarbij ook de weg al wordt vernieuwd, krijgen daarbij voorrang. Ook bewonersparticipatie kan daarbij van invloed zijn.

Het merendeel van het dorp gaan we inrichten met natuurlijk groen. Dat past bij het groene karakter van het dorp. Maar toch zijn er nog veel cultuurlijke vakken. Ieder jaar nemen we de inboet op (bomen en struiken die dan zijn doodgegaan vernieuwen we). Vakken die flink versleten zijn, richten we dan meteen in met nieuwe beplanting. Dit brengt de eerste jaren meer kosten met zich mee. In het Groen-beheerplan komen de exacte kosten en de fasering ervan aan de orde. Dit kan per jaar wijzigen. Het is een utopie dat we binnen enkele jaren het dorp op orde hebben.

7.3. Groenbeheerplan

Na vaststelling van deze beleidsnota moet we onze ambities vertalen in een groenbeheerplan.

Daarin gaan we het volgende behandelen:

  • het groenareaal (wat hebben we in beheer: oppervlaktes en aantallen);

  • de huidige kwaliteit en in welke mate het groen voldoet aan de uitgangspunten zoals we in deze beleidsnota hebben verwoord;

  • budget voor omvormingen om al het groen op gewenst inrichtingsniveau te brengen;

  • beschrijven van beheerniveaus van alle groenelementen (=beeldmeetlatten met mogelijk maatwerk voor onze gemeente);

  • beschikbare en benodigde budgetten voor het reguliere onderhoud en de vervangingskosten.

Hiervoor is het nodig dat we de data op orde hebben en precies weten wat we hebben en wat de huidige onderhoudsstaat is. Een goed werkend en up to date GIS-systeem is hierbij onontbeerlijk.

We kunnen dan ook sturen op basis van aantallen en hoeveelheden. Kwaliteit en geld worden aan elkaar gekoppeld. Door inzichtelijk te maken wat de hoeveelheden zijn en wat de onderhoudskosten zijn van de diverse beeldkwaliteitsniveau’s kan op kosten worden gestuurd. Ook kunnen we met zo’n groenbeheerplan inzichtelijk maken wat de vervangingskosten zijn de komende jaren. Op deze wijze kunnen we niet alleen sturen op het jaarlijks onderhoud, maar ook op de vervangingskosten op de langere termijn. Op dit moment zijn we hier niet op ingericht en is het dus moeilijk om hierop te sturen. De uitgaven kunnen we dan faseren in de tijd op basis van de wensen van het bestuur.

7.4. Welke werkzaamheden uitbesteden?

We moeten ons ook beraden op welke werkzaamheden wij zelf zullen doen en wat we aan de markt overlaten. Hierin speelt naast het leveren van kwaliteit ook het kostenaspect een rol. De vraag wie voert de werkzaamheden het economisch voordeligst uit, speelt een bepalende rol. Dit kan leiden tot een heroriëntatie van de werkzaamheden van de eigen dienst.

Daarbij speelt ook een rol dat de kosten op arbeid toenemen en de efficiency van mechanisatie en robotisering steeds groter worden, waardoor we uit financiële overweging ook bij (her-)inrichting rekening moet houden of het mogelijk is een plantvak zonder al te veel menselijke arbeid te onderhouden. Bij het onderhoud van groen zal altijd mankracht nodig zijn. Daarbij moeten we altijd oog blijven houden voor de zorg die we hebben voor mensen met een achterstand tot de arbeidsmarkt en die een deel van die arbeid zullen blijven vervullen.

8. Concrete maatregelen

 

Alle in deze nota benoemde wensen leiden tot de volgende concrete maatregelen:

Maatregel 1 – Uitvoeringsbudget voor ‘groene bewonersparels’ (zie hoofdstuk 3.)

We maken budget vrij om actief met bewoners aan de slag te gaan om hun wensen vorm te geven. De reguliere beheerbudgetten zijn ontoereikend.

Maatregel 2 – Actualiseren lijst ‘monumentale en beeldbepalende bomen’ (zie 4.1)

Een deskundige gaat de huidige lijst nalopen en ook nieuwe bomen inventariseren. Deze maatregel hangt samen met maatregel 5. Pas als alle bomen, na drie jaar, geïnventariseerd zijn, is er een overzicht van de leeftijd en gezondheid van de bomen, waarna het veel makkelijker is om een compleet overzicht te maken van alle monumentale en beeldbepalende bomen.

Maatregel 3 – Aanpassen APV (zie 4.4)

We gaan de APV direct na vaststelling van deze nota aanpassen. Dat staat nu gepland om 4e kwartaal 2021.

Maatregel 4 –Opstellen ‘handboek openbare ruimte’ (zie 2.2 en 4.5.2.)

Het gaat hierbij niet alleen om de groene onderdelen. Het handboek moet alles omvatten wat we in de buitenruimte doen. Hierin moeten we nog veel keuzes maken en dit zal een traject zijn waar we 1 tot 2 jaar voor nodig hebben.

Maatregel 5 – Uitbesteden boomveiligheidscontroles

We gaan de boomveiligheidscontroles jaarlijks uitbesteden aan een gespecialiseerd bureau. Hiervoor hebben we € 18.000,- per jaar extra voor nodig zijn die nu niet begroot zijn. (zie 5.4.1) Voor dit bedrag wordt ieder jaar eenderde van het totale bomenbestand gecontroleerd. Na drie jaar hebben we dan een compleet dekkend systeem zijn dat actueel is en actueel zal blijven.

Maatregel 6 – Opstellen Groenbeheerplan met financiële paragraaf (zie 7.3)

Op deze wijze kunnen we inzichtelijk maken wat alles kost en kunnen we nog aan de knoppen draaien; minder budget betekent dan terugschroeven van de kwaliteit. Dit is iets wat we nu nog niet kunnen aanbieden omdat onze systemen niet zijn ingericht. Ook het benodigde budget voor omvormingen volgt hieruit. Vooralsnog wordt er voor omvormingen (inclusief burgerparticipatieprojecten) €100.000,- per jaar geraamd, bestaand uit € 15.000 aan kosten voor planvoorbereiding (exploitatie) en € 85.000 (investering).

Maatregel 7 – Data op orde krijgen (zie 7.3)

Het op orde krijgen van de gegevens om zo goede bestekken te kunnen maken is noodzakelijk. Zonder deze basis is het onmogelijk om een beheerplan te maken of bestekken te maken. Er wordt € 45.000 geraamd.

Maatregel 8 – 1e burgerparticipatieproject starten in ‘t Zand

Afgelopen jaren hebben we vele klachten binnengekregen over de Lariksen in ’t Zand. Wij willen, na consultatie van de wijk, starten met de omvorming van het groen in de hele wijk.

 

In onderstaande tabellen staan de financiële gevolgen van de maatregelen samengevat.

 

 

 

 


1

Hierbij wordt er vanuit gegaan dat de GIS-data op orde zijn om nieuwe bestekken te laten maken; indien dit niet het geval is, schuift dit een jaar op en zal er in de tussentijd nog met de huidige frequentiebestekken worden doorgewerkt.