Organisatie | Bunschoten |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Huisvestingsverordening 2007 van de gemeente Bunschoten |
Citeertitel | Huisvestingsverordening 2007 van de gemeente Bunschoten |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | volkshuisvesting en woningbouw |
Eigen onderwerp |
Geen
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
14-06-2007 | 01-01-2014 | nieuwe regeling | 31-05-2007 De Bunschoter, 06-06-2007 | Onbekend. |
In deze verordening wordt verstaan onder:
aftoppingsgrens: de grens als bedoeld in artikel 20 onder b van de Wet op de huurtoeslag;
besluit: het Huisvestingsbesluit;
betaalbare huurwoning: huurwoning met een huurprijs tot maximaal de aftoppingsgrenzen, als genoemd in artikel 27 van de Wet op de huurtoeslag;
dure huurwoning: huurwoning met een huurprijs boven de aftoppingsgrenzen, als genoemd in artikel 27 van de Wet op de huurtoeslag;
economische binding aan een gebied: het daaromtrent in artikel 1, eerste lid, onder h van de wet bepaalde dat luidt: de binding van een persoon aan de provincie Utrecht, daarin gelegen dat die persoon, met het oog op de voorziening in het bestaan, een redelijk belang heeft zich in de provincie te vestigen, met dien verstande dat een economische binding in elk geval wordt aangenomen ten aanzien van personen die voor de voorziening in het bestaan zijn aangewezen op het duurzaam verrichten van arbeid binnen of vanuit een van de gemeenten in de provincie Utrecht;
goedkope huurwoning: huurwoning met een huurprijs tot maximaal de kwaliteitskortingsgrens als genoemd in artikel 27 van de Wet op de huurtoeslag;
huisvestingsvergunning: de vergunning. Bedoeld in artikel 7 van de wet;
huurprijs: het daaromtrent in artikel 1, sub 1 j van de wet bepaalde; huurprijsgrens: het daaromtrent in artikel 6, lid 3 onder b van de wet bepaalde;
huurtoeslag:een tegemoetkoming van het Rijk als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder j , van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen in de kosten van het huren van een woning;
ingezetene: degene die in het bevolkingsregister van de gemeente Bunschoten of één der andere gemeenten in de provincie Utrecht is opgenomen, en feitelijk in de gemeente Bunschoten of één der andere gemeenten in de provincie Utrecht hoofdverblijf heeft in een voor permanente bewoning aangewezen woonruimte;
inkomen: het rekeninkomen zoals bedoeld in artikel 1 onder i van de Wet op de huurtoeslag;
koopprijs: het daaromtrent in artikel 1, sub 1 k van de wet bepaalde; koopprijsgrens: het daaromtrent in artikel 6, lid 3 onder a van de wet bepaalde, dan wel het op grond van artikel 6, lid 4 van de wet toegestane;
maatschappelijke binding aan een gebied: het daaromtrent in artikel 1, eerste lid, onder i van de wet bepaalde dat luidt: de binding van een persoon aan de provincie Utrecht, daarin gelegen dat die persoon een redelijk, met de plaatselijke samenleving verband houdend belang heeft zich in dit gebied te vestigen, met dien verstande dat een maatschappelijke binding in elk geval wordt aangenomen ten aanzien van personen die ten minste driejaar onafgebroken ingezetenen zijn in een of meer van de gemeenten van de provincie Utrecht, dan wel gedurende de voorafgaande tien jaar ten minste zes jaar onafgebroken ingezetene zijn geweest in een of meer van de gemeenten van de provincie Utrecht, dan wel personen die een dagopleiding volgen gedurende tenminste negentien uur per week aan een, in een van de gemeenten van de provincie Utrecht gevestigde en erkende instelling voor dagonderwijs;
wet: de Huisvestingswet;
het daaromtrent in artikel 1, eerste lid, onder b van de wet bepaalde dat luidt: besloten ruimte die, al dan niet tezamen met een of meer andere ruimten, bestemd of geschikt is voor bewoning door een huishouden;
woonruimtecommissie: de -in overleg met de toegelaten instelling- door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bunschoten ingestelde commissie; dd.zelfstandige woonruimte: woonruimte die een eigen toegang heeft en die door een huishouden kan worden bewoond, zonder daarbij afhankelijk te zijn van wezenlijke voorzieningen buiten die woonruimte.
HOOFDSTUK 2 Verdeling van woonruimte
Paragraaf 1 Vergunningsplichtige woonruimte
In afwijking van het bepaalde in artikel 2 is deze verordening niet van toepassing op:
woonruimten als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van de wet (inwoning, woonwagens, woonschepen en bejaardenoorden);
Paragraaf 2 Huisvestingsvergunning
Artikel 6 Criteria voor vergunningverlening
Burgemeester en wethouders verlenen de huisvestingsvergunning als aan alle hieronder genoemde voorwaarden wordt voldaan:
Artikel 8 Vruchteloze aanbieding
De eigenaar moet de woonruimte tijdens de in het vorige lid genoemde termijn tenminste drie maal door middel van een advertentie, geplaatst in een of meer plaatselijke of regionale bladen te huur ofte koop hebben aangeboden. Deze advertentie moet in ieder geval bevatten:
de overeenkomstig artikel 26, tweede lid, van de wet bepaalde huurprijs of koopprijs van de woonruimte;
De in het eerste lid bedoelde eigenaar zal worden geacht een vruchteloze poging in de daar bedoelde zin te hebben aangewend wanneer hij aantoont, dat het verschil tussen de hoogst gevraagde koopprijs en de tussen de koper en verkoper overeengekomen koopprijs niet meer bedraagt dan 15% dan wel het verschil tussen de hoogst gevraagde huurprijs en de tussen huurder en verhuurder overeengekomen huurprijs niet meer bedraagt dan 15%.
Artikel 10 Leeftijd, ingezetenschap, economische en maatschappelijke binding
In afwijking van het eerste lid sub c geldt de eis van economische of maatschappelijke binding niet ten aanzien van woningzoekenden zoals genoemd in artikel 13c van de wet en artikel 6 van het besluit.
Paragraaf 4 Passendheidsnormen
Artikel 11 Verhouding inkomen - huurprijs
Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd de in de tabel opgenomen verhouding tussen huur en inkomen (huurquote) in bijlage 1 jaarlijks aan te passen aan veranderingen in de landelijke norm voor de huurtoeslag. Daarbij dienen de doelstellingen vervat in het Besluit Beheer Sociale Huursector te worden nagestreefd.
Artikel 18 Urgent woningzoekenden en mate van voorrang
Er is sprake van urgentie als een huishouden buiten de eigen verantwoordelijkheid om in een noodsituatie verkeert of bij ernstige bedreiging van de lichamelijke en/of psychosociale gezondheid. Verhuizen op korte termijn is noodzakelijk. De situatie kenmerkt zich door het plotselinge karakter. De woningzoekende kan bovendien zelf geen oplossing vinden voor haar/zijn situatie. Er zijn de volgende indicatiegronden voor urgentie:
A. Medische indicatie (vanuit de WMO)
Van medische indicatie is sprake indien, op advies van het hiertoe ingeschakelde Centrum Indicatiestelling Zorg en de Woonruimtecommissie, door burgemeester en wethouders is vastgesteld dat, in afwijking van de reguliere wachttijd, een snellere oplossing van het huisvestingsprobleem uit medisch oogpunt noodzakelijk is. Voor het verkrijgen van een medische indicatie wordt de procedure gevolgd als genoemd in bijlage 2 en is de vermogenstoets in bijlage 3b van toepassing.
Van sociale indicatie is sprake indien, op advies van de hiertoe ingeschakelde Woonruimtecommissie, door burgemeester en wethouders is vastgesteld dat, in afwijking van de reguliere wachttijd, een snellere oplossing van het huisvestingsprobleem uit sociaal oogpunt noodzakelijk is. Voor het verkrijgen van een sociale indicatie wordt de procedure gevolgd als genoemd in bijlage 2 en worden de criteria toegepast als genoemd in bijlage 3a en is de vermogenstoets in bijlage 3b van toepassing.
C. Sociaal-medische indicatie f niet WMO-zijnde)
Van sociaal-medische indicatie is sprake indien, op advies van de hiertoe ingeschakelde Gewestelijke Gezondheidsdienst en de Woonruimtecommissie, door burgemeester en wethouders is vastgesteld dat, in afwijking van de reguliere wachttijd, een snellere oplossing van het huisvestingsprobleem uit sociaalmedisch oogpunt noodzakelijk is. Voor het verkrijgen van een sociaal-medische indicatie wordt de procedure gevolgd als genoemd in bijlage 2 en is de vermogenstoets in bijlage 3b van toepassing.
D. Echtscheidingsindicatie/beëindiqinq samenleving
Van echtscheiding in het kader van deze verordening is sprake, indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:
het huishouden (ad 3) waartoe het minderjarige kind behoort/de minderjarige kinderen behoren, het recht dan wel de mogelijkheid de echtelijke woning te blijven bewonen ontbeert. De woning moet dus noodgedwongen worden verlaten en er is geen mogelijkheid om zelfstandig te voorzien in alternatieve woonruimte;
Voor het verkrijgen van deze indicatie wordt de procedure gevolgd als genoemd in bijlage 2 en is de vermogenstoets in bijlage 3b van toepassing.
Bijzondere doelgroepen (die doelgroepen waarover afspraken worden gemaakt en die buiten het systeem om een woning krijgen toegewezen):
F. Volkshuisvesteliike indicatie (herstructureringsurgenten)
Huurders en eigenaar-bewoners van woningen die in het belang van de volkshuisvesting of ter uitvoering van openbare werken in het algemeen belang, gesloopt of ingrijpend verbeterd moeten worden, kunnen in aanmerking komen voor urgentie. Burgemeester en wethouders kunnen bij afgifte van de urgentie als hier boven bedoeld bepalen dat betrokken bewoners na voltooiing van de werken eenmalig een vooraf te bepalen passend aanbod krijgen tot terugkeer in het ingrijpend verbeterde of nieuwgebouwde complex. Hierover worden aparte afspraken gemaakt met de toegelaten instellingen.
Artikel 21 Actieve opstelling voorrangskandidaten en bemiddeling
Voor woningzoekenden met een voorrangsverklaring en met een urgentietermijn genoemd in artikel 18 lid 2a, bemiddelen burgemeester en wethouders na zes maanden na afgifte van de voorrangsverklaring bij eigenaren van woonruimte, opdat aan deze woningzoekenden overeenkomstig paragraaf 4 passende woonruimte kan worden aangeboden.
Voor woningzoekenden die beschikken over een voorrangsverklaring als bedoeld in artikel 16 lid 3 en 4 en artikel 18 lid 4F, bemiddelen burgemeester en wethouders bij eigenaren van woonruimte, opdat aan hen een overeenkomstig paragraaf 4 passende woonruimte binnen de daarvoor gestelde termijn wordt aangeboden.
HOOFDSTUK 3 Organisatie en bevoegdheden
In overleg met de aanbieders van woonruimte kan het college van burgemeester en wethouders, ten aanzien van de in artikel 25, lid 2 benoemde onderwerpen, afwijken van deze verordening ten behoeve van het oplossen van specifieke knelpunten op de lokale woningmarkt. Afspraken hierover worden vastgelegd in het op lokaal niveau vastgestelde convenant tussen gemeente en aanbieders van woonruimte en betreft de toewijzing van maximaal 30% van de vrijkomende woningen van de corporatie op jaarbasis. Deze af te sluiten overeenkomst(en) vormen een aanvulling van deze verordening.
HOOFDSTUK 4 Overige bepalingen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd in gevallen waarin de toepassing van deze verordening naar hun oordeel tot een bijzondere hardheid leidt ten gunste van de aanvrager af te wijken van deze verordening. Een urgentie huisvesting die wordt verleend op basis van de hardheidsclausule is alleen geldig in de gemeente van afgifte.
Hij die handelt in strijd met het bepaalde in artikel 5 of artikel 23 lid 1 wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste vier maanden of een geldboete van de derde categorie. De genoemde strafbaar gestelde feiten zijn overtredingen.
Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze verordening bepaalde zijn belast de daartoe door burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaren en de overige in het Wetboek van Strafvordering in artikel 75, lid 2, genoemde personen.
De in het eerste lid genoemde ambtenaren hebben de bevoegdheden als genoemd in artikel 77 van de wet.
In de gevallen waarin deze verordening niet voorziet beslissen burgemeester en wethouders, waarbij zij zich uitsluitend zullen laten leiden door overwegingen betrekking hebbende op de evenwichtige en rechtvaardige verdeling van schaarse woonruimte.
Artikel 31 Overleg bij wijziging
Bij de voorbereiding van een besluit tot wijziging van deze verordening plegen burgemeester en wethouders overleg met de in de gemeente werkzame, ingevolge artikel 70, eerste lid, of artikel 72, eerste lid, van de Woningwet (Stb 1991, 439) toegelaten instellingen en met andere daarvoor naar hun oordeel in aanmerking komende organisaties die binnen de gemeente op het gebied van de woonruimteverdeling werkzaam zijn.
HOOFDSTUK 5 Overgangs- en slotbepalingen
Aanvragen tot inschrijving als woningzoekende of om verlening van een vergunning volgens deze verordening gelijkgestelde vergunning welke vóór of op de dag van inwerkingtreding van deze verordening zijn ingediend worden behandeld volgens het voordien geldende recht, indien dit voor de betrokkene gunstiger is.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Bunschoten van 31 mei 2007
de griffier, de voorzitter
A. Dijkstra M. van de Groep
Een economische binding wordt in elk geval aangenomen indien:
iemand tenminste 18 uur per week bij een bedrijf of instelling in de provincie Utrecht in hetzij vaste dienst, hetzij een tijdelijk dienstverband heeft met de vooropgezette bedoeling dit om te zetten in een vast dienstverband of, bij minder uren, ten minste een netto-inkomen uit arbeid heeft op bijstandsniveau;
Met inachtneming van het bovenstaande is het tijdstip waarop de economische binding ingaat, het moment waarop schriftelijk aan de hand van respectievelijk een huur- of koopcontract of arbeidsovereenkomst, kan worden aangetoond dat:
Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen starters en doorstromers. Hiervoor is gekozen omdat het overgrote deel van de woningzoekenden in de huursector starters is. Daarentegen is het beschikbare aanbod van woningen geschikt voor doorstromers groter dan het aantal doorstromers. Labeling van woningen voor doorstromers zou dan ook leiden tot problemen met de verhuurbaarheid, terwijl de druk op woningen voor starters alleen maar zou toenemen. Door niet te labelen is het bovendien ook mogelijk om een (overigens beperkt) aantal starters in geschikte eengezinswoningen te huisvesten.
Hoofdstuk 2 Verdeling van woonruimte
De huurprijsgrens bedraagt per 01 januari 2007 € 615,01. Het gaat hierbij om de kale huurprijs zonder servicekosten.
De koopprijsgrens bedraagt per 01 januari 2007 € 158.850,-. Het gaat hierbij om de kale koopprijs zonder kosten koper en dergelijke.
In deze bepaling zijn opgenomen de woonruimten waarvoor geen huisvestingsvergunning is vereist. Hieruit blijkt dat ook de (zelfstandige) woningen van de Stichting Ouderenvoorzieningen "Op de Ree" dus onder de werking van deze verordening vallen.
Artikel 6 Criteria voor vergunningverlening
Dit is feitelijk, samen met artikel 16, het centrale artikel in het hele hoofdstuk 2 van de verordening. Hier komen de eisen met betrekking tot toelating, passendheid en urgentie, zoals ze in de verschillende paragrafen zijn beschreven, bij elkaar.
Het verlenen van een huisvestingsvergunning aan een huurder voor het betrekken van een woning met een huurprijs boven de aftoppingsgrenzen, zoals bedoeld in artikel 12 van de Wet op de huurtoeslag, en met inachtneming van dit artikel, neemt niet weg dat burgemeester en wethouders voor de toewijzingen van deze woningen een passendheidsadvies dienen te geven, op grond van artikel 12 van de Wet op de huurtoeslag, indien de huurder huursubsidie aanvraagt. Met andere woorden: ook passendheid in de zin van de Wet op de huurtoeslag wordt bij de passendheidstoets meegenomen. Burgemeester en wethouders zijn op grond van artikel 12 van de Wet op de huurtoeslag namelijk verplicht om een passendheidsadvies te verstrekken indien een huurder een woning gaat bewonen met een huurprijs boven de zogenaamde aftoppingsgrenzen en deze huurder huursubsidie aanvraagt.
Dit laatste mede in het licht van de opgelegde prestatienormen waaraan gemeenten dienen te voldoen (zgn. verhuisnorm).
Artikel 7 Termijn en vergunningverlening
Voordeel van het vermelden van de namen der vergunninghouders op of bij de huisvestingsvergunning is, dat bij kwesties van medehuurderschap voor de burgerlijk rechter helderheid over het publiekrechtelijke aspect van de huisvestingsvergunning verschaft kan worden.
Artikel 8 Vruchteloze aanbieding
De bedoeling van de vruchteloze aanbiedingsprocedure is om woningen beneden de huurprijsgrens zoveel mogelijk ten goede te laten komen aan woningzoekenden die economisch- of sociaal zijn gebonden aan de provincie Utrecht.
De tekst van artikel 26, lid 2, van de wet luidt:
Het eerste lid is slechts van toepassing:
De tekst van dit artikel geeft aan onder welke omstandigheden een afgegeven huisvestingsvergunning kan worden ingetrokken en is gelijk aan die van artikel 28 van de wet.
Artikel 10 Leeftijd, ingezetenschap,economische en maatschappelijke binding
Het hier gehanteerde criterium van meerderjarigheid is feitelijk niet in de Huisvestingswet voorgeschreven, maar vormt zo langzamerhand onderdeel van het gewoonterecht.
De tekst van artikel 13 c, eerste lid, van de wet luidt:
1. Behoudens het bepaalde in het tweede lid, wordt geen onderscheid naar economische of maatschappelijke binding gemaakt ten aanzien van woningzoekenden:
die met toepassing van artikel 15, eerste lid, van de Vreemdelingenwet als vluchteling zijn toegelaten of van wie het verzoek om toelating als vluchteling is afgewezen, onder verlening, gelijktijdig of nadien, van een vergunning tot verblijf op humanitaire gronden, als bedoeld in artikel 9 van de Vreemdelingenwet, zonder dat daaraan beperkingen zijn verbonden, een en ander indien zij in verband met die omstandigheid woonruimte behoeven;
die een procedure tot echtscheiding, scheiding van tafel en bed of ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed aanhangig hebben gemaakt en een voorlopige voorziening als bedoeld in artikel 822 en 823 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering hebben verkregen, indien zij in verband met die omstandigheid dringend woonruimte behoeven.
De tekst van artikel 6 van het besluit luidt:
Een onderscheid naar economische of maatschappelijke binding wordt niet gemaakt ten aanzien van woningzoekenden:
Artikel 11 Verhouding inkomen - huurprijs
Als inkomensbegrip is dat van de Huisvestingswet gehanteerd, het belastbaar huishoudinkomen. In de uitvoeringspraktijk zal vaak het door de werkgever(s) of uitkeringsinstantie(s) opgegeven brutoinkomen gebruikt worden.
Ter controle van de inkomensgegevens is de woningzoekende verplicht tot het aanleveren van bewijsstukken, waaronder het door de Belastingdienst te verstrekken zgn. IB-60 formulier. Dit betekent dat de woning niet wordt toegewezen of de huisvestingsvergunning niet wordt verleend als onvoldoende wordt aangetoond wat het huishoudinkomen is.
In bijlage 1 bij deze verordening is een huur-inkomenstabel opgenomen die bij de passendheidstoets en de woningtoewijzing wordt gehanteerd.
In een tabel wordt aangegeven wat het minimaal vereiste en maximaal toegestane aantal kamers is dat woningzoekenden in hun woning moeten c.q. mogen hebben. Aangezien de tabel in de praktijk vooral in de huursector zal worden toegepast, is een maximaal aantal kamers van 5 opgenomen.
Woningen met meer dan 4 slaapkamers zijn er namelijk nauwelijks in de huursector. In de koopsector zijn er tot de koopprijsgrens ook geen woningen die meer dan 5 kamers hebben. Naast het aantal kamers moet de woning ook geschikt zijn voor het huishouden. Zo kan het voorkomen dat een gezin met jonge kinderen passend is voor bijvoorbeeld een 3-kamerwoning, terwijl die woning toch niet geschikt is, omdat het bijvoorbeeld een bovenwoning betreft met mogelijke overlast voor de ondergelegen woning. Met de woningstichting kunnen hier nadere afspraken over worden gemaakt. Het betreft hier overigens incidentele gevallen.
Artikel 13 Inschrijving als woningzoekende
De registratie van woningzoekenden is er alleen voor huurwoningen. Er bestaat geen registratie vooraf meer van woningzoekenden in de koopsector. Voorheen was er sprake van vier lijsten: voor bejaarden, voor alleenstaanden, voor eengezinswoningen en voor vrije sectorwoningen. Nieuwe woningzoekenden werden sinds de invoering van het aanbodsysteem op 1 januari 1998 niet meer ingeschreven. Recent zijn deze lijsten afgewerkt. Wel wordt per nieuwbouwproject bij koopwoningen een kandidatenlijst aangelegd van aspirant-kopers. Het is namelijk wettelijk verplicht om een registratie aan te leggen wanneer besloten wordt om volgordecriteria te hanteren i.v.m. de controle op de toewijzing. Zie hiertoe artikel 17. Daarom is het zesde lid aan artikel 13 toegevoegd. De inschrijving vindt per aan te bieden project plaats en geldt ook alleen hiervoor. Er wordt dus niet weer een permanente registratie zoals in het verleden ingevoerd.
Artikel 14 Bewijs van inschrijving
De gegevens die op het bewijs van inschrijving dienen te worden vermeld zijn voor de woningzoekende van belang, omdat met deze gegevens gewerkt wordt bij de beoordeling of zij voldoen aan de gestelde criteria bij aangeboden woningen.
Een inschrijving is in principe drie jaar geldig. Zicht op de actieve woningzoekenden blijft behouden, door het werken met een geautomatiseerd aanbodsysteem. Tussentijdse beëindiging van de registratie wordt in het derde lid verwoord en blijft dus onverkort van kracht in een aantal gevallen.
Artikel 15 Aanbod van huurwoningen
De algemene regel is: alle huurwoningen die vrijkomen worden in 'De Bunschoter' gepubliceerd.
Dit lid verwoordt de enige uitzonderingen op de plicht tot publicatie van vrijkomende huurwoningen:
Artikel 16 Toewijzing van huurwoningen
Registratieduur is het criterium voor de toewijzing van huurwoningen. De woningzoekende met de langste inschrijfduur krijgt de woning in principe toegewezen. Het vijfde lid geeft de uitzonderingen op deze hoofdregel aan. Er is voor inschrijfduur gekozen, omdat dit ten eerste een objectief criterium is, ten tweede in de rest van de provincie wordt gebruikt en tenslotte ook voor alle woningzoekenden bruikbaar is (ook zij zonder zelfstandige woonruimte).
Dit lid geeft expliciet aan dat voorrangskandidaten op grond van artikel 18 altijd voorrang hebben op de andere woningzoekenden en dat de 'oudste' voorrang voorgaat.
Het vijfde lid biedt burgemeester en wethouders de mogelijkheid om aanvullende afspraken te maken met verhuurders over de toewijzing van een beperkt aantal woningen.
Concreet wordt bedoeld het afspreken met verhuurders van percentages toe te wijzen woningen voor een bepaalde categorie huishoudens- dan wel leeftijdscategorie. Deze mogelijkheid is opgenomen om te voorkomen dat er groepen (i.e. jongeren tot 30 jaar en ouderen vanaf 65 jaar zonder voorrangsverklaring) in de knel komen.
Bij specifieke doelgroepen kan tot slot gedacht worden aan gehandicapten die op aangewezen zijn op een aangepaste woning of een rolstoel(vriendelijke) woning. De nader aan te geven criteria worden opgenomen in de advertentie in De Bunschoter en betreffen de kenmerken van de handicap in relatie tot de aangebrachte aanpassingen in de woning.
Burgemeester en wethouders kunnen dergelijke afspraken opnemen in de overeenkomsten, die op grond van artikel 25 met eigenaren ten behoeve van een rechtvaardige en evenwichtige verdeling van woonruimte kunnen worden gesloten. Zie ook artikel 25 en de toelichting daarop, waarin hierop nader i wordt ingegaan.
Artikel 17 Toewijzing van nieuwbouw-koopwoningen
Bij koopwoningen wordt een doelgroepenbeleid gevolgd. Per nieuwbouwproject worden criteria opgenomen gerelateerd aan het woningtype. Er wordt per project een kandidatenlijst aangelegd. Zie ook de toelichting op artikel 13, zesde lid.
De mate van voorrangverlening kent twee varianten:
Woningzoekenden die een voorrangsverklaring (dringend noodzakelijk of beperkt noodzakelijk) hebben gekregen, dienen zelf actief een passende andere woning te zoeken via het aanbodmodel.
Artikel 21 gaat hier nader op in.
Dit lid geeft expliciet aan dat een voorrangsverklaring slechts wordt verstrekt voor een woning in de huursector.
Voorrang wordt in principe pas verleend na een positieve indicatie en na een vermogenstoets. De meeste aanvragen om urgentie betreffen aanvragen op medische, sociaal-medische en sociale gronden (inclusief echtscheidingen/beëindiging samenlevingscontracten). Uitgangspunt is dat eerst eigen middelen worden ingezet, alvorens urgentie wordt verstrekt. Dat kan zijn door het huren op de particuliere woningmarkt of het kopen van een andere woning, hetzij het aanpassen van de bestaande woning. Op deze wijze wordt de druk op de huurwoningmarkt verlicht.
In bijlage 2 en 3 zijn de procedure en criteria beschreven met betrekking tot aanvragen op medische, sociale en sociaal-medische gronden (artikel 18 lid 4A tot en met 4E). 'Volkshuisvestelijke indicatie' (lid 4F) betreft feiten die reeds bij de inschrijving als woningzoekende bekend zijn en kan worden toegekend op grond van feitelijke informatie. De overige soorten voorrang hebben meer de behoefte aan een oplossing-op-maat met elkaar gemeen.
Aan de hand van maatschappelijke ontwikkelingen kunnen deze criteria en voorwaarden worden aangepast of komen te vervallen of kunnen nieuwe criteria worden toegevoegd.
Volkshuisvestelijke indicatie (lid 4F)
Dit betreft bewoners van ingrijpend te verbeteren of te slopen straten, buurten of wijken. Samen met stadsvernieuwingskandidaten op incidentele basis (sloop van een enkele woning in het belang van de volkshuisvesting) vormen deze herstructureringsurgenten een aparte categorie, waarover met toegelaten instellingen aparte afspraken worden gemaakt en waarbij voorrang gegeven wordt boven andere voorrangskandidaten ex artikel 18 lid 4.
Artikel 19 Aanvragen van een voorrangsverklaring
Bedoeld wordt nadere informatie die burgemeester en wethouders noodzakelijk achten om tot een goed oordeel over de aanvraag van een voorrangsverklaring te komen. Hierbij zijn drie concrete gevallen denkbaar: bij een aanvraag op medische gronden wordt het Centrum Indicatiestelling Zorg om aanvullend advies gevraagd, bij een aanvraag op sociaal-medische gronden wordt de Gewestelijke Gezondheidsdienst Eemland ingeschakeld en bij sociale aanvragen kan de Woonruimtecommissie behoefte hebben aan meer achtergrondinformatie dan alleen het verhaal van de aanvrager op het spreekuur. Zij kan daartoe Amant om nader advies vragen. Dergelijk onderzoek wordt als onafhankelijk beschouwd, in tegenstelling tot de rapportage van de sociale hulpverlening in Bunschoten (bijv. De Schutsluis) of huisartsen die meestal het belang van de cliënt behartigen.
De woningzoekende heeft in principe een eigen verantwoordelijkheid als het gaat om het vinden van andere woonruimte. In veel gevallen kan er binnen een redelijke termijn worden voorzien in de woningbehoefte, maar het is aan de woningzoekende zelf om te reageren op advertenties in 'De Bunschoter'. In de praktijk komt het nogal eens voor dat een woningzoekende denkt in aanmerking te komen voor een voorrangsverklaring, maar nog niet eens heeft gereageerd op geadverteerde woningen. Zelfs staat de betreffende persoon in een aantal gevallen nog niet eens ingeschreven als woningzoekende. Het is in de laatstbedoelde gevallen geen uitzondering dat zo iemand zich laat registreren als woningzoekende en dezelfde avond bij de Woonruimtecommissie ter vergadering verschijnt om voorrang aan te vragen.
Er zijn altijd gevallen denkbaar dat het hanteren van deze minimale inschrijvingsduur onredelijk zou zijn. Op grond van artikel 28 (hardheidsclausule) kan dan ook in voorkomende gevallen van dit derde lid worden afgeweken.
Artikel 21 Actieve opstelling voorrangskandidaten en bemiddeling
Woningzoekenden met een voorrangsverklaring wegens dringende noodzaak die zelf reageren op vrijkomende woningen krijgen voorrang op de overige woningzoekenden en komen zo versneld aan de beurt. Zij moeten zich hierbij actief en flexibel ofwel breed opstellen. De vraag is echter: wat is een actieve opstelling en wat is een brede opstelling?
Een brede opstelling wil zeggen dat de voorrangskandidaat reageert op woningen die voldoen aan de gestelde criteria in de voorrangsverklaring ten aanzien van het woningtype, het aantal personen en de maximale of minimale huurprijs. In principe speelt locatievoorkeur daarbij geen rol. Het gaat immers om de versnelde oplossing van een woonprobleem en dus niet om bevordering van de wooncarrière.
Er zijn echter situaties denkbaar dat het vanuit sociaal oogpunt niet redelijk is van de voorrangskandidaat te verlangen dat deze reageert op een bepaalde, in principe passende, woning die echter op een voor hem ongewenste locatie is gesitueerd. Denkbaar is bijvoorbeeld de situatie voor ouderen dat zij niet naar een woning in een complex of buurt verhuizen waar alleen jongeren wonen. Anderzijds wordt voor ouderen geen voorrang verleend voor het complex "Op de Ree" maar voor een seniorenwoning, waarvan er meerdere complexen zijn in de gemeente. De Woonruimtecommissie dient dergelijke, mogelijk relevante informatie over een passende woning binnen een passende woonomgeving (wijk of complex) mee te wegen in de advisering aan het college. De voorrangsverklaring kan, indien van toepassing, dan aangeven welke wijken of complexen in ieder geval als passend worden beschouwd.
Ten aanzien van de actieve opstelling: indien woningzoekenden een als passend aan te merken woning laten 'passeren', bemiddelen burgemeester en wethouders niet actief.
Indien voorrangskandidaten met de hoogste urgentie niet binnen een halfjaar beschikken over andere woonruimte bemiddelen burgemeester en wethouders alsnog actief, mits is voldaan aan de twee genoemde voorwaarden van een brede en een actieve opstelling.
Artikel 23 Melding van leegstand
Artikel 8 van de wet bepaalt dat de minimumtermijn waarna geëist mag worden dat leegstand gemeld moet worden 2 maanden is.
Ten aanzien van de woonruimten die in het leegstandsregister worden genoteerd is een keuzemogelijkheid opgenomen tussen alleen de woonruimten die aangemeld worden en alle woonruimten die langer dan een bepaalde periode leegstaan, dus ook de woningen waarvan de leegstand door de gemeente zelf geconstateerd is. De keuzemogelijkheid is opgenomen, omdat de gemeente geen controlepiicht heeft.
Hoofdstuk 3 Organisatie en bevoegdheden
Bij het bepalen van het woningaanbod wordt gekeken naar de aangeboden woonruimte waarvoor een huisvestingsvergunning is vereist. Dit is met name van belang voor de kern Eemdijk, waar de woningstichting een aantal huurwoningen heeft. Op grond van dit artikel is het mogelijk om woningzoekenden met een economische of maatschappelijke binding aan Eemdijk bij voorrang te huisvesten boven andere woningzoekenden. Het aantal woningen waarop dit van toepassing is mag niet hoger zijn dan 30% van de totale aangeboden woonruimte onder de huur- dan wel koopprijsgrens in de gemeente als geheel, gemiddeld over de laatste drie kalenderjaren.
Het eerste lid maakt het mogelijk om aanvullende overeenkomsten met betrekking tot de woonruimteverdeling met verhuurders af te sluiten.
In tegenstelling tot de situatie onder de Woonruimtewet 1947 behoeft een overeenkomst met betrekking tot woonruimteverdeling tussen de gemeente en een eigenaar van woonruimte overigens niet meer door de gemeenteraad goedgekeurd te worden. De raad kan zelf wel bepalen dat dit noodzakelijk blijft.
Afwijking van de bezettingsnorm zal slechts aan de orde zijn indien er voor een bepaald type woning geen woningzoekende met een passende huishoudensgrootte kan worden gevonden. In Bunschoten zal dit vooral van toepassing zijn op vrijgekomen grotere eengezinswoningen waarvoor slechts eenen tweepersoonshuishoudens belangstelling tonen.
Bij specifieke doelgroepen in de bedoelde overeenkomsten in Bunschoten wordt gedacht aan prestatieafspraken met sociale verhuurders, waarin waarborgen worden opgenomen voor de huisvesting van de specifieke doelgroepen ouderen (vanaf 65 jaar), jongeren (tot 30 jaar), mensen met lichamelijke of geestelijke beperkingen en personen die zorg behoeven. Meer dan met de huisvestingsverordening kan met een convenant flexibel worden ingespeeld op wijzigende marktomstandigheden. Indien bijvoorbeeld de hypotheekrente weer gaat stijgen zullen er naar verwachting meer woningzoekenden naar een huurwoning komen die een zelfstandige woning achterlaten (zgn. doorstromers).
Dergelijke prestatieafspraken zijn en worden reeds met de grootste sociale verhuurder in Bunschoten, de Stichting Woningcorporaties Het Gooi en Omstreken, gemaakt. Deze afspraken moeten worden gezien als een uitwerking c.q. nadere invulling van de regels in de verordening. Mogelijk worden soortgelijke afspraken ook met de Stichting Ouderenvoorzieningen "Op de Ree" gemaakt voor de doelgroep ouderen (65 jaar en ouder).
Indien een overeenkomst wordt gesloten met een verhuurder, wordt hiervan melding gemaakt en bovendien worden in de advertentie van de betreffende woningen, die worden aangeboden, deze aanvullende criteria genoemd.
Hoofdstuk 4 Overige bepalingen
De tekst van artikel 75 van de wet luidt:
De tekst van artikel 77 van de wet luidt:
De toezichthouder is bevoegd met medeneming van de benodigde apparatuur een woning binnen te treden zonder toestemming van de bewoner.
Artikel 31 Overleg bij wijziging
De inhoud van dit artikel is gelijk aan die van artikel 3, eerste lid, van de wet.
De drie bijlagen bij de verordening, de huur-inkomenstabel, de procedure voor het aanvragen van een medische, sociale en/of sociaal-medische indicatie, de criteria voor het toekennen van een sociale indicatie en de vermogenstoets zijn uitvoeringsgericht. Dit is de reden waarom burgemeester en wethouders de bevoegdheid moeten hebben om deze te wijzigen op grond van indexatie van rijksnormen (bijlage 1) en praktijkervaringen (bijlage 1, 2 en 3).
Bijlage 1: Huur-inkomenstabel voor de sociale verhuurders in Bunschoten
Huur-inkomenstabel voor de sociale verhuurders in Bunschoten per 01-07-2006
* Bedragen zijn afgerond op hele euro's. De vastgestelde exacte subsidiabele maandhuren blijven van kracht. Het brutomaandinkomen is voor 2006 bepaald door de grenzen uit 2005 te verhogen met de inflatie van 1,7%.
Toepassing van de huur-inkomenstabel: bij meer dan één reactie op een aangeboden woning wordt de woning aangeboden aan de kandidaat die:
Voor de toewijzing van woningen tot de aftoppingsgrenzen (per 01-07-2006 € 485,33 voor 1- en 2- persoonshuishoudens en € 520,12 voor 3- en meerpersoonshuishoudens) worden de vermogensgrenzen uit de Wet op de huurtoeslag gehanteerd. Daarbij is het begrip vermogen gewijzigd. Onder de huursubsidieregeling werd het gemiddelde vermogen in het peiljaar van de aanvrager en alle medebewoners opgeteld tot een rekenvermogen op huishoudenniveau. Vervolgens werd beoordeeld of dit binnen de grenzen van het maximaal toegestane vermogen viel. Met ingang van 2006 is deze methodiek komen te vervallen.
Het komt erop neer dat de aanvrager niet in aanmerking komt voor huurtoeslag als er sprake is van voordeel uit sparen of beleggen. "Voordeel uit box 3" betekent dat het vermogen van de aanvrager, de toeslagpartner of een van de medebewoners uitkomt boven de vrijstellingen die gelden voor box 3 van de inkomstenbelasting. Voor huishoudens met minderjarige kinderen en eenoudergezinnen gelden extra vermogensvrijstellingen. In de nieuwe regeling wordt per meerderjarig individu (op 01 januari van het berekeningsjaar 23 jaar of ouder) bepaald of het vermogen de grens van het heffingsvrij vermogen overschrijdt. Het maximaal toegestane vermogen per meerderjarige bedraagt € 19.522,— (prijspeil 2005). Heeft de aanvrager, de toeslagpartner of een van de meerderjarige medebewoners een vermogen dat ligt boven deze grens, dan wordt geen huurtoeslag verstrekt. Overigens telt het vermogen van de toeslagpartner of een van de medebewoners alleen mee als deze het gehele jaar deel uitmaakt van het huishouden van de belanghebbende.
In het algemeen wordt het vermogen van minderjarige (pleeg)kinderen toegerekend aan de (pleeg)ouder, een eigen aanslag over het vermogen van minderjarige kinderen komt vrijwel niet voor.
Voor ouders met minderjarige kinderen wordt het heffingsvrij vermogen in box 3 verhoogd met € 2.607,— (prijspeil 2005) per kind. Óf een gezin met een pleegkind dat over vermogen beschikt, al dan niet recht heeft op huurtoeslag, hangt sterk af van de vraag aan wie het vermogen wordt toegerekend. Een eenoudergezin zal onder de Awir eerder kans hebben op verlies van de tegemoetkoming. Een gezin met twee ouders heeft een ruimer heffingsvrij vermogen en dus eerder kans op huurtoeslag.
Voor een eenoudergezin met één minderjarig (pleeg)kind is het heffingsvrij vermogen:
€ 19.522,- + € 2.607,- = € 22.129,- (prijspeil 2005).
Voor een tweeoudergezin met één minderjarig (pleeg)kind is het heffingsvrij vermogen:
€ 39.044,- + € 2.607,- = € 41.651,- (prijspeil 2005).
Als er meer minderjarige (pleeg)kinderen zijn, dan wordt het heffingsvrije vermogen verhoogd met € 2.607,— per kind (prijspeil 2005).
Opgegeven inkomens en vermogens worden door de belastingdienst gecontroleerd.
De maximale huurgrens huurtoeslag bedraagt per 01-07-2006 € 615,01. De kwaliteitskortingsgrens bedraagt € 339,08.
Ten aanzien van het minimum belastbaar jaarinkomen geldt nog dat dit lager mag zijn dan de in de tabel genoemde bedragen in gevallen waarin sprake is van een toereikende vermogenspositie (in elk geval vallen vermogens onder de vermogensgrenzen uit de Wet op de huurtoeslag hier niet onder). De woningzoekende dient dit aan te kunnen tonen en dit wordt per geval beoordeeld.
Bijlage 2: Procedure aanvragen medische, sociale en sociaal-medische indicatie
De "Verordening regelende de taken, bevoegdheden, samenstelling en werkwijze van de vaste commissies van advies aan het college van burgemeester en wethouders" omvat ook de regels op hoofdlijnen met betrekking tot de Woonruimtecommissie. In de praktijk adviseert de Woonruimtecommissie het college van burgemeester en wethouders over aanvragen om voorrang op medische of sociale indicatie of een combinatie daarvan (artikel 18, lid 4A tot en met 4E van de verordening). De Woonruimtecommissie vergadert maandelijks in het gemeentehuis en houdt daar ook spreekuur. Onderstaande richtlijnen beogen de aanvragen om voorrang van de meest voorkomende urgenties te stroomlijnen, zodat er een voor alle betrokken partijen eenduidige procedure (inclusief termijnen van orde) ontstaat.
Woningzoekenden kunnen een aanvraag voor een medische indicatie indienen via het Zorgloket.
Na het onderzoek krijgen de aanvrager en de ergotherapeut de resultaten van het onderzoek. De ergotherapeut stuurt een kopie hiervan naar de secretaris van de Woonruimtecommissie, i.e. de medewerker volkshuisvesting. De stappen a. (aanvraag onderzoek door gemeente bij CIZ) tot en met d. (resultaten onderzoek ontvangen door gemeente) duren maximaal 6 weken.
De aanvrager dient de indicatie-aanvraag te komen toelichten in de eerstvolgende vergadering van de Woonruimtecommissie. De Woonruimtecommissie heeft op deze wijze de gelegenheid om rekening te houden met eventuele persoonlijke omstandigheden bij het bepalen van wat een 'passende' woning is voor de aanvrager.
. Binnen 2 weken na zijn besluit stuurt het college van burgemeester en wethouders, i.e. de secretaris van de Woonruimtecommissie, de aanvrager de beschikking op grond van artikel 18 van de verordening. Dit is de in de verordening genoemde voorrangsverklaring, ofwel de afwijzing van de indicatie-aanvraag,
Binnen 2 weken na zijn besluit stuurt het college van burgemeester en wethouders, i.e. de secretaris van de Woonruimtecommissie, de aanvrager de beschikking op grond van artikel 18 van de verordening. Dit is de in de verordening genoemde voorrangsverklaring, ofwel de afwijzing van de indicatie-aanvraag.
De aanvrager dient de indicatie-aanvraag te komen toelichten in de eerstvolgende vergadering van de Woonruimtecommissie. De Woonruimtecommissie heeft op deze wijze de gelegenheid om rekening te houden met eventuele persoonlijke omstandigheden bij het bepalen van wat een 'passende' woning is voor de aanvrager.
Binnen 2 weken na zijn besluit stuurt het college van burgemeester en wethouders, i.e. de secretaris van de Woonruimtecommissie, de aanvrager de beschikking op grond van artikel 2.6.1 van de verordening. Dit is de in de verordening genoemde voorrangsverklaring, ofwel de afwijzing van de indicatie-aanvraag.
Bijlage 3a: Uitwerking criteria voor toekenning sociale indicatie
De Huisvestingsverordening omschrijft in artikel 18 lid 4B wanneer sprake is van sociale indicatie: "indien is vastgesteld dat, in afwijking van de reguliere wachttijd, een snellere oplossing van het huisvestingsprobleem vanuit sociaal oogpunt noodzakelijk is". Deze omschrijving is zodanig breed en voor velerlei uitleg vatbaar gebleken in de praktijk dat het wenselijk is om hier enige uitwerking aan te geven. De voorwaarden voor het verkrijgen van voorrang wegens echtscheiding/beëindiging samenleving (ook een sociale indicatie) worden hier niet nogmaals vermeld, deze staan beschreven in de verordening (artikel 18 lid 4D).
Onderstaande opsomming van criteria is niet limitatief. Maatwerk blijft in voorkomende gevallen mogelijk. Daarnaast is bijlage 3b van toepassing.
Hiervoor wordt allereerst verwezen naar de artikelen 21 (actieve opstelling voorrangskandidaten en bemiddeling) en 22 (wijziging en intrekking) van de verordening met de bijbehorende toelichting. Verder is een indicatie niet bedoeld om 'wooncarrière' te maken. Verbetering van de woonsituatie mag dan ook niet het doel zijn van de aanvrager van een indicatie.
Toets vooraf (door de Woonruimtecommissie i.o.m. Het Gooi)
1. eigen mogelijkheden op de woningmarkt
Het is van belang om het woonruimteverdelingsysteem niet onnodig te verstoren door het gemakkelijk verstrekken van urgentieverklaringen. Immers, het hebben van voldoende vrijkomende woningen is een hiervan onafhankelijke factor, maar tegelijk wel een belangrijke voorwaarde om het urgentiesysteem te kunnen uitvoeren. Er moet dus zeer zorgvuldig met het afgeven van sociale indicaties worden omgesprongen. In elk geval is uitgangspunt dat de aanvrager niet kan worden geacht binnen de gewenste korte termijn zelfstandig in zijn woningbehoefte te voorzien.
Van belang bij de beoordeling van de noodsituatie zijn de omstandigheden waarin de indicatie-aanvrager verkeert. Waar woont hij/zij nu? Is de huidige woonsituatie al dan niet voldoende om de woonproblemen op te vangen?
Dit kunnen allerlei aspecten zijn, zoals contacten met buren, sociaal werk, woonomgeving en veiligheid van de woonsituatie.
Er zijn situaties denkbaar dat het raadzaam is om de deskundigheid van hulpverlenende instanties in te roepen. Zij hebben vaak een jarenlange ervaring met de indicatie-aanvrager. Bij dit aspect gaat het ook om de weerbaarheid van de persoon. Uitdrukkelijk is het niet de bedoeling om zonder meer mee te gaan met het hulpverlenersadvies. Zeker in geval de aanvrager al bekend was bij de hulpverleningsinstantie is het sociaal rapport niet 100% objectief. Expliciet geldt hierbij dat de indicatie-beoordeling alleen rekening houdt met woonproblemen en beoordeelt in hoeverre andere woonruimte een oplossing betekent voor deze moeilijkheden.
5. Is de situatie zelf gecreëerd?
Indien de woonsituatie waarin de aanvrager zich bevindt geheel of ten dele het gevolg is van door de aanvrager gemaakte keuzen, waarbij deze had kunnen voorzien dat daardoor een problematische situatie zou kunnen ontstaan, zal in principe geen urgentie verklaring worden verstrekt. Is de situatie zelf gecreëerd met het doel een indicatievaststelling te verkrijgen, dan wordt in geen geval een urgentieverklaring verstrekt.
Hieronder wordt voor een aantal situaties aangegeven in hoeverre het college van burgemeester en wethouders (op advies van de Woonruimtecommissie) een sociale indicatie zal vaststellen. De opsomming is bedoeld als handreiking bij de beoordeling, en dus niet uitputtend. Het college behoudt zich het recht voor om in zeer bijzondere situaties af te wijken van deze criteria.
Indien door brand, instorting, ontploffing etc. de woning onbewoonbaar is geworden, wordt een hoge sociale indicatie toegekend.
Indien er sprake is van ontwrichting van het huishouden door mishandeling door de (ex-)partner van de andere (ex-)partner of van (een) inwonend kind(eren) vanaf 18 jaar en er duidelijk geen mogelijkheden zijn tot opvang elders. In dit geval is een verklaring van een medicus vereist alsmede schriftelijke aangifte bij de politie. De aanvrager krijgt in dit geval een hoge sociale indicatie toegekend.
Huuropzegging van de woning door de verhuurder wegens dringend eigen gebruik
Belangrijk is in dit geval of men als huurder onder de Wet op de Huurbescherming valt. Deze Wet beschermt huurders van zelfstandige woonruimte. Een huuropzegging is dan slechts geldig wanneer deze bekrachtigd is door de kantonrechter of wanneer de huurder aangeeft met de huuropzegging akkoord te gaan.
De deelnemende verhuurder verlangt van de aanvrager dat deze alle middelen benut om de huurwoning te behouden. Men mag dus niet akkoord gaan met de huuropzegging door een andere verhuurder. Pas indien de rechter, na afweging van de belangen van beide partijen, de eis van de verhuurder heeft toegekend en dit middels een vonnis aangetoond kan worden, kan aan de aanvrager een indicatie toegekend worden. Er geldt dan een hoge sociale indicatie.
Anders ligt dit voor huurders van een zgn. dienstwoning. Hiervoor geldt geen huurbescherming.
Of er al dan niet sprake is van een dienstwoning blijkt uit het huurcontract of anders bij inspectie uit het feit dat de woning geen eigen opgang heeft en men dus alleen via het bedrijf de woning kan betreden.
In dit geval wordt in principe bij (aangetoonde) gedwongen beëindiging van het dienstverband een hoge sociale indicatie vastgesteld, als het dienstverband door de rechter ontbonden is en er geen verwijtbaar gedrag aan ten grondslag ligt.
Ook bij de huur van een recreatiewoning e.d. geldt de Wet op de Huurbescherming niet. Dergelijke bewoning is in principe als tijdelijk bedoeld. Van de huurder wordt verondersteld dat men wist waar men in dat opzicht aan begon en er zal dan ook geen sociale indicatie toegekend worden wanneer men de woning moet verlaten.
Verkoop van de woning door de verhuurder
(Ver)koop breekt geen huur. Het huurcontract moet dan ook door de nieuwe eigenaar voortgezet worden.
E.e.a. levert geen sociale indicatie voor de zittende huurder op.
Ontwrichting in financiële zin
Wanneer er sprake is van ontwrichting van het huishouden in financiële zin, de aanvrager in principe geen schuld treft, er geen andere oplossingen op financieel gebied zijn èn de aanvrager de woonlasten niet meer kan opbrengen, wordt een hoge sociale indicatie vastgesteld. De aanvrager moet deze situatie zelf aantonen met bewijsstukken bij de secretaris van de Woonruimtecommissie. Over het algemeen betreft het gevallen van onvoorziene, niet verwijtbare inkomensterugval (veelal arbeidsongeschiktheidsverklaring of faillissement door teruggang in de bedrijfstak). Echtscheidingen vallen hier niet onder; hiervoor biedt de regeling in artikel 18, lid 4D de mogelijkheid van urgentieverlening.
Indien men reeds zelfstandig woont, wordt geen sociale indicatie toegekend bij een kamertekort. Men heeft hierin een eigen verantwoordelijkheid. Over het algemeen is er voldoende woningaanbod, waarop men kan reageren om zo binnen een redelijke termijn andere woonruimte te vinden.
Bij verhuizing van de ouders naar een kleinere woning, wordt er vanuit gegaan dat de ouders de verantwoordelijkheid nemen voor onderdak van de inwonende kinderen en kan er dus geen sociale indicatie worden toegekend, tenzij men bijvoorbeeld aantoonbaar uit medische noodzaak naar een kleinere woning diende te verhuizen. Afhankelijk van de tijdsdruk wordt dan een beperkte of hoge sociale indicatie bepaald.
Het ervaren van overlast leidt in principe niet tot een sociale indicatie. Ten eerste zou met het verhuizen van de gehinderde het overlastprobleem blijven bestaan en bovendien staan voor het oplossen van dit probleem andere mogelijkheden open. De verhuurder is bereid te bemiddelen wanneer het een huurwoning betreft.
Desnoods kan de politie of uiteindelijk zelfs de rechter ingeschakeld worden.
Mochten dergelijke interventies echter niet baten en tegelijkertijd duidelijk zijn dat het probleem niet op korte termijn opgelost kan worden, terwijl dit voor de (psychische) gezondheid van aanvrager wel noodzakelijk is, dan kan in incidentele gevallen tot het toekennen van een sociale urgentie worden overgegaan. E.e.a. afhankelijk van de tijdsdruk. Daarbij moet ook duidelijk zijn dat er van de gehinderde geen inspanningen meer verwacht kunnen worden om het overlastprobleem aan te pakken.
Verzoek zelfstandige woonruimte vanuit inwoningsituatie
In uitzonderlijke omstandigheden kan een sociale indicatie worden toegekend. Deze omstandigheden moeten blijken uit sociaal onderzoek waarvan rapportage door een professionele maatschappelijke hulpverlener (niet de huisarts) een belangrijk deel uit maakt. Uit dit sociaal onderzoek moet blijken dat wat in eerste instantie meestal een relatie-/gezins-/of opvoedingsprobleem is, verworden is tot een huisvestingsprobleem, nadat alle andere mogelijkheden tot een oplossing aantoonbaar onderzocht zijn (o.a. de kamermarkt) en er van aanvrager geen verdere inspanningen meer verwacht kunnen en mogen worden en de situatie voor aanvrager en/of huisgenoten onhoudbaar is geworden. Afhankelijk van de ernst van de situatie en daarmee de tijdsdruk kan dan een sociale indicatie worden toegekend.
Over het algemeen gaat het hier om ernstig en langdurig verstoorde gezinsrelaties in combinatie met bepaalde psychische of psychosomatische problematiek bij een van de betrokkenen.
In geval mishandeling, incest of dergelijke dat middels rapportage van de hulpverlener aannemelijk kan worden gemaakt, wordt een hoge sociale indicatie vastgesteld.
Bij noodgedwongen vertrek uit een complex voor begeleid zelfstandig wonen in verband met het bereiken van de meerderjarigheid wordt er vanuit gegaan dat aanvrager niet terug kan naar de ouder(s) en wordt afhankelijk van de tijdsdruk, die uit rapportage van de begeleidende instantie moet blijken, een sociale indicatie vastgesteld. Uiteraard moet aanvrager dan wel als zelfredzaam kunnen worden beschouwd.
Negatieve ervaringen in en associaties met de huidige woning
Met name wanneer er sprake is van pathologische rouw, waarbij de woning en/of woonomgeving aanvrager voortdurend confronteert met het verlies en dit blijkens rapportage van de hulpverlener (niet de huisarts) belemmerend werkt voor een goede rouwverwerking, kan overgegaan worden tot vaststelling van een beperkte sociale urgentie.
Op basis van rapportage van de Reclassering kan hier eventueel een sociale indicatie vastgesteld worden. In feite moet hierin duidelijk gemaakt worden dat betrokkene al de nodige inspanningen voor resocialisatie verricht heeft en het verkrijgen van zelfstandige woonruimte een voorwaarde is voor een positieve afronding. Verwacht wordt dat betrokkene zich reeds.bij aanvang van de detentie in heeft laten schrijven als woningzoekende. Inplaatsing kan bijzondere aandacht vereisen. De hoogte van de sociale indicatie is afhankelijk van de tijdsdruk.
Ontslag uit alcohol- of drugverslavingkliniek
Ook hier dient uit rapportage van de kliniek te blijken dat betrokkene de nodige inspanningen heeft verricht om tot een positief eindresultaat van de behandeling te komen en zelfstandige huisvesting de nog ontbrekende voorwaarde voor een nieuwe start is. Extra aandacht voor de inplaatsing is veelal wenselijk. Als voorwaarde kan gesteld worden dat er een (woon)begeleidingscontract wordt afgesloten met het CAD. De hoogte van de sociale indicatie is afhankelijk van de tijdsdruk.
Ontslag uit een psychiatrische kliniek of instelling voor beschermd wonen.
Rapportage van de instelling waarin zelfstandig wonen geïndiceerd wordt is ook hier een vereiste voor een sociale indicatie. Door de aanvrager gepleegde inspanningen tb.v. een goed behandelingsresultaat hebben hier in principe minder de nadruk dan bij ontslag uit detentie. Inplaatsing is ook hier een belangrijk aandachtspunt. De hoogte van de sociale indicatie is afhankelijk van de tijdsdruk.
De volgende situaties leiden in elk geval niet tot een sociale indicatie:
Bijlage 3b: Vermogenstoets medische, sociale of sociaal-medische indicatie
Bij de beoordeling door de Woonruimtecommissie of een woningzoekende voldoende eigen mogelijkheden op de woningmarkt heeft, worden, naast de mogelijkheden in de huursector, ook de mogelijkheden in de koopsector betrokken in de beoordeling. Hierbij worden o.a. het vermogen, de waarde van een eigen huis, inkomen uit arbeid of uit andere bron, bijvoorbeeld alimentatie, alsmede de mogelijkheden tot hypotheekverstrekking betrokken. Ook worden in relatie tot de financiële middelen de mogelijkheden tot woningaanpassing betrokken. Indien het vermogen op € 100.000,= of meer wordt of kan worden geschat, wordt de aanvrager in elk geval geacht zelfstandig in zijn woningbehoefte te kunnen voorzien. Deze toetsing wordt door de secretaris van de Woonruimtecommissie uitgevoerd.
De aanvrager dient dergelijke gegevens eveneens schriftelijk te (kunnen) overleggen aan de Stichting Woningcorporaties Het Gooi en Omstreken op het moment dat een woning wordt toegewezen. Mocht dan blijken dat de eerder aan de gemeente verstrekte gegevens onjuist of onvolledig waren en op grond daarvan voorrang is verstrekt, dan kan dit aanleiding zijn tot het intrekken van de voorrangsverklaring door de gemeente. Intrekking volgt in ieder geval bij overschrijding van de vermogensgrens.
De toets is van toepassing op de volgende vormen van urgenties: medisch, sociaal (incl. echtscheidingen/ beëindiging samenlevingscontract) en sociaal-medisch. Hantering van de vermogenstoets laat onverlet de mogelijkheid om artikel 27 van de verordening toe te passen (hardheidsclausule)