Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Steenwijkerland

Verordening op de heffing en de invordering van afvalstoffenheffing 2022

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieSteenwijkerland
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening op de heffing en de invordering van afvalstoffenheffing 2022
CiteertitelVerordening afvalstoffenheffing Steenwijkerland 2022
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 15.33 van de Wet milieubeheer

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

25-12-2021Nieuwe regeling

21-12-2021

gmb-2021-473266

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening op de heffing en de invordering van afvalstoffenheffing 2022

De raad van de gemeente Steenwijkerland;

 

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 16 november 2021, nummer 2021_B&W_00701;

 

gelet op artikel 15.33 van de Wet milieubeheer;

besluit vast te stellen de volgende verordening:

 

Verordening op de heffing en de invordering van afvalstoffenheffing 2022

(Verordening afvalstoffenheffing Steenwijkerland 2022).

Artikel 1 Definitie

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder “gebruik maken”: gebruik maken in de zin van artikel 15.33 van de Wet milieubeheer.

Artikel 2 Aard van de belasting en belastbaar feit

  • 1.

    Onder de naam “afvalstoffenheffing” wordt een directe belasting geheven als bedoeld in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer.

  • 2.

    De afvalstoffenheffing als bedoeld in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel wordt naar afzonderlijke grondslagen geheven ter zake van het gebruik maken van een perceel ten aanzien waarvan krachtens de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.

Artikel 3 Voorwerp van de belasting

  • 1.

    Voorwerp van de belasting is een perceel.

  • 2.

    Als perceel wordt aangemerkt:

    • a.

      de onroerende zaak, bedoeld in artikel 16, onder a, c, d, en f van de Wet waardering onroerende zaken;

    • b.

      de roerende zaak, welke duurzaam aan een plaats gebonden is;

    • c.

      een gedeelte van een in onderdeel b bedoelde roerende zaak dat blijkens zijn indeling is bestemd om als een afzonderlijk geheel te worden gebruikt;

    • d.

      een samenstel van twee of meer van de in onderdeel b bedoelde roerende zaken of in onderdeel c bedoelde gedeelten daarvan, die bij dezelfde belastingplichtige in gebruik zijn en die, naar de omstandigheden beoordeeld, bij elkaar horen;

    • e.

      het binnen de gemeente gelegen deel van een in onderdeel b bedoelde roerende zaak, van een in onderdeel c bedoeld gedeelte daarvan of van een in onderdeel d bedoeld samenstel.

Artikel 4 Belastingplicht

De belasting wordt geheven van degene die al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruik maakt van een perceel.

Artikel 5 Maatstaf van heffing en belastingtarief

De belasting wordt geheven naar de maatstaven en de tarieven opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel.

Artikel 6 Belastingjaar

Met betrekking tot de belasting die per jaar wordt geheven is het belastingjaar gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 7 Wijze van heffing

  • 1.

    De belasting bedoeld in hoofdstuk 1 van de tarieventabel wordt geheven bij wege van aanslag.

  • 2.

    De belasting bedoeld in hoofdstuk 2 van de tarieventabel wordt geheven door middel van een mondelinge dan wel een schriftelijke gedagtekende kennisgeving. Het gevorderde bedrag wordt mondeling, dan wel door uitreiking of toezending van de schriftelijke kennisgeving aan de belastingschuldige bekendgemaakt.

Artikel 8 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1.

    De belasting bedoeld in de onderdelen 1.1, 1.1.1 en 1.4 van hoofdstuk 1 van de tarieventabel is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2.

    De belasting bedoeld in de onderdelen 1.2 tot en met 1.3 van hoofdstuk 1 van de tarieventabel is verschuldigd bij de aanvang van de dienstverlening.

  • 3.

    De belasting bedoeld in onderdeel 2.1 van hoofdstuk 2 van de tarieventabel is verschuldigd bij de aankoop van de desbetreffende plastic afvalzakken.

  • 4.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting bedoeld in de onderdelen 1.1 en 1.1.1 van hoofdstuk 1 van de tarieventabel verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 5.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als bedoeld in de onderdelen 1.1 en 1.1.1 van hoofdstuk 1 van de tarieventabel als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 6.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting bedoeld in onderdeel 1.4 van hoofdstuk 1 van de tarieventabel verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 7.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als bedoeld in onderdeel 1.4 van hoofdstuk 1 van de tarieventabel als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 8.

    Het vierde en vijfde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en aldaar een ander perceel, waarop onderdeel 1.4 van hoofdstuk 1 van de tarieventabel niet van toepassing is, in gebruik neemt.

  • 9.

    Het zesde en zevende lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en aldaar een ander perceel, waarop onderdeel 1.4 van hoofdstuk 1 van de tarieventabel van toepassing is, in gebruik neemt.

Artikel 9 Termijnen van betaling

  • 1.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moet(en):

    • a.

      de aanslagen als bedoeld in de onderdelen 1.1, 1.1.1 en 1.4 van hoofdstuk 1 van de tarieventabel worden betaald in twee gelijke termijnen, waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee maanden later;

    • b.

      de aanslagen met betrekking tot de afrekening van het aantal aanbiedingen als bedoeld in de onderdelen 1.2 tot en met 1.3 van hoofdstuk 1 van de tarieventabel worden betaald uiterlijk op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld;

    • c.

      de belasting bedoeld in hoofdstuk 2 van de tarieventabel worden betaald, ingeval de kennisgeving als bedoeld in artikel 7, tweede lid:

      • -

        mondeling wordt gedaan, op het moment van het doen van de kennisgeving;

      • -

        schriftelijk wordt gedaan, op het moment van uitreiking van de kennisgeving, dan wel ingeval van toezending daarvan, binnen veertien dagen na de dagtekening van de kennisgeving.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid, onderdeel a, geldt, ingeval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan, minder is dan € 5.000,00 en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in tien gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 3.

    Indien de verschuldigde bedragen als genoemd in het tweede lid tweemaal achtereen niet kunnen worden geïncasseerd, vervalt met betrekking tot het betreffende aanslagbiljet de mogelijkheid tot automatische incasso en gelden de betaaltermijnen als genoemd in het eerste lid, onderdeel a.

  • 4.

    De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

Artikel 10 Kwijtschelding

Bij de invordering van de afvalstoffenheffing wordt kwijtschelding verleend tot een maximum van de in het betreffende geval van toepassing zijnde belasting als bedoeld in onderdeel 1.1 of onderdeel 1.1.1 van de tarieventabel, vermeerderd met 13 keer het tarief per aanbieding van afval in een ondergrondse verzamelcontainer zoals opgenomen in onderdeel 1.3 van de tarieventabel.

Artikel 11 Overgangsrecht

De “Verordening afvalstoffenheffing Steenwijkerland 2021” vastgesteld bij raadsbesluit van 15 december 2020, nummer 2020-RAAD-00063, wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 12, tweede lid, genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

Artikel 12 Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

  • 2.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2022.

Artikel 13 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening afvalstoffenheffing Steenwijkerland 2022.

 

Steenwijk,21 december 2021

De raad voornoemd,

de griffier,

A.ten Hoff

de voorzitter,

J.H.Bats

TARIEVENTABEL behorende bij de Verordening afvalstoffenheffing Steenwijkerland 2022

ALGEMEEN

De bedragen genoemd in deze tabel zijn inclusief omzetbelasting indien deze verschuldigd is.

 

HOOFDSTUK 1 MAATSTAVEN EN TARIEVEN AFVALSTOFFENHEFFING

 

 

1.1

De belasting bedraagt per perceel per belastingjaar

186,46.

1.1.1

In afwijking van het bepaalde in onderdeel 1.1, bedraagt de belasting voor percelen waar op grond van artikel 4 van het “Uitvoeringsbesluit Afvalstoffenverordening Steenwijkerland 2017”

groente- , fruit- en tuinafval niet afzonderlijk wordt ingezameld, per perceel per belastingjaar

156,44.

1.2

Onverminderd het bepaalde in de onderdelen 1.1 en 1.1.1 bedraagt de belasting per aanbieding van een:

 

 

1.2.1

mini-container van 240 liter bestemd voor restafval

9,21;

1.2.2

mini-container van 140 liter bestemd voor restafval

5,63;

1.2.3

mini-container van 120 liter bestemd voor restafval

5,63;

1.2.4

minicontainer van 80 liter bestemd voor restafval

3,45;

1.2.5

mini-container van 60 liter bestemd voor restafval

2,65;

1.2.6

mini-container van 40 liter bestemd voor restafval

2,10;

1.2.7

city-bin van 40 liter bestemd voor restafval

2,10.

1.3

Onverminderd het bepaalde in de onderdelen 1.1 en 1.1.1 bedraagt de belasting, voor percelen die voor de afvalverwijdering zijn aangewezen op verzamelcontainers, per aanbieding van maximaal 40 liter restafval

1,55.

1.4

Onverminderd het bepaalde in de onderdelen 1.1 en 1.1.1 bedraagt de belasting, voor percelen die op grond van artikel 3 van het “Uitvoeringsbesluit Afvalstoffenverordening Steenwijkerland 2017” gebruik maken van een inzamelvoorziening voor een aantal percelen (verzamelcontainer) en waarvan het aanbiedgedrag niet individueel kan worden gemeten

47,91.

 

 

 

 

HOOFDSTUK 2 MAATSTAVEN EN TARIEVEN AFVALSTOFFENHEFFING

 

 

2.1

Onverminderd het bepaalde in de onderdelen 1.1 en 1.1.1 bedraagt de belasting voor het aanbieden van huishoudelijk afval in daarvoor bestemde en goedgekeurde plastic afvalzakken, per zak

2,80.

 

Behorende bij raadsbesluit van 21 december 2021.

De griffier van Steenwijkerland,