Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Sint Anthonis

Verordening Baatbelasting Van Steenhuijsstraat Oploo 2001

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieSint Anthonis
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening Baatbelasting Van Steenhuijsstraat Oploo 2001
CiteertitelVerordening Baatbelasting Van Steenhuijsstraat Oploo 2001
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerpfinanciën en economie

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

De datum van ingang van de heffing is 1 oktober 2001.Datum ondertekening inwerkingstredingbesluit 02-07-2001Bron ondertekening inwerkingstredingbesluit PeelrandWijzer 11-07-2001.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Gemeentewet, art. 222.

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

19-07-2001Nieuwe regeling.

02-07-2001

PeelrandWijzer 11-07-2001

Geen.

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening Baatbelasting Van Steenhuijsstraat Oploo 2001

De Raad van de gemeente Sint Anthonis;

gelezen het voorstel van het College van burgemeester en wethouders van 8 juni 2001;

gehoord de Commissie VROM en de Commissie Financiën/Welzijn van 19 juni 2001;

gelet op gelet op artikel 222 van de Gemeentewet en het "Aangevuld Bekostigingsbe­sluit Van Steenhuijsstraat'', vastge­steld bij raadsbesluit van 1 februari 1999

BESLUIT:

vast te stellen de navolgende “Verordening op de heffing en invordering van een Baatbelasting Van Steenhuijsstraat Oploo 2001?.

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Deze verordening verstaat onder:

a. een onroerende zaak: 1. een gebouwd eigendom; 2. een ongebouwd eigendom

b. het bestemmingsplan: het bestemmingsplan “Oploo dorp 1992?.

Artikel 2 Belastbaar feit

1. Onder de naam "Baatbelasting Van Steenhuijsstraat Oploo 2001" wordt in de vorm van een heffing ineens een directe belas­ting geheven ter zake van de onroerende zaken gelegen in de gemeente binnen de rode omlijning op de bij deze verorde­ning behorende en als zodanig gewaar­merkte kaart, die op 1 januari 2000 zijn gebaat door de in het tweede lid genoemde voorzieningen die tot stand zijn of worden ge­bracht door of met medewerking van het gemeente­bestuur.

2. De in het eerste lid bedoelde voorzieningen omvatten de aanleg van een weg c.a. in het gebied begrensd door de Van Steenhuijsstraat, de Van Hoevelwijckstraat en de Grotestraat te Oploo een en ander ter ontsluiting van de in het bestemmingsplan aangewezen onroerende zaken gelegen ten oosten van de aan de Grotestraat gelegen bebouwing.

Artikel 3 Belastingplicht

1. De belasting wordt geheven van degene die van een onroeren­de zaak als bedoeld in artikel 2, eerste lid, het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht.

2. Voor de toepassing van het eerste lid wordt als genotheb­ben­de krachtens eigendom, bezit of beperkt recht aangemerkt degene die op het tijdstip van ingang van de heffing dan wel, indien de belasting wordt geheven in de vorm van een jaarlijkse aanslag, bij de aanvang van het belas­ting­jaar als zodanig in de kadastrale registers is vermeld, tenzij blijkt dat hij op dat tijdstip geen genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is.

Artikel 4 Maatstaf van heffing

De maatstaf van heffing is een bedrag per onroerende zaak.

Artikel 5 Belastingtarief

De belasting bedraagt per onroerende zaak ƒ 45.000,-- /€ 20.420,11

Artikel 6 Regeling inzake heffing in de vorm van een jaar­lijkse belasting

1. In afwijking van het bepaalde in artikel 2 wordt op verzoek van de belastingplichtige de belasting geheven in de vorm van een jaarlijkse belasting gedurende 25 jaren. Het verzoek genoemd in de eerste volzin dient binnen 12 weken na de dagtekening van de aanslag schriftelijk bij de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b. van de Gemeentewet bedoelde ambtenaar te worden ingediend.

2. Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

3. De jaarlijkse belasting bedraagt de annuïteit van het totaal verschuldigde, berekend op basis van een periode van 25 jaren en een rentevoet van 6 %.

4. De belasting voor de nog niet verstreken belastingjaren kan elk jaar op verzoek worden afgekocht. De afkoopsom wordt bepaald op de contante waarde van de op 1 januari van het belastingjaar, waarin de afkoop plaatsvindt, nog te verschijnen belasting­bedragen berekend naar een rentevoet van 6 %. Het verzoek genoemd in de eerste volzin dient vóór 15 maart van het belastingjaar, waarin de afkoop plaatsvindt, schrifte­lijk bij de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b. van de Gemeente­wet bedoelde ambtenaar te worden ingediend.

5. a. Ingeval de belasting wordt geheven in de vorm van een jaarlijkse heffing en de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak als bedoeld in het eerste lid eindigt of wijzigt als gevolg van het overdragen van eigendom, bezit of beperkt recht, wordt de jaarlijkse heffing overeenkom­stig het eerste lid gecontinueerd.

b. De belasting kan na wijziging van de belasting­plicht als bedoeld in dit lid onder a, overeen­komstig het vierde lid van dit artikel worden afgekocht.

Artikel 7 Wijze van heffing

De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 8 Termijnen van betaling

1. De aanslagen als bedoeld in artikel 2 (heffing ineens) moeten worden betaald binnen 5 maanden na de dagtekening van de aanslag.

2. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid moeten de aanslagen als bedoeld in artikel 6 (jaarlijkse belas­ting) worden betaald binnen 3 maanden na de dagtekening van de aanslag.

Artikel 9 Kwijtschelding

Bij de invordering van de baatbelasting wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 10 Nadere regels door het college van burge­meester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en invordering van de baatbelasting.

Artikel 11 Inwerkingtreding en citeertitel

1. Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van de bekendma­king.

2. De datum van ingang van de heffing als bedoeld in artikel 2 (heffing ineens) is 1 oktober 2001.

3. De datum van ingang van de heffing als bedoeld in artikel 6 (jaarlijkse belasting) is 1 januari 2002.

4. Deze verordening wordt aangehaald als "Verordening Baatbelasting Van Steenhuijsstraat Oploo 2001''.

Aldus besloten in de openbare vergadering van de Raad van de gemeente Sint Anthonis van 2 juli 2001.

De Raad voornoemd,

de secretaris           de voorzitter, 

1 verordening

1. Algemene Inleiding Het is bij landelijke wetgeving gebruikelijk een zogenaamde “Memorie van toelichting? op de betreffende wet te maken. In deze toelichting kan worden verduidelijkt wat met de verordening en de onderscheidene artikelen wordt beoogd. Dit heeft niet alleen voor Uw raad voordelen, ook in eventuele fiscale procedures heeft de belastingrechter meer aanknopingspunten voor een afgewogen rechtspleging. Om die reden is bij deze nieuwe gemeentelijke belastingveror­dening eveneens een toelichting opgesteld. Deze belastingverordening is een direct gevolg van het raadsbesluit van 1 februari 1999. In deze vergadering is het "Aangevuld Bekostigingsbesluit Van Steenhuijsstraat? vastgesteld. Dit bekostigingsbesluit beoogt de kosten van de aanleg van een ontsluitingsweg nabij de Van Steenhuijsstraat te verhalen op de eigenaren van de aangegeven onroerende zaken die gebaat zijn bij de getroffen voorzieningen. Met de eigenaren kon geen exploitatie-overeenkomst worden gesloten. Kostenverhaal kan dan nog uitsluitend in de vorm van een in te voeren baatbelasting plaatsvinden. Aan alle wettelijke voorwaarden is inmiddels voldaan. Er is tijdig een bekostigingsbesluit genomen en het besluit tot vaststelling van de belastingverordening wordt genomen binnen de (wettelijke) termijn van twee jaren nadat de voorzieningen zijn voltooid, te weten binnen 2 jaren na 14 september 1999. Een baatbelasting heeft overigens een objectief karakter. Het toevallige gebruik dat de belastingplichtige van een gebaat object maakt, heeft geen invloed op de belastingplicht. Beslissend is of de onroerende zaak door de voorzieningen (in dit geval de aanleg van de ontsluitingsweg) is gebaat. Nadere informatie over de inhoud van de belastingverordening is hierna uitgewerkt in een artikelgewijze toelichting. Tenslotte wordt opgemerkt dat bij de opstelling van de belastingverordening gebruik is gemaakt van de “Modelverordening Baatbelasting?, opgesteld door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten.

2. Artikelgewijze Toelichting

Artikel 1 Begripsomschrijvingen Om misverstanden bij het belastingobject te voorkomen is in dit artikel onder meer een omschrijving van het begrip "onroerende zaak" en het van toepassing zijnde bestemmingsplan opgenomen.

Artikel 2 Belastbaar feit Via artikel 2 maakt de kaart waarop het gebate gebied is aangegeven deel uit van de belastingverorde­ning. Voorts is het tijdstip van “het gebaat zijn? vermeld. Uitgegaan moet worden van een tijdstip dat gelegen is uiterlijk twee jaar nadat de voorzieningen geheel zijn voltooid. Naar de feitelijke toestand op dit tijdstip dient te worden beoordeeld of de onroerende zaken gebaat zijn door de getroffen of nog te treffen voorzieningen. Er vindt dus een eenmalige beoordeling plaats over de vraag of een onroerende zaak gebaat is door de getroffen voorzieningen. Dit brengt mee dat latere wijzigingen in het gebaat zijn van een onroerende zaak geen invloed hebben op de verschuldigde belasting. Ook latere bijbouw of afbraak van objecten kan niet leiden tot wijziging in het totaalbestand van belaste objecten. Het begrip "voorzieningen" sluit aan bij de bestaande jurisprudentie. In dit geval wordt de aanleg van een ontsluitingsweg c.a. als voorziening aangemerkt, die door of met medewerking van het gemeentebestuur tot stand is of wordt aangebracht. De gemeente kan dus zelf voor de totstandkoming van de voorzieningen zorgdragen of daaraan medewerking geven. Wie uitvoerder is doet niet ter zake. Van medewerking is sprake indien de kosten mede door de gemeente worden gedragen. Er is volgens constante jurisprudentie sprake van "baat" als een onroerende zaak door de gemeentelijke voorziening in een "voordeliger positie" is gekomen. Het is niet noodzakelijk dat de "baat" gepaard gaat met een aantoonbare waardestijging. De aanleg van de eerdergenoemde ontsluitingsweg is in ieder geval een aspect dat er toe leidt dat een onroerende zaak, naar objectieve maatstaven beoordeeld, in een gunstiger positie is gekomen.

Artikel 3 Belastingplicht In dit artikel wordt de belastingplicht omschreven. Belastingplichtig zijn natuurlijke personen en rechtspersonen zoals vennootschappen, stichtingen en verenigingen, die van de door gemeentelijke voorzieningen gebate onroerende zaken, zoals vermeld in artikel 2, het genot hebben krachtens eigendom, bezit of beperkt recht.

Artikel 4 Maatstaf van heffing Er is in de Gemeentewet geen heffingsmaatstaf opgenomen voor de baatbelasting. Dit houdt in dat de gemeentelijke wetgever vrij is in het bepalen van de heffingsmaatstaf. Bij de keuze van de heffingsmaatstaf - een vast bedrag per onroerende zaak - is aansluiting gezocht bij de in de praktijk meest gebruikte maatstaven.In dit geval is conform de uitgangspunten in het bekostigingsbesluit van 1 februari 1999 gekozen voor een vast bedrag per onroerende zaak. Alle gebate onroerende zaken profiteren naar ons oordeel in gelijke mate.

Artikel 5 Belastingtarief In dit artikel is het belastingtarief opgenomen. In het eerdergenoemde bekostigingsbesluit is opgenomen dat per onroerende zaak niet meer dan ƒ 45.000,-- (? 20.420,11) in rekening zal worden gebracht. Ook in de richting van de belastingplichtigen is reeds meegedeeld dat ondanks dat de totale kosten van aanleg van de voorzieningen hoger zullen uitvallen, geen hoger bedrag dan ƒ 45.000,-- (? 20.420,11) per onroerende zaak zal worden doorberekend.

Artikel 6 Regeling inzake heffing in de vorm van een jaarlijkse heffing Baatbelasting is in beginsel een heffing ineens. De belastingplichtige dient de heffing ineens te betalen. Op verzoek van de belastingplichtige kan de baatbelasting echter in de vorm van een jaarlijkse belasting worden geheven gedurende ten hoogste dertig jaren. Een gemeente is verplicht daarvoor een regeling te treffen in de verordening. Hierin is dan ook voorzien.Aan de toekomstige belastingplichtigen is toegezegd hiervoor een termijn van vijfentwintig jaren op te nemen. De betaling van de heffing ineens kan dan worden omgezet in een jaarlijkse belasting gedurende 25 jaren. In de jaarlijkse heffing (annuïteit) moet een rentecomponent worden opgenomen. De rentevoet is bepaald op 6 %. Deze rentevoet is analoog aan de rente die door de gemeenteraad is vastgesteld ten behoeve van de berekening van de kapitaallasten van investeringen.Hoeveel bedraagt de aanslag (tijdvak 25 jaar, rente 6 %):

 

 

 

f. 45.000,--

f.3.520,20

€ 20.420,11

€1.597,40

 

Voorts is in artikel 6, lid 4 een bepaling opgenomen dat een in een jaarlijkse heffing omgezette aanslag op elk moment weer kan worden afgekocht. De afkoopsom bedraagt in dergelijke gevallen de contante waarde van de nog resterende belastingjaren bij een rentevoet van 6 %. Artikel 6, lid 5 bepaalt vervolgens dat indien een onroerende zaak wordt verkocht gedurende de verdere looptijd van de heffing de baatbelasting in de vorm van een jaarlijkse aanslag wordt gecontinueerd. Artikel 6, lid 6 ziet toe op situaties waarbij een gebaat object in de loop van het tijdvak in eigendom wordt gesplitst. De maatstaf wordt dan opnieuw vastgesteld voor de nog niet verstreken belastingjaren. Als er twee nagenoeg gelijkwaardige nieuwe onroerende zaken ontstaan ligt het in de rede de jaarlijkse heffing te splitsen in de verhouding 50 : 50. Bij andersoortige splitsingen zal de verdeling naar de omstandigheden moeten worden beoordeeld. Is de aanslag reeds ineens voldaan dan heeft splitsing uiteraard geen gevolgen meer voor de aanslag.

Artikel 7 Wijze van heffing Gekozen is voor heffing bij wege van aanslag. In de loop van oktober 2001 zal aan de belastingplichtigen, conform de bepalingen in deze verordening, de aanslag ineens afzonderlijk worden opgelegd. Deze aanslag dient binnen 5 maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet te worden betaald. Bij de aanslag zal een formulier worden gevoegd waarmee kan worden verzocht de aanslag “ineens? om te zetten in een jaarlijkse aanslag.

Artikel 8 Termijnen van betaling Zoals reeds opgemerkt dient de heffing ineens binnen 5 maanden na dagtekening te zijn betaald. Als de heffing ineens wordt omgezet in een jaarlijkse aanslag dient deze aanslag, die dan in de loop van 2002 zal worden opgelegd, in 3 maanden te worden betaald.

Artikel 9 Kwijtschelding Omdat men betaalt voor door de gemeente aangelegde voorzieningen wordt het verlenen van kwijtschelding uitgesloten. Er is sprake van een zakelijke heffing. Kwijtschelding is dan ook niet op zijn plaats.

Artikel 10 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders Door de inwerkingtreding van de derde tranche van de Algemene wet bestuursrecht en de daarop gebaseerde aanpassingswetgeving is een aantal bevoegdheden van de gemeenteraad met ingang van 1 januari 1998 overgegaan naar het college van burgemeester en wethouders. Reden waarom door het college voor alle gemeentelijke belastingen een nadere regeling is vastgesteld. In deze regeling zijn voorschriften opgenomen over aangifte, renteberekening en voorlopige aanslag.

Artikel 11 Inwerkingtreding en citeertitel Deze bepaling is conform de modelbepalingen.

Het college van burgemeester en wethouders van Sint Anthonis,

de secretaris,           de burgemeester,

Th. Peters                 J.M.J. Verbeeten