Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Beesel

Besluit van de raad van de gemeente Beesel tot vaststelling van de Verordening Wmo Beesel 2022 [Verordening Wmo Beesel 2022]

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieBeesel
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBesluit van de raad van de gemeente Beesel tot vaststelling van de Verordening Wmo Beesel 2022 [Verordening Wmo Beesel 2022]
CiteertitelVerordening Wmo Beesel 2022
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpalgemeen
Eigen onderwerpWmo 2022

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Beesel 2016, zoals vastgesteld op 20 juni 2016.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 147 van de Gemeentewet
  2. artikel 2.1.3 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
  3. artikel 2.6.6 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-2022nieuwe regeling

13-12-2021

gmb-2021-470331

Tekst van de regeling

Intitulé

Besluit van de raad van de gemeente Beesel tot vaststelling van de Verordening Wmo Beesel 2022 [Verordening Wmo Beesel 2022]

De raad van de gemeente Beesel;

 

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 9 november 2021;

 

gelet op het bepaalde in artikel 147 eerste lid van de Gemeentewet;

Gelet op de artikelen 2.1.3 en 2.6.6 eerste lid van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;

 

b e s l u i t

 

  • 1.

    vast te stellen de verordening: Verordening Wmo Beesel 2022 [Verordening Wmo Beesel 2022];

  • 2.

    in te trekken de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Beesel 2016, vastgesteld op 20 juni 2016.

Hoofdstuk 1: Algemene Bepalingen

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze verordening verstaan we onder:

  • Aanvraag: het verzoek van een belanghebbende om in aanmerking te komen voor één of meerdere maatwerkvoorzieningen op grond van deze verordening;

  • acute opvang: opvangvoorziening voor spoedeisende gevallen waarbij het college onverwijld in afwachting van het onderzoek opvang voorliggend ter beschikking stelt;

  • Adviesinstantie: Onafhankelijke instantie voor medische keuring;

  • Algemeen gebruikelijke voorziening: een voorziening waarvan, gelet op de omstandigheden, aannemelijk is dat de inwoner daarover, ook als hij geen beperkingen had, zou (hebben kunnen) beschikken;

  • Bijdrage in de kosten: bijdrage als bedoeld in artikel 2.1.4, eerste lid, van de wet;

  • Beschermd wonen: betreft een maatwerkvoorziening bestaande uit de volgende kenmerken:

    • a.

      wonen in een accommodatie van een instelling met daarbij behorende toezicht en begeleiding, gericht op het bevorderen van zelfredzaamheid en participatie, het psychisch en psychosociaal functioneren, stabilisatie van een psychiatrisch ziektebeeld, het voorkomen van verwaarlozing of maatschappelijke overlast of het afwenden van gevaar voor de inwoner of anderen, bestemd voor personen met psychische of psychosociale problemen, die niet in staat zijn zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving; en,

    • b.

      de begeleiding wordt planbaar en onplanbaar (24 uur per dag) geboden op gevraagde en ongevraagde momenten, zodat er goed kan worden ingespeeld op de (al dan niet geëxpliceerde) zorgvraag van de inwoner.

  • Budgetplan: plan van de budgethouder waarin vermeld staat welke ondersteuning wordt ingekocht en welke bedragen per zorgverlener worden besteed. Een budgetplan wordt ingediend na ontvangst van een indicatie

  • Inwoner: inwoner die hoofdverblijf heeft in de gemeente Beesel;

  • College: college van burgemeester en wethouders;

  • Goedkoopst compenserende: goedkoopst, adequate en kwalitatieve passende;

  • Hulpvraag: behoefte aan maatschappelijke ondersteuning als bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet;

  • Leefzorgplan: plan dat in overleg met de inwoner is opgesteld, dat de uitkomsten bevat van het onderzoek. Dit dient tevens als verslag zoals bedoeld in artikel 2.3.2 lid 8 van de Wet en dat een aanvraag tot het toekennen van een maatwerkvoorziening kan bevatten;

  • Maatschappelijke opvang: voorzieningen zoals omschreven in de Wmo 2015, artikel 1.1.1 onder opvang;

  • Melding: kenbaar maken van de hulpvraag aan het college als bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid van de wet;

  • Nadere regels: Nadere regels die vastgesteld worden door college en weergeven hoe uitvoering gegeven wordt aan de artikelen uit de Wmo 2015 wet en de verordening Wmo.

  • Participatie: Iedereen telt mee en kan meedoen;

  • Persoonlijk plan: plan waarin de inwoner de omstandigheden, bedoeld in artikel 2.3.2, vierde lid, onderdelen a tot en met g van de wet, beschrijft en aangeeft welke maatschappelijke ondersteuning naar zijn mening het meest is aangewezen;

  • PGB: Persoonsgebonden budget om zelf ondersteuning of een voorziening in te kopen;

  • Plan van aanpak: het plan van aanpak per inwoner dat in overleg tussen de zorgverlener en de inwoner is opgesteld waarin wordt aangegeven welke maatschappelijke ondersteuning wordt geboden om de resultaten te behalen, met oog voor omvang en frequentie van de ondersteuning, zoals beschreven in het leefzorgplan.

  • Raamovereenkomst: een overeenkomst tussen de aanbestedende diensten en aanbieders met het doel gedurende een bepaalde periode de voorwaarden inzake te gunnen opdrachten vast te leggen.

  • Traject: een tijdsduur waarbinnen de inwoner maatschappelijke ondersteuning ontvangt van de zorgverlener om de resultaten te behalen. Een traject is gekoppeld aan een unieke inwoner.

  • Uitvoeringsbesluit: Uitvoeringsbesluit Wmo 2015;

  • Wet: Met de wet wordt bedoeld de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;

  • Winteropvang: een algemeen toegankelijke opvangvoorziening welke wordt opengesteld door de opvanginstelling zodra de koude en/of winterregeling van kracht wordt;

  • ZIN: Door gemeente gecontracteerde zorg;

  • ZZP: zelfstandige zonder personeel.

Hoofdstuk 2: Voorzieningen en waardering mantelzorgers

Artikel 1: Algemene voorzieningen

  • 1.

    De volgende algemene voorzieningen zijn in ieder geval beschikbaar:

    • a.

      open inloop locaties Bösdael, Huiberg, Offenbeek, Het Spick;

    • b.

      tegemoetkoming zelfredzaamheid en participatie;

    • c.

      respijtzorg;

    • d.

      wensbus;

    • e.

      onafhankelijke cliëntondersteuning;

    • f.

      welzijn werk/ maatschappelijke ondersteuning

Artikel 2: Maatwerkvoorzieningen

  • 1.

    De Volgende maatwerkvoorzieningen worden in ieder geval beschikbaar:

    • a.

      Acute opvang

    • b.

      Beschermd Wonen

    • c.

      Maatschappelijke opvang

    • d.

      Traject volwassenen met een complexe en meervoudige ondersteuningsvraag (individuele begeleiding en dagbesteding)

    • e.

      Traject volwassenen met een kortdurende en enkelvoudige ondersteuningsvraag (individuele begeleiding)

    • f.

      Traject volwassenen met een langdurige ondersteuningsvraag (individuele begeleiding en dagbesteding)

    • g.

      Traject volwassenen met ouderdomsproblematiek (individuele begeleiding en dagbesteding)

    • h.

      Traject hulp in het huishouden

    • i.

      Logeren

    • j.

      Hulpmiddelen

    • k.

      Winteropvang

    • l.

      Woningaanpassingen

    • m.

      Collectief vraagafhankelijk vervoer

Artikel 3. Waardering mantelzorgers

  • 1.

    In haar mantelzorgbeleid regelt de gemeente haar waardering voor mantelzorgers van inwoners in de gemeente.

    • a.

      het Steunpunt Mantelzorg organiseert cursussen, en biedt informatie, advies en ondersteuning en waarderingsactiviteiten.

Hoofdstuk 3: Melding, onderzoek en aanvraag

Artikel 4. Melding

  • 1.

    Een hulpvraag kan door of namens een inwoner bij het college worden gemeld.

  • 2.

    Het college bevestigt schriftelijk de ontvangst van de melding.

Artikel 5. Cliëntondersteuning

  • 1.

    Het college draagt zorg voor de beschikbaarheid van kosteloze cliëntondersteuning.

  • 2.

    Het college wijst de inwoner en zijn mantelzorger voor het onderzoek op de mogelijkheid gebruik te maken van gratis cliëntondersteuning.

Artikel 6. Persoonlijk plan

  • 1.

    Het college informeert de inwoner over de mogelijkheid tot het indienen van een persoonlijk plan en stelt hem een voor de inwoner realistische tijdspad in de gelegenheid het plan te overhandigen na de melding.

  • 2.

    Het college betrekt het persoonlijk plan bij het gesprek als bedoeld in artikel 8 van deze verordening.

Artikel 7. Informatie

  • 1.

    De inwoner dan wel diens vertegenwoordiger verschaft het college de gegevens en bescheiden die voor het onderzoek nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen.

  • 2.

    Het college kan in overeenstemming met de inwoner afzien van (voor)onderzoek als de inwoner genoegzaam bekend is bij de gemeente

Artikel 8. Gesprek

  • 1.

    Een gesprek maakt deel uit van het onderzoek. Het gesprek wordt gevoerd met de inwoner, dan wel zijn vertegenwoordiger, voor zover mogelijk zijn mantelzorger en voor zover nodig zijn familie.

  • 2.

    De factoren, genoemd in artikel 2.3.2, vierde lid, van de wet maken in ieder geval deel uit van het onderzoek en vormen de basis van het gesprek als bedoeld in het eerste lid.

  • 3.

    Tijdens het gesprek wordt aan de inwoner dan wel diens vertegenwoordiger in begrijpelijke bewoordingen medegedeeld welke mogelijkheden bestaan om te kiezen voor een persoonsgebonden budget en wat de gevolgen van die keuze zijn.

  • 4.

    Het college wijst de inwoner dan wel zijn vertegenwoordiger op de mogelijkheid om een aanvraag als bedoeld in artikel 10 in te dienen.

  • 5.

    Het college informeert de inwoner dan wel zijn vertegenwoordiger over de gang van zaken bij het gesprek, diens rechten en plichten en de vervolgprocedure.

Artikel 9. Leefzorgplan

  • 1.

    Het college verstrekt de inwoner dan wel diens vertegenwoordiger een schriftelijke weergave van de uitkomsten van het onderzoek, waaronder een leefzorgplan van het gesprek als bedoeld in het eerste lid van artikel 8.

  • 2.

    Als de inwoner in aanmerking wil komen voor een maatwerkvoorziening, wordt dit opgenomen in het leefzorgplan van het gesprek.

  • 3.

    Een ondertekend leefzorgplan van het gesprek zien we als een aanvraag als bedoeld in artikel 10.

Artikel 10. Aanvraag

  • 1.

    Een aanvraag voor een maatwerkvoorziening kan pas worden gedaan nadat het onderzoek is uitgevoerd.

  • 2.

    Een aanvraag voor een maatwerkvoorziening kan door of namens een inwoner schriftelijk bij het college worden ingediend middels het ondertekenen van het leefzorgplan als bedoeld onder artikel 9.

  • 3.

    De inwoner die een aanvraag doet voor een maatwerkvoorziening, verstrekt het college desgevraagd een document als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht.

Artikel 11. Onderzoek en advies

  • 1.

    Het college is bevoegd om, voor zover dit van belang kan zijn voor het onderzoek, degene door of namens wie een aanvraag is ingediend of bij gebruikelijke hulp diens huisgenoten:

    • a.

      Op te roepen in persoon te verschijnen op een door het college te bepalen plaats en tijdstip en hem vragen te stellen ten behoeve van het onderzoek;

    • b.

      Op een door het college te bepalen plaats en tijdstip door een of meer daartoe aangewezen deskundigen te doen onderzoeken en/of ondervragen. De op te roepen personen zijn verplicht gehoor te geven aan deze oproepen en mee te werken aan de onderzoeken.

  • 2.

    Het college is ambtshalve bevoegd te besluiten tot heronderzoek.

  • 3.

    Het college beoordeelt of toekenning van zorg en ondersteuningsvorm niet in strijd is met ambities uit andere zorg en ondersteuning die geboden wordt. Daarmee wordt prioritering en haalbaarheid afgewogen in belang van realistisch perspectief.

Hoofdstuk 4: Maatwerkvoorziening

Artikel 12. Criteria voor een maatwerkvoorziening

  • 1.

    Het college neemt het leefzorgplan zoals bedoeld onder artikel 9 als uitgangspunt voor de beoordeling van een aanvraag om een maatwerkvoorziening.

  • 2.

    Een inwoner komt in aanmerking voor een maatwerkvoorziening ter compensatie van de beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie die de inwoner ondervindt, voor zover de inwoner deze beperkingen naar het oordeel van het college niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van algemeen gebruikelijke voorzieningen of algemene voorzieningen kan verminderen of wegnemen. De maatwerkvoorziening is bedoeld voor individueel gebruik, uitzonderingen kunnen gemaakt worden in algemene ruimtes wanneer dit noodzakelijk is om de eigen elementaire woonruimtes te bereiken. De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het in artikel 11 bedoelde onderzoek, een passende en duurzame bijdrage aan het realiseren van een situatie waarin de inwoner in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven.

  • 3.

    Als het college van oordeel is dat een inwoner zijn behoefte aan maatschappelijke ondersteuning redelijkerwijs van tevoren had kunnen voorzien en met zijn beslissing had kunnen voorkomen, kan het college besluiten dat de inwoner niet in aanmerking komt voor een maatwerkvoorziening met betrekking tot zelfredzaamheid of participatie.

  • 4.

    Als een maatwerkvoorziening noodzakelijk is ter vervanging van een eerder door het college verstrekte voorziening, wordt deze slechts verstrekt als de eerder verstrekte voorziening technisch is afgeschreven,

    • a.

      tenzij de eerder verstrekte voorziening verloren of technisch niet functionerend is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan de inwoner zijn toe te rekenen;

    • b.

      mits de inwoner goed eigenaarschap heeft getoond van de eerder verstrekte maatwerkvoorziening zoals beschreven in de bruikleenovereenkomst overeengekomen tussen gemeente en inwoner.

    • c.

      tenzij de inwoner geheel of gedeeltelijk tegemoetkomt in de veroorzaakte kosten, of

    • d.

      als de eerder verstrekte voorziening niet langer een oplossing biedt voor de behoefte van de inwoner aan maatschappelijke ondersteuning.

  • 5.

    Als een maatwerkvoorziening noodzakelijk is, verstrekt het college de goedkoopst compenserende tijdig beschikbare voorziening.

  • 6.

    Een inwoner komt enkel in aanmerking voor een financiële tegemoetkoming voor zover:

    • a.

      hiermee naar het oordeel van het College een passende bijdrage wordt geleverd aan het realiseren van een situatie waarin de inwoner in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of participatie en zo lang mogelijk in de eigen omgeving kan blijven, en

    • b.

      het betreft een van de volgende voorzieningen:

      • 1.

        1e tegemoetkoming in de kosten van een verhuizing

      • 2.

        2e een voorziening waarvoor niet tijdig een passende voorziening in natura beschikbaar is

Artikel 13 Inkomenstoets

  • 1.

    Bij de maatwerkvoorziening hulp bij het huishouden wordt bij de beoordeling van de eigen kracht de financiële mogelijkheden meegewogen. Wanneer uit het onderzoek blijkt dat een inwoner financieel daadkrachtig is om de voorziening particulier te kunnen bekostigen dan wordt dit als een oplossing gezien voor de ondersteuningsbehoefte in eigen kracht. Particuliere hulp is hierin algemeen gebruikelijk te verkrijgen binnen de gemeente.

  • 2.

    Er wordt ten alle tijden een volledig onderzoek gedaan zoals bedoeld in artikel 6, 7 en 8.

  • 3.

    De gemeente Beesel gaat uit van 2 inkomensgrenzen:

    • a.

      Niet AOW-gerechtigden

    • b.

      AOW-gerechtigden

  • 4.

    De opbouw van de wettelijke minimumlonen voor 2021 zien er als volgt uit:

     

2021

Wettelijk minimumloon

150% wettelijk minimumloon

200% wettelijk minimumloon

 

 

AOW Gerechtigd

Niet-AOW gerechtigd

Bruto inkomen

Maand

Jaar

 

€ 1701,00

€ 20.412,00

 

€ 2.551,50

€ 30.618,00

 

€ 3.402,00

€ 40.824,00

 

  • 5.

    het indienen van een IB60 formulier maakt onderdeel uit van de informatie zoals bedoeld in artikel 5 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Beesel 2016.

  • 6.

    Er vindt geen onderzoek plaats op een melding hulp in het huishouden wanneer de inwoner het IB60 formulier niet indient niet zoals bedoeld in artikel 9 lid 4 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Beesel 2016.

  • 7.

    Wanneer een inwoner een inkomensgrens heeft van 200% van bruto wettelijk minimumloon (niet AOW-gerechtigden) of 150% (AOW-gerechtigden) dan wordt verwacht dat de inwoner op basis van eigen (financiële) kracht de ondersteuningsvraag hulp in het huishouden kan wegnemen.

  • 8.

    Wanneer uit onderzoek blijkt dat dit voor een inwoner niet lukt dan worden ook de lasten meegenomen in het onderzoek.

  • 9.

    In het onderzoek wordt rekening gehouden met het in beslag gelegde gezinsinkomen, of er sprake is van schulden of een aflossingsverplichting en of schuldhulpverlening aanwezig is.

  • 10.

    De inkomensgrens onder lid 4 wordt jaarlijks aangepast en gecommuniceerd naar inwoners. Hierin wordt het WML gevolgd.

Artikel 14. Advisering

  • 1.

    Het college kan een door hem daartoe aangewezen adviesinstantie om advies vragen indien:

    • a.

      het een melding of aanvraag betreft van een persoon die niet eerder een voorziening heeft gehad c.q. met wie niet eerder een gesprek als bedoeld in artikel 8 is gevoerd;

    • b.

      het een melding of aanvraag betreft van een persoon die wel eerder een voorziening heeft gehad of een gesprek als bedoeld in artikel 8 heeft gevoerd, maar waarvan de medische omstandigheden zodanig zijn veranderd dat die gewijzigde omstandigheden de noodzaak van een voorziening of de soort van voorziening kunnen beïnvloeden;

    • c.

      het college dat overigens in het kader van heronderzoek noodzakelijk vindt.

  • 2.

    Een aanvrager is verplicht aan het college of de adviesinstantie alle gegevens te verschaffen, respectievelijk het college te informeren over alle feiten en omstandigheden, die van belang zijn voor het onderzoek en advies.

Artikel 15. Wederkerigheid

  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen besluiten wederkerigheid te vragen van de inwoner wanneer er een maatwerkvoorziening vanuit de Wmo wordt toegekend;

  • 2.

    Voor het bepalen van de wederkerigheid, onderzoekt burgemeester en wethouders de mogelijkheden van de inwoner;

  • 3.

    Onderstaande lijst geeft activiteiten weer die binnen de wederkerigheid gevraagd kunnen worden, onderstaande lijst is niet uitputtend en zal op de website van de gemeente Beesel (https://www.beesel.nl) geüpdatet blijven worden;

    • a.

      Vrijwilligerswerk

    • b.

      Klusjes uitvoeren

    • c.

      Activiteiten tegen eenzaamheid

    • d.

      Voorlichting geven/ inspireren

    • e.

      Buurt gerelateerde activiteiten organiseren

    • f.

      Deelname aan cliënt ervaringsonderzoek

  • 4.

    De urenindicatie van wederkerigheid kan verschillen en hier wordt in het onderzoek zoals bedoeld in lid 2 gekeken naar hoeveel uren realistisch en passend is bij de situatie van de inwoner en ouders.

Artikel 16. Beschikking

  • 1.

    In de beschikking van een maatwerkvoorziening wordt in ieder geval aangegeven of deze als voorziening in natura of als pgb wordt verstrekt en wordt tevens aangegeven hoe bezwaar tegen de beschikking kan worden gemaakt

  • 2.

    Het leefzorgplan maakt onderdeel uit van de beschikking.

  • 3.

    De door inwoner en College gekozen zorgverlener maakt gezamenlijk met inwoner het plan van aanpak. In het plan van aanpak tussen zorgverlener en de inwoner wordt aangeven welke maatschappelijke ondersteuning wordt geboden om de resultaten te behalen, zoals beschreven in het leefzorgplan.

  • 4.

    Bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening in natura wordt in de beschikking in ieder geval gemotiveerd vastgelegd:

    • a.

      welke de te verstrekken maatwerkvoorziening is en wat het beoogde resultaat daarvan is, dit wordt beschreven in het leefzorgplan;

    • b.

      wat de ingangsdatum en de duur van de verstrekking is;

    • c.

      hoe de voorziening wordt verstrekt;

    • d.

      indien van toepassing, welke andere voorzieningen relevant zijn of kunnen zijn;

    • e.

      de rechten en plichten die aan het ontvangen van een maatwerkvoorziening zijn verbonden.

  • 5.

    Bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget wordt in de beschikking in ieder geval gemotiveerd vastgelegd:

    • a.

      voor welk beoogd resultaat het pgb dient te worden aangewend, dit wordt beschreven in het leefzorgplan;

    • b.

      wat de ingangsdatum en de duur van het pgb is;

    • c.

      welke kwaliteitseisen gelden voor de maatwerkvoorziening;

    • d.

      wat de hoogte van het pgb is en hoe hiertoe gekomen is;

    • e.

      de wijze van verantwoording van de besteding van het pgb;

    • f.

      de rechten en plichten die aan het ontvangen van een pgb zijn verbonden.

  • 6.

    Als sprake is van een te betalen bijdrage in de kosten, wordt de inwoner daarover in de beschikking geïnformeerd.

Artikel 17. Regels voor pgb

  • 1.

    Een pgb kan aangevraagd worden voor diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot de maatwerkvoorziening behoren.

  • 2.

    Voor de invulling van een pgb worden dezelfde kwaliteitseisen gesteld zoals deze ook gesteld zijn binnen zorg in natura.

    • a.

      Het college stelt over deze inhoudelijke eisen nadere regels op;

    • b.

      Voor diensten geldt dat dezelfde kwaliteitseisen gevraagd worden als binnen de ZIN contracten.

  • 3.

    De hoogte van een pgb:

    • a.

      wordt vastgesteld aan de hand van een door de inwoner budgetplan, dit kan ook een gezamenlijk opgesteld leefzorgplan zijn als bedoeld onder artikel 9 waarin in ieder geval uiteen is gezet:

      • i.

        welke diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot de maatwerkvoorziening behoren de inwoner van het budget wil betrekken, en

      • ii.

        indien van toepassing, welke hiervan de inwoner wil betrekken van een persoon die behoort tot het sociale netwerk;

    • b.

      wordt berekend op basis van een prijs of tarief:

      • i.

        waarmee redelijkerwijs is verzekerd dat het pgb toereikend is om tijdig veilige, doeltreffende en kwalitatief goede diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot de maatwerkvoorziening behoren, van derden te betrekken;

      • ii.

        waarbij rekening is gehouden met redelijke overheadkosten van derden van wie de inwoner diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot de maatwerkvoorziening behoren wil betrekken;

      • iii.

        waarbij, voor zover van toepassing, rekening is gehouden met de in artikel 14 lid 4 gestelde voorwaarden betreffende het tarief onder welke de inwoner de mogelijkheid heeft om de betreffende diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen te betrekken van een persoon die behoort tot het sociale netwerk;

      • iv.

        wordt, indien van toepassing, aangevuld met een vergoeding voor onderhoud en verzekering;

      • v.

        tussenpersonen of belangenbehartigers niet uit het pgb worden betaald.

  • 4.

    Voor dienstverlening wordt de hoogte van het pgb als volgt opgebouwd

    • a.

      het tarief of de prijs, bedoeld in artikel 15 tweede lid, onderdeel b, onder i., wordt voor de maatwerkvoorzieningen waarin een dienstverlening geleverd wordt als volgt berekend:

      • i.

        PGB via organisatie met zorgprofessionals is gelijk aan 100% van goedkoopst compenserende natura maatwerkvoorziening;

      • ii.

        PGB via ZZP'ers of via micro-organisaties is gelijk aan 75% van goedkoopst compenserende natura maatwerkvoorziening;

      • iii.

        PGB via sociaal netwerk is gelijk aan minimumloon.

  • 5.

    bedraagt niet meer dan de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopste compenserende in de gemeente tijdig beschikbare maatwerkvoorziening in natura.

Artikel 18. De hoogte van een pgb beschermd wonen:

  • 1.

    wordt gebaseerd op de kostprijs van de goedkoopst passende voorziening in natura, en bedraagt bij:

    • a.

      professionele en gediplomeerde hulp: maximaal de kostprijs van de goedkoopst passende voorziening in natura;

    • b.

      gediplomeerde ZZP’ers, maximaal 90% van de goedkoopst passende voorziening in natura;

    • c.

      niet-professionele hulp uit het eigen sociaal netwerk: 75% van het tarief voor professionele hulp, tot een maximumbedrag van € 20 per uur;

  • 2.

    Indien uit het onderzoek blijkt dat een inwoner structureel behoefte heeft aan aanvullende ondersteuning kan in uitzonderlijke gevallen een toeslag intensieve ondersteuning toegekend worden. Deze toeslag wordt toegekend indien er:

    • a.

      als een gevolg van een lichamelijke of somatische aandoening, inzet van (verpleegkundige) ondersteuning nodig is aanvullend op beschermd wonen en/of;

    • b.

      er sprake is van dermate complexe psychiatrische problematiek, in combinatie met ernstige gedragsproblematiek, waardoor er inzet van begeleiding nodig is aanvullend op beschermd wonen.

  • 3.

    Indien uit het onderzoek blijkt dat een inwoner behoefte heeft aan een geregisseerde dagbesteding, kan er een toeslag dagbesteding aanvullend op beschermd wonen worden toegekend.

  • 4.

    Voor de toepassing en berekening, wordt in de basis uitgegaan van fictief aantal te leveren uren:

    • a.

      voor beschermd wonen acht uur ondersteuning per week.

Artikel 19. Opschorting betaling uit het pgb

  • 1.

    Het college kan de Sociale verzekeringsbank gemotiveerd verzoeken te beslissen tot een gehele of gedeeltelijke opschorting van betalingen uit het pgb voor ten hoogste dertien weken als er ten aanzien van een inwoner een ernstig vermoeden is gerezen dat sprake is van een omstandigheid als bedoeld in artikel 2.3.10, eerste lid, onder a, d of e, van de Wet.

  • 2.

    Het college kan de Sociale verzekeringsbank gemotiveerd verzoeken te beslissen tot een gehele of gedeeltelijke opschorting van betalingen uit het pgb voor de duur van de opname als sprake is van een omstandigheid als bedoeld in artikel 33, derde lid, onder d.

  • 3.

    Het college stelt de persoon aan wie het pgb is verstrekt schriftelijk op de hoogte van een verzoek als bedoeld in het eerste of tweede lid.

Artikel 20. Voorkoming en bestrijding ten onrechte ontvangen maatwerkvoorzieningen en pgb’s en misbruik of oneigenlijk gebruik van de Wmo 2015

  • 1.

    Het college informeert inwoners of hun vertegenwoordiger in begrijpelijke bewoordingen over de rechten en plichten die aan het ontvangen van een maatwerkvoorziening of pgb zijn verbonden en over de mogelijke gevolgen van misbruik en oneigenlijk gebruik van de Wet.

  • 2.

    Onverminderd artikel 2.3.8 van de Wet doet een inwoner aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden, waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing als bedoeld in artikel 2.3.5 of 2.3.6 van de Wet.

  • 3.

    Onverminderd artikel 2.3.10 van de Wet kan het college een beslissing als bedoeld in artikel 2.3.5 of 2.3.6 van de Wet herzien dan wel intrekken als het college vaststelt dat:

    • a.

      de inwoner onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid;

    • b.

      de inwoner niet langer op de maatwerkvoorziening of het pgb is aangewezen;

    • c.

      de maatwerkvoorziening of het pgb niet meer toereikend is te achten;

    • d.

      de inwoner langer dan 6 weken verblijft in een instelling als bedoeld in de Wet langdurige zorg of de Zorgverzekeringswet;

    • e.

      de inwoner niet voldoet aan de aan de maatwerkvoorziening of het pgb verbonden voorwaarden, of

    • f.

      de inwoner de maatwerkvoorziening of het pgb niet of voor een ander doel gebruikt.

  • 4.

    Een beslissing tot verlening van een pgb kan worden ingetrokken als blijkt dat het pgb binnen 6 maanden na toekenning niet is aangewend voor de bekostiging van de voorziening waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.

  • 5.

    Als het college een beslissing op grond van het tweede lid, onder a, heeft ingetrokken en de verstrekking van de onjuiste of onvolledige gegevens door de inwoner opzettelijk heeft plaatsgevonden, kan het college van de inwoner en degene die daaraan opzettelijk zijn medewerking heeft verleend, geheel of gedeeltelijk de geldwaarde vorderen van de ten onrechte genoten maatwerkvoorziening of het ten onrechte genoten pgb.

  • 6.

    Als het recht op een in eigendom of in bruikleen verstrekte voorziening is ingetrokken, kan deze voorziening worden teruggevorderd.

Artikel 21. Wijziging situatie belanghebbende

  • 1.

    Degene aan wie krachtens deze verordening een voorziening is verstrekt, is verplicht zo spoedig mogelijk en schriftelijk aan het college mededeling te doen van feiten en omstandigheden, waarvan redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze van invloed kunnen zijn op de noodzakelijkheid van de voorziening.

Artikel 22. Intrekken

  • 1.

    Het college kan een besluit, genomen op grond van deze verordening, geheel of gedeeltelijk intrekken indien:

    • a.

      niet of niet meer is of wordt voldaan aan de voorwaarden gesteld bij of krachtens deze verordening;

    • b.

      beschikt is op grond van gegevens waarvan gebleken is dat die gegevens zodanig onjuist waren dat, waren de juiste gegevens bekend geweest, een andere beslissing zou zijn genomen.

Artikel 23. Wijziging gemeentelijk beleid

  • 1.

    Het college kan een besluit tot het verstrekken van een voorziening als bedoeld in deze verordening met inachtneming van een redelijke termijn intrekken of ten nadele van de belanghebbende wijzigen voor zover veranderde omstandigheden, gewijzigde inzichten, veranderd of aangepast beleid zich tegen (ongewijzigde) voortzetting verzetten.

  • 2.

    Alvorens een besluit wordt genomen als bedoeld in lid 1 van dit artikel vindt een gesprek plaats als bedoeld in artikel 8 van deze verordening op basis waarvan het college rekening houdende met alle feiten en omstandigheden een voorgenomen besluit neemt tot wijziging of intrekking van de verstrekte voorziening.

  • 3.

    Alvorens het college een besluit neemt als bedoeld in lid 1 van dit artikel, wordt belanghebbende in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze te geven over het voorgenomen besluit.

  • 4.

    Het college kan nadere regels vaststellen over de toepassing van de termijn als bedoeld in het eerste lid, met dien verstande dat per individueel geval een redelijke overgangstermijn kan worden vastgesteld.

Artikel 24. Terugvordering

  • 1.

    Indien het recht op een voorziening is ingetrokken kan op basis daarvan een al uitbetaalde financiële tegemoetkoming of persoonsgebonden budget worden teruggevorderd.

  • 2.

    Ingeval het recht op een in eigendom verstrekte voorziening is ingetrokken kan deze voorziening worden teruggevorderd indien de voorziening is verleend op basis van valselijk verstrekte gegevens

  • 3.

    Ingeval het recht op een in bruikleen verstrekte voorziening is ingetrokken kan deze voorziening worden teruggehaald indien de voorziening is verleend op basis van valselijk verstrekte gegevens.

Hoofdstuk 5: Eigen bijdrage

Artikel 25. Bijdrage in de kosten van algemene voorzieningen

  • 1.

    Een inwoner is een bijdrage verschuldigd in de kosten voor het gebruik van:

    • a.

      collectief vraag afhankelijk vervoer, de Omnibuzz, ter hoogte van 0,83 per zone;

    • b.

      wensbus gemeente Beesel, €1,50 in Beesel, Offenbeek en Reuver. Naar zorg gerelateerde bestemmingen in Belfeld, Swalmen en tegelen €2,00 en €3,00 naar ziekenhuis Roermond en Venlo;

    • c.

      dagbesteding met laag intensieve ondersteuning, de open inloop locaties mogen hun eigen bijdrage vragen voor het bieden van de activiteiten en drinken en eten;

    • d.

      kortdurend verblijf- of respijtzorg met laag intensieve ondersteuning, ter hoogte van €35 per etmaal;

    • e.

      Dagbesteding geleverd vanuit een traject zoals bedoeld onder artikel 2 lid 1 d, f en g mag voor de lunch en koffie een eigen bijdrage vragen.

    • f.

      overige gemeenschapsactiviteiten; enkele voorbeelden hierin maar niet uitputtend zijn: sportactiviteiten, spelavonden, trainingen voor welbevinden, of overige activiteiten. De organisator van deze gemeenschapsactiviteiten is vrij om een bedrag te vragen bij de inwoner voor het aanbieden van haar activiteit.

  • 2.

    Kosten zoals bedoeld onder artikel 25 lid 1a kunnen jaarlijks afwijken van deze verordening door indexatie van het product of ander gemeentelijk beleid. De meest actuele bijdrage zullen gepubliceerd worden op de website van de gemeente Beesel en Omnibuzz.

  • 3.

    De bijdragen als bedoeld onder artikel 25 lid 1 b t/m d kunnen jaarlijks wijzigen, de organisatie van deze algemene voorzieningen is vrij om haar eigen bijdrage te bepalen.

Artikel 26. Bijdrage in de kosten van maatwerkvoorzieningen en pgb’s

  • 1.

    Een inwoner is een bijdrage in de kosten verschuldigd voor een maatwerkvoorziening, dan wel pgb, exclusief rolstoelen en financiële tegemoetkomingen zolang de inwoner van de maatwerkvoorziening gebruik maakt of gedurende de periode waarvoor het pgb wordt verstrekt.

  • 2.

    De bijdrage, bedoeld in artikel 3.1, tweede lid, van het Uitvoeringsbesluit, dan wel het totaal van de bijdragen, is gelijk aan de kostprijs, tot aan ten hoogste € 19 per bijdrageperiode voor de inwoner of de gehuwde inwoners tezamen, zoals overeenkomstig artikel 2.1.4, derde lid, van de Wet.

  • 3.

    Wanneer bijdrage een beperking vormt om de zorg te ontvangen dan kan het college in het kader van maatwerk naar aanleiding van een gesprek als bedoeld onder artikel 8 besluiten de wettelijke eigen bijdrage te verminderen of volledig in te trekken.

  • 4.

    De kostprijs van een maatwerkvoorziening wordt bepaald door een aanbesteding, na consultatie in de markt of na overleg met de aanbieder;

  • 5.

    In de gevallen, bedoeld in artikel 2.1.4, zevende lid, van de Wet, worden de bijdragen voor een maatwerkvoorziening of pgb door het CAK vastgesteld en geïnd.

  • 6.

    De bijdrage voor een maatwerkvoorziening of pgb ten behoeve van een woningaanpassing voor een minderjarige inwoner is verschuldigd door de onderhoudsplichtige ouders, daaronder begrepen degene tegen wie een op artikel 394 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek gegrond verzoek is toegewezen, en degene die anders dan als ouder samen met de ouder het gezag uitoefent over een inwoner.

Artikel 27. Eigen bijdrage maatschappelijke opvang en beschermd wonen

  • 1.

    de eigen bijdrage voor Beschermd Wonen, in natura in de zin van de Wmo 2015, gebaseerd op het maximum dat op grond van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 is toegestaan;

  • 2.

    Voor inwoners in de opvang van de vrouwenopvang bedraagt de eigen bijdrage € 227,50 per maand, waarbij de inwoners zelf verantwoordelijk zijn voor de dagelijkse voeding.

  • 3.

    De eigen bijdrage voor voltijdsopvang wordt voor de inwoner bepaald per maand, waarbij de bijdrage is verschuldigd voor iedere dag dat de inwoner gebruik maakt van de voltijdsopvang.

  • 4.

    Bij de toepassing van de hardheidsclausule voor inwoners met aantoonbare dubbele woonlasten, wordt de eigen bijdrage verminderd met een forfaitair bedrag, gelijk aan 20% van de geldende bijstandsnorm.

Artikel 28. eigen bijdrage winteropvang, acute opvang

  • 1.

    Voor gebruikers van de winteropvang tijdens de duur van de winter- en of kouderegeling geldt dat er geen eigen bijdrage verschuldigd is.

  • 2.

    Gedurende de onderzoeksperiode (conform de beleidsregel landelijke toegankelijkheid maatschappelijke opvang https://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR627184) is de inwoner geen eigen bijdrage verschuldigd voor acute opvang. Deze periode is gemaximeerd tot 2 weken.

  • 3.

    Vanwege de complexiteit van de zorgvraag van sommige inwoners kan het college besluiten tot verlengd en verdiepend onderzoek naar de zorgvraag en het organiseren van een passende oplossing (conform de beleidsregel landelijke toegankelijkheid maatschappelijke opvang https://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR627184). Het gaat hierbij om personen (met of zonder kinderen) uit de regio Noord- en Midden-Limburg die verblijven in de acute opvang. Indien de termijn van 2 weken verlengd wordt, kan het college besluiten dat de inwoner ook voor deze periode geen eigen bijdrage verschuldigd is

  • 4.

    Het is de opvanginstelling toegestaan personen (met of zonder kinderen) die verblijven in de acute opvang een vergoeding te vragen voor verstrekte maaltijden.

De hoogte van deze vergoeding is gelijk aan die het Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting (NIBUD) berekent als gemiddelde voedingskosten. https://www.nibud.nl/consumenten/wat-geeft-u-uit-aan-voeding/

Hoofdstuk 6: Kwaliteit en veiligheid

Artikel 29. Kwaliteitseisen maatschappelijke ondersteuning

  • 1.

    Aanbieders zorgen voor een goede kwaliteit van voorzieningen, waaronder voldoende deskundigheid van beroepskrachten daaronder begrepen, door:

    • a.

      het afstemmen van voorzieningen op de persoonlijke situatie van de inwoner;

    • b.

      het afstemmen van voorzieningen op andere vormen van zorg;

    • c.

      erop toe te zien dat beroepskrachten tijdens hun werkzaamheden in het kader van het leveren van voorzieningen handelen in overeenstemming met de professionele standaard.

  • 2.

    Het college kan nadere regels stellen over verdere eisen aan de kwaliteit van voorzieningen, eisen met betrekking tot de deskundigheid van beroepskrachten daaronder begrepen.

  • 3.

    Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van deze eisen door periodieke overleggen met de aanbieders, een jaarlijks cliëntervaring onderzoek en het zo nodig in overleg met de inwoner ter plaatse controleren van de geleverde voorzieningen.

Artikel 30. Verhouding prijs en kwaliteit levering dienst door derden

  • 1.

    Ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering van een dienst door een derde als bedoeld in artikel 2.6.4 van de Wet en de eisen die gesteld worden aan de kwaliteit van de dienst stelt het college vast:

    • a.

      een vaste prijs, die geldt voor een inschrijving als bedoeld in de Aanbestedingswet 2012 en het aangaan van een overeenkomst met derde; of

    • b.

      een reële prijs die geldt als ondergrens voor:

      • i.

        een inschrijving en het aangaan van een overeenkomst met de derde, en

      • ii.

        de vaste prijs, bedoeld in onderdeel a.

  • 2.

    Het college stelt de prijzen, bedoeld in het eerste lid, vast:

    • a.

      overeenkomstig de eisen aan de kwaliteit van die dienst, waaronder de eisen aan de deskundigheid van de beroepskracht, bedoeld in artikel 2.1.3, tweede lid, onderdeel c, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, en

    • b.

      rekening houdend met de continuïteit in de hulpverlening, bedoeld in artikel 2.6.5, tweede lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, tussen degenen aan wie de dienst wordt verstrekt en de betrokken hulpverleners.

  • 3.

    Het college baseert de vaste prijs of de reële prijs op de volgende kostprijselementen:

    • a.

      de kosten van de beroepskracht;

    • b.

      redelijke overheadkosten;

    • c.

      kosten voor niet-productieve uren van de beroepskrachten als gevolg van verlof, ziekte, scholing, werkoverleg;

    • d.

      reis- en opleidingskosten;

    • e.

      indexatie van de reële prijs voor het leveren van een dienst;

    • f.

      overige kosten als gevolg van door de gemeente gestelde verplichtingen voor aanbieders waaronder rapportageverplichtingen en administratieve verplichtingen.

Artikel 31. Meldingsregeling calamiteiten en geweld

  • 1.

    Het college treft een regionale regeling voor het melden van calamiteiten en geweld bij de verstrekking van een voorziening door een aanbieder en wijst een toezichthoudend ambtenaar aan.

  • 2.

    Aanbieders melden iedere calamiteit en ieder geweldsincident dat zich heeft voorgedaan bij de verstrekking van een voorziening onverwijld aan de toezichthoudende ambtenaar hierna te noemen toezichthouder kwaliteit Wmo.

  • 3.

    De toezichthouder kwaliteit Wmo, bedoeld in artikel 6.1, van de Wet, doet onderzoek naar de calamiteiten en geweldsincidenten en adviseert het college jaarlijks over het voorkomen van verdere calamiteiten en het bestrijden van geweld.

Hoofdstuk 7: Klachten, medezeggenschap en inspraak

Artikel 32. Klachtregeling

  • 1.

    Aanbieders dienen te beschikken over een regeling voor de afhandeling van klachten van inwoners ten aanzien van hun aanbod.

  • 2.

    Het college ziet toe op naleving van de eisen genoemd in artikel 26, 27 en 28, dit is nader bepaald in de nadere regels.

Artikel 33. Medezeggenschap

  • 1.

    Aanbieders dienen te beschikken over een regeling voor de medezeggenschap van inwoners over voorgenomen besluiten van de aanbieder die voor de gebruikers van belang zijn ten aanzien van hun aanbod.

  • 2.

    Het college ziet toe op naleving van de eisen genoemd in artikel 26, 27 en 28, dit is nader bepaald in de nadere regels.

Artikel 34. Betrekken van ingezetenen bij het beleid

  • 1.

    Het college betrekt ingezetenen van de gemeente, waaronder in ieder geval inwoners of hun vertegenwoordigers, bij de voorbereiding van het beleid betreffende maatschappelijke ondersteuning, overeenkomstig de krachtens artikel 150 van de Gemeentewet gestelde regels met betrekking tot de wijze waarop inspraak wordt verleend.

  • 2.

    Het college stelt een adviescommissie in, die belast wordt met de taak gevraagd en ongevraagd advies uit te brengen bij de besluitvorming over verordening en beleidsvoorstellen, waarin wordt voorzien in de benodigde ondersteuning om haar taken uit te voeren.

  • 3.

    Het college kan nadere regels stellen met betrekking tot de verplichtingen genoemd in de voorgaande leden.

Hoofdstuk 8: Overgangsrecht en slotbepalingen

Artikel 35. Evaluatie

  • 1.

    Het door het gemeentebestuur gevoerde beleid wordt eenmaal per 4 jaar geëvalueerd.

Artikel 36. Nadere regels en hardheidsclausule

  • 1.

    In gevallen, de uitvoering van deze verordening betreffend, waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

  • 2.

    Het college kan nadere regels stellen over de uitvoering van deze verordening.

  • 3.

    Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de inwoner afwijken van de bepalingen van deze verordening indien toepassing van de verordening tot een onaanvaardbare situatie leidt.

Artikel 37. Intrekking oude verordening en overgangsrecht

  • 1.

    De Wmo verordening gemeente Beesel 2016, vastgesteld op 20 juni 2016 door de gemeenteraad van Beesel wordt ingetrokken.

  • 2.

    Een inwoner houdt recht op een lopende voorziening verstrekt op grond van de Wmo verordening gemeente Beesel 2016, totdat het college een nieuw besluit heeft genomen.

  • 3.

    Aanvragen die zijn ingediend onder de Wmo verordening gemeente Beesel 2016 en waarop nog niet beslist is worden afgehandeld op basis van de Wmo verordening gemeente Beesel 2016.

  • 4.

    Van het in lid 3 gestelde kan ten gunste van de inwoner worden afgeweken.

Artikel 38. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2022.

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening Wmo Beesel 2022.‎

 

 

Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Beesel in de openbare vergadering van 13 december 2021.

griffier,

N.H.P. Vintcent MA

voorzitter,

B.C.M. Vostermans