Organisatie | Beemster |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsplan Integratie & inburgering in Purmerend |
Citeertitel | Beleidsplan Integratie & inburgering in Purmerend |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp | Sociale voorzieningen |
Externe bijlage | Beleidsplan Integratie & inburgering in Purmerend |
Geen
artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
24-12-2021 | Nieuwe beleidsregels | 09-11-2021 | 1556664 |
Integratie & Inburgering in Purmerend
Beleidsplan Gemeente Purmerend
1.1 De start van een hoopvolle toekomst 3
1.3 Inburgering als middel om mee te doen 3
1.4 De nieuwe Wet Inburgering; een decentralisatie 4
1.5 Dit beleidsplan en de totstandkoming 4
2.1 Onze visie op integratie en inburgering 5
2.2 Integratie als groter doel 5
3.Nieuwe Wet Inburgering 2022 6
3.1 Waarom een wetswijziging? 6
3.3 Doelstellingen van de nieuwe wet 8
3.5 Rol van de gemeenteraad 10
4.Maatschappelijke resultaten en uitgangspunten 11
4.1 Maatschappelijke resultaten 11
5.1 Integrale aanpak en regie 12
5.2 Een vroegtijdige start, brede intake en PIP 12
5.5 Leren en ontwikkelen via pilots 13
1.1 De start van een hoopvolle toekomst
De komst van de nieuwe Wet Inburgering 2022 geeft ons aanleiding opnieuw te kijken naar dit thema en het in een breder perspectief te plaatsen. Want waar het eigenlijk over gaat is de start van een hoopvolle toekomst. Het gaat over nieuwkomers die een nieuw bestaan opbouwen in een voor hen totaal vreemd land. Vaak omdat zij gevlucht zijn vanwege oorlog en geweld, soms vanwege vervolging of bijvoorbeeld als gevolg van geschonden mensenrechten. Deze mensen waren niet veilig in hun eigen land. Zij laten noodgedwongen hun bestaan achter, hun familie en vrienden, hun vertrouwde omgeving en cultuur.
Naast deze groep zog. “asielstatushouders” hebben we ook te maken gezinsmigranten. Het grootste voorbeeld van gezinsmigranten zijn mensen vanuit het buitenland die zich vestigen bij hun Nederlandse partner. Ook zij willen graag in Nederland een fijn bestaan opbouwen en hebben daarbij vaak ondersteuning nodig.
Als overheid en samenleving is het onze rol om de randvoorwaarden te creëren waarop iedereen volwaardig kan meedoen. Nieuwkomers zijn inwoners van Purmerend die net als iedereen een veilig en goed leven willen leiden. Voor een goed leven in Nederland zijn een aantal aspecten belangrijk. Je moet de taal (redelijk goed) beheersen, de normen en waarden kennen en de juiste vaardigheden aanleren om bijvoorbeeld te kunnen werken. Op die manier maak je verbinding met mensen, kun je in je eigen inkomen voorzien en voel je dat je erbij hoort.
Onder nieuwkomers vallen mensen van alle leeftijden. Kleine kinderen die het liefst nieuwe vriendjes willen maken. Jongeren die direct in het voortgezet onderwijs (internationale schakelklas) zo snel mogelijk de taal moeten leren en regulier onderwijs moeten volgen. Voor hen ligt de druk hoog, omdat het de basis is voor een vervolgopleiding. We hebben te maken met jonge volwassenen die kans willen maken op een opleiding, zodat zij daarna kunnen werken. Het gaat over volwassenen met en zonder kinderen. Soms grote gezinnen met multi-problematiek. Maar er zijn natuurlijk ook mensen die op latere leeftijd naar Nederland komen. Voor hen is het aanpassen aan een nieuwe leefomgeving doorgaans ingewikkelder dan voor de jeugd.
De diversiteit binnen de groep is enorm. Sommigen zijn analfabeet en hebben nooit gewerkt, anderen zijn hoog opgeleid en moeten weer onderaan beginnen. De een is makkelijk leerbaar, de ander niet. Er zijn mensen met een trauma voor het leven, anderen kunnen hun trauma makkelijker een plekje geven. Kortom, allemaal andere situaties, culturen en verhalen. Maar bijna allemaal mensen die in beginsel de wil hebben om er iets van te maken. Dit maakt het zo belangrijk om rekening te houden met deze diversiteit, op maat te kijken wat nodig is en al jong te beginnen. Want jong geleerd is oud gedaan.
1.3 Inburgering als middel om mee te doen
Als samenleving en overheid spannen wij ons in om een klimaat te creëren waarin mensen zich veilig genoeg voelen om te leren en ontwikkelen. Een omgeving die mensen uitnodigt om Nederlands te praten en mee te doen. De Wet Inburgering moet nieuwkomers daarbij helpen. Het moet ervoor zorgen dat mensen de taal voldoende kunnen spreken en de juiste kennis en vaardigheden mee krijgen om zo snel mogelijk mee te kunnen doen.
Natuurlijk is het de taak van de inburgeraar om zich voldoende in te spannen en aan de wettelijke verplichtingen te voldoen. Maar het behalen van een inburgeringdiploma is slechts een begin. Het gaat erom wat je in praktijk doet met wat je geleerd hebt. Het grotere doel heeft alles te maken met integratie. Integratie is een breder begrip. Het gaat over het opnemen van een bevolkingsgroep in een groter geheel. Dit gaat dus over een wederzijds proces. Een proces van lange adem waarin de ontvangende samenleving open staat en uitnodigt.
1.4 De nieuwe Wet Inburgering; een decentralisatie
De huidige inburgeringswet (2013) heeft helaas niet het beoogde effect. Het is duidelijk zichtbaar geworden de afgelopen jaren dat deze doelgroep vaak aan de zijlijn staat. De overheid heeft -in het kader van zelfredzaamheid- deze groep mensen het zelf laten uitzoeken. Zelf een lening aanvragen bij DUO, een inburgeringsschool zoeken etc. Als gevolg daarvan zien we dat nieuwkomers over het algemeen onvoldoende taalniveau hebben, te weinig verbinding met de samenleving ervaren, schulden snel gemaakt zijn en mensen lang in de uitkering blijven hangen. Dit maakt dat er teveel drempels zijn om mee te kunnen doen en/of te werken. Gemeenten hebben geen zicht op de voortgang, omdat hun rol met de invoering van de huidige wet in 2013 is geminimaliseerd. Hoewel er vele maatschappelijke partners al jaren actief bezig zijn voor deze mensen gebeurt dit niet in samenhang. Daardoor is het voor inburgeraars onoverzichtelijk en zien zij door de bomen het bos niet.
Hier heeft geen enkele partij baat bij. Dit moet echt anders. Op 1 januari 2022 treedt daarom de nieuwe Wet Inburgering in werking. Dit brengt zowel voor de inburgeraar als voor de gemeente veel veranderingen met zich mee. De gemeente wordt verantwoordelijk voor de inburgering van nieuwkomers en krijgt daarmee een belangrijke rol. Met de wetswijziging krijgen wij een nieuwe maatschappelijke opgave binnen het sociaal domein.
1.5 Dit beleidsplan en de totstandkoming
In dit beleidsplan beschrijven we de visie, uitgangspunten en aanpak die invulling geven aan integratie in Purmerend waarbij inburgering een belangrijk onderdeel is. De input hiervoor is voortgekomen uit de gesprekken die het afgelopen jaar voortdurend zijn gevoerd met maatschappelijke partners zoals Clup Welzijn, Vluchtelingenwerk, taalscholen, de bibliotheek, de Wereldtuin, Werkom etc. Maar natuurlijk ook uit gesprekken met nieuwkomers zelf. In het afgelopen jaar hebben we samen met deze partners steeds meer idee gekregen bij wat wel en niet werkt in Purmerend. In de tussentijd zijn we steeds meer in de geest van de nieuwe wet gaan samenwerken zodat de overgang naar de nieuwe wet vloeiend kan verlopen. Op onderdelen trekken we ook regionaal op.
2.1 Onze visie op integratie en inburgering
In Purmerend krijgen nieuwkomers de kans om volwaardig mee te kunnen doen aan de samenleving waarbij inburgering als middel gezien wordt om integratie te bereiken. Dit vraagt een samenspel tussen nieuwkomers en de ontvangende samenleving. Nieuwkomers werken aan taal, onderwijs, participatie en werk. De overheid schept de randvoorwaarden. De samenleving nodigt uit en ondersteunt. Zo gaat inburgering beter en sneller!
2.2 Integratie als groter doel
De Wet Inburgering is een manier om mensen te helpen met hun integratie in Nederland. Integratie betekent letterlijk “opname in een (groter) geheel”. Het moment dat je er echt bij hoort. Dit kan een langdurig proces zijn dat vraagt om wederzijds begrip. Het behalen van een diploma is een goed begin. Het gaat er vervolgens om wat er in de praktijk gebeurt. Hoe iemand het geleerde in de praktijk kan oefenen. Hier zit dan ook de uitdaging ten opzichte van de huidige wet.
Integratie is een gedeelde verantwoordelijkheid van zowel nieuwkomers als van de ontvangende samenleving. Dit vraagt dus niet alleen inspanning van nieuwkomers (om de taal te leren en mee te doen), maar ook inspanningen van de samenleving. Ook hier hebben gemeenten een belangrijke rol in door het beleid niet alleen te richten op de inburgeraar, maar ook op de samenleving. Door ontmoetingen te organiseren op de werkvloer, in de klas, in de buurt of in de zorg, krijgen statushouders een gezicht. Eenmaal in gesprek kan met respect voor elkaars zienswijze worden doorgepraat over verschillende dilemma’s. Dit om vooroordelen en discriminatie tegen te gaan en wederzijds begrip en verbinding te creëren.
3. NIEUWE WET INBURGERING 2022
Als gemeente zijn we er voor het welzijn van álle Purmerenders. Ook nieuwkomers horen daarbij. Naast dat nieuwkomers deelnemen aan het reguliere leven hebben zij een extra taak, namelijk inburgering. De nieuwe Wet Inburgering wijzigt om meer tegemoet te komen aan de belevingswereld van de doelgroep. Binnen dit hoofdstuk zoomen we in op wat de nieuwe Wet Inburgering betekent.
Tot 2013 waren gemeenten verantwoordelijk voor het inburgeringsbeleid. Zij boden inburgering aan en zagen toe op de voortgang. Sinds 2013 wijzigde de wet ingrijpend. Nieuwkomers werden zelf verantwoordelijk voor de inburgering. Dat houdt in dat zij een lening kunnen krijgen bij DUO (van € 10.000) en vervolgens zelf een geschikte taalschool moeten kiezen. Steeds meer firma’s hebben zich de afgelopen jaren op de (lucratieve) inburgeringssmarkt gestort. Resultaat is fraude op de inburgeringsmarkt en grote verschillen in kwaliteit van inburgering. Het gevolg is dat het algehele inburgeringsonderwijs beneden peil is. Nieuwkomers moeten het zelf uitzoeken terwijl zij nog maar net in Nederland zijn gevestigd. En als men niet op tijd inburgert wordt de lening niet terug betaald, riskeert men een boete, verlaging van de uitkering of -erger nog- intrekking van de verblijfsvergunning. Nieuwkomers zijn overgeleverd aan de markt terwijl zij zelf nog onvoldoende in staat zijn om weloverwogen keuzes te nemen. Bovendien is het risico op schulden groot. Niet alleen moet men direct een lening aangaan, de kloof met het land van herkomst is zo groot dat het tijd nodig heeft om de regels van Nederland te begrijpen. Om deze regels te begrijpen is een behoorlijk taalniveau nodig. Tijdens de inburgering zelf wordt te weinig Nederlands gesproken in de praktijk. Nieuwkomers kunnen vaak maar moeilijk in verbinding komen met de samenleving terwijl dat nu net het doel is. Daardoor blijft het taalniveau achter en is het vinden van werk voor velen (bijna) niet haalbaar. Taal is immers bijna altijd een vereiste voor werk.
Gemeenten hebben sinds 2013 geen rol meer ten aanzien van de inburgering. We hebben geen zicht op hoe het gaat met het inburgeringsproces van mensen. Dat betekent dat nieuwkomers vaak niet goed geïnformeerd zijn en keuzes maken die hen in de problemen kunnen brengen. Gemeenten hebben hier nu weinig invloed op.
Het huidige stelsel kent dus belemmeringen voor mensen om mee te doen. Met de nieuwe Wet Inburgering wijzigt het inburgeringsstelsel. Voor mensen die inburgeringsplichtig zijn is dit een positieve verandering.
In het nieuwe stelsel krijgt de gemeente de regie over de inburgering. Hierdoor gaat de gemeente de inburgeringscursussen inkopen. Inburgeringsplichtige statushouders hoeven dit niet langer zelf te doen, waardoor zij hier ook geen lening meer voor hoeven af te sluiten die tot schulden kan leiden.
Het nieuwe inburgeringsstelsel kent drie leerroutes om de Nederlandse taal te leren. Hierdoor is er meer maatwerk mogelijk:
De inburgeringsplicht in de nieuwe wet bestaat naast een leerroute uit nog twee onderdelen: een Participatieverklaringstraject (PVT) en een Module Arbeidsmarkt en Participatie (MAP). Het PVT is een traject van ten minste 12 uur over de kernwaarden van de Nederlandse samenleving. De MAP is een leermodule gericht op het in beeld brengen en versterken van de competenties van statushouders en de kansen op de lokale arbeidsmarkt.
Ten slotte is in de nieuwe Wet inburgering opgenomen dat gemeenten verantwoordelijk zijn voor de maatschappelijke begeleiding en financiële ontzorging van inburgeringsplichtige statushouders. De maatschappelijke begeleiding betreft begeleiding en ondersteuning bij praktische zaken en bij de kennismaking met de Nederlandse samenleving en specifieke lokale omgeving. Financiële ontzorging houdt in dat de gemeente de eerste zes maanden na binnenkomst in de gemeente een aantal vaste lasten voor statushouders betaalt (huur, energiekosten en verplichte verzekeringen). Het bedrag voor deze lasten verrekenen we met de bijstandsuitkering. Op deze manier ontzorgen we statushouders en voorkomen we dat er schulden ontstaan in de beginperiode van hun verblijf in onze gemeente. Daarbij hoort ook de verantwoordelijkheid voor begeleiding van statushouders om financieel zelfredzaam te worden.
Met de regie op de inburgering ontstaat voor de gemeente ook de kans om de inburgeringsverplichting te combineren met de verplichtingen vanuit de Participatiewet die voor de meeste inburgeringsplichtigen gelden. Door inburgering- en participatie-voorzieningen te combineren, zetten we onze gemeentelijke hulp en ondersteuning effectiever in.
Bij de nieuwe, centrale rol van de gemeente hoort ook het stimuleren van spontane naleving van wet- en regelgeving, toezicht houden op de naleving en waar nodig sanctionerend optreden. Het nieuwe stelsel biedt aanzienlijk meer handvatten om inburgering tot een succes te maken dan de huidige Wet inburgering.
3.3 Doelstellingen van de nieuwe wet
Het doel van de wet is om inburgeringsplichtigen zo snel mogelijk te laten meedoen in de Nederlandse samenleving, het liefst via betaald werk.
Om het doel van de nieuwe Wet Inburgering te bereiken, kent de wet 5 subdoelen die als uitgangspunt dienen voor gemeenten en andere partijen in het stelsel:
Kwaliteit van het inburgeringsaanbod
Om de subdoelen 1 tot en met 4 te bereiken, is het belangrijk dat er een divers en kwalitatief hoogwaardig inburgeringsaanbod beschikbaar is. Daarom zijn gemeenten in het nieuwe inburgeringsstelsel verantwoordelijk voor de inkoop en kwaliteit (van een deel) van het inburgeringsaanbod.
De nieuwe wet is van toepassing op nieuwkomers die op of ná 1 januari 2022 inburgeringsplichtig zijn geworden . De inburgeringsplicht geldt voor iedere nieuwkomer van 16 jaar tot de AOW-leeftijd die zich duurzaam in Nederland vestigt en een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd heeft.
In de nieuwe Wet Inburgering wordt een onderscheid gemaakt tussen asielstatushouders en gezinsmigranten.
Asielstatushouders (ook statushouders genoemd) zijn vluchtelingen die door de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) worden erkend en een vluchtelingenstatus krijgen. Zij komen eerst in asielzoekerscentra (AZC) terecht. Het Centraal Orgaan Asielzoekers (COA) vangt hen op en koppelt statushouders aan een gemeente.
Nareizigers zijn de nareizende familieleden van de statushouder die na inwilliging van de gezinshereniging in Nederland mogen verblijven. Zij komen dus terecht bij hun familielid die al woonachtig is in de gemeente.
Gezinsmigranten en overige inburgeraars
Gezinsmigranten en overige migranten (hierna gezinsmigranten) zijn personen die hier voor gezinshereniging of gezinsvorming gekomen zijn. Het gaat om personen die een Nederlandse partner hebben. Inburgering start voor gezinsmigranten al met een basisexamen inburgering dat in het land van herkomst wordt afgelegd. Ook geestelijk bedienaren (dominees, priesters en imams) en vreemdelingen met een verblijfsvergunning voor een onbepaald verblijfdoel zijn onderdeel van deze groep.
De gemeente wordt met de invoering van de nieuwe Wet inburgering dus voor een grotere groep verantwoordelijk. Het te volgen inburgeringstraject voor statushouders is veelomvattender dan voor gezinsmigranten. Dit betekent dat de wettelijke aanbodplicht verschilt per groep.
* Gemeenten zijn alleen verantwoordelijk voor het participatiecomponent van de leerroute als gezins- en overige migranten een uitkering hebben op grond van de Participatiewet
Nieuwkomers die nog onder de huidige wetgeving vallen, behoren tot de zogeheten ‘ondertussen’-groep. Zij blijven wettelijk gezien verantwoordelijk voor hun eigen trajecten de inkoop daarvan. Desondanks kunnen zij veel baat hebben bij het nieuwe inburgeringsstelsel en de gewijzigde aanpak. Inburgeraars die onder de huidige wet vallen kunnen gebruik maken van hetzelfde aanbod als de inburgeraars die onder de nieuwe wet zullen gaan vallen. Daar mag in de praktijk geen verschil in zijn. Wel blijft de financiering voor het formele inburgeringstraject anders geregeld.
Een specifieke groep onder de huidige inburgeraars zijn de mensen die vallen onder de Einde Lening Inburgeringsplicht (ELIP). Dit zijn mensen die in het laatste half jaar van hun inburgeringstermijn zitten. Als gemeente kunnen wij extra gerichte ondersteuning bieden. Dit, om te voorkomen dat deze inburgeraars in de problemen komen omdat zij geen budget meer hebben om de inburgering af te maken. In Purmerend bieden wij deze ondersteuning aan deze doelgroep en kijken we per persoon wat nodig is. Via DUO ontvangen we gegevens van wie er in deze doelgroep valt.
De Wet Inburgering geeft aan wat er moet gebeuren maar niet hoe. De gemeenteraad stelt een visie op en kan nadenken over welke uitgangspunten en maatschappelijke resultaten zij belangrijk vindt. Het is daarbij belangrijk na te denken over de positie van deze nieuwe wet binnen het sociaal domein. Zo kunnen gemeenten hun taken op het gebied van inburgering waar nodig, goed verbinden met hun taken op met name het gebied van participatie en werk. Waar relevant ook met (jeugd)zorg en andere vormen van (maatschappelijke) ondersteuning. Gemeenten worden grotendeels vrijgelaten in de keuze over hoe zij de nieuwe taken die ze in het kader van de regierol krijgen, inbedden in de gemeentelijke organisatie.
De taken die voor gemeenten voortvloeien uit de Wet inburgering zijn ten dele -vanuit het oogpunt van rechtszekerheid en uniformiteit- ingekaderd in de wet en de daarop gebaseerde lagere regelgeving. Er blijft echter ook ruimte om taken naar eigen inzicht in te vullen, zodat maatwerk mogelijk is. Rekening houdend met de lokale omstandigheden.
4. MAATSCHAPPELIJKE RESULTATEN EN UITGANGSPUNTEN
4.1 Maatschappelijke resultaten
In Purmerend spannen we ons in voor de volgende maatschappelijke resultaten:
In Purmerend zijn veel partijen al jaren actief met nieuwkomers; taalscholen, de bibliotheek, Vluchtelingenwerk, Clup welzijn, Werkom, de Wereldtuin, stichting Present etc. Dat gebeurt echter niet altijd in samenhang. Er is geen doorlopende lijn en geen integraal aanbod. Daarom zijn inspanningen nu gericht op het versterken van de samenhang in het huidige aanbod. Hierin staan een duidelijk aanspreekpunt, regie en integrale trajecten richting werk, opleiding en passend taalaanbod centraal.
In onze gemeente gaan we uit van de basis die er al is in Purmerend en versterken we deze om te komen tot een samenhangend en integraal geheel. Dat houdt in dat we samen werken aan een plan. Elke partij heeft daar haar eigen rol in. We weten van elkaar wie wat doet en wanneer. Zo vullen samenwerkende partijen elkaar aan en dat helpt de inburgeraar verder. Theorie en praktijk combineren we op deze manier effectief zodat men in de praktijk kan oefenen wat men in de klas geleerd heeft. Vrijwilligers spelen hier een belangrijke rol in. De regierol wordt opgepakt door het gemeentelijk “team integratie en inburgering”. Deze bestaat uit casemanagers die zich specifiek bezig houden met de begeleiding van deze doelgroep. Dat doen wij zowel vanuit de Participatiewet als vanuit de Wet inburgering. Zij begeleiden zowel statushouders als gezinsmigranten. De casemanager is het centrale aanspreekpunt voor inburgeraars en samenwerkende partijen. Zij weet precies hoe het gaat met iemand. Wanneer er een mogelijkheid is tot (vrijwilligers)werk is het aan de casemanager dit te signaleren en de juiste organisaties erbij te halen die dit kunnen organiseren.
5.2 Een vroegtijdige start, brede intake en PIP
De casemanagers spreken mensen vanaf de start. Dat kan zowel op het AZC zijn als in de gemeente. Nadat men gevestigd is in de gemeente volgt een periode van ‘het leren kennen van de inburgeraar’. Deze hele periode is onderdeel van de brede intake. Want 1 of 2 gesprekken met mensen die de taal helemaal niet kunnen verstaan is onvoldoende om iemand te leren kennen en een passende route uit te stippelen. Na deze periode wordt een plan opgesteld (PIP). Dit vormt tevens de beschikking. In het plan stippelt de casemanager samen met de inburgeraar de route uit. De casemanager zorgt voor de juiste informatie en monitort ten slotte de voortgang. Binnen het Team integratie en inburgering is een trainer actief die trainingen organiseert die o.a. gaan over de Nederlandse arbeidsmarkt. Het doel is dat mensen een idee hebben over wat zij kunnen in Nederland en waar hun kansen liggen. Het is een opstap naar Werkom, zodat Werkom heel gericht aan de slag kan gaan met onder andere leerwerkplekken en samenwerken met werkgevers.
De eerste focus ligt op taal. Dat gebeurt tijdens elke leerroute op een taalschool. We spreken van formele taal (inburgering) en informele taal (denk aan vrijwillige taalmaatjes). Door dit vanaf de start te combineren leren mensen sneller, want zij oefenen in de praktijk. Professionals en vrijwilligers vullen elkaar aan. Al snel gaan mensen ook participeren. Dat wil zeggen; activiteiten doen die bijdragen aan de inburgering. Dat kan heel laagdrempelig zijn zoals buurtgenoten helpen met de boodschappen tot aan vrijwilligerswerk. Voor de Z-route geldt een urenverplichting (800 uur taal en 800 uur participatie) die ook geregistreerd moet worden. Dit participatie-component binnen de Wet Inburgering maakt dat trajecten duaal worden vorm gegeven en dat mensen sneller mee kunnen doen. Dit alles is maatwerk. Het betreft een stevige samenwerking tussen in elk geval taalscholen, de bibliotheek en Clup Welzijn. Maar daarnaast ook andere partijen die invulling geven aan het participatie-onderdeel. Gezamenlijk wordt een programma in elkaar gezet waarin taallessen, participatie-activiteiten, financiële educatie en informele taal in een weekplan zijn geïntegreerd.
Het nieuwe stelsel zet in op een doorlopende lijn vanuit de opvang tot en met het behalen van het inburgeringsexamen, maar biedt ook ruimte voor nazorg. Hieronder de route van een inburgeraar in overzicht. Deze praatplaat wordt ook gebruikt in gesprekken met inburgeraars, zodat zij goed uitgelegd kunnen krijgen wat er verwacht wordt.
5.5 Leren en ontwikkelen via pilots
Omdat de nieuwe Wet Inburgering een behoorlijke wijziging betreft, zien we het eerste 1,5 jaar als pilotperiode waarin we samenwerken -met de bij ons bekende en betrouwbare partijen- aan een integraal aanbod voor inburgeraars. We willen in dat jaar ervaring opdoen en onderzoeken wat wel en niet werkt en hoe we zo effectief mogelijk omgaan met de (beperkte) beschikbare budgetten. Op basis van de resultaten uit deze periode bepalen we de vervolgstappen.
Omdat we het eerste 1,5 jaar willen benutten om ervaring op te doen, voordat we jarenlange afspraken vastleggen, kopen we de leerroutes in voor deze periode op basis van een contract. Dat doen we bij twee betrouwbare taalaanbieders waar we al jaren mee samenwerken. Zij zullen samen gaan werken om de leerroutes efficiënt en effectief uit te voeren. Hierdoor besteden we niet direct aan. Deze taalaanbieders werken nauw samen met de betrokken partijen om een duaal traject voor elkaar te krijgen. De grootste partners hierin zijn Vluchtelingenwerk, Clup Welzijn, de bibliotheek en Werkom. Het afgelopen jaar zijn er al initiatieven ontplooid om in de geest van de nieuwe wet te werken.
Als het om mensenwerk gaat is maatwerk altijd belangrijk. De groep inburgeraars is zeer divers qua achtergrond, leeftijd, opleiding, taal, leerbaarheid, psychische toestand etc. Kortom de startpositie kan enorm verschillen enorm en dus ook de mogelijkheden en de route. In sommige culturen is er een groot verschil tussen mannen en vrouwen en hun mogelijkheden. Sommige vrouwen hebben nooit de mogelijkheid gehad zich te ontplooien, wat in Nederland tot problemen kan leiden (denk aan de vele echtscheidingen onder Syriërs). We hebben daarom oog voor de hele context en kijken per situatie wat nodig is. Dat betekent dat we flexibel zijn en openstaan voor vernieuwende ideeën.
5.7 Aandachtspunten (kinderopvang, onderwijs, jeugd)
Inburgeren vraagt veel tijd en aandacht van mensen. Ze worden -net als iedereen in Nederland- verwacht op tijd te komen, zich aan afspraken te houden, te leren en te participeren. Maar veel inburgeraars hebben ook een (groot) gezin. Er is in veel gevallen sprake van trauma en wantrouwen richting overheid. De eerste stap is rust en veiligheid. Pas als de kinderen op een veilige plek zijn onder gebracht kan vader of moeder in alle rust leren. Dat betekent dat de kinderopvang goed moet zijn aangesloten bij de inburgering. Iets wat in de praktijk niet zo blijkt te zijn. De kinderopvang is immers bedacht voor werkende ouders die jarenlang dezelfde dag/tijd afnemen. In het geval van inburgering is dit niet zo stabiel. Mensen veranderen van niveau en dus van groep/dag. Dat maakt dat het vinden van geschikte kinderopvang al jaren een uitdaging is.
Ook de locatie speelt een rol. Momenteel kan het zo zijn dat 4 kinderen uit één gezin op allerlei verschillende plekken in de stad moeten worden onder gebracht. De een in de schakelklas Kuna Mundo aan de andere kant van de stad, de ander op de kleuterschool in de buurt, weer een ander op de peuterspeelzaal…. En dat alles op de fiets, lopend of met het openbaar vervoer. Voor de inburgeraar is het belangrijk de kinderen zoveel mogelijk op één plek onder te kunnen brengen. Dat is niet alleen praktisch, het geeft ook rust. Bovendien is inburgering onder de kinderen op een andere manier natuurlijk ook van belang. En dat gebeurt bij voorkeur in de eigen omgeving met Nederlandse kinderen waar zij de taal snel van leren.
Investeren in de jeugd heeft als resultaat dat zij zich sneller en beter wortelen in hun nieuwe omgeving en dat zij de taal sneller leren. Dit werkt door in de thuisomgeving. Bovendien vergoot het de kansen op een goede opleiding en een passende werkplek. Vanuit deze invalshoek is het goed om opnieuw te kijken naar de kinderopvang en het onderwijs waarbij de (internationale) schakelklas een belangrijke rol speelt.
Uit ervaring blijkt dat inburgeraars hun weg moeilijk kunnen vinden. Er is per gemeente niet veel informatie beschikbaar. Om mensen te helpen bij hun inburgering is het belangrijk adequate informatie te geven. Dit gebeurt via de casemanagers en via partijen zoals Vluchtelingenwerk, maar ook digitaal zullen we de juiste informatie verschaffen zodat mensen zelf op zoek kunnen gaan. Daarnaast is voorlichting belangrijk in het kader van naleving en handhaving zoals hieronder wordt beschreven.
De meeste inburgeraars zijn intrinsiek gemotiveerd om de taal te leren en te slagen voor het inburgeringsexamen. Toch valt niet uit te sluiten dat er ook inburgeraars zullen zijn voor wie inburgering niet vanzelfsprekend is en die verzuimen hierin hun eigen verantwoordelijkheid te nemen. Daarom kunnen we als gemeente sancties (een bestuurlijke boete of een maatregel) opleggen in situaties waarin de inburgeraar tijdens het inburgeringstraject te weinig of geen inzet toont. Ook dit moet inburgeraars motiveren om zo snel mogelijk in te burgeren op het voor hen hoogst haalbare niveau. Maar handhaving omvat binnen het nieuwe inburgeringsstelsel veel meer dan uitsluitend het opleggen van een boete of maatregel aan inburgeraars. De wetgever ziet sanctionering als het sluitstuk van handhaven van de verplichtingen op grond van de wet. Het is een allerlaatste redmiddel om onwillige inburgeraars te stimuleren alsnog hun verplichtingen na te komen. Handhaving beoogt daarom ook en vooral het stimuleren van de spontane naleving van de wet- en regelgeving. Voorkomen is tenslotte beter dan genezen.
De ‘spontane’ naleving van regels en afspraken is vooral gebaat bij preventie. Goede communicatie en passende dienstverlening zijn een voorwaarde voor effectieve preventie. Inburgeraars moeten de regels en verplichtingen goed uitgelegd krijgen. Dat gebeurt binnen de nieuwe Wet Inburgering al vanaf de start. Als de inburgeraar goed begrijpt wat er verwacht wordt en ook in staat is om dit te begrijpen, dan pas kun je zeker weten of iemand bewust of onbewust verzuimt. Er zijn bijvoorbeeld situaties dat we te maken hebben met iemand met een (verstandelijke) beperking. In veel gevallen komen we daar pas later achter. Sanctioneren gebeurt dus pas als we zeker weten dat men goed is ingelicht en alsnog verzuimt om eigen verantwoordelijkheid te nemen.
Gemeenten krijgen een structureel inburgeringsbudget vanuit het Rijk voor de uitvoering van het nieuwe inburgeringsstelsel.
Het structurele inburgeringsbudget kent twee typen kosten:
De uitvoeringskosten zijn kosten voor:
De middelen worden verstrekt via een integratie-uitkering binnen het gemeentefonds. Deze worden verdeeld onder gemeenten op basis van het aantal inwoners en het aantal personen met een niet-westerse migratieachtergrond.
Het budget voor de inburgeringsvoorzieningen zijn voor:
Het budget voor de financiering van de inburgeringsvoorzieningen wordt aan gemeenten verstrekt door middel van een specifieke uitkering (SPUK). Het budget mag worden besteed aan voorzieningen die bijdragen aan het voldoen van de inburgeringsplicht.
Voor de leerroutes is gemiddeld per route €10.000 beschikbaar. De grootste financiële uitdaging zit in de Onderwijsroute. De kosten daarvan zijn vele malen hoger waardoor op voorhand al duidelijk is dat de budgetten knellend zullen zijn. Dit is de reden dat landelijk veel aandacht is voor deze route. Veel onderwijsinstellingen (meestal ROC’s) hebben niet ingeschreven op de aanbesteding die in veel gemeenten zijn gedaan. Daardoor komen de ambitieuze doelstellingen binnen deze route onder druk te staan. Dit is landelijk nog steeds onderwerp van gesprek.
Uitgangspunt in onze gemeente is dat we de Wet Inburgering uitvoeren binnen de beschikbare budgetten. Omdat er veel overlap is met bijvoorbeeld de Participatiewet, kijken we waar we budgetten kunnen combineren. Denk daarbij aan het onderdeel participatie, waarbij het doel werk is. Binnen de Participatiewet werken we aan hetzelfde doel.
Zoals eerder is beschreven zien we het komende 1,5 jaar als pilotperiode. De taak die op ons af komt betreft een decentralisatie. Een behoorlijke verandering. We willen de ruimte houden om kritisch te blijven kijken naar wat wel en niet werkt en bij te schakelen als dat nodig blijkt. Daarom maken we goede afspraken met taalaanbieders en maatschappelijke partners om te monitoren hoe het gaat.
In Q4 van 2022 hebben we beter zich op de praktijk. In dat kwartaal evalueren we hoe het gaat en komen we met een voortgangsrapportage. Die rapportage is van kwantitatieve als kwalitatieve aard. We houden bij hoeveel inburgeraars er zijn, wat zij doen en hoe dat gaat. We houden ook bij hoe het samenspel tussen inburgeraar, overheid en samenleving uitpakt. Op basis daarvan bepalen we de vervolgstappen.
Net als bij de andere decentralisaties kent ook deze decentralisatie het risico dat de financiën niet voldoende blijken te zijn. Dit houden we nauwlettend in de gaten door samen met de partners te monitoren of er voldoende ruimte is om mensen op weg te kunnen helpen met het beschikbare budget.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad d.d. 9 november 2021
M. Timmerman
griffier
H.C. Heerschop
voorzitter
In het beleidsplan komen een aantal veelgebruikte termen voor:
Inburgeringsplichtigen: de inburgeringsplicht geldt niet voor personen met een nationaliteit uit de Europese Unie, Liechtenstein, Noorwegen, IJsland en Zwitserland. De inburgeringsplicht geldt ook niet voor jongeren onder de 18 jaar, personen die 8 jaar of langer in Nederland woonden en in die tijd naar school gingen, personen die Nederlandse diploma’s, certificaten of bewijsstukken van een bepaalde opleiding in de Nederlandse taal hebben, ouderen die de pensioengerechtigde leeftijd hebben en personen die voor een tijdelijk doel in Nederland verblijven (zoals werk, studie of uitwisseling). Voor alle overige immigranten geldt de inburgeringsplicht wel.
De aantallen asielstatushouders en gezinsmigranten zijn moeilijk te voorspellen. We baseren ons daarbij op de aantallen (taakstelling) van dit jaar.
De taakstelling voor gemeenten Purmerend en Beemster samen telde voor heel 2021 129 personen (114 Purmerend en 15 Beemster). De verwachting is dat 70% van de statushouders ouder is dan 18 jaar. Dit zijn ongeveer 90 personen. De overige 30% bestaat uit kinderen jonger dan 18 jaar en ouderen vanaf de pensioengerechtigde leeftijd. Deze groep is niet inburgeringsplichtig.
Het aantal gezinsmigranten was vorig jaar 61. Dit jaar zullen er naar schatting 50 gezinsmigranten zich vestigen. Omdat 2021 nog niet is afgerond weten we niet wat de aantallen zullen worden.
* dit zijn schattingen, omdat het jaar 2021 nog niet is afgerond en omdat we taakstelling nog niet kennen
Voor inburgeraars zelf en voor samenwerkende partijen is het belangrijk duidelijk te weten wie wat doet. Onderstaand overzicht bevat de wettelijke verplichtingen en degenen die dit uitvoeren.