Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Bergen (L)

Verordening Afvalstoffenheffing en Reinigingsrechten 2022

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieBergen (L)
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening Afvalstoffenheffing en Reinigingsrechten 2022
CiteertitelVerordening Afvalstoffenheffing en Reinigingsrechten 2022
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 229, eerste lid, van de Gemeentewet
  2. artikel 15.33 van de Wet milieubeheer
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-2022nieuwe regeling vervangt oude regeling

14-12-2021

gmb-2021-469796

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening Afvalstoffenheffing en Reinigingsrechten 2022

 

De raad van de gemeente

 

Gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 16 november 2021

Gelet:

Artikel 229, eerste lid, aanhef en onderdelen a en b van de Gemeentewet;

Artikel 15.33 van de Wet milieubeheer,

 

Besluit

 

Vast te stellen de verordening op de heffing en invordering van afvalstoffenheffing en reinigingsrechten 2022.

 

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Inleidende bepaling

Krachtens deze verordening worden geheven:

  • a.

    een afvalstoffenheffing;

  • b.

    reinigingsrechten

Artikel 2 Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • 1.

    ’gebruik maken’ in hoofdstuk II Afvalstoffenheffing: gebruik maken in de zin van artikel 15.33 Wet Milieubeheer

  • 2.

    Minicontainer: de vanwege de gemeente uitgezette ophaalbak met een bepaald volume;

  • 3.

    Gft-afval: groente-, fruit- en tuinafval;

  • 4.

    Restafval: huishoudelijk afval niet zijnde gft-afval;

  • 5.

    Grof huishoudelijk afval: huishoudelijke afvalstoffen die met enige regelmaat in een particulier huishouden vrijkomen, doch die te groot of te zwaar zijn om op dezelfde wijze als andere huishoudelijke afvalstoffen aan de periodieke inzameldienst te worden aangeboden;

  • 6.

    Grof tuinafval: tuinafval dat met enige regelmaat in een particulier huishouden vrijkomt, doch dat te groot of te zwaar is om dezelfde wijze als gft-afval aan de periodieke inzameldienst te worden aangeboden;

  • 7.

    Gft-bedrijfsafval: gft-afval afkomstig van bedrijven en instellingen, dat aan de periodieke inzameldienst in minicontainers wordt aangeboden en tegelijkertijd met de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen kan worden meegenomen;

  • 8.

    Bedrijfsafval: afvalstoffen afkomstig van bedrijven en instellingen, niet zijnde gft-bedrijfsafval, die naar aard, omvang en samenstelling gelijk zijn te stellen aan huishoudelijke afvalstoffen, die aan de periodieke inzameldienst in minicontainers worden aangeboden en tegelijkertijd met de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen kunnen worden meegenomen.

Hoofdstuk 2 Afvalstoffenheffing

Artikel 3 Aard van de belasting en belastbaar feit

  • 1.

    Onder de naam ‘afvalstoffenheffing’ wordt een directe belasting geheven als bedoeld in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer;

  • 2.

    De afvalstoffenheffing als bedoeld in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel wordt naar afzonderlijke grondslagen geheven ter zake van het gebruik maken van een perceel ten aanzien waarvan krachtens de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.

Artikel 4. Voorwerp van de belasting

  • 1.

    Voorwerp van de belasting is een perceel.

  • 2.

    Als perceel wordt aangemerkt:

    • a.

      de onroerende zaak, bedoeld in artikel 16, onder a, c, d en f, van de Wet waardering onroerende zaken;

    • b.

      de roerende zaak, welke duurzaam aan een plaats gebonden is;

    • c.

      een gedeelte van een in onderdeel b bedoelde roerende zaak dat blijkens zijn indeling is bestemd om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt;

    • d.

      een samenstel van twee of meer in onderdeel b bedoelde roerende zaken of in onderdeel c bedoelde gedeelten daarvan die bij dezelfde belastingplichtige in gebruik zijn en die, naar de omstandigheden beoordeeld, bij elkaar behoren.

    • e.

      het binnen de gemeente gelegen deel van de in onderdeel b bedoelde roerende zaak, van een in onderdeel c bedoeld gedeelte daarvan of van een in onderdeel d bedoeld samenstel.

Artikel 5 Belastingplicht

De belasting wordt geheven van degene die in de gemeente al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruik maakt van een perceel.

Artikel 6 Maatstaf van heffing en belastingtarief

De belasting wordt geheven naar de maatstaven en de tarieven, opgenomen in hoofdstuk 1 van de bij deze verordening behorende tarieventabel.

Artikel 6 a Reductie heffing medisch afval

  • 1.

    De belastingplichtige als bedoeld in artikel 5 komt in aanmerking voor vermindering voor de belasting als bedoeld in hoofdstuk 1, onderdelen 1.2.1.4. tot en met 1.2.1.8 en de onderdelen 1.2.2.2, 1.2.2.4, 1.2.2.5, 1.2.2.6. van de in artikel 6 bedoelde tarieventabel, indien belastingplichtige als gevolg van chronische ziekte of handicap of chronische ziekte of handicap van personen die behoren tot zijn of haar huishouden, extra afval moeten aanbieden aan de gemeentelijke inzameldienst.

  • 2.

    De in het eerste lid bedoelde vermindering bedraagt 60% van de totaal verschuldigde belasting als gevolg van het aantal aangeboden ledigingen of aanbiedingen restafval met een maximum van € 60,- per belastingtijdvak.

  • 3.

    De belastingplichtige die in aanmerking wil komen voor vermindering op grond van het eerste lid, dient uiterlijk binnen 6 maanden na dagtekening van de opgelegde belasting, zoals bedoeld in het eerste lid, een daartoe strekkend verzoek in te dienen bij de heffingsambtenaar. Bij dit verzoek dient een schriftelijke verklaring van de huisarts of medisch specialist te worden overlegd, waaruit blijkt dat als gevolg van een chronische ziekte of handicap extra afval wordt aangeboden.

  • 4.

    De vermindering als bedoeld in het eerste en tweede lid vindt plaats na afloop van het betreffende belastingjaar.

  • 5.

    Er wordt slechts één vermindering per huishouden verleend.

Artikel 7 Belastingjaar

Met betrekking tot de belasting die per jaar wordt geheven is het belastingtijdvak gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 8 Wijze van heffing

  • 1.

    De belasting bedoeld in hoofdstuk 1.1 en 1.2 van de tarieventabel wordt bij wege van aanslag geheven;

  • 2.

    De belasting bedoeld in hoofdstuk 1.3 van de tarieventabel wordt geheven door middel van een mondelinge dan wel een gedagtekende schriftelijke kennisgeving. Het gevorderde bedrag wordt mondeling dan wel door toezending of uitreiking van de schriftelijke kennisgeving aan de belastingschuldige bekendgemaakt.

Artikel 9 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1.

    De belasting als bedoeld in hoofdstuk 1.1 en hoofdstuk 1.2 onderdelen 1.2.2 tot en met 1.2.2.8 van de tarieventabel is verschuldigd bij het begin van het belastingtijdvak, of zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht;

  • 2.

    De belasting als bedoeld in hoofdstuk 1.2 onderdelen 1.2.1. tot en met 1.2.1.8 van de tarieventabel is verschuldigd na afloop van het belastingtijdvak, of zo dit eerder is na beëindiging van de belastingplicht;

  • 3.

    De belasting als bedoeld in hoofdstuk 1.3 van de tarieventabel is verschuldigd bij de aanvang van de dienstverlening;

  • 4.

    Indien de belastingplicht, als bedoeld in het eerste lid, in de loop van het belastingtijdvak aanvangt, is de belasting als bedoeld in hoofdstuk 1.1 van de tarieventabel verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat belastingjaar verschuldigde belasting als er in dat belastingjaar na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven;

  • 5.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor de belasting als bedoeld in hoofdstuk 1.1 van de tarieventabel voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat belastingjaar verschuldigde belasting als er in dat belastingjaar, na beëindiging van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven;

  • 6.

    Het vierde en vijfde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en aldaar een ander perceel in feitelijk gebruik neemt.

  • 7.

    Voor de hoofdstukken 1.1. en 1.2 van de tarieventabel geldt dat belastingbedragen van minder dan € 5,00 niet worden geheven.

  • 8.

    Voor de toepassing van het vorige lid wordt het totaal van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen aangemerkt als één belastingbedrag.

Artikel 10 Termijnen van betaling

  • 1.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten aanslagen, bedoeld in de hoofdstukken 1.1. en 1.2. van de tarieventabel, worden betaald in twee gelijke termijnen, waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede termijn een maand later.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid geldt, in geval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat en het bedrag daarvan niet hoger is dan € 20.000,- en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische incasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in zoveel gelijke termijnen als er na de maand van dagtekening van het aanslagbiljet nog niet geëindigde maanden in het kalenderjaar overblijven, met dien verstande dat het aantal termijnen ten minste vier en ten hoogste tien bedraagt.

  • 3.

    In afwijking van de in voorgaande leden genoemde betaaltermijnen moet een aanslag bedoeld in hoofdstuk 1.3. ingeval de kennisgeving bedoeld in artikel 8, tweede lid:

    • a.

      mondeling wordt gedaan, op het moment van het doen van de kennisgeving;

    • b.

      schriftelijk wordt gedaan, op het moment van het uitreiken van de kennisgeving, dan wel ingeval van toezending daarvan, binnen 30 dagen na de dagtekening van de kennisgeving.

  • 4.

    Betaling van de termijnen zoals bedoeld in de leden 1 en 2 is mogelijk via automatische incasso, mits wordt voldaan aan de voorwaarden van de Uitvoeringsregeling automatische incasso van de Belastingsamenwerking Gemeenten en Waterschappen (BsGW).

  • 5.

    De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

Hoofdstuk 3 Reinigingsrechten

Artikel 11 Belastbaar feit

Onder de naam ‘reinigingsrechten’ worden rechten geheven zowel voor het genot van door het gemeentebestuur verstrekte diensten als voor het gebruik van voor de openbare dienst bestemde gemeentebezittingen, werken of inrichtingen die bij de gemeente in beheer of in onderhoud zijn.

Artikel 12 Belastingplicht

De reinigingsrechten worden geheven van degene op wiens aanvraag dan wel ten behoeve van wie de dienst wordt verricht of van degene die van de bezittingen, werken of inrichtingen gebruik maakt.

Artikel 13 Maatstaf van heffing en belastingtarief

De reinigingsrechten worden geheven aan de hand van en naar de maatstaven en de tarieven, opgenomen in hoofdstuk 2 van de bij deze verordening behorende tarieventabel.

Artikel 14 Belastingjaar

Met betrekking tot de belasting die per jaar wordt geheven is het belastingjaar gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 15 Wijze van heffing

  • 1.

    De belasting bedoeld in hoofdstuk 2.1 en 2.2 van de tarieventabel wordt bij wege van aanslag geheven;

  • 2.

    De belasting bedoeld in hoofdstuk 2.3 van de tarieventabel wordt geheven door middel van een mondelinge dan wel een gedagtekende schriftelijke kennisgeving. Het gevorderde bedrag wordt mondeling dan wel door toezending of uitreiking van de schriftelijke kennisgeving aan de belastingschuldige bekendgemaakt.

Artikel 16 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1.

    Het recht bedoeld in hoofdstuk 2.1 van de tarieventabel is verschuldigd bij het begin van het belastingtijdvak of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht;

  • 2.

    De rechten als bedoeld in hoofdstuk 2.2 van de tarieventabel zijn verschuldigd na afloop van het belastingtijdvak, of zo dit eerder is na beëindiging van de belastingplicht;

  • 3.

    Het recht als bedoeld in hoofdstuk 2.3 van de tarieventabel is verschuldigd bij aanvang van de dienstverlening;

  • 4.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak aanvangt, is het recht als bedoeld in onderdeel 2.1 van de tarieventabel verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat belastingtijdvak verschuldigde recht als er in dat belastingtijdvak, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven;

  • 5.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor het recht bedoeld in onderdeel 2.1 van de tarieventabel, voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde rechten als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven

  • 6.

    Voor de hoofdstukken 2.1. en 2.2. van de tarieventabel geldt dat belastingbedragen van minder dan € 5,00 niet worden geheven.

  • 7.

    Voor de toepassing van het vorige lid wordt het totaal van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen aangemerkt als één belastingbedrag.

Artikel 17 Termijnen van betaling

  • 1.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moet een aanslag, bedoeld in de hoofdstukken 2.1 en 2.2 van de tarieventabel, worden betaald in twee gelijke termijnen, waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede termijn een maand later.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid geldt, in geval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat en het bedrag daarvan niet hoger is dan € 20.000,- en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische incasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in zoveel gelijke termijnen als er na de maand van dagtekening van het aanslagbiljet nog niet geëindigde maanden in het kalenderjaar overblijven, met dien verstande dat het aantal termijnen ten minste vier en ten hoogste tien bedraagt.

  • 3.

    In afwijking van de in voorgaande leden genoemde betaaltermijnen moet een aanslag bedoeld in hoofdstuk 2.3. ingeval de kennisgeving bedoeld in artikel 15, tweede lid:

    • a.

      mondeling wordt gedaan, op het moment van het doen van de kennisgeving;

    • b.

      schriftelijk wordt gedaan, op het moment van het uitreiken van de kennisgeving, dan wel ingeval van toezending daarvan, binnen 30 dagen na de dagtekening van de kennisgeving.

  • 4.

    Betaling van de termijnen zoals bedoeld in de leden 1 en 2 is mogelijk via automatische incasso, mits wordt voldaan aan de voorwaarden van de Uitvoeringsregeling automatische incasso van de Belastingsamenwerking Gemeenten en Waterschappen (BsGW).

  • 5.

    De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

Artikel 18 Inwerkingtreding en citeertitel

  • De ‘Verordening Afvalstoffenheffing en Reinigingsheffingen 2021 van 15 december 2020 wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan;

  • Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van bekendmaking;

  • De datum van ingang van heffing is 1 januari 2022;

  • Deze verordening kan worden aangehaald als ‘Verordening Afvalstoffenheffing en Reinigingsrechten 2022’.

Aldus besloten in de openbare raadsvergadering van de gemeente Bergen van 14 december 2021.

De griffier

I.C. van ‘t Hof

De voorzitter

M.H.E. Pelzer

Bijlage 1 Tarieventabel

behorende bij de Verordening Afvalstoffenheffingen en Reinigingsrechten 2022

 

Algemeen

 

De bedragen genoemd in deze tabel zijn inclusief B.T.W. indien deze verschuldigd is.

 

Tarieven tabel 2022

Hoofdstuk 1

Maatstaven en tarieven afvalstoffenheffing

 

Hoofdstuk

 

 

1.1

Vastrecht afvastoffenheffing

 

1.1

De belasting bedraagt per perceel per belastingtijdvak

€ 132,00

Hoodstuk

 

 

1.2

Variabel tarief afvalstoffenheffing

 

 

onverminderd het bepaalde in hoofdstuk 1.1. bedraagt de

 

1.2.1

belasting per lediging van een:

 

1.2.1.1

Minicontainer van 25 liter, bestemd voor gft-afval

€ 3,86

1.2.1.2

Minicontainer van 80 liter, bestemd voor gft-afval

€ 5,34

1.2.1.3

Minicontainer van 140 liter, bestemd voor gft-afval

€ 6,94

1.2.1.4

Minicontainer van 40 liter, bestemd voor restafval

€ 4,67

1.2.1.5

Minicontainer van 80 liter, bestemd voor restafval

€ 6,13

1.2.1.6

Minicontainer van 140 liter, bestemd voor restafval

€ 8,32

1.2.1.7

Minicontainer van 240 liter, bestemd voor restafval

€ 11,98

1.2.1.8

Ondergrondse container afvalzak restafval 60 liter

€ 3,04

 

 

 

 

Extra containers

 

1.2.2

Het tarief per extra geplaatste container bedraagt voor een:

 

1.2.2.1

Minicontainer van 25 liter, bestemd voor gft-afval

€ 26,90

1.2.2.2

Minicontainer van 40 liter, bestemd voor restafval

€ 27,70

1.2.2.3

Minicontainer van 80 liter, bestemd voor gft-afval

€ 35,55

1.2.2.4

Minicontainer van 80 liter, bestemd voor restafval

€ 35,55

1.2.2.5

Minicontainer van 140 liter, bestemd voor restafval

€ 32,75

1.2.2.6

Minicontainer van 240 liter, bestemd voor restafval

€ 37,95

1.2.2.7

Bij teruggave van de in hoofdstuk 1.2.2.1 t/m 1.2.2.6 genoemde

container(s) wordt geen restitutie verleend

 

1.2.2.8

Voor de in hoofdstuk 1.2.2.1 t/m 1.2.2.6 genoemde containers

is hoofdstuk 1.2.1.1 t/m 1.2,1.7 eveneens van toepassing

 

 

 

 

Hoofdstuk

 

 

1.3.

Overige tarieven afvalstoffenheffing

 

1.3.1

Onverminderd het bepaalde in de hoofdstukken 1.1 en 1.2

bedraagt de belasting voor het aanbieden van huishoudelijke

afvalstoffen op een daartoe van gemeentewege ter beschikking

gestelde plaats: Indien het afval, hout, metalen, asbest

(verpakt), autobanden, (maximaal 4 stuks), dakleer,

vloerbedekking, harde kunstoffen en grofvuil betreft, per

hoeveelheid van 2 m3 of gedeelte daarvan

€ 15,00

 

 

 

 

Het aanbieden van grof tuinafval en/of snoeiafval is tot een

 

1.3.1.1

maximum van 2m3 per aanbieding

gratis

1.3.1.2

Indien het puin en grond betreft, per 0,5m3 of gedeelte daarvan

€ 15,00

1.3.1.3

Indien het puin en grond betreft, aangeboden door niet-

inwoners van gemeente of door mensen die zich niet kunnen

legitimeren, per 0,5 m3 of gedeelte daarvan

€ 37,50

1.3.1.4

Indien meer dan vier autobanden worden aangeboden, per

extra autoband

€ 3,00

1.3.1.5

Indien het overig huishoudelijk afval betreft met uitzondering

van papier, karton, glas, vlakglas, wit- en bruingoed, klein

chemisch afval, tetrapakken en textiel, per hoeveelheid van 40

liter of een gedeelte daarvan

€ 1,75

1.3.1.6

Indien het afval betreft, aangeboden door niet-inwoners of door

mensen die zich niet kunnen legitimeren, per hoeveel van 2

m3 of gedeelte daarvan

€ 37,50

 

 

 

Hoofdstuk

 

 

2.1

Vastrecht reinigingsrecht

 

 

Het recht bedraagt per bedrijfspand of zelfstandig gebruikt

 

2.1.

gedeelte daarvan per belastingtijdvak

€ 132,00

 

 

 

Hoofdstuk

 

 

2.2

Variabel tarief reinigingsrecht

 

 

Onverminderd het bepaalde in hoofdstuk 2.1 bedraagt het recht

 

2.2.1

per lediging van een:

 

2.2.1.1

Minicontainer van 25 liter, bestemd voor gft-bedrijfsafval

€ 3,86

2.2.1.2

Minicontainer van 80 liter, bestemd voor gft-bedrijfsafval

€ 5,34

2.2.1.3

Minicontainer van 140 liter, bestemd voor gft-bedrijfsafval

€ 6,94

2.2.1.4

Minicontainer van 40 liter, bestemd voor bedrijfsafval

€ 4,67

2.2.1.5

Minicontainer van 80 liter, bestemd voor bedrijfsafval

€ 6,13

2.2.1.6

Minicontainer van 140 liter, bestemd voor bedrijfsafval

€ 8,32

2.2.1.7

Minicontainer van 240 liter, bestemd voor bedrijfsafval

€ 11,98

 

 

 

Hoofdstuk

 

 

2.3

Overige tarieven en reigingsrechten

 

2.3.1

Onverminderd het bepaalde in de hoofdstukken 2.1 en 2.2

bedraagt de belasting voor het aanbieden van huishoudelijke

afvalstoffen op een daartoe van gemeentewege ter beschikking

gestelde plaats: Indien het afval, hout, metalen, asbest

(verpakt), autobanden (maximaal 4 stuks), dakleer,

vloerbedekking, harde kunststoffen en grof vuil betreft, per

hoeveelheid van 2 m3 of gedeelte daarvan

€ 15,00

 

Het aanbieden van grof tuinafval en/of snoeiafval is tot een

 

2.3.1.1

maximum van 2m3 per aanbieding

gratis

2.3.1.2

Indien het puin en grond betreft, per 0,5m3 of gedeelte daarvan

€ 15,00

2.3.1.3

Indien het puin en grond betreft, aangeboden door niet-

inwoners van gemeente of door mensen die zich niet kunnen

legitimeren, per 0,5 m3 of gedeelte daarvan

€ 3,00

2.3.1.4

Indien het overig huishoudelijk afval betreft met uitzondering

van papier, karton, glas, vlakglas,wit- en bruingoed, klein

chemisch afval, tetrapakken en textiel, per hoeveelheid van 40

liter of een gedeelte daarvan

€ 1,75

Behoort bij raadsbesluit van 14 december 2021

Griffier van de gemeente Bergen,